Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Masterscriptie Sociale Geografie Juni 2006
Emily Nijboer 0146129 Begeleiding: Prof. Dr. R.C. Kloosterman Tweede Lezer: drs. L. de Klerk
______________
Voorwoord Het schrijven van deze scriptie is een intensief en langdurig proces geweest, waar soms geen einde aan leek te komen. De steun, advies en informatie van verschillende mensen hebben mij door dit proces heen geholpen. Ik heb nu de kans om iedereen daarvoor te bedanken. Eerst wil ik nog even stilstaan bij één van de leuke kant van dit ‘scriptieproces’. Dit type onderzoek, waarbij een relatief klein gebied is geanalyseerd, heeft ertoe geleid dat ik het Mathenesserkwartier relatief intensief heb leren kennen. Als niet-Rotterdammer heb ik nu het idee dat ik het gebied beter ken dan de gemiddelde Rotterdammer. Robert Kloosterman heeft mij op het spoor van het Mathenesserkwartier gebracht. Ik wil hem daarvoor bedanken. Daarnaast wil ik hem bedanken voor de begeleiding en het commentaar gedurende het scriptieproces. Ook wil ik iedereen in Rotterdam hartelijk bedanken voor de informatie, openheid, tijd en medewerking aan het onderzoek. Verder wil ik mijn vrienden en familie bedanken die mij hebben ondersteund tijdens alle scriptieperikelen. Lennart wil ik in het bijzonder bedanken voor al zijn geduld, steun en advies. Ook gaat mijn dank uit naar Anna voor haar wijze raad. Daarnaast wil ik mijn vader bedanken voor zijn steun, advies en commentaar. Tenslotte wil ik Chris en mijn moeder bedanken voor de steun en het vertrouwen gedurende deze periode.
3
_________________
Samenvatting In deze scriptie is onderzocht in hoeverre het Mathenesserkwartier een broedplaatsmilieu is voor de cultural industries. Uit de literatuur zijn een aantal ruimtelijke en sociale voorwaarden naar voren gekomen die in een succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries aanwezig moeten zijn. De verschillende ruimtelijke en sociale voorwaarden zijn onder drie algemene voorwaarden geplaatst, respectievelijk: diversiteit, ontmoeting en ‘sense of place’. Aan de hand van deze drie voorwaarden is gekeken of het Mathenesserkwartier over elementen beschikt die wijzen op een succesvol broedplaatsmilieu. Daarbij is gebruik gemaakt van verschillende methoden van onderzoek: literatuur, statistische gegevens, observaties en interviews. De ruimtelijke en sociale voorwaarde ‘diversiteit’ is gedeeltelijk in het Mathenesserkwartier terug te vinden. Daarvan is de ruimtelijke zijde van diversiteit voor een groot deel in het gebied aanwezig. Zo is er sprake van een mix van woningen qua bouwjaar en een redelijke mix van woningen qua onderhoudsniveaus. Daarnaast is de woningvoorraad relatief goedkoop. Ook is er enerzijds sprake van een mix van functies in het gebied. Anderzijds heeft het gebied te maken met leegstand van bedrijfsruimten en relatief veel winkels die gericht zijn op het goedkope segment. De sociale component van diversiteit, gevormd door de bevolkingssamenstelling, heeft een aantal eenzijdige kanten. De verhouding allochtoon/autochtoon is scheef. Het aandeel autochtonen vormt een duidelijke minderheid. Daarnaast is de inkomensstructuur eenzijdig. De sociale voorwaarde ‘ontmoeting’ is grotendeels afwezig in het Mathenesserkwartier. Plekken (vooral in de vorm van horeca) die tot ‘third places’ gerekend zouden kunnen worden, zijn slechts op bepaalde groepen gericht. Aan de ene kant bestaat de horeca uit bruine cafés waar de klanten vooral uit oudere autochtone Rotterdammers bestaan en soms ook uit oudere allochtone mannen. Aan de andere kant bestaat de horeca uit cafés of theehuizen gericht op bepaalde allochtone groepen. Er is een gebrek aan ‘third places’ die gericht zijn op een breder publiek, waaronder ook creatievelingen. Het nachtleven bestaat voornamelijk uit dezelfde eenzijdige horeca. De voorwaarde ‘sense of place’ is gedeeltelijk in het Mathenesserkwartier aanwezig. Aan de ene kant is er een gebied waar een ‘sense of place’ grotendeels opgaat. Dit gebied heeft een
4
authentieke uitstraling door de aanwezige historische bebouwing. De herstructurering van het Mathenesserkwartier heeft daarnaast bijgedragen aan een net straatbeeld. Aan de andere kant is er een gebied waar een ‘sense of place’ niet opgaat (nabij het Marconiplein). Dit komt o.a voort uit de aanwezigheid van leegstaande bedrijfsruimten en de anonieme uitstraling rondom het Marconiplein.
Het Mathenesserkwartier is geen succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries, maar heeft wel de potentie om zich tot een succesvol broedplaatsmilieu te ontwikkelen. Deze potentie wordt concreet beïnvloed door de aanwezigheid van verschillende ruimtelijke voorwaarden in het gebied. De aanwezige diverse en relatief goedkope woningvoorraad is daar een belangrijk onderdeel van. Het historische deel van de woningvoorraad draagt daarnaast bij aan de authentieke uitstraling van het gebied. De sociale voorwaarden worden daarentegen ondervertegenwoordigd in het Mathenesserkwartier. Sommige componenten van deze voorwaarden hebben de potentie om zich verder te ontwikkelen tot elementen die een bijdrage leveren aan de broedplaatsfunctie van het gebied. Dit geldt voor het imago van het gebied. Het imago van het Mathenesserkwartier is op dit moment nog negatief. Verschillende respondenten (creatieve ondernemers) geven echter aan vertrouwen te hebben in de toekomst van het gebied. Op den duur is het daarnaast mogelijk dat het imago op een positieve manier beïnvloed wordt door de nabijheid van verschillende (gevestigde) creatieve plekken, zoals het Lloydkwartier, Vierhavengebied en de Van Nelle fabriek.
5
___________________
Inhoudsopgave Voorwoord .......................................................................................................................... 2 Samenvatting....................................................................................................................... 4 Inleiding .............................................................................................................................. 8 Hoofdstuk 1....................................................................................................................... 10 1.1 De opkomst van de creatieve economie...................................................................... 10 1.1.1 ‘The cultural industries’................................................................................... 10 1.1.2 Van het Fordisme naar het After-Fordisme ..................................................... 12 1.2 Cultuur als middel voor stedelijke revitalisering ........................................................ 13 1.2.1 Culturele clusters, ‘Cultural quarters’ en de creatieve klasse .......................... 14 1.2.2 De broedplaatsfunctie van een stad.................................................................. 17 1.3 Voorwaarden voor een succesvol broedplaatsmilieu.................................................. 19 1.3.1 ‘New men’ ....................................................................................................... 19 1.3.2 ‘Quality of place’ ............................................................................................. 21 1.3.3 De verschillende dimensies van diversiteit van een stadsstraat of buurt ......... 24 1.3.4 ‘Cultural quarters’............................................................................................ 27 1.4 Conclusie..................................................................................................................... 29 Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet.......................................................................................... 31 2.1 Het onderzoeksdoel en de hoofd- en deelvragen ........................................................ 31 2.1.1 Van de ruimtelijke en sociale voorwaarden naar de deelvragen...................... 31 2.2 Definiëren van begrippen............................................................................................ 33 2.3 Het onderzoeksgebied................................................................................................. 33 2.4 Methoden van onderzoek............................................................................................ 36 2.4.1 Type onderzoek en onderzoekseenheden......................................................... 36 2.4.2 De methoden voor dataverzameling ................................................................ 37 2.4.3 Literatuur.......................................................................................................... 37 2.4.4 Buurt Informatie Rotterdam Digitaal............................................................... 38 2.4.5 Observaties....................................................................................................... 38 2.4.6 Interviews met creatieve ondernemers en andere sleutelpersonen .................. 39 2.5 Selectie van de respondenten ...................................................................................... 40 2.5.1 ‘Groep 1’.......................................................................................................... 40 2.5.2 ‘Groep 2’.......................................................................................................... 41 2.6 Conclusie..................................................................................................................... 45 Hoofdstuk 3 Een introductie van het Mathenesserkwartier.............................................. 46 3.1 Cultuur en creativiteit in Rotterdam ........................................................................... 46 3.1.1 Cultuur als middel voor revitalisering in Rotterdam ....................................... 47 3.1.2 De Cultural industries in Rotterdam ................................................................ 49 3.1.3 Initiatieven van de gemeente Rotterdam.......................................................... 52 3.2 De sociale structuur van Rotterdam............................................................................ 55 3.3 Het Mathenesserkwartier ............................................................................................ 58 3.3.1 Een korte geschiedenis..................................................................................... 58
6
3.3.2 De herstructurering van het Mathenesserkwartier ........................................... 61 3.4 Conclusie..................................................................................................................... 66 Hoofdstuk 4 Diversiteit in het Mathenesserkwartier ........................................................ 67 4.1 Diversiteit in cijfers..................................................................................................... 67 4.1.1 De woningvoorraad.......................................................................................... 68 4.1.2 De bevolkingssamenstelling ............................................................................ 72 4.2 Observaties.................................................................................................................. 75 4.2.1 De woningvoorraad.......................................................................................... 75 4.2.2 De Functies ...................................................................................................... 80 4.2.3 Het stratenpatroon............................................................................................ 83 4.2.4 De bevolking.................................................................................................... 85 4.3 Belang van diversiteit voor de creatieve ondernemer................................................. 85 4.3.1 Goedkope woon- en bedrijfsruimten ............................................................... 86 4.3.2 De winkelfunctie.............................................................................................. 88 4.3.3 Een mix van de bevolking................................................................................ 89 4.4 Conclusie..................................................................................................................... 90 Hoofdstuk 5 Ontmoetingen............................................................................................... 92 5.1 Observaties.................................................................................................................. 93 5.2 Netwerkvorming en het gebruik van cafés en andere horecagelegenheden ............... 96 5.2.1 Het gebruik van horecagelegenheden .............................................................. 96 5.2.2 Netwerken ........................................................................................................ 98 5.3 Conclusie................................................................................................................... 100 Hoofdstuk 6 Sense of place............................................................................................. 102 6.1 Leefbaarheid in cijfers .............................................................................................. 103 6.2 Observaties................................................................................................................ 104 6.2.1 Het straatbeeld ............................................................................................... 104 6.2.2. Authentieke elementen in het Mathenesserkwartier ..................................... 108 6.3 De ‘sense of place’ van de creatieve ondernemer..................................................... 110 6.3.1 Leefbaarheid in het Mathenesserkwartier...................................................... 111 6.3.2 Imago en identiteit ......................................................................................... 112 6.3.3 Authenticiteit.................................................................................................. 115 6.4 Conclusie................................................................................................................... 117 Hoofdstuk 7 Conclusie.................................................................................................... 119 Literatuurlijst................................................................................................................... 126 Bijlage 1 Vragenlijst Creatieve ondernemers ................................................................. 130 Bijlage 2 Creatieve ondernemingen onderzoeksgebied.................................................. 133
7
___________
Inleiding “Het noordelijke gedeelte van Mitte is een van de meest bruisende buurten van Berlijn. Deze wijk lijkt nog het meest op de Amsterdamse Jordaan met allerlei kleine straatjes met leuke winkels en galeries. Noord Mitte was vroeger het centrum van de Joodse gemeenschap (..). Hier zitten veel galeries en winkeltjes, en ’s avonds is’t hét uitgaansgebied van Berlijn.” (Glamour 2005).
Tegenwoordig kan je geen ‘lifestyle’ of modeblad meer openslaan zonder op een reportage te stuiten waar een ‘hippe’ stedelijke wijk wordt beschreven. Een mix van kunst, winkels, cafés en andere uitgaansgelegenheden in combinatie met een bepaalde sfeer vormen klaarblijkelijk belangrijke ingrediënten voor een ‘hippe’ wijk. Waarom zijn dergelijke ontwikkelingen beperkt tot bepaalde buurten? Wat heeft een gebied in zich om zich uiteindelijk tot een gevestigde creatieve hippe wijk te ontwikkelen? Voordat een gevestigde creatieve plek door een breed publiek wordt opgepakt, heeft het gebied al verschillende fases doorlopen. Op een gegeven moment zijn er een aantal creatieve pioniers die zich in het gebied vestigen, waardoor er mogelijk iets gaat ‘broeden’ in het gebied. Deze ‘broedfase’ heeft een inspiratie gevormd voor deze scriptie. In deze scriptie staat het zogenaamde broedplaatsmilieu centraal. Een broedplaatsmilieu vormt door het laagdrempelige karakter een aantrekkelijke plek voor kunstenaars, creatieve ondernemers en andere creatievelingen die bijvoorbeeld pas zijn gestart, over een beperkt budget beschikken of nog niet een gevestigde naam hebben. Het belang van creativiteit is de afgelopen jaren steeds meer gegroeid, vooral in economisch opzicht. De cultural industries vormen een belangrijke groeisector en vestigen zich vooral in stedelijke gebieden. Hierdoor is de aanwezigheid van een creatief milieu essentieel voor een stad die met de huidige economische ontwikkelingen wil meekomen. In dit opzicht vormt een broedplaatsmilieu, waar ook plaats is voor de meer ‘marginale’ creatieve initiatieven, een belangrijk onderdeel van het creatieve milieu.
In Rotterdam wordt de culturele en creatieve sector de afgelopen decennia gestimuleerd. De langjarige investeringen in deze sector zijn vooral het resultaat van de inspanningen door de Rotterdamse overheid. Het Lloydkwartier is daarvan een duidelijk voorbeeld. Het Lloydkwartier
8
maakt onderdeel uit van de deelgemeente Delfshaven. Niet ver daar vandaan ligt het Mathenesserkwartier. Een gebied, dat ook onderdeel is van deze deelgemeente. Nog niet zo lang geleden was dit één van de beruchtste buurten in Rotterdam. Drugshandel en prostitutie waren aan de orde van de dag. De prostitutie-zone aan de Keileweg (inmiddels gesloten) lag om de hoek. Door gezamenlijke inspanningen van de gemeente Rotterdam en de deelgemeente Delfshaven, woningcorporaties, politie e.d. heeft het gebied een fikse opknapbeurt gekregen. Het Mathenesserkwartier vormt het middelpunt van dit onderzoek. De aanwezigheid van historische bebouwing uit het begin van de twintigste eeuw maakt het een interessant gebied, vooral door het relatief kleine aandeel historische bebouwing in het centrum van Rotterdam. De aanwezigheid van een relatief goedkope woningvoorraad maakt het interessant om te onderzoeken of het Mathenesserkwartier over elementen beschikt die wijzen op een succesvol broedplaatsmilieu. Een succesvol broedplaatsmilieu kan een positieve bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van het Mathenesserkwartier.
De hoofdvraag van deze scriptie luidt als volgt: In hoeverre is het Mathenesserkwartier een succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries?
In de volgende hoofdstukken wordt deze vraag verder uitgewerkt. Het eerste hoofdstuk richt zich op de theorie rondom de opkomst van de creatieve economie. De voorwaarden die in de literatuur aan een broedplaatsmilieu worden gesteld komen daar uitgebreid aan de orde. In hoofdstuk twee worden de verschillende theoretische inzichten verwerkt in het onderzoeksontwerp. Hier worden onder andere de deelvragen en methoden van onderzoek gepresenteerd. Het daaropvolgende hoofdstuk gaat in op het beleid van Rotterdam rondom cultuur en creativiteit. In hetzelfde hoofdstuk komt de achtergrond van het Mathenesserkwartier aan de orde. Hoofdstuk 4,5 en 6 gaan in op de verschillende voorwaarden die gesteld worden aan een broedplaatsmilieu. Daarbij wordt gekeken in hoeverre de componenten van deze voorwaarden in het Mathenesserkwartier aanwezig zijn. In het slothoofdstuk komen de conclusies aan bod en wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag.
9
_______________________________
1) De creatieve economie 1.1 De opkomst van de creatieve economie De perceptie van creativiteit is de laatste decennia behoorlijk verschoven van iets dat vooral geassocieerd werd met musea, kunst en culturele productie naar iets dat van groot economisch belang wordt geacht (Arnoldus 2004, p.204). Er is sprake van een groei van de creatieve economie. In de creatieve economie zijn ideeën van steeds groter belang geworden ten opzichte van de productie van goederen en diensten. Kennis en innovatie spelen een belangrijke rol in deze creatieve economie (Arnoldus 2004, p.204). Een belangrijke groeisector binnen de creatieve economie vormt de zogenaamde ‘cultural industries’. In de volgende paragraaf wordt verder op deze sector ingegaan. De opkomst van de cultural industries en de creatieve economie hangt samen met verschillende ontwikkelingen in de westerse samenleving waarbij de verschuiving van de economische structuur een belangrijke rol heeft gespeeld. In paragraaf 1.1.2 wordt dit verder behandeld. 1.1.1 ‘The cultural industries’ Er is hedendaags sprake van een convergentie van economische en culturele ontwikkelingen. Scott (2000) geeft aan dat dit te maken heeft met de fase waar het kapitalisme zich naartoe verschuift: “capitalism itself is moving into a phase in which the cultural forms and meanings of its outputs become critical if not dominating elements of productive strategy, and in which the realm of human culture as a whole is increasingly subject to commodification” (p.2). Binnen dit kader kan de cultural industries worden geplaatst. De cultural industries houdt zich bezig met de productie en marketing van goederen en diensten die op de een of andere manier doordrongen zijn met estetische of semiotische attributen (Scott 2000, p.2). Het begrip ‘cultural industries’ wordt vaak door elkaar of naast het begrip ‘creative industries’ gebruikt. Het eerstgenoemde begrip bestaat langer dan het laatstgenoemde (Rutten e.a 2004, p.15). Echter een duidelijk verschil tussen de inhoud van de begrippen is niet of nauwelijks te vinden. De creatieve industrie wordt in het TNO-rapport (2004) als volgt omschreven: “De creatieve industrie is een specifieke vorm van bedrijvigheid die producten en diensten voortbrengt die het resultaat zijn van individuele of collectieve, creatieve arbeid en ondernemerschap. Inhoud en symboliek zijn de belangrijkste elementen van deze producten en
10
diensten. Ze worden aangeschaft door consumenten en zakelijke afnemers omdat ze een betekenis oproepen. Op basis daarvan ontstaat een ervaring. Daarmee speelt de creatieve industrie een belangrijke rol in ontwikkeling en onderhoud van levensstijlen en culturele identiteiten in de samenleving.” (p.20). De producten en diensten die voortkomen uit de cultural of creative industries zijn erg heterogeen qua inhoud, uiterlijk en sectorale afkomst. De bedrijven in deze sectoren zijn wel alle bezig met het creëren van producten en diensten waar de concurrentiekracht vooral afhankelijk is van de symbolische waarde voor de consument ten opzichte van de praktische doeleinden (Scott 2000, p.2-3). Verder worden er door Kloosterman (2002) een aantal kenmerken genoemd die in het algemeen lijken te gelden voor de cultural industries. Bij de cultural industries gaat het vooral om arbeidsintensieve, ambachtelijke productie. Daarbij wordt er steeds meer met flexibele computertechnologieën gewerkt. Verder wordt de productie binnen de cultural industries veelal georganiseerd in netwerken tussen kleine en middelgrote ondernemingen. Deze ondernemingen zijn wederzijds van elkaar afhankelijk voor gespecialiseerde goederen en diensten. Een derde kenmerk wordt gevormd door dat de bedrijven industriële complexen vormen. Veel bedrijven zijn afhankelijk van een gespecialiseerde en tegelijkertijd een gevarieerde arbeidspool. Door ruimtelijke clustering van deze bedrijven worden de kosten voor het zoeken aan de vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt beperkt gehouden. De ruimtelijke clustering van bedrijven in de cultural industries bevordert daarnaast ook innovatie en vormt daarmee het vierde kenmerk (Kloosterman 2002, p.27). Innovatie in de cultural industries is vooral conceptueel van aard:
“Creating new images and innovative symbolic
qualities for a wide range of products, the core business of cultural industries, constitute first and foremost, conceptual, and not technological, innovations” (Kloosterman 2004, p.244). Ook het vijfde kenmerk heeft betrekking op de ruimtelijk clustering. De nabijheid van gespecialiseerde bedrijven maakt een “gelokaliseerde institutionele ontwikkeling” mogelijk (Kloosterman 2002, p.27). Lavanga (2004) geeft aan dat ondernemingen binnen de cultural industries afhankelijk zijn van elkaars nabijheid. Dit brengt namelijk een concurrentievoordeel voort via creatieve uitwisseling en netwerken. Concurrentie binnen een cluster is echter niet uitgesloten. Het kan juist een drijvende kracht vormen voor innovatie. Een cluster kan dus zowel concurrerend van aard zijn, maar tegelijkertijd ook cultureel samenhangend. Daarbij vormt ‘vertrouwen’ een belangrijk element (Lavanga 2004, p.11-12). Volgens Lavanga (2004) is vertrouwen het sleutelwoord: vanwege de institutionele verbindingen en sociale controlesystemen is iedere producent ervan overtuigd dat het delen van informatie en bronnen niet leidt tot concurrentienadeel, maar juist het bereiken van collectieve voordelen stimuleert (p.12).
11
Ruimtelijke clustering lijkt dus een grote rol te spelen in de cultural industries. Dezelfde en/of gerelateerde kleine ondernemingen in de cultural industries clusteren zich vaak ruimtelijk in zogenaamde ‘global urban regions’. Dit betekent dat clustering binnen de cultural industries vooral op stedelijk niveau plaatsvindt. Deze clusters manifesteren zich vaak ook op bepaalde plekken binnen de stedelijke regio. De ruimtelijke clusters ontwikkelen vaak een specifiek lokaal productiemilieu en maken zo dus hun eigen ‘gelokaliseerde institutionele ontwikkeling’ door (Kloosterman 2004, p.244; Scott 2000, p.12-15). Daarnaast kan het imago van een plaats doorwerken in het product. Het imago vormt dan eigenlijk een label (Kloosterman 2002, p.27). Kloosterman (2004) geeft verder aan dat: deze locale milieus blijkbaar de juiste combinatie vormen voor innovatie en toegang verlenen tot de wereldmarkten. (p.244). Een succesvol ruimtelijk cluster bevindt zich op lokaal niveau, maar opereert ook op globaal niveau. 1.1.2 Van het Fordisme naar het After-Fordisme De convergentie van cultuur en economie hangt samen met een verschuiving van de economische structuur vanaf de jaren ’70 in de westerse samenlevingen. De dienstensector werd een dominante groeisector ten opzichte van de voorheen dominante industriële sector. De industriële sector is nog steeds belangrijk voor de westerse economieën. Het aandeel mensen dat werkzaam is binnen deze sector is echter sterk afgenomen. Daarnaast is er sprake van een grote groei van het belang van de dienstensector. Er heeft daarnaast ook een verschuiving van de organisatie van productie plaatsgevonden. Deze verschuiving wordt vaak aangeduid als de overgang van het Fordistische productiesysteem naar het Post-Fordistische productiesysteem. Er bestaat echter nog veel verschil in opvatting over de inhoud van dit Post-Fordistische systeem. Dicken (2004) geeft aan dat het daarom beter is om het productiesysteem ‘na’ het Fordisme aan te duiden met de neutralere term After-Fordisme. Hier zal daarom naar het After-Fordisme verwezen worden. De overgang van het Fordisme naar het After-Fordisme houdt in het algemeen een verschuiving in van gestandaardiseerde productiesystemen naar flexibele productiesystemen. In het Fordistische systeem stond de productie van grote volumes gestandaardiseerde producten centraal. Men was daarmee vooral gericht op de massamarkt. Verticale intergratie van ondernemingen vormde daarnaast een veelvoorkomend verschijnsel; verschillende delen van de productieketen werden op deze manier samengevoegd tot één grote onderneming. Concurrentie vond plaats op basis van zogenaamde ‘comparative advantages’. De minimalisering van kosten staat daar centraal. Het After-Fordistische productiesysteem is daarentegen gebaseerd op flexibele productiesystemen waar de informatietechnologie een belangrijke rol binnen speelt. Door de geavanceerde ontwikkelingen rondom de informatietechnologie werd het mogelijk om kleinere volumes producten te produceren zonder dat er extra kosten aan waren verbonden. Het
12
aanpassingsvermogen van de producent is zo veel hoger geworden en maakt het makkelijker voor een producent om zich aan specifieke wensen van de klant aan te passen. Diversiteit is daarmee belangrijker geworden in het productieproces ten opzichte van standaardisering. Producenten zijn zich zo op meer gediversifieerde en gesegmenteerde markten gaan richten (Dicken 2003, p.107110; Knox and Pinch 2000, p.32-44 ). Hiermee wordt niet gezegd dat massaproductie tegenwoordig niet meer plaatsvindt. Echter om te overleven in de toenemende globale concurrentie is het belangrijk voor ondernemingen in de handelssector om of nog efficiënter gestandaardiseerde producten en diensten te produceren of om continue te innoveren. De noodzaak tot continue innovatie betreft vooral ‘unieke’ producten in termen van kwaliteit, complexiteit en/of imago (Kloosterman 2004, p.243-244). Tegelijkertijd kan er ook gesproken worden van een verandering van de consumptiecultuur binnen de westerse economieën. Men had daar te maken met een structurele toename van besteedbaar inkomen en gaf de consument zo meer bestedingsvrijheid. Kloosterman (2002) geeft aan dat dit van invloed is geweest op de macht binnen productieketens, van ‘supply-driven’ naar ‘consumption-driven’. De zekerheid van de producent dat een bepaald product afgezet zou worden was minder geworden door de machtsverschuiving naar de consument. Daarnaast veranderde de consument zelf ook (p.26). Kloosterman (2002) geeft hierover het volgende aan: “ meer en meer zijn consumenten gaan streven naar het uiten van een meer specifieke, individualistische identiteit. (...) staat de expressie van een eigen identiteit centraal. Dat betekent dat producten steeds meer om hun symbolische waarde worden gekozen.” (p.26). Het is moeilijk om aan te geven of de verandering van de productiestructuur heeft geleid tot een verandering van de consumptiecultuur of andersom, of dat het ging om een wisselwerking (Kloosterman 2002, p.26).
1.2 Cultuur als middel voor stedelijke revitalisering Het groter wordende belang van cultuur binnen de economie weerspiegelt zich ook in het beleid dat veel steden in de westerse samenleving zijn gaan voeren. Steden streven er steeds meer naar om een creatieve stad te worden. Zij realiseren zich dat om mee te komen met de huidige economische ontwikkelingen cultuur en creativiteit belangrijke elementen vormen binnen het stedelijke klimaat. Ook voordat steden ernaar streefden om ‘een creatieve stad’ te worden, werden cultuur en creativiteit ingezet als middel voor revitalisering en om het economische klimaat van de stad te verbeteren. Het proces van deïndustrialisatie maakte het voor steden waarvan de economische basis vooral in de industriële sector lag moeilijk om mee te komen met
13
de verschuiving van de economische structuur die zich vanaf de jaren ’70 voordeed. In de volgende paragraaf komt dit aan de orde. Verder zal aandacht besteed worden aan het belang van een zogenaamde ‘creatieve humuslaag’ voor een gezond creatief klimaat in paragraaf 1.2.2. De broedplaats komt daarbij aan de orde. Beleidsmakers zijn zich hier in sommige gevallen ook op gaan richten. Daarbij komt de vraag aan de orde: is creativiteit wel maakbaar? 1.2.1 Culturele clusters, ‘Cultural quarters’ en de creatieve klasse De verschuiving van de economische structuur in de westerse samenleving is ook van invloed geweest op de functie van steden. Steden in de westerse samenleving die vooral gedomineerd werden door een industriële functie hebben soms veel moeite gehad met het meegroeien met de ontwikkelingen van de economie. De veranderingen van de functie van productieplaats naar een centrum voor de dienstensector, vormde vooral een probleem voor steden die gekenmerkt werden door een eenzijdige economische basis. Deze economische basis was voornamelijk gebaseerd op de industrie. Lemaitre (2004) geeft aan dat vaak blijkt dat industrie- en transportsteden meer moeite hebben om mee te komen met steden waarvan de basis in de dienstensector ligt (p.30). Zowel steden met een basis in de dienstensector als steden met een basis in de industriële sector, zijn in veel gevallen cultuur gaan gebruiken om het economische klimaat van de stad (verder) te verbeteren. Cultuur is op verschillende manieren voor dit uiteindelijke doeleinde gebruikt: voor het verbreden van de economische structuur, verbeteren van het imago en het versterken van de positie van een stad in de groeiende globale concurrentie en overige revitaliseringprocessen. Zo geeft Lavanga (2004) aan: “Since the late 1970s many European cities, confronted with the common challenge of planning for urban renewal and urban regeneration have increasingly used “culture” within urban revitalization strategies to re-new the image of the city, making it a place in which to live, work and invest, improving the quality of life in urban communities. Since the late 1980s the attention has started to shift away from flagship developments to softer infrastructure of networks and clusters within which knowledge, ideas, creativity and innovation are retained and stimulated. At the same time cities have started to develop an increasing interest in creating districts inhabited with a climate of innovation and creativity, the innovative milieu and cultural quarters.” (p.6).
De toenemende concurrentie op globaal niveau heeft ertoe geleid dat creativiteit steeds breder wordt ingezet als een instrument voor stedelijke ontwikkeling en om ‘competitive advantage’ te creëren door de ontwikkeling van innovatie. De cultural industries spelen een belangrijke rol in deze ontwikkeling. Steden ontwikkelen in reactie hierop culturele clusters of districten die ontworpen zijn om creatieve activiteiten te stimuleren en zo een leidende rol te spelen in
14
economische en fysieke ontwikkeling (Hitters en Richards 2002, p.234). Het boek van Richard Florida, The Rise of the Creative Class, vormt voor veel beleidsmakers een inspiratie voor het creëren van een aantrekkelijk stedelijk klimaat. Florida (2002) koppelt de opkomst van de creatieve economie aan een breder fenomeen: de opkomst van een zogenaamde creatieve klasse. De creatieve klasse bestaat uit een kern, ‘the super creative core’, en een groep rondom deze kern, die algemeen wordt aangeduid als ‘the creative class’. De kern bestaat uit mensen die werkzaam zijn in de wetenschap en technische dienstverlening, architectuur en design, onderwijs, kunsten, muziek en entertainment waarvan de economische functie bestaat uit het creëren van nieuwe ideeën, nieuwe technologie en/of creatieve inhoud. De groep rondom de kern bestaat uit een groep creatieve professionals werkzaam in business, financiën, rechten, gezondheidszorg en gerelateerde velden. Het zijn kennis intensieve industrieën (p.68-69). Er is sprake van mainstreaming van creativiteit waarbij er een hele economische infrastructuur om creativiteit heen wordt gebouwd. Creativiteit vormt dan de bron van ‘competitive advantage’. Florida (2002) heeft de ‘creative capital theory’ opgesteld. Het idee van deze theorie is dat regionale groei voortkomt uit de “3T’s” van economische ontwikkeling: technologie, tolerantie en talent (p.249). Regionale groei wordt bekrachtigd door locatiekeuzen van creatieve mensen. Creatieve mensen hebben een voorkeur voor plaatsen die divers, tolerant en open zijn ten aanzien van nieuwe ideeën. Om creatievelingen en innovatie te genereren en economische groei te stimuleren moet een plaats over de 3T’s beschikken. Creatieve mensen clusteren zich niet waar de banen zijn, maar in plaatsen die centra van creativiteit zijn. De creatieve klasse blijkt sterk georiënteerd te zijn op grote steden en regio’s die een bron vormen van economische kansen, een stimulerend milieu omvatten en attracties voor alle mogelijke levensstijlen hebben (Florida 2002, p.249-266).
Florida vormt natuurlijk niet de enige stimulans voor het gebruik van cultuur en creativiteit voor stedelijke ontwikkelingen, zoals al naar voren kwam bij Lavanga (2004). Mommaas (2004) geeft aan dat de agenda van beleidsmakers voor revitalisering met cultuur als instrument naar een hoger niveau is verplaatst. Alle grote steden hebben al hun eigen festival agenda’s ontwikkeld, spectaculaire musea en theater complexen geopend of heropend en verschuiven hun beleid naar een ander niveau. Het beleid dat eerst voornamelijk gericht was op het stimuleren van consumptie is verschoven naar beleid dat ook gericht is op het creëren van ruimten, ‘quarters’ en milieus voor culturele productie en creativiteit (p.508). De ontwikkeling van culturele clusters past in dit ‘vernieuwde beleid’. Mommaas (2004) geeft aan dat dit in de laatste tien tot vijftien jaar steeds vaker een nieuwe, alternatieve bron vormt voor
15
stedelijke culturele ontwikkeling: “Projects may restrict themselves to standalone buildings or larger buildings complexes, or they may include entire quarters or networks of locations. Mostly, the projects are housed in former industrial complexes, but quite often they also imply the building of new sites.” (p.507-508). Deze culturele clusters omvatten soms puur alleen maar artistieke en creatieve activiteiten. Vaak omvatten de clusters ook ‘leisure’ en entertainment activiteiten (Mommaas 2004, p.508). Hij geeft aan dat dergelijke clustering strategieën ook wel gekoppeld worden aan doeleinden waarbij nieuwe functies worden gezocht voor oude gebouwen en verlaten, verwaarloosde plekken in de stad (bijvoorbeeld voormalige havengebieden). Culturele clusteringstrategieën worden dan ingezet om een nieuwe economische basis te creëren voor de renovatie en beheer van negentiende eeuws cultureel erfgoed, waarmee er dus een verbinding is gemaakt met de toenemende economische en symbolische waarde van cultureel erfgoed (Mommaas 2004, p.522-523). Een cultureel cluster kan ook een heel ‘quarter’ omvatten. Dit wordt door Lavanga (2004) aangeduid als een ‘cultural quarter’. Zij definieert een cultural quarter als een ruimtelijk gelimiteerd en ‘distinct’ gebied dat een hoge concentratie van culturele en entertainment faciliteiten omvat vergeleken met andere gebieden in een stad (p.13). Montgomery (2003) geeft aan dat de ontwikkeling van een ‘cultural quarter’ veelal gebruikt wordt als een middel voor stedelijk revitalisering: “planning and development powers have been used to preserve and encourage cultural production and consumption. Moreover, cultural quarters are often seen as part of a larger strategy integrating cultural and economic development. This is usually linked to the redevelopment or regeneration of a selected inner urban area, in which mixed-use urban development is to be encouraged and the public realm is to be reconfigured. In other words, cultural quarters tend to combine strategies for greater consumption of the arts and culture with cultural production and urban place making.” (p.293). De meeste grote steden hebben soortgelijke gebieden waar kunstenaars en culturele ondernemers zich tot voelen aangetrokken, zoals bijvoorbeeld Soho in Londen. Deze plekken worden gekenmerkt door een historische inbedding en lijken per toeval zo te zijn gegroeid. Het nieuwe aan de ontwikkeling van ‘cultural quarters’ in recentere periodes is dat ze gebruikt zijn en worden gebruikt als een model voor stedelijke revitalisering in vervallen binnenstedelijke gebieden (Montgomery 2003, p.293-294). Het is echter de vraag of er ook daadwerkelijk een geschikt klimaat wordt geschept waar culturele ondernemingen kunnen groeien (Hitters en Richards 2002, p.234). De ontwikkeling van een cultureel cluster betekent niet dat de stad automatisch aantrekkelijk wordt. Daarnaast valt creativiteit moeilijk te sturen (Beunderman en Van Aalst 2004). Creatieve initiatieven kunnen zo
16
misschien ook in de weg worden gestaan. Het is dan ook de vraag in hoeverre creativiteit maakbaar is. 1.2.2 De broedplaatsfunctie van een stad Lege plekken in bepaalde stedelijke gebieden en gebouwen vormen kansen voor nieuwe ontwikkelingen. Deze lege plekken worden bijvoorbeeld gevormd door oude fabriekshallen, havenloodsen, schoolgebouwen of pakhuizen en vormden plekken die door beginnende (jonge) kunstenaars en/of krakers interessant werden gevonden door de vaak lage huur die ervoor gevraagd werd (Wijn 2002, p. 7). Deze plekken kunnen aangeduid worden als ‘broedplaatsen’. Wijn (2002) definieert een broedplaats als volgt: “een aanzienlijk complex van werk- en oefenruimten dat het individuele kunstenaars en groepen mogelijk maakt onder de juiste financiële en facilitaire condities en in een inspirerend klimaat kunst te produceren; de mogelijkheid om werken te combineren met wonen en de tegenwoordigheid van meerdere kunstdisciplines kunnen het functioneren van de broedplaats versterken.” (p.8). De broedplaats heeft een soort laboratoriumfunctie en vormt zo een vereiste voor het ontstaan van nieuwe culturele uitingen en de ontplooiing van nieuwe kunstzinnig talent. Er is ruimte voor experiment. Lavanga (2004) geeft aan dat de ‘inner urban ring’ een plek vormt voor experiment en een ‘broedzone’ is waar oude industriële complexen worden hergebruikt als broedplaatsen voor nieuwe ondernemingen, ateliers of centra voor design (p.12). Tot het midden van de jaren ’90 kwamen broedplaatsen ‘spontaan’ tot stand. Kunstenaars kraakten bijvoorbeeld panden of kregen toestemming van lokale overheden om semi-permanent een ruimte te gebruiken om zo verval en leegstand tegen te gaan. Oude industriële complexen vormen echter steeds vaker plekken die worden opgenomen binnen stedelijke revitaliseringsstrategieën (zie par. 2.2.1). Veel steden hebben ook steeds meer te maken met een onroerend markt die onder druk staat. Lege ruimten of braakliggende terreinen zijn in dat licht veelal omgezet in kantoren of woningen, waardoor er een gebrek is ontstaan aan goedkope plekken in steden voor kunstenaars e.d. (Wijn 2002, p.8). Het belang van een creatieve humuslaag wordt echter ook door beleidsmakers erkend. (Arnoldus 2004, p.205). De broedplaatsen kunnen voor een gedeelte van de creatievelingen een belangrijke plaatsen vormen. Steden zien het belang van broedplaatsen vaak wel in. Broedplaatsen vormen een belangrijk onderdeel van het creatieve klimaat in een stad. Ze zijn van culturele betekenis voor een stad door de experimentele, alternatieve en onafhankelijke manier waarop kunst en cultuur geproduceerd wordt. Tegelijkertijd kunnen broedplaatsen van invloed zijn op de leefbaarheid binnen een buurt doordat deze plekken ook wel over restaurants, podia en oefenruimten beschikken (Adviesrapport OBR 2005).
17
Het gevaar bestaat dus dat dergelijk plekken zullen verdwijnen in bepaalde stedelijke gebieden door druk op de onroerend goed markt en/of doordat deze plekken worden opgenomen binnen revitaliseringsstrategieën van steden. Om dit tegen te gaan, hebben sommige steden beleid gemaakt dat gericht is op de creatieve humuslaag binnen de stad. In Amsterdam is er bijvoorbeeld een broedplaatsenproject opgezet waarvan het doel is om kunstenaars en culturele ondernemers te helpen aan betaalbare studio en woonruimte die zelf niet of nauwelijks in staat zijn om aan dergelijke ruimte in de stad te komen (Arnoldus 2004, p.205). De broedplaats krijgt op deze manier wel een meer georganiseerd karakter. De inmenging van de overheid leidt tot een grotere mate van institutionalisering en regulering van de broedplaats (Lommers 2001). Dit staat haaks op de laboratoriumfunctie en de ongedwongenheid van de ‘originele’ broedplaats. Er bestaat dus spanning tussen het willen behouden van broedplaatsen in steden en het beleid dat er wordt gevoerd. Broedplaatsen zijn moeilijk te plannen en te coördineren door de ongedwongenheid die er hoort te heersen. (Kamp 2003, p.30).
In het bovenstaande is de broedplaats voornamelijk benaderd als een ruimte of gebouw. De broedplaats kan echter ook als milieu benaderd worden. De omgeving binnen een stad kan dan ook de functie hebben van een broedplaats. Het gaat niet om een specifiek gebouw waar een creatief klimaat heerst, maar om een gebied waar een bepaald klimaat heerst dat creativiteit en experiment stimuleert. Bepaalde mensen voelen zich tot dit milieu aangetrokken en kunnen op hun beurt het gebied een creatieve impuls geven. Een broedplaatsmilieu kan in feite gezien worden als een milieu dat mogelijkheden biedt voor de ontwikkeling van creatieve activiteiten, waarbij de nadruk vooral op ‘marginale’, experimentele creatieve activiteiten ligt. Het milieu wordt gekenmerkt door een open sfeer en biedt mogelijkheden voor beginnende kunstenaars en creatieve ondernemingen die (nog) geen gevestigde naam hebben binnen de creatieve en/of commerciële wereld. Door een broedplaats als milieu te benaderen wordt de aandacht niet alleen gericht op bijvoorbeeld een bedrijfsverzamelgebouw, maar juist ook op de omgeving die ook van invloed kan zijn op creatieve uitingen, creatieve uitwisselingen en de sfeer. Een nadeel van deze benadering is dat een broedplaatsmilieu moeilijk is te onderscheiden van een creatief milieu. Een broedplaatsmilieu maakt namelijk ook onderdeel uit van een creatief milieu. Lavanga (2004) omschrijft een creatief milieu als volgt: “ a physical setting, whether a city, a neighborhood, or a quarter, where a critical mass of entrepreneurs, intellectuals, social activists, artists and students can operate in an open-minded, cosmopolitan context and where face-to-face interactions creates new ideas, artifacts, products, services and institutions, and as a consequence contributes to economic success. Such a milieu contains the necessary preconditions in terms of hard and soft
18
infrastructure to generate a flow of ideas and innovations. Particularly important for such a milieu is soft infrastructure, the system of social networks and human interaction that facilitate the flow of ideas.” (p.6). Ondanks de vele overeenkomsten tussen het ‘creatieve milieu’ en het ‘broedplaatsmilieu’, is het belangrijk om te onderstrepen dat het broedplaatsmilieu zich onderscheid door de lage drempelwaarde van het milieu voor bijvoorbeeld ‘new men’. In paragraaf 2.3.1 wordt er verder op deze ‘new men’ ingegaan. Een creatief milieu omvat juist ook de gevestigde kunstenaar en creatieve ondernemer. Een succesvol creatief milieu zal echter relatief weinig barrières opwerpen voor de starter. Daarom kan een broedplaatsmilieu niet los gezien worden van een creatief milieu. Zonder een broedplaatsmilieu kan er geen creatief milieu bestaan en andersom ook niet.
1.3 Voorwaarden voor een succesvol broedplaatsmilieu Een gebied moet aan bepaalde ruimtelijke en sociale voorwaarden voldoen voordat het een succesvol broedplaatsmilieu kan worden genoemd. Wat deze ruimtelijke en sociale voorwaarden precies zijn zal in deze paragraaf besproken worden. De auteurs die in deze paragraaf aangehaald zullen worden, hebben het niet direct over een broedplaatsmilieu. Hall (2000) gaat in op het belang van de zogenaamde ‘new men’ in een creatieve stad. Florida (2002) beschrijft de voorwaarden waarover een plaats moet beschikken om de ‘creatieve klasse’ aan te trekken. De creatieve klasse voelt zich ook aangetrokken tot een bepaald milieu. Daarnaast wordt Jacobs (1961) aangehaald die diversiteit ziet als de belangrijkste voorwaarde voor het succes van een stadsbuurt of straat. Ook wordt ingegaan op Montgomery (2003) die beschrijft aan welke voorwaarden succesvolle ‘cultural quarters’ voldoen. Deze auteur haalt daarbij verschillende aspecten aan die ook naar voren komen bij de bovenstaande auteurs. De voorwaarden die hieronder besproken zullen worden hebben dus niet direct betrekking op een broedplaatsmilieu. Toch kan een groot gedeelte van de voorwaarden toegepast worden op een broedplaatsmilieu door de nauwe verbinding die het heeft met een creatief milieu en meer in het algemeen met de creatieve stad en creativiteit. 1.3.1 ‘New men’ Een echte creatieve stad moet beschikken over zogenaamde ‘new men’. Een broedplaatsmilieu kan een ingang vormen voor deze mensen. Volgens Hall (2000) ontstaat een creatieve stad als de stad zich in een periode van instabiliteit bevindt: “But there are periods of structural instability, with great uncertainty about the future and therefore great potential for creative change (….).
19
Then, just because everything is uncertain, a small group of creative people can intervene and take the region into a new stable phase. These are what Joseph Schumpeter memorably called ‘new men’ (p. 645). Creatieve steden of creatieve milieus zijn plaatsen van grote sociale en intellectuele turbulentie. In dit proces vormen de ‘new men’ een belangrijke groep die dit proces meemaken en uitdrukken: “What appears crucial is that this disjuncture is experienced and expressed by a group of creative people who feel themselves outsiders, because they are young or provincial or even foreign, or because they do not belong to the established order of power and prestige; quite often, most or all of these. (Hall 2000, p.646). Een creatieve stad moet over een bepaald milieu beschikken om ‘new men’ aan te trekken. Hall (2000) zegt hierover dat een creatieve stad een plek is waar buitenstaanders naar binnen kunnen komen, maar tegelijkertijd ook een soort van dubbelzinnigheid aanvoelen. Hiermee wordt bedoeld dat zij niet uitgesloten mogen worden van mogelijkheden, maar tegelijkertijd ook niet te warm mogen worden ontvangen. Er bestaat dan een grote kans dat de creatieve ‘drive’ van deze mensen verdwijnt. In een zeer conservatieve en stabiele samenleving zal daarom ook geen creativiteit bloeien. Dit zal echter ook niet snel gebeuren in een samenleving waar er geen duidelijke machtsstructuur te herkennen is en een grote mate van anarchie heerst (p.646). Als een stad blijvend innovatief wil zijn, is het belangrijk dat een stad openstaat voor nieuwe impulsen en dus ook voor ‘new men’. Een broedplaatsmilieu moet mogelijkheden bieden voor deze ‘new men’. Er zijn zowel ruimtelijke als sociale voorwaarden waaraan een milieu moet voldoen om een plek te vormen voor ‘new men’. Laagdrempeligheid binnen een milieu is belangrijk. Dit kan zich zowel op ruimtelijk als sociaal gebied uiten. Op ruimtelijk gebied zijn goedkope woon- en bedrijfsruimten belangrijke vormen van laagdrempeligheid. Deze plekken bevinden zich volgens Lavanga (2004) in de ‘inner urban ring’ van de stad. De ‘inner urban ring’ bestaat uit mix van oud industrieel erfgoed, oudere huizen en gemengde functies waar de prijzen laag zijn. Dit maakt het een plek waar jonge ondernemers, studenten en kunstenaars wonen door de goedkope huren en de stedelijke ligging (p.12). Ook Banks e.a. (2000) stelt dat de stad en vooral de districten die grenzen aan het stadscentrum plekken vormen waar de huur goedkoop is en nieuwe creatieve gemeenschappen opkomen (p.463). De aanwezigheid van plekken in de stad waar de huur laag is, vormen belangrijke plekken waar ‘new men’ zich kunnen vestigen. Laagdrempeligheid wordt op sociaal gebied gevormd door openheid in een stad of buurt. Het gaat om een bepaalde sfeer in een gebied waar tolerantie en diversiteit heerst. Florida (2002) ervaart tolerantie en diversiteit als factoren die aanwezig moeten zijn in een stad om de creatieve klasse aan te trekken. Hier wordt in de volgende subparagraaf verder op ingegaan.
20
1.3.2 ‘Quality of place’ De creatieve klasse vormt volgens Florida (2002) een belangrijke groep mensen voor een stad binnen de huidige economische structuur. Een stad moet aan bepaalde voorwaarden voldoen om deze groep mensen aan te trekken en vast te houden. De ‘quality of place’ heeft volgens Florida (2002) een doorslaggevende invloed op de locatiekeuze van de creatieve klasse. Dit is een verzamelnaam voor de verschillende factoren die in een stad aanwezig moeten zijn om deze groep mensen aan te trekken (p.231-232). Hieronder zullen deze factoren besproken worden. Niet elke factor is van even groot belang voor een broedplaatsmilieu. Sommige factoren zijn indirect van belang voor een broedplaatsmilieu of zijn kenmerkend voor een al meer gevestigd creatief milieu.
Één van de factoren die indirect van belang is voor een broedplaatsmilieu, is de aanwezigheid van een ‘thick labour market’ in een plaats. Een ‘thick labour market moet in een stad aanwezig zijn om de creatieve klasse aan te trekken. Florida (2002) zegt hierover het volgende: “To be attractive, places need to offer a job market that is conducive to a horizontal career path.” ( p.224). Tegenwoordig zoekt men naar veel mogelijkheden op het gebied van werkgelegenheid en verwacht niet meer om lang bij hetzelfde bedrijf te werken. De arbeidsmarkt moet voldoende aansluiten op de verandering van de organisatie van de loopbaan van mensen (Florida 2002, p. 223-224). Een stad moet dus over mogelijkheden beschikken om bijvoorbeeld mensen die hun reguliere baan willen opzeggen en willen werken bij een kleiner creatief bedrijfje een plek te kunnen bieden. Tegelijkertijd vormt de aanwezigheid van een ‘thick labour market’ een pool van mogelijke opdrachtgevers voor bijvoorbeeld een kleiner creatief bedrijfje. Een succesvol broedplaatsmilieu heeft belang bij een ‘thick labour market’ in de stad als geheel. Men moet de mogelijkheid hebben om bij verschillende soorten bedrijven aan de slag te kunnen. De identiteit van een plaats vormt een factor die Florida (2002) van belang acht voor de locatiekeuze van de creatieve klasse. Plaats vormt tegenwoordig een steeds belangrijker onderdeel van onze identiteit. Florida (2002) ziet plaats als een belangrijke bron van status. De keuze voor een locatie refereert dan naar wie men is of zou willen zijn en waar men voor staat en kan op die manier sterk meewegen in de beslissing van waar men gaat wonen (p.229-230). Voor een broedplaatsmilieu vormt de identiteit van een plaats niet per definitie een voorwaarde. De identiteit van een broedplaatsmilieu is vaak niet iets waar een groot publiek mee geassocieerd wilt worden. De komst van zogenaamde ‘creatieve pioniers’ naar een buurt met een slecht imago kan de buurt een impuls geven. Uiteindelijk is het mogelijk dat deze buurt aantrekkelijk wordt voor een breder publiek. De identiteit van deze plaats is dan veranderd in iets waar men mee
21
geassocieerd wil worden (Adviesrapport OBR 2005). Deze plaats is dan veranderd in een meer gevestigd creatief milieu. Een broedplaatsmilieu dat succesvol is, kan wel een impuls geven aan een buurt en op die manier de identiteit van een plaats mogelijk aantrekkelijk maken voor een breder publiek.
De volgende ruimtelijke en sociale factoren vormen direct voorwaarden voor een succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries. Volgens Florida (2002) is het belangrijk dat een plaats mogelijkheden biedt voor verschillende leefstijlen van de creatieve mens door een grote variatie aan attracties te bieden. Een gevarieerd en levendig nachtleven vormt daar een belangrijk onderdeel van (p. 224-225). Florida (2002) geeft het volgende aan over het nachtleven: “The highest-rated nightlife options were cultural attractions (from the symphony and theater to music venues) and late-night dining, followed by small jazz and music clubs and coffee shops. Bars, large dance clubs and after-hours clubs ranked much further down the list. (…) it takes a variety of activities coming together to create that gestalt that is nightlife.” (p.225). Ook Montgomery (2003) legt nadruk op het belang van een nachtleven: “Succesful cultural quarters will almost certainly have a strong evening economy. (.....) Very often, there is a close correlation between cultural quarters and at least part of a city’s evening economy. Indeed, much of the attraction of cultural quarters is that it is possible to merge the day into the night, and formal cultural activities with less formal pursuits such as meeting friends for a meal or a drink.” (p.297). Een succesvol broedplaatsmilieu zal in ieder geval gedeeltelijk onderdeel uit moeten maken van de avondeconomie van een stad. Het is belangrijk dat er verschillende vormen van nachtleven aanwezig zijn. De voorwaarde ‘nachtleven’ vormt een sociale voorwaarde. Nachtleven wordt in principe gevormd door de aanwezigheid van verschillende gelegenheden (horeca, jazzclubs) in een gebied, maar het gaat daarbij vooral om de invulling van deze gelegenheden en wat zich daarbinnen afspeelt.
Florida (2002) acht sociale interactie als een belangrijk onderdeel binnen het leven van de creatieve klasse. De behoefte aan sociale interactie is op zich niet nieuw, maar in de veranderde structuur van de samenleving is het belangrijk voor een gemeenschap om te beschikken over het vermogen om sociale interactie te vergemakkelijken. Zogenaamde ‘third places’ zijn belangrijk in de moderne samenleving die tegenwoordig zeer mobiel en quasi-anoniem van aard is. ‘Third places’ worden onder andere gevormd door koffiebars, boekenwinkels en cafés waar men met informeel contact te maken heeft (p.225-226). Florida (2002) geeft aan dat deze ‘third places’ een sleutelrol spelen in het aantrekkelijk maken van een gemeenschap. Hiervoor wordt de volgende
22
reden gegeven: “This is because the two other sources of interaction and stability, the family and workplace, have become less secure and stable. People are more likely to live alone, and more likely to change jobs frequently. Third places fill a void by providing a ready venue for acquaintance and human interaction.”(p.226). ‘First’ en ‘second’ places worden enerzijds dus gevormd door het thuisfront en anderzijds door werk. De ‘third places’ vormen ook een belangrijke plek binnen de veranderde aard van het werk waar mensen vaak niet meer verbonden zijn aan vaste werktijden. Ze bieden een plek waar men even langs kan wippen voor een kop koffie of kan afspreken met collega’s (Florida 2002, p.226). Zukin (1995) benadrukt ook het belang van plekken waar men op een informele manier met elkaar in contact komt, maar heeft het niet direct over ‘third places’. Zij geeft aan dat restaurants in een culturele hoofdstad een ontmoetingsplaats vormen voor zakelijke partners of klanten, ondernemers in de creatieve industrie en kunstenaars. Het zijn plekken waar nieuwe trends besproken worden, roddels worden uitgewisseld en overeenkomsten worden gesloten (p.155). ‘Third places’ vormen een belangrijke sociale voorwaarde door een plek te vormen waar bijvoorbeeld creatieve ondernemers elkaar op een informele manier ontmoeten. Daarnaast kunnen deze plekken bijdragen aan de levendigheid van een buurt of stad. Naast de aanwezigheid van ‘third places’ vormt authenticiteit een factor die van invloed is op de locatiekeuze van de creatieve klasse. Authenticiteit wordt volgens Florida (2002) gevormd door: “Authenticity comes from several aspects of a community—historic buildings, established neighborhoods, a unique music scene or specific cultural attributes. It comes from the mix—from urban grit alongside renovated buildings, from the commingling of young and old, long-time neighborhood characters and yuppies, fashion models and “bag ladies”.” (p.228). Deze factor vormt zowel een sociale als een ruimtelijke voorwaarde. Authenticiteit is zowel ruimtelijk als sociaal van aard. Het gaat enerzijds om de fysieke aanwezigheid van originele en eigen aspecten in een gebied, zoals bijvoorbeeld historische bebouwing. Anderzijds vormt authenticiteit een element dat van invloed kan zijn op de sfeer in een buurt en een plek daarmee iets eigens geeft. Het is belangrijk dat een broedplaatsmilieu beschikt over authentieke en unieke kenmerken. Daarnaast is het ook mogelijk dat een succesvol broedplaatsmilieu juist bijdraagt aan authenticiteit in een buurt. Een belangrijke sociale voorwaarde vormt diversiteit. Florida (2002) geeft aan dat dit de belangrijkste factor vormde voor de locatiekeuze van de creatieve klasse: “People were drawn to places known for diversity of thought and open-mindedness. They actively seek out places for diversity and look for signs of it when evaluating communities. These signs include people of different ethnic groups and races, different ages, different sexual orientations and alternative
23
appearances such as significant body piercings or tattoos.” (p.226). Een diverse gemeenschap wijst tegelijkertijd ook op een omgeving die openstaat voor buitenstaanders en dus ook voor ‘new men’. Diversiteit kan ook van invloed zijn op de levendigheid en energie in een gebied door de aanwezigheid van verschillende invloeden. De aanwezigheid van een tolerant en open klimaat binnen een stad is erg belangrijk, omdat het veel te maken heeft met het accepteren van verschillende opvattingen, leefstijlen, gedragswijzen en stedelijke uitingen die essentieel zijn voor vernieuwing (Schadowcity 2004, p.54). Diversiteit kan ook een ruimtelijke voorwaarde vormen. Jane Jacobs (1961) ziet bepaalde kenmerken van de gebouwde omgeving als voorwaarden voor diversiteit. Zij ervaart diversiteit als iets dat onmisbaar is in een buurt of stad. Diversiteit brengt succesvolle en vitale buurt voort en heeft daarmee een goede invloed op het algemene klimaat van een stad. Het begrip wordt door Jacobs (1961) toegepast op de gebouwde omgeving en vormt op die manier een ruimtelijke voorwaarde, maar heeft tegelijkertijd ook invloed op de ‘sociale kant’ van diversiteit. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de voorwaarden die Jacobs als onmisbaar ervaarde voor een diverse buurt. 1.3.3 De verschillende dimensies van diversiteit van een stadsstraat of buurt Jane Jacobs (1961) ziet diversiteit als iets dat hoort bij een stad: “the fact is that big cities are natural generators of diversity and prolific incubators of new enterprises and ideas of all kinds.”(p.145). Een belangrijk onderdeel van de stad wordt volgens Jacobs gevormd door de straten en stoepen. Straten en stoepen dienen meer functies dan puur alleen een plaats voor autoverkeer en voetgangers. Veiligheid is daar één van. Op zichzelf kunnen straten en stoepen niet voor veiligheid in een buurt zorgen. Zowel bewoners als overige gebruikers van de straten en stoepen kunnen voor veiligheid zorgen, doordat zij “eyes upon the street” vormen (Jacobs 1961, p. 35). Deze ogen op de straat worden gevormd door een continue stroom van voetgangers en andere weggebruikers op de straten en stoepen; de hele dag door. Om dit te bewerkstelligen is functiemenging van groot belang. Dit zorgt ervoor dat verschillende mensen op verschillende tijdstippen gebruik maken van de straat en stoep. Diversiteit in een buurt is daarbij dus van groot belang.
Er zijn volgens Jacobs (1961) vier factoren die samengenomen onmisbaar zijn voor het genereren van diversiteit in een stadsstraat of buurt. Het gaat om de combinatie van factoren. Bij het ontbreken van één van de vier factoren, wordt het potentieel van het gebied gedwarsboomd (p.150-151). Een stadsbuurt moet ten eerste meerdere primaire functies dienen die ervoor zorgen dat mensen op straat zijn op verschillende tijdstippen van de dag. Jacobs (1961) zegt hierover het
24
volgende: “These must insure the presence of people who go outdoors on different schedules and are in the place for different purposes, but who are able to use many facilities in common.” (p.152). De primaire functies van een buurt worden door haar als volgt omschreven: “Primary uses, are those which, in themselves, bring people to a specific place because they are anchorages. Offices and factories are primary uses. So are dwellings. Certain places of entertainment, education and recreation are primary uses. To a degree (that is, for an appreciable proportion of their users), so are many museums, libraries and galleries, but not all.” (p.161). Wanneer een primaire functie op een effectieve manier gecombineerd wordt met een andere primaire functie, waardoor mensen op verschillende tijdstippen op straat te vinden zijn, kan dat een stimulerend effect hebben op de economie. Het vormt dan een vruchtbare omgeving voor secundaire diversiteit. “Secondary diversity is a name for the enterprises that grow in response to the presence of primary uses, to serve the people the primary uses draw.” (Jacobs 1961, p.162). De aanwezigheid van primaire en secundaire functies in een stadsbuurt die een continue stroom van mensen voortbrengt vormt een belangrijke factor voor diversiteit in een stadsbuurt. Een tweede factor die door Jacobs (1961) wordt genoemd is dat zogenaamde ‘blocks’ in de buurt kort moeten zijn (p.178). Deze ‘blocks’ zijn kenmerkend voor de morfologie van straten en stoepen in Noord-Amerika en zijn eigenlijk niet in dezelfde vorm terug te vinden in Nederland. Korte ‘blocks’ geven meer mogelijkheden voor mensen om de hoek om te gaan en verschillende routes te lopen: “Most blocks must be short; that is, streets and opportunities to turn corners must be frequent.” (p.178). Ook zorgen de korte ‘blocks’ ervoor dat verschillende delen van de buurt met elkaar verbonden worden, die anders (met lange ‘blocks’) van elkaar geïsoleerd zouden zijn. Een grotere openheid zorgt ervoor dat er meer plekken in de buurt rendabel worden geacht voor economische activiteit. Zo kunnen bijvoorbeeld op meerdere plekken in de buurt winkeltjes worden geopend. Het openbreken van lange ‘blocks’ geeft meerdere delen van een buurt een levendige sfeer (Jacobs 1961, p.178-186). Al verschilt de morfologische structuur van Nederlandse steden van Noord-Amerikaanse steden, het concept van ‘short blocks’ is tot op zekere hoogte toe te passen op de Nederlandse situatie. Een stadsbuurt moet verschillende mogelijkheden bieden voor het lopen van een route, zodat verschillende plekken van een buurt belopen worden. Daarbij is het overigens wel erg belangrijk dat er ook daadwerkelijk iets afspeelt in de buurt. Deze factor op zichzelf is niet genoeg voor het genereren van diversiteit. De derde factor die nodig is voor het genereren van diversiteit in een stadsbuurt, betreft de aanwezigheid van gebouwen die verschillen van leeftijd en onderhoudsniveau. Daarbij moet er vooral een groot aandeel oude gebouwen aanwezig zijn die voor een groot gedeelte van lage
25
economische waarde zijn en/of vervallen (Jacobs 1961, p.187). Jacobs (1961) geeft aan dat het ook niet wenselijk is dat een buurt alleen maar over een oude woningvoorraad beschikt. Dit wijst er vaak op dat het niet goed gaat met de buurt: de aanwezige ondernemers zijn niet succesvol genoeg om bijvoorbeeld nieuwbouw te ondersteunen, mensen willen zich niet in de buurt vestigen door gebrek aan kansen en aantrekkelijkheid of de mensen die succesvol zijn trekken weg (p.188-189). Een buurt met alleen maar nieuwbouw vormt echter ook geen sleutel voor succes. Ondernemingen die de hoge kosten van nieuwbouw kunnen opbrengen, bestaan vooral uit ondernemingen die of een hele grote winstmarge hebben of flink gesubsidieerd worden: “Chain stores, chain restaurants and banks go into new construction. But neighborhood bars, foreign restaurants and pawn shop go into older buildings. (….) Perhaps more significant, hundreds of ordinary enterprises, necessary to the safety and public life of streets and neighborhoods, and appreciated for their convenience and personal quality, can make out successfully in old buildings, but are inexorably slain by the high overhead of construction. As for really new ideas of any kind—no matter how ultimately profitable or otherwise successful some of them might prove to be—there is no leeway for such trial, and error and experimentation in the high-overhead economy of new construction. Old ideas can sometimes use new buildings. New ideas must use old buildings.”(Jacobs 1961, p.188). Het is belangrijk dat er zich een mengelmoes van ondernemingen bevindt, ondernemingen met een hoge opbrengst, middelmatige opbrengst, lage opbrengst en geen opbrengst, om bloeiende diversiteit in een buurt te bewerkstelligen (Jacobs 1961, p.188). De aanwezigheid van verschillende soorten gebouwen qua leeftijd en onderhoudsniveaus biedt ruimte voor oude ideeën, nieuwe ideeën en alles wat daar tussen in zit en vormt zo een belangrijke voorwaarde voor diversiteit in een buurt. Tenslotte wordt de vierde factor gevormd door een grote concentratie van mensen . Jacobs (1961) geeft aan dat “the district must have a sufficiently dense concentration of people, for whatever purpose they may be there. This includes people there because of residence.”(p.200). Deze concentratie bestaat dus gedeeltelijk uit mensen die in de buurt wonen. Bewoners vormen een groep die voor een groot deel gebruik maken van het park, de straat en de ondernemingen in de buurt. Een grote dichtheid van woningen is hierbij van belang: “It still remains that dense concentrations of people are one of the necessary conditions for flourishing city diversity. And it still follows that in districts where people live, this means there must be a dense concentration of their dwellings on the land preempted for dwellings. The other factors that influence how much diversity is generated, and where, will have nothing much to influence if people are not there.” (p. 205).
26
In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de kenmerken van een succesvol ‘cultural quarter’. Montgomery (2003) komt daarbij onder andere terug op de factoren die Jacobs als onmisbaar acht voor het generen van diversiteit.
1.3.4‘Cultural quarters’ De voorwaarden die door Montgomery (2003) gesteld worden aan een succesvol ‘cultural quarter’, zijn verdeeld over drie elementen: activiteit (economisch, sociaal en cultureel), vorm (relatie tussen gebouwen en ruimten) en betekenis (‘sense of place’, historisch en cultureel) (p.295). Een succesvol ‘cultural quarter’ moet over een unieke combinatie van deze elementen beschikken. Bij gebrek of ongeschiktheid van één van de elementen kan een plaats niet een succesvol cultural quarter worden genoemd: “ Thus a place which has good Activity but an inappropriate Urban Form will not be a cultural quarter in the sense of being a good place which attracts everyday users and visitors, but rather a place (most likely) of cultural production removed from the arena of consumption. (….) Similarly, a cultural quarter without Meaning, inter alia, will not be much of a place. Culture, after all, is Meaning. (...) A good cultural quarter, then, will be authentic, but also innovative and changing.” (Montgomery 2003, p.302).
Zoals al eerder naar voren kwam wordt een gedeelte van de factoren die bij Montgomery naar voren komen ook genoemd door Florida (2002) en Jacobs (1961), al dan niet in dezelfde vorm. Montgomery (2003) acht activiteit gedurende de dag in een gebied van groot belang, waarbij er ook nadruk wordt gelegd op culturele activiteit (p.296-297). Activiteit wordt enerzijds gevormd door diversiteit van functies: diversiteit van primaire en secundaire functies, complementaire dag en avond ‘uses’, aanwezigheid van een avondeconomie, omvangrijk en gevarieerd aantal culturele gelegenheden, aanwezigheid van festivals en evenementen. Anderzijds komt activiteit in een gebied voor door mogelijkheden die geboden worden voor mensen die actief zijn in creatieve sectoren: beschikbaarheid van werkruimten voor kunstenaars en culturele producenten met een klein budget, economische ontwikkeling van het kleinschalige ondernemerschap in de culturele sector en een sterke economie van het kleinschalig ondernemerschap (Montgomery 2003, p.303). Een groot aandeel van deze kleinschalige ondernemingen moet volgens Montgomery (2003) bestaan uit ondernemingen die actief zijn in de creatieve industrie (p.297). De voorwaarden die volgens hem nodig zijn voor activiteit in een succesvolle ‘cultural quarter’ zijn vooral van ruimtelijke aard. Door de invloed die deze factoren hebben op activiteit kunnen de factoren toch niet geheel los worden gezien van ‘het sociale’.
27
Verder moet een gebied volgens Montgomery (2003) beschikken over een passende gebouwde omgeving (built form). Een groot gedeelte van de factoren die hiertoe behoren zijn van toepassing op de morfologie van een gebied. Een aantal van de genoemde factoren lijken erg op factoren die genoemd zijn bij het element activiteit. Dit heeft natuurlijk te maken met het feit dat de gebouwde omgeving en activiteit elkaar aanvullen en elkaar wederzijds beïnvloeden. De volgende elementen worden van belang geacht voor de gebouwde omgeving in een succesvolle cultural quarter: een ‘fine-grain’ stedelijke morfologie, een gevarieerde woningvoorraad met aanpassingsvermogen, de doordringbaarheid (permeability) van het straatgezicht, leesbaarheid (legibility) van de gebouwde omgeving, aanwezigheid en kwaliteit van de openbare ruimte, actief straatfront en ‘people attractors’ (p.303). Diversiteit blijkt bij dit element ook van groot belang te zijn: “Good urban quarters are judges by their streetlife. Good streets need to be active, to accommodate and generate diversity, and they must be permeable. Good streets have welldefined edges and a quality of transparency or visibility at their edges (where the private and public realms meet). For this to happen there must be a horizontal grain of active frontages along a street. Thus, in any block of, say 10 shop units, there must be two good food stores, a video store, an off-licence, a patisserie, a café-bar, a gallery and restaurant, a pharmacy and a betting shop. Successful quarters will tend to have several such streets, or at least a number of activity nodes between which it is easy to travel between.” (Montgomery 2003, p.301). Streetlife vormt ook een belangrijk onderdeel binnen de argumentatie van Jacobs (1961). De kwaliteit van de openbare ruimte speelt hier aansluitend ook een rol bij. Montgomery (2003) zegt daar het volgende over: “It is important that at least a proportion of activity in an area should occur in the streets, squares and spaces in the city—the public realm. For it is public realm and associated semi-public spaces which provide the terrain for social interaction and a significant part of an area’s transaction base (the market square, the street vendor, the shop frontage, the sidewalk café)” (p.300). Betekenis vormt ook een element dat van belang is voor een succesvol ‘cultural quarter’. Montgomery zegt hierover het volgende: “In terms of meaning, good urban places-- and by extension cultural quarters—will represent and signal meaning and identity to users and citizens.” (p.301). Een gedeelte van de factoren die genoemd worden overlappen met de elementen ‘activiteit’ en ‘vorm’. Zo wordt het van belang geacht dat er belangrijke ontmoetingen verzamelplaatsen zijn in een gebied. Dit kan gekoppeld worden aan bijvoorbeeld de kwaliteit van de openbare ruimte, de zogenaamde people attractors en de aanwezigheid van een avondeconomie. Verder is de factor ‘area identity and imagery’ erg belangrijk voor het element betekenis (Montgomery 2003, p.303). Dit komt ook aan de orde bij Florida (2002) (zie par.2.3.2).
28
Ook wordt een zogenaamde ‘sense of hisory and progress’ van belang geacht voor de betekenis van een gebied. De verschillende elementen die aan de betekenis van een plaats bijdragen, kunnen geplaatst worden onder het begrip ‘sense of place’. Eerder in deze paragraaf is al aangegeven dat Montgomery het element betekenis toewijst als iets dat afgelezen kan worden aan de sense of place van een gebied. Knox and Pinch (1995) omschrijven een ‘sense of place’ als volgt: “Just as individual personality is reflected in home and possessions, so collective personality and values are translated into the wider environment of ‘cultural landscapes’. The existence of such relationships between places and people leads to the idea of a ‘sense of place’, which incorporates aspects of imageability, the symbolic meaning of places, and ‘topophilia’ — the affective bond between person and place (p.304). Een sense of place vormt een sociale voorwaarde, omdat het vooral betrekking heeft op de betekenissen en associaties die men met plaatsen heeft.
1.4 Conclusie Creativiteit vormt een belangrijk ingrediënt voor economische groei binnen de geavanceerde westerse economieën. Verschillende steden zijn hier op in gaan spelen door cultuur en creativiteit in te zetten voor revitaliseringstrategieën. De cultural industries vormt een belangrijke vorm van bedrijvigheid binnen de ‘creatieve economie. Dit type bedrijvigheid manifesteert zich niet op elke plek. De cultural industries vestigt zich vooral in stedelijke gebieden. Het is belangrijk dat steden over een bepaald klimaat beschikken dat ondernemers in deze industrieën en andere creatievelingen aantrekt. Een broedplaatsmilieu vormt een belangrijk type milieu binnen een stad. Hier voelen vooral beginnende creatieve ondernemers, kleine creatieve ondernemingen of creatieve ondernemers met een (nog) niet gevestigde naam zich tot aangetrokken. Een broedplaatsmilieu voor de cultural industries moet aan verschillende voorwaarden voldoen om succesvol te zijn. De voorwaarden die in deze paragraaf aan de orde zijn gekomen zijn in principe niet direct gericht op een broedplaatsmilieu, maar kunnen er zeker op toegepast worden. Een succesvol broedplaatsmilieu ligt namelijk heel dicht tegen een gevestigd creatief milieu aan en zal over algemene elementen beschikken die een plaats succesvol maken. In de onderstaande tabel (tabel 1.1) zijn de voorwaarden waaraan een succesvol broedplaatsmilieu moet voldoen samengevat en opgedeeld in ruimtelijke en sociale voorwaarden. Belangrijk is om aan te geven dat het erg moeilijk is om de voorwaarden op deze manier in te delen. De ruimtelijke en sociale dimensies liggen namelijk erg dicht bij elkaar en kunnen in elkaar overlopen. Een aantal
29
voorwaarden hebben een duidelijk ruimtelijke en sociale zijde en worden dan ook als ruimtelijk en sociaal getypeerd. Daarnaast zijn de voorwaarden die alleen als sociaal of ruimtelijk worden getypeerd niet helemaal los te zien van ‘de andere kant’. Tabel 1.1 De ruimtelijke en sociale voorwaarden van een succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries
Ruimtelijke Voorwaarden •
Sociale Voorwaarden •
Diversiteit: -
Diversiteit: dimensies van diversiteit, met
diversiteit van primaire en secundaire
betrekking
functies
(sociaal-economisch/cultureel/demografisch.)
-
korte ‘blocks’
-
gebouwen
van
op
de
bevolkingssamenstelling
verschillende
leeftijden en onderhoudsniveaus •
hoge dichtheid van mensen
Aanwezigheid
van
goedkope
woon-
en
bedrijfsruimten •
Aanwezigheid
van
kleinschalige
ondernemingen, waarvan een aandeel creatieve ondernemingen
•
Authenticiteit
•
Nachtleven
•
Third places
•
Authenticteit
•
Sense of place
Een aantal van de voorwaarden die door Montgomery werden genoemd zijn niet direct in de tabel opgenomen. Dit komt doordat een aantal factoren, zoals ‘people attractors’, actief straatfont, complementaire avond en dagactiviteiten, sterk overeenkomen met andere genoemde voorwaarden. Diversiteit als ruimtelijke voorwaarde omvat bijvoorbeeld complementaire avond en daggebruiken en diversiteit omvat de factor ‘people attractors’ voor een groot gedeelte. Een succesvol broedplaatsmilieu beschikt over deze verschillende voorwaarden. Daarbij gaat het om de combinatie van de voorwaarden die een succesvol broedplaatsmilieu voortbrengen. De aanwezigheid van een nachtleven in een plaats hoeft niet te wijzen op een succesvol broedplaatsmilieu als er bijvoorbeeld nauwelijks sprake is van verdere functiemenging. De voorwaarden uit tabel 1.1 spelen een belangrijke rol binnen deze scriptie. In het volgende hoofdstuk komt het onderzoeksontwerp aan de orde.
30
________________________
2) Onderzoeksopzet 2.1 Het onderzoeksdoel en de hoofd- en deelvragen Een broedplaatsmilieu vormt een belangrijk soort milieu binnen een stedelijk gebied. Het steeds groter wordende belang van de creatieve economie en daarmee ook de cultural industries, maakt de aanwezigheid van een creatief klimaat in vooral stedelijke gebieden onmisbaar. Het broedplaatsmilieu vormt een onderdeel van het creatieve klimaat en is een belangrijk soort milieu door het laagdrempelige karakter. Hoofdstuk 1 heeft inzicht gegeven in de verschillende ruimtelijke en sociale voorwaarden die in een gebied aanwezig moeten zijn om een succesvol broedplaatsmilieu te zijn. Het is duidelijk geworden over welke ruimtelijk en sociale voorwaarden een gebied moet beschikken. In deze scriptie staat het Mathenesserkwartier centraal. Het doel van deze scriptie is om te achterhalen welke ruimtelijke en sociale voorwaarden voor een succesvol broedplaatsmilieu er in het Mathenesserkwartier aanwezig zijn. Er wordt dus niet vanuit gegaan dat het al een succesvol broedplaatsmilieu is. Wel bestaat het vermoeden dat het gebied over een aantal van de voorwaarden beschikt. Hieruit is de volgende centrale vraag voortgekomen: In hoeverre is het Mathenesserkwartier een succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries? 2.1.1 Van de ruimtelijke en sociale voorwaarden naar de deelvragen De voorwaarden voor een succesvol broedplaatsmilieu vormen een centraal element in het onderzoek. In tabel 1.1 in hoofdstuk 1 worden de voorwaarden opgesomd en verdeeld over ruimtelijke componenten en sociale componenten. Een aantal voorwaarden hebben zowel een ruimtelijke als een sociale component. Daarnaast overlappen sommige voorwaarden met elkaar. Om een duidelijk overzicht te creëren is er besloten om de voorwaarden onder drie algemene voorwaarden te plaatsen; ‘diversiteit’, ‘ontmoeting’ en ‘sense of place’. De deelvragen van deze scriptie zijn toegespitst op deze drie voorwaarden.
Diversiteit is een voorwaarde met een ruimtelijke en sociale component. In hoofdstuk 1 komt naar voren dat diversiteit de volgende componenten omvat: diversiteit van primaire en secundaire functies, korte straten, gebouwen van verschillende leeftijden en onderhoudsniveaus, een grote concentratie van mensen en een diverse bevolkingssamenstelling. Ik heb besloten om de
31
voorwaarde ‘aanwezigheid van goedkope woon- en bedrijfsruimten’ ook onder diversiteit te plaatsen. Er bestaat namelijk overlap tussen deze voorwaarde en de voorwaarde ‘gebouwen van verschillende leeftijden en onderhoudsniveaus’. Beide voorwaarden benadrukken het belang van de aanwezigheid van gebouwen waar mensen die over een laag budget beschikken zich kunnen vestigen. De invalshoek van deze voorwaarden is wel anders, maar dit vormt verder geen belemmering voor het onderzoek. De ‘aanwezigheid van kleinschalige ondernemingen’ kan ook bij diversiteit worden geplaatst. Er bestaat namelijk overlap tussen deze voorwaarde en de diversiteit van primaire en secundaire functies. Bij de laatstgenoemde factor gaat het om de aanwezigheid van verschillende soorten functies in een gebied, zoals winkels, horeca, woningen en kantoren. De aanwezigheid van deze diverse functies zorgt in de juiste combinatie voor activiteit op straat, gedurende de hele dag. De typen ondernemingen in een gebied vormen daarmee ook objecten van belang. De ‘aanwezigheid van kleinschalige economische activiteiten’ past daarmee goed binnen de voorwaarde ‘diversiteit’. Om erachter te komen in welke vorm de verschillende componenten van diversiteit aan- of afwezig zijn in het Mathenesserkwartier luidt de eerste deelvraag als volgt: In hoeverre is er sprake van diversiteit in het Mathenesserkwartier?
Ontmoeting vormt een verzamelnaam voor de sociale voorwaarden ‘nightlife’ en ‘third places’. Beide voorwaarden vormen in de praktijk plaatsen voor ontmoeting. Daarnaast vullen de voorwaarden elkaar aan. Bij ‘nightlife’ of nachtleven gaat het om plekken waar mensen zich in de avonduren kunnen vermaken en bij third places gaat het om plekken waar mensen zich in het algemeen, dus overdag en eventueel ook ’s avonds, kunnen vermaken. Ontmoeting vormt een centraal element bij deze voorwaarden. Daarnaast vormt ontmoeting een belangrijk element binnen de cultural industries. Voor ondernemers in de cultural industries zijn netwerken van belang voor bijvoorbeeld het binnenhalen van opdrachten en samenwerking. Plaatsen waar mensen, ook uit de cultural industries, elkaar op een informele manier kunnen ontmoeten kunnen daarbinnen mogelijk een belangrijke rol spelen. Hier komt de volgende deelvraag uit voort: In hoeverre is de voorwaarde ‘ontmoeting’ aanwezig in het Mathenesserkwartier?
‘Sense of place’ vormt een sociale voorwaarde op zich (zie tabel 1.1). De ruimtelijke en sociale voorwaarde authenticiteit kan echter ook goed onder deze voorwaarde worden geplaatst. Bij een sense of place gaat het immers ook om de uitstraling van het gebied. Authentieke elementen kunnen bijvoorbeeld een grote bijdrage leveren aan de uitstraling van een gebied.
32
Het gaat bij deze voorwaarde niet alleen om kenmerken van de gebouwde omgeving die bepaalde betekenissen en associaties oproepen, maar ook om de manier waarop het gebied bekend staat. De voorwaarde sense of place krijgt door de toevoeging van de voorwaarde ‘authenticiteit’ ook een ruimtelijke component. De derde deelvraag luidt als volgt: In hoeverre is er sprake van een ‘sense of place’ in het Mathenesserkwartier?
2.2 Definiëren van begrippen •
Cultural industries: De cultural industries omvat de productie, distributie en marketing van goederen en diensten, waarvan het semiotische aspect (symbolische waarde) het belangrijkste element vormt. De output van de cultural industries komt voort uit creatieve processen van individuele creatievelingen of een groep creatievelingen. De volgende sectoren kunnen tot de cultural industries worden gerekend: uitgevers, architectuur, filmen videoproductie, radio- en televisieproductie, podiumkunsten, persbureaus en journalisten, bibliotheken, musea en natuurbeschermingsinstellingen (Kloosterman 2004; Rutten e.a 2004).
•
Broedplaatsmilieu: Een broedplaatsmilieu kan omschreven worden als een milieu dat laagdrempelig is. Deze laagdrempeligheid is belangrijk voor groepen creatievelingen die een laag budget hebben of een nieuw creatief concept willen uitdragen. Een broedplaatsmilieu biedt daarmee ruimte voor startende creatieve ondernemers, (nog) niet gevestigde creatieve ondernemers, kleine creatieve ondernemingen en andere (nieuwe) creatieve initiatieven. Verschillende elementen uit de gebouwde omgeving zijn van essentieel belang voor de toegankelijkheid van het gebied, maar ook het klimaat dat in een gebied heerst draagt hieraan bij. Deze elementen zijn ondergebracht onder de voorwaarden; diversiteit, ontmoeting en een ‘sense of place’.
2.3 Het onderzoeksgebied Het Mathenesserkwartier vormt het onderzoeksgebied. Dit gebied ligt ten westen van het centrum van Rotterdam in de deelgemeente Delfshaven. De keuze voor dit gebied heeft te maken met de relatieve nabijheid van de wijk ten opzichte van het centrum (zie kaart 2.1) In hoofdstuk 1 kwam
33
naar voren dat de cultural industries zich vooral manifesteert in een stedelijke omgeving. Het gebied ligt niet direct naast het centrum, maar kan met onder andere het openbaar vervoer relatief snel worden bereikt. Daarnaast is het een gebied met een stedelijk karakter en wordt het gekenmerkt door de aanwezigheid van vooroorlogse bebouwing. De afwezigheid van een historisch centrum in Rotterdam maakt een gebied waar historische bebouwing aanwezig is bijzonder. Daarnaast ligt het Mathenesserkwartier in de deelgemeente Delfshaven. Op verschillende plekken in deze deelgemeente gebeurt er duidelijk wat op het gebied van de creatieve industrie, zoals in het Lloydkwartier waar verschillende ondernemingen in de AV-, filmsector geclusterd zitten (zie Hoofdstuk 3).
Kaart 2.1 Het Mathenesserkwartier (oranje) ten opzichte van het centraal station van Rotterdam (rood)
bron: Map24©2005, Mapsolute, Teleatlas, AND
Het Mathenesserkwartier is geen wijknaam, maar een naam die door gemeentelijke instanties is toegekend aan het gebied. Dat is gedaan naar aanleiding van de herstructurering die er in het gebied plaatsvindt. Verschillende straten in het gebied beginnen met het woord ‘Mathenesser’. In het gebied heb je de Mathenesserweg, de Mathenneserdijk en de Mathenesserstraat. Het Mathenesserplein en de Mathenesserlaan liggen net buiten het gebied. Een gedeelte van de wijk Tussendijken en een gedeelte van Spangen (Spangen bovendijks), behoren tot het
34
Mathenesserkwartier. De gemeentelijke afbakening van het Mathenesserkwartier vormt een klein gebied. Daarom heb ik besloten om een aangrenzend gebied bij het kwartier te betrekken. Ik heb besloten om geheel Tussendijken bij het onderzoek te betrekken, evenals de wijk Bospolder die grenst aan de wijk Tussendijken. Spangen benedendijks is buiten beschouwing gelaten. Dit heeft te maken met de fysieke samenstelling van het gebied. Spangen benedendijks ligt veel lager dan de rest van het gebied, aan de onderkant van de Mathenesserdijk. De dijk vormt een fysieke barrière tussen de twee delen van Spangen. De overige delen van Tussendijken en Bospolder sluiten mooi aan op het ‘originele’ Mathenesserkwartier. In deze scriptie wordt het Mathenesserkwartier gevormd door Bospolder, Tussendijken en Spangen bovendijks.
Kaart 2.2 Het Mathenesserkwartier
bron: Map24©2005, Mapsolute, Teleatlas, AND
De grenzen van het onderzoeksgebied worden door verschillende plekken/straten gevormd. Een duidelijke grens vormt het Marconiplein aan de westelijke zijde van het gebied. De westelijke grens wordt ook gevormd door de Hudsonstraat. Naast deze straat ligt een dijk waarop een voormalig gebruikte spoorlijn ligt. Deze plek vormt een duidelijke fysieke afbakening. Het gebied loopt tot het Hudsonplein. Historisch Delfshaven ligt tegen Bospolder aan, maar wordt niet in het onderzoeksgebied opgenomen; de Voorhaven en Aelbrechts kolk liggen daarmee net buiten het gebied. Dit historische stuk strekt zich ook uit naar gebieden aan de overkant van de
35
Delfshavense Schie. Het onderzoeksgebied beperkt zich tot het gebied aan de oostelijke kant van de Delfshavense Schie. De afbakening van het gebied aan de oostelijke zijde wordt enerzijds gevormd door het punt waar de Schiedamse weg en de Mathenesserdijk elkaar kruisen, en anderzijds door het punt waar de Grote Visserijstraat, de Mathenesserweg en de Mathenesserdijk elkaar kruisen. De noordelijke grens van het Mathenesserkwartier wordt gevormd door het gedeelte van de Mathenesserdijk dat op de dijk ligt. Het gedeelte van deze straat dat benedendijks ligt, ligt net buiten het gebied.
Observaties vormen een belangrijke onderzoeksmethode binnen deze scriptie (zie paragraaf 2.3). Daarbij is er een aantal grotere straten geselecteerd in het gebied die daarbinnen vooral naar voren komen. Het is onmogelijk om elke straat in het gebied afzonderlijk te behandelen. De volgende straten vormen de belangrijkste straten binnen deze observaties: de Grote Visserijstraat, de Mathenesserweg, de Schiedamse weg, de Spanjaardstraat en de Mathenesserdijk. De Mathenesserdijk is een relatief lange straat, die binnen twee verschillende wijken ligt; Tussendijken en Spangen bovendijks en benedendijks. Het grootste gedeelte wordt meegenomen; het deel dat in Spangen benedendijks ligt wordt buiten beschouwing gehouden.
2.4 Methoden van onderzoek 2.4.1 Type onderzoek en onderzoekseenheden Het onderzoek heeft zowel een explorerend als een toetsend karakter. Uit verschillende theoretische bronnen zijn een aantal voorwaarden voortgekomen die kenmerkend zijn voor een broedplaatsmilieu. Deze voorwaarden worden toegespitst op één gebied, het Mathenesserkwartier. In dit opzicht kan het onderzoek als toetsend worden getypeerd, omdat er verschillende bestaande theoretische bronnen worden gebruikt om toe te passen op een gebied. Het onderzoek is echter ook van explorerende aard. Er wordt niet gekeken of deze ‘theorie’ wel of niet opgaat voor het gebied, maar er wordt bekeken of het gebied over elementen uit de ‘theorie’ beschikt die wijzen op een milieu dat getypeerd wordt als een broedplaats. Daarnaast is er nog weinig bekend over het Mathenesserkwartier op het gebied van de cultural industries. Het is ook nog niet onderzocht in het kader van het broedplaatsmilieu. In het onderzoek staat een case study centraal. Deze case wordt gevormd door het Mathenesserkwartier. Dit gebied wordt aan de hand van verschillende voorwaarden (zie paragraaf 2.1.1) geanalyseerd en beschreven. De onderzoekseenheid wordt gevormd door het Mathenesserkwartier. Er wordt immers gekeken in hoeverre dit gebied een succesvol broedplaatsmilieu is voor de cultural industries.
36
2.4.2 De methoden voor dataverzameling In dit onderzoek is het belangrijk om erachter te komen welke elementen van de ruimtelijke en sociale voorwaarden in het Mathenesserkwartier aanwezig zijn, welke niet of welke gedeeltelijk aanwezig zijn. Om hierachter te komen zijn er verschillende onderzoeksmethoden nodig die de voorwaarden kunnen uitlichten. Deze verschillende onderzoeksmethoden zullen verderop in dit hoofdstuk besproken worden. In de onderstaande tabel wordt er een overzicht gegeven welke onderzoeksmethoden er gebruikt worden per voorwaarde. Daarbinnen wordt er een onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke en sociale elementen van deze voorwaarde. Per ruimtelijke en sociale voorwaarde is kort weergegeven welke kenmerken, aan de hand van de verschillende onderzoeksmethoden, worden geanalyseerd.
Tabel 2.1 De gebruikte onderzoeksmethoden per voorwaarde Voorwaarden
Type
Kenmerken
Literatuur
Voorwaarde
BIRD Buurt
Observaties
Interviews
Informatie Rotterdam Digitaal
Diversiteit
Ruimtelijk
Woningvoorraad, functiemenging,
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
stratenpatroon Sociaal
Bevolkingssamenstelling
Ontmoetingen
Sociaal
Third
places,
nightlife, netwerken tussen creatieve ondernemers Sense of place
Ruimtelijk
Leefbaarheid, authenticiteit
Sociaal
*
Leefbaarheid, authenticiteit,
*
imago en identeit
2.4.3 Literatuur In tabel 2.1 komt naar voren dat deze onderzoeksmethode nauwelijks een bron van informatie vormt voor het onderzoek. Bij de ‘sense of place’ worden er verschillende literatuurbronnen gebruikt om een indruk te geven van het imago dat het Mathenesserkwartier heeft. Er is echter
37
weinig literatuur aanwezig die een licht werpt op de verschillende elementen van de voorwaarden. Literatuur vormt wel een belangrijke bron voor de introductie van het gebied in hoofdstuk 3. Ook zal er daarbij aandacht worden besteed aan Rotterdam. Dit plaatst het onderzoeksgebied in een breder kader. Literatuur vormt daarbij ook de belangrijkste bron van informatie. 2.4.4 Buurt Informatie Rotterdam Digitaal Buurt Informatie Digitaal Rotterdam vormt een database van het Centrum van Onderzoek en Statistiek van Rotterdam (COS). Deze database is voor iedereen toegankelijk en geeft inzicht in verschillende deelonderwerpen per wijk in Rotterdam. Het Mathenesserkwartier bestaat niet uit één wijk, maar uit de volgende wijken; Bospolder, Tussendijken en een gedeelte van Spangen. Ik heb besloten om de gegevens van het BIRD per wijk te behandelen. Spangen hoort niet in zijn geheel tot het onderzoeksgebied. De gegevens uit BIRD over Spangen worden toch wel gebruikt om een indicatie te geven van de situatie in het gebied. Ik ga er niet vanuit dat Spangen bovendijks erg verschilt van Spangen in zijn geheel. De gegevens uit BIRD zijn gebruikt om inzicht te geven in elementen van de voorwaarde ‘diversiteit’. Zo zijn er gegevens beschikbaar over de woningvoorraad; de leeftijd van de woningen, de waarde van de woningen en de eigendomsstructuur. Ook geven de gegevens inzicht in de bevolkingssamenstelling in het gebied; de huishoudsamenstelling, de inkomensstructuur en de etnische afkomst. Voor de voorwaarde ‘sense of place’ wordt BIRD ook gebruikt als methode voor dataverzameling. BIRD beschikt over gegevens die inzicht geven in de leefbaarheid in het gebied, een element van de voorwaarde sense of place. De veiligheidsindex vormt een indicatie van het gevoel van veiligheid in een gebied en kan daarmee iets zeggen over de leefbaarheid in het gebied. 2.4.5 Observaties Observaties vormen een belangrijk onderdeel van het onderzoek. De gegevens die voortkomen uit de database van BIRD geven slechts informatie over een aantal van de componenten van de voorwaarden. Daarnaast geven de cijfers uit het BIRD slechts bepaalde informatie weer van deze voorwaarden. Observaties in het onderzoeksgebied kunnen dit goed aanvullen. Voor zowel diversiteit, ontmoeting en ‘sense of place’ is informatie verkregen via observaties. De observaties zijn op verschillende dagen en tijdstippen van de dag uitgevoerd. Dit is gedaan om een zo volledig mogelijk beeld van het gebied te kunnen vormen. Ook was het onmogelijk om alle relevante kenmerken van het gebied tijdens een bezoek allemaal tegelijkertijd te observeren. Per bezoek heb ik er dan ook voor gekozen om op bepaalde aspecten in het Mathenesserkwartier te letten, zoals bijvoorbeeld de woningvoorraad.
38
De verschillende componenten van diversiteit kunnen door middel van observaties bekeken worden. Dit geldt voor de woningvoorraad; daarbij wordt er gelet op een mix van leeftijden en onderhoudsniveaus van de woningen. Ook kan het stratenpatroon door middel van observaties worden geanalyseerd; zijn de straten bijvoorbeeld kort, zijn er mogelijkheden om de hoek om te gaan? Daarnaast zullen observaties inzicht geven in de mate functiemenging in het gebied; domineert de woonfunctie bijvoorbeeld, wat voor winkels zijn er, zijn er ook andere functies te observeren en zijn de functies divers genoeg om activiteit in het gebied te genereren? Observaties vormen een belangrijke onderzoeksmethode voor de voorwaarde ontmoeting. Via observaties moet er gekeken worden of het gebied over zogenaamde ‘third places’ beschikt en of er sprake is van ‘nightlife’. Daarbij moet er vooral gekeken worden naar de horecagelegenheden. Wat voor horecagelegenheden zijn er? Hoe ziet het klantenbestand eruit? Wat voor uitgaansgelegenheden zitten er in het gebied? De voorwaarde ‘sense of place’ wordt ook aan de hand van observaties geanalyseerd. Dit geldt voor de component leefbaarheid en authenticiteit. Bij leefbaarheid zal er vooral gekeken worden naar het straatbeeld; ziet het er netjes uit, zijn er elementen in het landschap die iets dreigends uitstralen? Bij authenticiteit zal er vooral gelet worden op de aanwezigheid van authentieke elementen in het landschap. Zijn er bijvoorbeeld elementen te vinden die het gebied iets eigens geven? Het observeren van de woningen, winkels, horeca en het straatbeeld zal leiden tot een duidelijk beeld van het onderzoeksgebied waarmee de sfeer en de uitstraling van het gebied naar voren zal komen. 2.4.6 Interviews met creatieve ondernemers en andere sleutelpersonen Interviews vormen ook een belangrijke methode van dataverzameling. De afgenomen interviews zijn in twee verschillende groepen in te delen. Aan de ene kant is er een groep actoren geïnterviewd die informatie kan geven over het beleid van Rotterdam ten aanzien van de creatieve industrie en informatie over het Mathenesserkwartier ten aanzien van de herstructurering in het gebied. Deze interviews hebben inzicht gegeven in de context waarin het Mathenesserkwartier
zich
bevindt
en
vormen
samen
met
literatuur
belangrijke
achtergrondinformatie. Aan de andere kant zijn er verschillende creatieve ondernemers geïnterviewd die gevestigd zijn of gevestigd waren in het Mathenesserkwartier. De laatstgenoemde groep vormt de belangrijkste groep respondenten. Creatieve ondernemers vormen immers een belangrijke groep creatieve mensen binnen een broedplaatsmilieu. Zij kunnen inzicht geven in de verschillende voorwaarden van het gebied door informatie te geven over bijvoorbeeld
39
de voorwaarden die een rol speelden bij de keuze voor de locatie en welke van de verschillende voorwaarden volgens hen (gedeeltelijk) aan- of afwezig zijn in het gebied.
De interviews zijn afgenomen aan de hand van een semi-gestructureerde vragenlijst, waarin de verschillende componenten van de voorwaarden zijn verwerkt in deze vragenlijst (zie bijlage 1). Via interviews is het mogelijk om data te verkrijgen over de verschillende componenten van diversiteit. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar de rol die goedkope woon- en bedrijfsruimte speelde bij de keuze voor de locatie in het Mathenesserkwartier. Daarnaast kan het belang van een diverse bevolkingssamenstelling via interviews worden achterhaald. Interviews vormen een belangrijke manier van dataverzameling voor de voorwaarde ontmoetingen. Zo kan achterhaald worden of de respondenten regelmatig gebruik maken van horeca in het gebied. Ook kan er achterhaald worden in hoeverre men contact heeft met creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier: is er sprake van een lokaal netwerk? Ook voor de verschillende elementen die bijdragen aan een ‘sense of place’, zijn de interviews belangrijke bronnen van informatie. Interviews kunnen inzicht verwerven in de manier waarop zij de leefbaarheid in het gebied ervaren en authenticiteit. Vinden zij authenticiteit overigens belangrijk? Daarnaast kan er inzicht worden verkregen in het imago van het gebied en de rol die dit heeft gespeeld bij de locatiekeuze. Heeft het gebied daarnaast een culturele reputatie?
2.5 Selectie van de respondenten 2.5.1 ‘Groep 1’ In de vorige deelparagraaf kwam al naar voren dat de afgenomen interviews in twee groepen zijn in te delen. De eerste groep bestaat uit actoren die informatie hebben verstrekt over het beleid van Rotterdam op creatief gebied en het Mathenesserkwartier. Voor deze groep actoren is gekozen om enerzijds aanvullende actuele informatie te verkrijgen over het beleid ten aanzien van de creatieve industrie van Rotterdam en anderzijds om actuele informatie te verkrijgen over de herstructurering in het Mathenesserkwartier. Via deze actoren werden soms ook secundaire bronnen verkregen. De interviews zijn niet aan de hand van een vaste vragen- of itemlijst afgenomen. Dit heeft te maken met de diverse aard van de actoren en de verschillende soorten data die verkregen moest worden. Twee van deze respondenten konden wegens tijdgebrek, van hun kant, mondeling geen vragen beantwoorden. Zij waren echter wel bereid om vragen via email te beantwoorden. Hieronder volgt een overzicht van de verschillende actoren die behoren tot ‘groep 1’.
40
Tabel 2.2 Overzicht van de respondenten uit ‘groep 1’ Naam
Type organisatie, instelling
Datum van interview
Mevr. Hubregtse
Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR)
28 juli 2005
Dhr. Berkien
Opbouwwerk Bospolder/Tussendijken
12 september 2005
Dhr. Maas
Projectbureau Mathenesserkwartier; projectleider
11 november 2005
Mevr. de Vries
Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR)
20 januari 2006
Mevr. Stenvert
Centrum Ondernemen in Delfshaven
15 maart 2006
Dhr. van Catz
Makelaar bedrijfsruimten Com.Wonen
16 maart 2006
2.5.2 ‘Groep 2’ De selectie van respondenten uit groep 2, de creatieve ondernemers, verliep moeizaam. Om een idee te krijgen van wat er aan creatieve ondernemingen in het Mathenesserkwartier zat, is er een bestand van Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam uit 2004 geraadpleegd, waarin creatieve ondernemingen per straat in Rotterdam en de regio werden genoemd. Deze creatieve ondernemingen staan geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. Aan de hand daarvan kon achterhaald worden welke creatieve ondernemingen zich ‘formeel’ in het onderzoeksgebied bevonden. Telefoonnummers ontbraken echter in dit bestand. Via de Gouden Gids konden een aantal telefoonnummers van deze creatieve ondernemers achterhaald worden en in andere gevallen zocht ik per adres naar het telefoonnummer in het telefoonboek (online). Een aantal namen die op die specifieke adressen werden gevonden kwamen niet overeen met de namen van het bedrijf. Ook klopten een aantal nummers niet meer en sommige nummers waren gewoonweg niet te vinden. Via google heb ik daarom websites van deze creatieve ondernemers proberen te achterhalen. Daarnaast ben ik de wijk ingegaan om te kijken of er op de betreffende adressen creatieve ondernemingen te vinden waren. Het werd al snel duidelijk dat de creatieve ondernemingen in het Mathenesserkwartier slechts beperkt zichtbaar waren. Een relatief groot aandeel van de bekende adressen wezen niet duidelijk op een onderneming: het waren vooral etagewoningen, vaak zonder naambordjes die wezen op de naam van de creatieve onderneming. Tijdens deze zoektocht ben ik wel op een aantal zichtbare creatieve ondernemingen gestuit die zich niet in de lijst van de OBR van 2004 bevonden. Deze ondernemingen waren allen ook relatief nieuw. Hieruit zijn vier ondernemingen voortgekomen, namelijk respondent 1, 3, 4 en 5 (zie tabel 2.3). Van de lijst van de OBR waren er uiteindelijk drie ondernemingen bereid om aan het onderzoek mee te doen (respondent 2, 8 en 9). Deze lijst heeft indirect ook geleid tot het vinden van respondent 7. Het nummer van een creatieve onderneming op de lijst werkte niet meer, via de
41
website kwam ik erachter dat de onderneming was verhuisd. Ik heb alsnog contact opgenomen in de hoop dat deze creatieve ondernemer mij kon wijzen op andere creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier.
De overige creatieve ondernemers zijn op verschillende manieren via via gevonden. Via een bewoner van ‘Villa Catherina’, “een ontmoetingspunt en denktank voor zijn bewoners en bezoekers”, ben ik in contact gebracht met respondent 10 (Villa Catherina). Een respondent uit groep 1 (Dhr. Maas) heeft mij op het spoor van Villa Catherina gebracht. Dit geldt ook voor respondent 11. Via een tip van een respondent van groep 1 (mevr. de Vries) ben ik op het spoor gebracht van Stichting Disck in Delfshaven en daaruit is het contact met respondent 11 voortgekomen. Respondent 6 ben ik op het spoor gekomen via een kunstacademie student uit Rotterdam. Deze respondent vormt een bijzonder geval, omdat de respondent sinds het einde van augustus 2005 niet meer in het Mathenesserkwartier gevestigd is. Hij is naar Amsterdam verhuisd. Toch heb ik besloten om deze creatieve ondernemer te interviewen, omdat hij ruim anderhalf jaar in het Mathenesserkwartier heeft gewoond en mogelijk ook vanuit een ander perspectief naar het gebied kijkt dan de respondenten die ten tijde van de interviews in het Mathenesserkwartier gevestigd waren. In tabel 2.3 wordt een overzicht gegeven van de verschillende respondenten uit groep 2. Bij elke respondent wordt ook aangegeven om wat voor creatieve onderneming het gaat en waar de onderneming in het Mathenesserkwartier gevestigd is. Bij respondent 6 worden de adresgegevens van de locatie in het Mathenesserkwartier weergegeven.
Tabel 2.3 Overzicht van de respondenten uit ‘groep 2’ Respondent
1.
mevr.
Vlaanderen
Naam en type onderneming
van
Locatie
Galerie Vlaanderen:
in
het
Datum
Mathenesserkwartier
Interview
Grote Visserijstraat 63
11
Verkoopt kunst, kitsch en tweedehands, kunst
nov.
2005
is hoofdelement 2. Richard
3. Helma
Trilobiet: Ontwerp van software op basis van
Mathenesserdijk
7
internet
430
2005
Mathenesserweg 32
19
Kunst&Makerij:
Meubelontwerper/makerij;
ontwerp van tweedehands meubels naar
nov.
nov.
2005
design meubels. Daarnaast worden mensen in dienst genomen die willen ‘reïntergreren’ op de arbeidsmarkt 4. Mevr. Kutzke
Artomatic
Mozaïek:
Kunstenaarsbedrijf;
kunstopdrachten uitgevoerd (specialisatie is
42
Grote 22b
Visserijstraat
24 2005
nov.
mozaïek), maar ook vrij werk. Verder worden workshops gegeven en is er een winkel in mozaïekmaterialen. 5. Dhr. Boonstra
De Kunstsuper: bestaat uit verschillende
Grote Visserijstraat 7b
onderdelen: worden kunstartikelen verkocht
19
dec.
2005
(de kunstmarkt), een expositieruimte (de kunstkijk), workshopruimte ( de salonsuper), experimentgedeelte (creatielab), onderdeel waar
kunst
verbonden
met
communicatie
(kunstcom).
Ook
wordt stichting
creatiekracht. 6. Dhr. Schutte
Jort
Schutte:
Multimediabedrijf/grafische
Mathenesserweg 9b
vormgeving (student kunstacademie) 7. Dhr. Putto
Martin Putto: Audiovisuele producties en
Schiedamseweg 19c
10. Dhr. van Meer
9
jan.
2006
Finn Stapelkamp: Grafische vormgeving en
Mathenesserstraat 44
webdesign 9. Mevr. Swets
dec.
2005
technische ondersteuning/illustrator 8. Dhr. Stapelkamp
16
29 nov. 2005
HS+ Reklame: reclamebureau
AR(T)TOO/BETWEEN
Productions:
Mathenesserweg
16
112a-b
2005
Mathenesserdijk 173e
31
Activiteiten van deze twee ondernemingen:
dec.
jan.
2006
uitgeverij, grafische vormgeving, schrijven, beeldende kunst (doceren), het Kunstenplan Spangen 11. Dhr. van der
Loeder Events: cultureel bureau; organiseert
Louw
evenementen,
onderwijsprogramma’s
adviesopdrachten
die
gericht
zijn
en
2e Schansstraat 3
16 maart 2006
op
grootstedelijke ontwikkelingen en thema’s
Opvallend was dat de geselecteerde creatieve ondernemingen klein van aard waren. Een gedeelte van de creatieve ondernemers werkt vanuit huis. Het merendeel van de ondernemers heb ik mondeling geïnterviewd. De gesprekken duurden gemiddeld een uur. Ook heb ik een aantal ondernemers via de mail de vragenlijst opgestuurd. Door twee respondenten (8 en 9) werd dit prettiger ervaren, omdat zij vanuit huis werkten. Voor één respondent kwam dit beter uit, vanwege tijdgebrek (11). Het nadeel van het schriftelijk afnemen van interviews is dat de antwoorden soms erg kort zijn. Daarnaast heb je bij een mondeling interview de mogelijkheid om door te vragen of om nadere uitleg te vragen.
43
Op kaart 2.3 is globaal te zien waar de ondernemingen van de respondenten in het Mathenesserkwartier gevestigd zijn. Vier ondernemingen zijn in Spangen bovendijks gevestigd, waarvan twee op de Mathenesserweg, één op de Mathenesserdijk en één op de Mathenesserstraat. Op de kaart is nog een derde onderneming op de Mathenesserweg getekend. Deze is echter sinds augustus 2005 niet meer op dezelfde locatie gevestigd en verhuisd naar Amsterdam. Verder zijn er nog drie ondernemingen op de Grote Visserijstraat in de wijk Tussendijken gevestigd. Ook zit er een onderneming op de Mathenesserdijk in Tussendijken en nog een onderneming op de Schiedamseweg op de grens tussen de wijken Tussendijken en Bospolder. Tenslotte is er nog een onderneming op de 2e Schansstraat gevestigd in Bospolder, net op de grens met Historisch Delfshaven.
Kaart 2.3 Locatie van de ondernemingen van de geïnterviewde creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier (met rood aangegeven)
bron: Map24©2005, Mapsolute, Teleatlas, AND
44
2.6 Conclusie De verschillende theoretische inzichten uit hoofdstuk 1 hebben de basis gelegd voor het onderzoeksontwerp. De hoofdvraag van deze scriptie is: ‘In hoeverre is het Mathenesserkwartier een broedplaatsmilieu voor de cultural industries?’ De voorwaarden voor een succesvol broedplaatsmilieu vormen de belangrijkste leidraad van dit onderzoek. De deelvragen zijn op de verschillende voorwaarden gebaseerd. Aan de hand van verschillende onderzoeksmethoden, die in dit hoofdstuk zijn belicht, worden deze vragen benaderd. In hoofdstuk 4 zal er worden ingegaan op de voorwaarde diversiteit in het Mathenesserkwartier, gevolgd door de voorwaarde ontmoeting in hoofdstuk 5. Vervolgens wordt er in hoofdstuk 6 de voorwaarde sense of place besproken. De analyses van de verschillende voorwaarden worden in hoofdstuk 7 samengevoegd, om een antwoord te geven op de hoofdvraag. In het volgende hoofdstuk wordt er ingegaan op de context waar het Mathenesserkwartier zich in bevindt. Ten eerste wordt er ingegaan op het beleid rondom cultuur en creativiteit in Rotterdam. Daarna wordt de geschiedenis en de herstructurering van het Mathenesserkwartier besproken.
45
_______________________________________________________
3) Een introductie van het Mathenesserkwartier Het Mathenesserkwartier kan niet op zichzelf worden gezien. Daarom is het belangrijk om inzicht te krijgen in de context waarin het gebied zich bevindt. In dit hoofdstuk wordt er daarom eerst ingegaan op de stad Rotterdam. De rol van cultuur en creativiteit komt daarbij uitgebreid aan de orde. In paragraaf 3.1 wordt er ingegaan op de rol van cultuur binnen het beleid van Rotterdam. Ook komt er aan de orde wat er aan creatieve industrie in de stad te vinden is en waar dit zich in Rotterdam manifesteert. De sociale structuur van Rotterdam komt in paragraaf 3.2 aan de orde. Verschillende literatuur wijst namelijk op een eenzijdige sociale structuur in Rotterdam. Een beschrijving van de achtergrond van het Mathenesserkwartier is ook belangrijk om het gebied in een bredere context te plaatsen. In paragraaf 3.3 zal er kort worden ingegaan op de geschiedenis van het gebied. Daarna zal de herstructurering van het gebied aan de orde komen. De herstructurering van het gebied heeft zijn sporen in het gebied achtergelaten De doelstellingen van de herstructureringsplannen werpen licht op problemen waar het gebied mee te maken heeft en heeft gehad, maar ook welke kant de gemeente met het gebied op wil
3.1 Cultuur en creativiteit in Rotterdam De verschuiving van de economische structuur in de westerse samenlevingen is voor sommige steden met een eenzijdige economische basis moeilijk geweest om mee te komen (zie paragraaf 1.2). Rotterdam heeft tot voor kort ook te maken gehad met een eenzijdige economische structuur. De havens in Rotterdam vormde de voornaamste economische activiteit. Vanaf de jaren ’70 nam het aantal arbeidsplaatsen in deze sector echter af en verplaatsten de havenactiviteiten zich steeds meer naar buiten de stad. Om de economische basis van de stad te verbreden heeft de gemeente Rotterdam zich gericht op cultuur om het klimaat binnen de stad te verbeteren. In deelparagraaf 3.1.1 zal hier verder op worden ingegaan.
46
3.1.1 Cultuur als middel voor revitalisering in Rotterdam Historische gezien is Rotterdam een havenstad. De economische basis was lange tijd voornamelijk gebaseerd op havenactiviteiten. De komst van de container in de tweede helft van de jaren zestig heeft veel veranderd voor de havens van Rotterdam. Het volume van containers dat daar werd aangevoerd en overgeslagen groeide heel hard. Tegelijkertijd had de komst van de containers tot gevolg dat er veel minder arbeidsplaatsen beschikbaar waren in de havens (Burgers 2001, p.15-16). Burgers (2001) geeft daarover het volgende aan: “Waren er in het midden van de jaren zestig zo’n 16.000 arbeiders in vaste dienst bij de stuwadoorsbedrijven, in 1988 waren er dat nog een kleine 3.000; en daling van meer dan 80 procent”.(p.16). De oliecrisis(en) in de jaren zeventig waren ook van invloed op de afname van het aantal arbeidsplaatsen in Rotterdam. Daarnaast had de stad ook te maken met verplaatsing van de werkgelegenheid naar buiten de stad. Samengenomen leidde dit tot een grote afname van de werkgelegenheid in het centrum van de stad en omliggende delen. “Tussen grofweg het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren negentig verloor het stadscentrum een kwart van het aantal arbeidsplaatsen; in dezelfde periode daalde de werkgelegenheid in de vooroorlogse wijken met 40 procent.” (Burgers 2001, p.17). Ook nam de bevolkingsaantal vanaf de jaren zeventig af. Vooral de middenklasse die sterk was toegenomen verliet de stad. Er kwam een grote suburbanisatiegolf op gang (Burgers 2001, p.17). De havenactiviteiten zijn nog altijd van belang voor Rotterdam, maar genereren dus steeds minder arbeidsplaatsen in Rotterdam zelf. De gemeente Rotterdam richt zich daarom al enige tijd op het verbreden van de economische basis. In de tweede helft van de jaren tachtig werd er in dat licht een stedelijke revitaliseringplan in het leven geroepen. In dit plan stond de verbetering van de kwaliteit van het stedelijke leven centraal. Cultuur, leisure en toerisme werden in het leven geroepen als dé elementen die het klimaat van de stad aantrekkelijk konden maken (Lavanga 2004, p.23). Lavanga (2004) geeft aan welke elementen prioriteit kregen binnen deze plannen: “Among the development priorities, were mentioned the renovation of the old city districts, the transformation of former harbours and the upgrading and the upgrading of the waterfront into an attractive place to live, work and relax, a greater concentration of diverse museums and the creation of a museum quarter in an existing park area (the Museumpark), improvements of existing products and incentives to business tourism.” (p.24). Het Museumpark vormt een cultureel cluster dat bewust is ontwikkeld vanuit het initiatief van de gemeente. Men zag de ontwikkeling van het cluster als een belangrijk element binnen de strategie van de revitalisering van de binnenstad en het creëren van een nieuw imago dat gericht is op toerisme, winkelen en
47
culturele consumptie. De revitaliseringplannen van de gemeente Rotterdam waren geïnspireerd op revitaliseringplannen van de stad Baltimore. Ook daar werd cultuur en consumptie ingezet als middel voor de revitalisering van de binnenstedelijke havengebieden (Mommaas 2004, p.510). Tussen het Museumpark en andere toeristische attracties in (het Maritieme Museum/historische Leuvehaven), bevindt zich de Witte de Withstraat. Deze straat en omliggend gebied heeft zich eind jaren ’80 , maar vooral in de jaren ’90 ontwikkeld tot een culturele as. De Witte de Withstraat vormt het middelpunt van deze ‘culturele as’ en is één van weinige plekken in de binnenstad met bebouwing uit de negentiende eeuw die niet in de Tweede Wereldoorlog is gebombardeerd. In de jaren ’70 en ’80 vormde de Witte de Withstraat een gebied dat geteisterd werd door criminaliteit en drugs. Hitters en Richards (2002) geven aan dat het gebied uit de neerwaartse spiraal begon te klimmen door de oprichting van een lokale huurdervereniging die het gebied economisch wilden stimuleren: “ The tenants association joined forces with the Rotterdam Arts Foundation, which was in charge of some galleries in the area. (...) Although the area itself was in decline, its location close to important cultural centers at the Museum Park and the Maritime Museum provided the basis for recovery.” (p.243). In de loop van de jaren ’90 werd er pas echt vooruitgang geboekt in het Witte de Withstraat gebied. De oprichting van de ‘Wijkontwikkelingsmaatschappij’ in 1990 vormde een belangrijke partij in de revitalisering van het gebied: “stimulating the development of a number of galleries, the Witte de With arts centre and trendy bars and restaurants that attracted a culture-loving clientele. Festivals and events were organised in the area, which increased its attractiveness with consumers still further.” (Hitters en Richards 2002, p.243). Rotterdam heeft in het licht van het revitaliseringplan ook veel festivals en andere evenementen georganiseerd met het doel om artistiek experiment te stimuleren, het imago en de aantrekkelijkheid van de stad te verbeteren, de economie te stimuleren, toeristen aan te trekken, de culturele infrastructuur te verbeteren en ook in bepaalde mate cultuur toegankelijk te maken voor minder bedeelde groepen (Lavanga 2004, p.24). Het Internationaal Film Festival Rotterdam (IFFR) is een bekend voorbeeld van een jaarlijks terugkerend festival in de stad (Manshanden e.a 2005, p.5). Een belangrijk moment binnen de ‘culturele aanpak’ van de stad vormde het jaar 2001 waarin Rotterdam werd uitgeroepen tot de culturele hoofdstad van Europa (Lavanga 2004, p.26). Daarnaast is Rotterdam steeds meer aandacht gaan besteden aan de creatieve industrie in het beleid. De ontwikkeling van het Lloydkwartier is hier een duidelijk voorbeeld van. In de deelparagraaf 3.1.3 zal hier verder op worden ingegaan. Daarnaast vormt de architectuursector een belangrijke sector binnen de creatieve industrie. Dit wordt verder besproken in deelparagraaf 3.1.2. Ook is er een aantal belangrijke architectuurinstituten en musea in de stad gevestigd.
48
Rotterdam wil zich de komende jaren aan de hand van de volgende vijf thema’s profileren: jong en dynamisch, internationaal en multicultureel, architectuur, film en audiovisueel (van der Most 2005, p.22). Veiligheid en migrantenproblematiek zijn echter vanaf 2002 hoofdthema’s geworden in de Rotterdamse politiek. Een hardere aanpak van de stedelijke problematiek wordt daarbij niet uit de weg gegaan. Politieke veranderingen in dat jaar, waarbij Leefbaar Rotterdam samen met het CDA een coalitie vormde, hebben tot gevolg gehad dat de prioriteiten van de gemeenten verschoven. Kunst en cultuur kregen in ieder geval minder prioriteit binnen het gemeentelijke beleid (Lavanga 2004, p.33). Begin maart 2006 zijn er nieuwe gemeenteraadsverkiezingen geweest, waarin deze regerende partijen hebben verloren. Ondanks de verminderde aandacht voor cultuur en creativiteit in het gemeentelijk beleid van die partijen, kan niet ontkend worden dat Rotterdam de afgelopen jaren bezig is geweest met het stimuleren van de creatieve economie. De creatieve economie behoort immers tot één van de economische speerpunten van Rotterdam. De cultural industries vormen hedendaags ook een groeisector in Rotterdam. 3.1.2 De Cultural industries in Rotterdam De cultural industries vormen hedendaags een belangrijke sector binnen de hedendaagse economische ontwikkelingen en bevindt zich vooral binnen stedelijke omgevingen (zie hoofdstuk 1). In Nederland speelt de stad Amsterdam een centrale rol voor de cultural industries (Manshanden e.a 2005, p.5). Ondanks de relatief ongunstige historische economische basis van Rotterdam, ten opzichte van Amsterdam, vormt de cultural industries een belangrijke groeisector binnen deze stad (Kloosterman a). Uit het TNO rapport (2005) komt naar voren dat de werkgelegenheid binnen de ‘creatieve industrie’ 3,3 % vormt van de totale werkgelegenheid in Rotterdam. De groei van het aantal banen is tussen 1996 en 2003 op jaarlijkse basis gemiddeld gegroeid met 8% en ligt daarmee veel hoger dan de gemiddelde groei van de gehele Rotterdamse economie (Manshanden e.a, p. 12). In ditzelfde rapport worden drie sectoren binnen de creatieve industrie onderscheiden: de ‘creatieve zakelijke dienstverlening’, ‘media en entertainment’ en de ‘kunsten’. De creatieve zakelijk dienstverlening bevat bijna de helft van alle banen in de gehele Rotterdamse creatieve industrie met 48%. Binnen de creatieve zakelijk dienstverlening is een opvallend groot aandeel voltijdbanen te vinden bij architectenbureaus en technische ontwerpbureaus (55%). Daarnaast nemen reclame, ontwerp- en adviesbureaus 35% van de voltijdbanen in deze sector voor hun rekening. In de media- en entertainmentsector ( 33% van het totaal aantal banen in de creatieve industrie) vormen uitgeverijen de grootste deelsector. Het aandeel voltijdbanen bij uitgeverijen bestaat namelijk uit 69%. Radio en televisie vormt daarna 10% van het aandeel voltijdbanen in deze sector, gevolgd door fotografie met 6% en filmproductie met 5%. Tenslotte
49
wordt het grootste aandeel voltijdbanen in de kunstensector gevormd door dienstverlening aan de kunsten met 32%. Theaters, concertgebouwen en schouwburgen vormen daarnaast 21% van het aandeel voltijdbanen in de kunstensector. Dit wordt weer gevolgd door musea met een aandeel van 20%.
De creatieve zakelijke dienstverlening vormt de grootste deelsector van de gehele creatieve industrie in Rotterdam, maar groeit tegelijkertijd het minst hard van alle deelsectoren. Daarnaast vormt de media- en entertainmentsector de hardst groeiende deelsector, met een gemiddelde jaarlijkse groei van 13%. De gemiddelde jaarlijkse groei van de kunstensector is 8% en is daarmee gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse groei van de gehele creatieve industrie in Rotterdam (Manshanden e.a 2005). Ondanks de laagste gemiddelde jaarlijkse groei van de creatieve zakelijke dienstverlening is er sprake van een ‘dominantie’ van de architectuursector, een onderdeel van de creatieve zakelijk dienstverlening, in de Rotterdamse creatieve industrie. Kloosterman (2004) heeft door middel van een zogenaamd ‘Locations Quotient’ (LQ) gekeken of er voor bepaalde activiteiten een relatieve mate van concentratie bestaat in de vier grote steden van Nederland. Wanneer het locatiequotiënt groter is dan 1.0 geeft het aan dat er sprake is van een surplus van een bepaalde activiteit. Dat kan een aanwijzing zijn voor concentratie van een bepaalde activiteit in een bepaald gebied. In Rotterdam is de LQ van de architectuursector het grootst, namelijk met een LQ van 1.4 (Kloosterman 2004, p.247-250). Ten opzichte van Amsterdam is het relatieve belang van ‘architectuur- en ontwerpbureaus’ en kunstgalerieën en expositieruimten’ groter in Rotterdam. De groei van de creatieve zakelijke dienstverlening in het algemeen is in Amsterdam groter (7,4%) dan in Rotterdam (5,2%), maar de media- en entertainmentsector groeit in Rotterdam zeer snel (13,3%) terwijl de groei in Amsterdam stagneert (1,1%). Amsterdam is echter nog steeds het centrum voor de creatieve industrie in Nederland (Manshanden e.a 2005, p.21-24).
De cultural industries is vooral sterk vertegenwoordigd in binnenstedelijke gebieden. Voor Rotterdam blijkt dit ook te gelden. In tabel 3.1 wordt een overzicht gegeven van het aandeel banen in de creatieve industrie per deelgemeente in Rotterdam. Het grootste aandeel van het aantal banen binnen de creatieve industrie in Rotterdam bevindt zich binnen het stadscentrum, namelijk 40 procent. Daarnaast bevindt 17 procent van de werkgelegenheid in de creatieve industrie in het deelgebied Prins Alexander. Tegelijkertijd vormt Prins Alexander het gebied waar de gemiddelde jaarlijkse groei tussen 1996 en 2003 het grootst is met 36,6 procent. Andere deelgebieden waar het aandeel van de totale werkgelegenheid in de creatieve industrie boven de
50
vijf procent ligt zijn: Delfshaven (7%), Noord (9%), Kralingen/Crooswijk (7%) en Feijenoord (6%). Van deze laatstgenoemde deelgebieden is de gemiddelde jaarlijkse groei tussen 1996 en 2003 in Feijenoord en Delfshaven met respectievelijk 12,5 % en 8,3 % naast de groei in Prins Alexander het grootst. Het grootste gedeelte van de creatieve industrie bevindt zich dus binnen de stad Rotterdam (76,3 procent). Daarbinnen is er sprake van een concentratie van de creatieve industrie in de meeste verstedelijkte delen. De rest bevindt zich buiten de stad Rotterdam in het overige deel van de Stadsregio Rotterdam (Manshanden e.a 2005, p.15-19).
Tabel 3.1 Aantal banen, aandeel in totaal aantal banen in Rotterdam, 2003, en gemiddelde jaarlijkse groei, 1996 t/m 2003, in de creatieve industrie naar deelgebied* in Rotterdam
Deelgebied
Banen
Aandeel in totaal
Gemiddelde jaarlijkse
Rotterdam
groei 1996-2003
aantal
Procenten
Rotterdam Centrum
4.109
40
5,7
Delfshaven
740
7
8,3
Noord
966
9
4,8
Hillegersberg/Schiebroek
259
3
1,4
Kralingen/Crooswijk
768
7
2,1
Feijenoord
583
6
12,5
IJsselmonde
118
1
2,1
Prins Alexander
1.776
17
36,6
Charlois
369
4
2,2
Spaanse Polder
149
1
2,8
107
1
21,7
10.301
100
8,0
Bedrijvenpark
Rotterdam
Noord-West Totaal Rotterdam
Bron: TNO, op basis van BZH en LISA, 2005 * Alleen deelgebieden met meer dan 100 voltijdbanen in de creatieve industrie zijn in de figuur opgenomen
In een aantal van de deelgebieden in Rotterdam is er ook sprake van specialisatie op het gebied van een bepaalde deelsector (creatieve zakelijke dienstverlening, media en entertainment en
51
kunsten). De meest opvallende specialisaties van de creatieve zakelijke dienstverlening zijn te vinden
in
Spaanse
Polder
en
Rotterdam
Noord-West
en
Kralingen/Crooswijk
en
Hillegersberg/Schiebroek.. De deelsector media en entertainment blijkt een sterke specialisatie te vertonen in Prins Alexander en Charlois. Daarnaast is de deelsector ‘kunsten’ relatief gezien het meest vertegenwoordigd in het centrum van Rotterdam en Ijselmonde (Manshanden e.a 2005, p.18). 3.1.3 Initiatieven van de gemeente Rotterdam De gemeente heeft zich sinds de jaren ’80 actief bezighouden met het stimuleren van de culturele sector in het kader van stedelijke revitalisering. De laatste jaren is er ook meer aandacht gekomen voor de creatieve economie. Een duidelijk initiatief op dit gebied wordt gevormd door de ontwikkeling van het Lloydkwartier in de deelgemeente Delfshaven. Daarbij ligt de nadruk op de ontwikkeling van de Audiovisuele- en filmsector. Het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van dit gebied. In 1996 is de OBR begonnen met de herontwikkeling van het gebied. De creatieve industrie vormde in de beginfase niet het uitgangspunt. Men richtte zich puur op de AV-filmsector (interview de Vries 2006). De ontwikkeling van het Lloydkwartier past perfect binnen het huidige economische beleid van de gemeente Rotterdam, waarin de creatieve economie tot één van de economische speerpunten behoort. De OBR is zich daarom ook steeds meer gaan richten op de creatieve economie. Het OBR vormt een onderdeel van de gemeente, dat aan de ene kant een vastgoed bedrijf is en zich aan de andere kant op de versterking van de economie van Rotterdam richt. In het licht van de versterking van de economie richten zij zich op drie deelsectoren: de vrijetijdseconomie, het middenkleinbedrijf (MKB) wijkeconomie en nieuwe economische clusters. Het Lloydkwartier valt onder de laatstgenoemde deelsector (interview Hubregtse 2005). De Schiecentrale, een voormalige elektriciteitscentrale, vormt het middelpunt van dit gebied. In de Schiecentrale zijn ruim tachtig bedrijven en kunstenaars gevestigd die allemaal werkzaam zijn in de Audiovisuele-, film of ICT sector. Het 25kV gebouw, dat een voormalig accuhuis is, vormt een onderdeel van de Schiecentrale. In het 25kV gebouw zijn 46 ICT, reclame en AV- en filmbedrijven gevestigd. De Schiecentrale is nog volop in ontwikkeling. In 2005 is er een Multimedia hotel met grand café/brasserie opgeleverd. Men is nu bezig met het realiseren van een complex met 14.000 bedrijfsruimte m², een supermarkt, twintig kadewoningen, sportfaciliteiten, een binnenplein, een parkeergarage, nieuwe huisvesting voor RTV Rijnmond (een lokale tv zender), ruimte voor journalistieke opleidingen en ondernemingen in de AV-sector (www.lloydkwartier.nl). Het is de bedoeling dat alles in 2007 opgeleverd is. Op de website van de Schiecentrale wordt aangeven dat dan “de Rotterdamse Audiovisuele sector definitief op de kaart staat” (www.schiecentrale.nl).
52
Naast de Schiecentrale wordt het voormalige pakhuis Jobsveem, dat in het verleden onderdak geboden heeft aan club Now&Wow, omgevormd tot een complex met 99 vrij indeelbare woningen (‘lofts’) en tien penthouses. Op de begane grond wordt er daarnaast ruimte gemaakt voor bedrijven in de ICT- en de AVsector en ook voor architecten- en reclamebureaus. In de Schiecentrale liggen de huren lager dan de marktprijs. Dit is mogelijk gemaakt door subsidie. Voor beginnende ondernemers liggen deze huren waarschijnlijk te hoog. In de Schiecentrale zitten daarom vooral de al wat meer ‘gevestigde’ ondernemers. Er zijn daarentegen ook ondernemers bekend die erg succesvol waren en vanuit de Schiecentrale naar andere bedrijfspanden zijn verhuisd (interview Hubregtse 2005). De OBR werkt ook samen met een cultuurmakelaar. Panden die in het bezit zijn van de OBR en leegstaan worden via de cultuurmakelaar verhuurd aan creatieve ondernemers. De huurcontracten zijn vaak van tijdelijke aard. Dit type contract geeft het OBR de mogelijkheid om de huurders eruit te krijgen wanneer een projectontwikkelaar zich heeft ‘aangemeld’. Vooral beginnende creatieve ondernemers zijn geïnteresseerd in deze huurvorm door de relatief lage huur die aan dergelijke contracten verbonden is (interview Hubregtse 2005). Op dit moment is de OBR bezig met het uitwerken van de globale visie op het gebied van de creatieve industrie in Rotterdam naar een concreet actieplan. Dit actieplan bevindt zich echter nog in een beginnende ontwerpfase. Daarom kunnen er geen concrete doelstellingen naar buiten worden gebracht (interview de Vries 2005).
Een onderdeel van Havenbedrijf Rotterdam is ook bezig met de creatieve economie. In juni 2004 is de Ontwikkelingsmaatschappij Stadshavens Rotterdam opgericht door de gemeente Rotterdam en Havenbedrijf Rotterdam N.V.. Op dit moment bevindt zich al creatieve bedrijvigheid in verschillende delen van het havengebied. In de toekomst gaat er veel ruimte in de havens vrijkomen door de aanleg van de Tweede Maasvlakte en doordat sommige bedrijven van hun plek afgroeien (interview de Vries). Er ontstaat daarmee ruimte in bepaalde havengebieden. Stadshavens is met die gedachten bezig en is zich daarom onder andere gaan richten op de creatieve economie: “In het gebied zijn diverse grote gebouwen en loodsen niet meer in gebruik. Soms zijn dit ook gebouwen die tot het culturele erfgoed behoren. Stadshavens Rotterdam onderzoekt de mogelijkheden om deze gebouwen, al dan niet tijdelijk, te benutten voor nieuwe functies, met name in de sfeer van vrije tijd en creatieve bedrijvigheid. Denk aan ateliers, studio’s, horeca, vrijetijdsvoorzieningen, onderwijsaccommodaties et cetera. Door het ondersteunen of initiëren van culturele evenementen kan het gebied een grotere bekendheid krijgen en op de
53
‘mental map’ van de Rotterdammers worden gezet.” (Ontwikkelingsmaatschappij Stadshavens Rotterdam 2005).
De gemeente Rotterdam houdt zich duidelijk bezig met de creatieve economie. Het is echter moeilijk om zicht te hebben op alle activiteiten op het gebied van cultuur, de creatieve economie en de creatieve industrie. In het bovenstaande zijn de meest opvallende initiatieven vanuit de gemeente beschreven. Op deelgemeentelijk niveau is men ook bezig met de creatieve economie. Het Mathenesserkwartier bevindt zich in de deelgemeente Delfshaven. In deze deelgemeente ligt het Lloydkwartier en ook de Van Nellefabriek waar verschillende creatieve ondernemingen gevestigd zijn. Op het Coolhaveneiland is er ook sprake van creatieve bedrijvigheid. Het ‘Economic Development Board Rotterdam’ geeft aan dat het Coolhavengebied gaat meeprofiteren van de uitstraling en vernieuwingen van het Lloydkwartier (www.edbr.nl). De deelgemeente Delfshaven is bezig met verschillende initiatieven op het gebied van de creatieve economie.
Een recent initiatief is de opzet van een creatieve ondernemerskring in Delfshaven vanuit het Centrum Ondernemen in Delfshaven (COiD) onder de naam ‘De Spaanse Vloot’. Het COiD zelf komt voort uit een initiatief van de deelgemeente Delfshaven en de Stichting Werkgelegenheid in Rotterdam-West (Werk in West). De doelstelling van het COiD is het versterken van het ondernemerschap in Delfshaven. Het opzetten van een creatieve ondernemerskring kwam voort uit een verzoek van twee grafische ontwerpers die behoefte hadden aan de vorming van een kleinschalig netwerk (COiD 2005). In de Startnotitie ‘Creatieve ondernemerskring’ van het COiD (2005) wordt aangegeven dat dit het volgende inhoud: “Het gaat erom dat ze dicht bij hun werk een aantal ondernemers leren kennen die ingeschakeld kunnen worden bij de uitvoering van opdrachten, voor samenwerking, doorverwijzing, het samen binnenhalen van opdrachten en het uitwisselen van ervaringen. (.....) Als bedrijven bereid zijn om zich aan te sluiten bij een ondernemerskring, dan kunnen bijeenkomsten wellicht vanzelf leiden tot informele kleinschalige kringen zoals we voor ogen hebben.” (p.1-2). Het doel van de ‘Spaanse Vloot’ is het versterken van creatief ondernemerschap. Dit moet gebeuren via de volgende aspecten: netwerken, kennis vergaren en uitwisselen, samenwerken en de zichtbaarheid van creativiteit in Delfshaven vergroten (interview Stenvert 2006). In februari 2006 heeft de startbijeenkomst plaatsgevonden waar 45 creatieve ondernemers bij aanwezig waren; grafisch ontwerpers, illustratoren, fotografen, communicatiebureaus, tekstschrijvers, modeontwerpers, decorbouwers en webdesigners. De creatieve ondernemers die aan het netwerkbijeenkomsten deelnemen verwachten vooral dat ze
54
elkaar leren kennen. Hierover zegt Stenvert het volgende: “Alhoewel men dus met het bedrijf dichtbij elkaar zit, kent men elkaar niet. Zaken met andere ondernemers worden meestal buiten Delfshaven of nog meer, buiten Rotterdam gedaan. Ieder heeft zo zijn eigen netwerk en wijkt daar niet veel vanaf. Met de Spaanse Vloot willen we een nieuw netwerk voor de ondernemers aanboren en ook elkaar opdrachten gunnen enzo. Sommige ondernemers waren gericht op zoek naar een bepaalde bedrijfstak.”(2006). De volgende bijeenkomst zal in mei plaatsvinden. Er zijn daarvoor ook nieuwe aanmeldingen bij het COiD binnengekomen. De deelnemende creatieve ondernemers komen uit verschillende delen van Delfshaven. Het gaat om redelijk evenwichtige verdelingen over de verschillende wijken in de deelgemeente. De wijken Spangen en OudMathenesse worden echter wel ondervertegenwoordigd. Het initiatief bevind zich nog in de beginfase, waardoor nu nog niet gezien kan worden welke vruchten de creatieve ondernemerskring zal afwerpen (interview Stenvert 2006).
3.2 De sociale structuur van Rotterdam Een vaak terugkerend element in de literatuur die betrekking heeft op de ‘creatieve ambities’ van Rotterdam is de eenzijdige sociale structuur. Zo geeft Lavanga (2004) bijvoorbeeld aan dat er nog weinig integratie bestaat tussen het nieuwe gezicht van de stad en de bewoners van de stad. Rotterdam is nog steeds voornamelijk een arbeidersstad waar midden- en hoge inkomens een minderheid vormen (p.27). In de jaren ’70 had de stad te maken met het vertrek van midden- en hogere inkomens naar buiten de stad. Burgers (2001) geeft aan dat deze groep onder andere bestond uit de kinderen en kleinkinderen van migranten die vanaf het einde van de negentiende eeuw naar Rotterdam trokken, vanuit andere delen van Nederland, op zoek naar een beter bestaan. Het ‘nageslacht’ van deze migranten heeft met name na de Tweede Wereldoorlog de sociaaleconomische positie verbeterd. Het woonideaal van die tijd, de eengezinswoning, was een schaars goed in de stad en leidde ertoe dat midden- en hogere inkomens de stad uit trokken. De lagere inkomensgroepen bleven voornamelijk in de stad achter. Daarnaast kreeg Nederland en daarmee ook Rotterdam te maken met nieuwe migranten uit het buitenland. Deze nieuwe migranten bestonden voornamelijk uit gastarbeiders en voormalige rijksgenoten en hadden veelal een zwakke sociaal-economische positie. De verschuiving van de economische structuur zorgde ervoor dat het werk, dat voornamelijk van laag kwalificeerde aard was, waarop deze groep was aangewezen grotendeels verdween (Burgers 2001, p.18, 23-24).
55
De eenzijdige sociale structuur waar Rotterdam nu (nog) mee te maken heeft kan verbonden worden aan de aard van de woningvoorraad. De woningvoorraad wordt vooral gekenmerkt door goedkope huurwoningen en gestapelde bebouwing ( Burgers 2001, p.21) Burgers (2001) geeft ook aan dat Rotterdam in vergelijking met de andere grote steden in Nederland veel minder te maken heeft met potentiële gentrification buurten. Dit heeft niet alleen met fysieke kenmerken van de woningvoorraad te maken. Het stadsvernieuwingsbeleid dat gevoerd werd, vanaf het midden van de jaren zeventig waarbij ‘bouwen voor de buurt’ centraal stond, heeft hier ook aan bijgedragen. Het doel van ‘bouwen voor de buurt’ was het realiseren van goedkope woningen. De gemeente Rotterdam heeft in het proces van stadsvernieuwing veel woningen moeten opkopen van particuliere eigenaren. Het gevolg was dat de eigendomsverhoudingen in de buurten erg veranderde; de gemeente werd de grootste verhuurder (p.21-23). Het woonbeleid van de afgelopen decennia, dat vooral gericht was op lagere inkomensgroepen, heeft ertoe geleid dat hogere inkomensgroepen die in de stad wilden blijven niet of nauwelijks een wooncarrière kunnen maken. Het woningaanbod en de woonomgeving sluit niet goed aan op de wensen van deze groep. Rotterdam heeft nu dus te maken met veel lager opgeleiden met lage inkomens. Om de draagkracht van de stad te vergroten vindt de gemeente Rotterdam het belangrijk om hogere inkomensgroepen aan te trekken en vast te houden (Lemaitre 2004, p.9). De thema’s aan de hand waarvan Rotterdam zichzelf de komende jaren wil profileren: jong en dynamisch, internationaal en multicultureel, architectuur, film en audiovisueel vragen ook om investeringen in bepaalde groepen mensen. Van der Most (2005) geeft aan dat Rotterdam dan vooral moet investeren in jongeren, studenten en creatieve ondernemers. Daarbij wordt gelijk een kanttekening geplaatst: “Uit het alumnionderzoek van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam blijkt echter dat maar zestig procent van de afgestudeerden de eerste woning in Rotterdam vindt. Veel studenten en afgestudeerden ervaren de locatie van de studentenhuisvesting en starterswoning als onaantrekkelijk en vinden hun eerste baan in een andere stad.” (p.22). Om deze ontwikkelingen tegen te gaan heeft de gemeenten Rotterdam in een woonvisie de aanpak tot 2006 en de koers tot 2017 uitgewerkt. Voor de aanpak tot 2006 heeft de gemeente drie hoofddoelen gesteld, respectievelijk: diversiteit en kwaliteit van het woningaanbod, variatie in woonmilieus en een goed imago als woonstad. Het imago als woonstad zal onder andere uitgedragen worden via campagnes die in de loop van 2003 al van start gingen. Om een variatie in woonmilieus te realiseren is er onderscheid gemaakt in typen gebieden en wordt er per type een ontwikkelingsrichting aangehouden. Zo moeten wijken in de ‘centrumrand’ bijvoorbeeld een levendig en centrumstedelijk karakter krijgen waar sprake is van veel functiemenging. De opzet is om in deze buurten startende ondernemers en kunstenaars ruimte te bieden en huurwoningen te
56
verkopen om te voorzien in de behoefte van hoogopgeleide starters. De gebieden die grenzen aan de ‘centrumrand’ worden getypeerd als ‘stadswijken’. In deze gebieden staat verdunning centraal om de leefbaarheid in deze dichtbebouwde vooroorlogse stadswijken te verbeteren. De gemeente wil in de vooroorlogse stadswijken ook gentrification stimuleren (Lemaitre 2004, p.8-12). In de stadswijken wordt de hoofdfunctie gevormd door wonen, maar wel in een stedelijke omgeving. Het Mathenesserkwartier is een zogenaamde ‘stadswijk’. Om een divers en kwalitatief woningaanbod te realiseren richt de gemeente zich op het bouwen van nieuwe woningen en het aanpassen en verbeteren van bestaande woningen. Hiermee hopen ze een differentiatie in prijs, eigendomsvormen en woningtype te bewerkstelligen. Nieuwbouw wordt vooral gericht op het middeldure en dure segment. Daarbij is het doel om over vijftien jaar het percentage middeldure woningen te verhogen van 19 naar 26 procent en het percentage dure woningen te verhogen naar negen procent in 2017. Het bouwen van goedkope woningen wordt voornamelijk gerealiseerd voor ouderen, grote gezinnen of door woningen terug te bouwen in herstructureringswijken waar ook gesloopt is. Het percentage goedkope woningen zal als gevolg van het woonbeleid afnemen van 78 procent naar 66 procent in 2017 (dS+V 2003). Rotterdam heeft aan het einde van 2005 het zogenaamde ‘Spreidingsbeleid’ ingevoerd. Het doel van het beleid is om kansarmen uit achterstandswijken te weren en tegelijkertijd mensen met hogere inkomens deze wijken in te krijgen. Mensen die naar een bepaalde wijk in Rotterdam willen verhuizen moeten aan een inkomenseis voldoen van 120 procent van het minimuminkomen. Dit geldt voor wijken die bekend staan als ‘achterstandwijken’.
De gemeente Rotterdam houdt zich duidelijk bezig met het verbreden van de sociale structuur in de stad. In hoeverre dit lukt is nu nog niet te overzien. Duidelijk is wel dat midden- en hogere inkomens nog steeds een minderheid vormen. Lavanga (2004) stelt hiertegenover dat Rotterdam wel steeds aantrekkelijker wordt voor jonge mensen: “The city is clearly becoming more lively and attractive for young people. Compared to expensive Amsterdam, Rotterdam starts to be seen more attractive for students and artists; moreover new clubs are opening (...) which made Rotterdam ranking first at the national level for its nightlife (….).” (p.27). Op dit moment is het lastig om in te zien in hoeverre er al veranderingen teweeg zijn gebracht qua bevolkingssamenstelling, als gevolg van het beleid dat de laatste jaren is gevoerd.
57
3.3 Het Mathenesserkwartier
3.3.1 Een korte geschiedenis Bospolder, Tussendijken en Spangen maken alle deel uit van wat nu deelgemeente Delfshaven is. Delfshaven heeft niet altijd onderdeel uitgemaakt van Rotterdam. In 1896 werd de zelfstandige gemeente Delfshaven geannexeerd door de gemeente Rotterdam. Door de grote groei van de haven aan het einde van de negentiende eeuw en de vele migranten die als gevolg daarvan naar Rotterdam trokken, waren de huisvestingsmogelijkheden in Rotterdam erg beperkt geworden. De bestaande huisvesting voor de arbeiders in de stad verkeerde in slechte staat en hoopte zich steeds verder op. Het nieuw geannexeerde gebied bood uitkomst voor uitbreiding van de huisvesting in de stad. Het plan was om in het nieuwe gebied, waar de wijken Bospolder, Tussendijken en Spangen deel van uitmaakten, nieuwe woningen te bouwen voor vooral de havenarbeiders. Spangen was de eerste wijk die gepland tot stand kwam met een socialistische inslag. In deze buurt werd gebouwd voor de arbeider en zijn gezin waarbij de woningen voor die tijd ruim waren en voldeden aan de eisen van hygiëne en ‘moderne’ woonnormen. Daarnaast bevatte de bouwblokken veel collectieve voorzieningen. De zogenaamde ‘Schippersbuurt’ in Bospolder werd ook een echte ‘rode’ arbeiderswijk. Het bouwen van de wijk Tussendijken krijgt een wat andere vorm, mede doordat de grond in eigendom was van particulieren die veel geld vroegen aan de gemeente. Tussendijken wordt een wat meer statige wijk, en zo ook de Mathenesserweg, een onderdeel van bovendijks Spangen. De manier waarop de wijk is opgebouwd benadrukt het onderscheid tussen de arbeiders en de bevolking met een hogere status. Zo zijn de lanen voorzien van lange ononderbroken bouwblokken, waardoor datgene dat in de straten achteraf gebeurd afgeschermd wordt van het leven op de statige lanen (Burgers en Engbersen 2001, p.251; Blondeel 2005, p.13). De nieuwe wijken kunnen in het begin van hun bestaan succesvol genoemd worden. Zo vormen de Schiedamseweg, de Grote Visserijstraat en de Mathenesserweg stedelijke winkelstraten die elk voorzien waren van een gespecialiseerd winkelaanbod. Zo stelt Blondeel (2005) dat het Nieuwe Delfshaven “de allure van een echte stadswijk heeft, met alle verscheidenheid van dien: arbeidersvolk en vrije beroepen, de goed uitgeruste woningen van de corporaties naast particuliere verhuurders; ruige havenbuurtjes naast meer statige woningen van Tussendijken” (p.13-14).
58
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt een deel van Tussendijken in 1943 gebombardeerd en verliest zo een deel van de kern van de wijken. De belangrijkste bouwblokken worden pas twintig jaar later heropgebouwd. Ondanks deze gebeurtenis lijken de wijken in jaren ’50 en ’60 weer net zo succesvol te worden als voor de oorlog (Blondeel 2005, p.14) . In de jaren ’50 en ’60 werden veel woningen in de oostelijke en zuidelijke delen van Rotterdam gebouwd om de woningnood na de oorlog op te lossen. De vooroorlogse arbeiderswijken, die in de tijd van oplevering als ruim werden ervaren, werden in vergelijking met de nieuwe wijken van de stadsuitbreidingen gezien als dichtbebouwde wijken. Economisch sterkere groepen verlieten deze wijken om groter te gaan wonen in de periferie van de stad of in de randgemeenten van Rotterdam (Burgers en Engbersen 2001, p.252; Blondeel 2005, p.15). Daarnaast had het gebied te maken met het steeds ouder worden van de oorspronkelijke bewoners, die vaak al in 1915 in de buurt (in dit geval Spangen) waren komen wonen. Dit leidde tot een afname van de bevolking en van daaruit begon de sociaal- economische basis van het gebied langzaam aan te ‘eroderen’ (Burgers en Kloosterman 1996, p. 441). De woningcorporaties waren niet op deze situatie voorbereid in de oude stadswijken en slaagden er niet in om de vrijgekomen woningen opnieuw te verhuren of te renoveren. Al snel werden de slechte lege woningen in de oude wijken door de onderkant van de huurmarkt opgevuld. Deze zogenaamde ‘onderkant’ bestond veelal uit nieuwe bevolkingsgroepen, waarvan het grootste gedeelte uit allochtonen bestond (Blondeel 2005, p.15; Burgers en Engbersen 2001, p.252).
De gemeente Rotterdam besluit in de jaren zeventig om de vooroorlogse arbeiderswijken aan te pakken. De wijken Bospolder, Tussendijken en Spangen zijn echter pas later aan de buurt dan vergelijkbare wijken die dichter bij het stadscentrum liggen. In de tussentijd wordt het imago van de wijken Bospolder, Tussendijken en Spangen steeds slechter. Alle winkels die een bovenlokaal bereik hadden zijn uit de buurt vertrokken (Blondeel, p.15). In de jaren ’80 zijn de wijken eindelijk aan de beurt. Ondertussen is er sprake van een verhoging van de huurprijzen in de al eerder gerevitaliseerde negentiende wijken, waardoor de hiërarchie van wijken veranderd qua huurprijsniveau (Burgers en Kloosterman 1996, p.442). Het Mathenesserkwartier vormt dan in verhouding een nog goedkoper gebied om te wonen. De bewoners die vanwege de verbouwingen in de wijk elders naar toe moesten, kwamen vaak in andere delen van Rotterdam-West terecht. Van deze bewoners komen acht van de tien bewoners weer terug, maar in het begin van de jaren negentig komen er nog maar twee op de tien bewoners terug. Dit was in de tijd dat met name de wijk Tussendijken aan de beurt was voor stadsvernieuwing. De plaats van deze mensen wordt ingenomen door nieuwe groepen bewoners
59
die voor een groot gedeelte bestaan uit verschillende etnische minderheden. Vanaf het begin van de jaren ’70 heeft Rotterdam te maken met een snelle groei van het aantal migranten (door familie reünie en de grootschalige migratie van de voormalige Nederlandse kolonie Suriname) dat op zoek is naar woonruimte. Deze groep migranten had veelal te maken met een slechte positie op de arbeidsmarkt, mede door het snelle tempo van de de-industrialisering in die tijd en gebrek aan laaggeschoold werk. Als gevolg hiervan heeft een groot gedeelte van deze groep relatief gezien weinig financiële middelen waardoor zij automatisch aangewezen zijn op goedkope woningen. De woningen in het Mathenesserkwartier passen goed in dit plaatje. Het aandeel etnische minderheden groeit sneller in deze wijken dan in andere wijken in Rotterdam (Burgers en Kloosterman 1996, p.442; Blondeel 2005, p. 15-16). Tijdens de stadsvernieuwing hebben, vooral in Spangen, veel panden tijdelijk en ook langdurig leeggestaan. Veel particuliere eigenaren zijn daarnaast al aan het begin van de jaren ’80 vertrokken naar betere wijken. Deze woningen zijn veelal in handen gekomen van eigenaren die snel geld wilden verdienen met logementen of zijn gaan speculeren met onroerend goed. Deze logementen dienen vooral voor de onderkant van de woningmarkt en trekken daarbij mensen aan die weinig kansen hebben op de formele arbeidsmarkt en soms ook problematisch gedrag vertonen (Blondeel 2005, p.15-16; Project Mathenesserkwartier 2002 , p.6). De achteruitgang van de wijken manifesteert zich ook op plekken die vroeger bewoond werden door welgestelde bewoners, zoals de Grote Visserijstraat en de Mathenesserweg. De buurt raakt steeds verder in een vervalspiraal. In het rapport “Stad aan de Rand” van Blondeel (2005) komt naar voren dat er “eind jaren ’80 meer dan 100 panden zijn die bekend staan als pand waar gedeald of gebruikt wordt. Het drugsgebeuren in en rond Spangen wordt legendarisch, in de eerste plaats bij gebruikers zelf die van ver buiten Delfshaven naar de wijk afzakken”(p.16). De situatie in de wijken wordt verder verslechterd door de opening van de Keileweg in 1995, een tippelzone van bovenlokaal niveau vlakbij het Marconiplein. Spangen kreeg als gevolg hiervan overdag te maken met heroïneverslaafde prostituees die daar kwamen met hun klanten en drugsdealers. Dit zorgde voor veel overlast in de wijk. De situatie was zo slecht geworden dat er opnieuw plannen werden gemaakt om een einde te maken aan de slechte omstandigheden in het gebied. De kern van deze plannen zullen hieronder aan bod komen. Deze plannen zijn inmiddels al voor het grootste gedeelte uitgevoerd en bevinden zich op dit moment in de laatst fase van het herstructureringstraject.
60
3.3.2 De herstructurering van het Mathenesserkwartier Eind jaren ’90 was er door verschillende gemeentelijke takken besloten om het Mathenesserkwartier aan te pakken. Vanuit deze verschillende takken werd een projectbureau aangesteld dat zich met de verbetering van het gebied ging bezighouden. Het doel van het projectbureau was om het woon- en leefklimaat te verbeteren, de veiligheid te verbeteren en het vertrouwen van ondernemer en bewoner te vergroten. De verbetering van de woningen in het gebied nam hier in eerste instantie een zeer belangrijke plaats bij in, in de vorm van de zogenaamde Loper aanpak die in het begin van 1999 van start ging. Het doel was om verloederde woningen te renoveren of te slopen en daarbij huisjesmelkers en of eigenaren die huizen gebruikten als illegale pensions aan te pakken (Plan van aanpak 2002). De Loper aanpak kan gezien worden als een voorloper van het Hotspot beleid dat vanaf 2003 actief is in heel Rotterdam. Een Hot spot wordt omschreven als “een gebied van één of meer straten waar verpaupering, criminaliteit, vervuiling en verloedering het beeld bepalen. Het zijn plekken waar huisjesmelkers illegaal kamers verhuren en waar sloopacties en slecht onderhouden panden bijdragen aan een slechte uitstraling van de buurt.”(www.rotterdam.nl). In heel Rotterdam zijn er in 2002 negen hotspots aangewezen die tussen 2003-2008 aangepakt moesten worden. Twee van deze hotspots liggen binnen het Mathenesserkwartier. Daarnaast grenst het onderzoeksgebied aan een hotspot in Spangen benedendijks. De Mathenesserweg met een deel van de Grote Visserijstraat en de Mathenesserdijk vormt één van de hotspots. De Dirk Danestraat en omgeving vormt de tweede hotspot (www.rotterdam.nl). Daarnaast valt het Mathenesserkwartier binnen één van de 56 aandachtsgebieden uit het Actieprogramma Herstructurering van het ministerie van VROM.
In 2001 blijkt de aanpak van het Mathenesserkwartier niet geheel naar wens te verlopen. Het lukte niet om grip op de situatie in het gebied te krijgen. Na vertrek van de bestaande projectleider wordt er een nieuwe aangesteld en wordt er in 2002 een nieuw plan van aanpak geformuleerd. In dit plan wordt er in principe voortgeborduurd op de al bestaande plannen, maar wordt er meer nadruk gelegd op de leefbaarheid van de wijk. In de periode voorafgaande aan dit nieuwe plan was er zeker al resultaat geboekt, maar het resultaat uitte zich vooral op fysiek gebied en had geen duidelijke invloed op de leefbaarheid in het projectgebied. De opdracht voor het Mathenesserkwartier wordt als volgt omschreven: “Allereerst zal de overlast moeten verdwijnen om bewoners en ondernemers weer vertrouwen in het gebied te geven. Het proces moet vanuit dat principe worden georganiseerd. Overlast veroorzakende lieden en –
61
elementen dienen uit het gebied verwijderd te worden. Ten tweede moeten sociale netwerken opgebouwd worden. Zonder sociale samenhang ontstaan geen algemeen aanvaarde gedragsnormen. Het gebied moet schoon en heel gemaakt en gehouden worden. Dat moet door bewoners en ondernemers zelf gebeuren, maar zo lang dat nog niet het geval is moet de overheid die taak op zich nemen. Tenslotte moeten woningen en woonomgeving goed onderhouden en waar nodig opgeknapt worden zonder dat daarbij grote delen van het gebied overhoop gehaald worden.”(Project Mathenesserkwartier 2002, p. 5). In het kader van deze opdracht is het gebied op basis van verschillende elementen aangepakt. Voor het onderzoek zijn vooral de punten op het gebied van de woningvoorraad, het ondernemersklimaat/winkelbestand en de daaraan gekoppelde doestellingen van belang.
De woningvoorraad De aanpak van de woningvoorraad bestaat uit verschillende elementen. Zo zijn er eigenaren van panden aangeschreven op achterstallig onderhoud. Deze eigenaren konden een subsidie krijgen om het achterstallig onderhoud aan te pakken en de gevels te reinigen. Ook wordt onrechtmatige bewoning in het gebied aangepakt. In het Rotterdams Dagblad wordt over het begin van de aanpak in de Grote Visserijstraat het volgende aangegeven: “Doel is malafide huiseigenaren aan te pakken, drugspanden en illegale logementen te sluiten en de criminaliteit te verminderen.(...)Per dag worden in de Grote Visserijstraat vijf woningen bezocht. Wie niet meewerkt krijgt een aanschrijving van de deelgemeente Delfshaven.” (Tibboel 2002). Om de fysieke uitstraling van het gebied te optimaliseren heeft de gemeente 80 ‘objecten’ (woningen en winkels) aangekocht van eigenaren, waaronder ook huisjesmelkers en andere malafide eigenaren. Deze eigenaren kozen ervoor om hun bezit te verkopen in plaats van het op te knappen. Naast de gemeente hebben woningcorporaties ook woningen aangekocht en opgeknapt om te verkopen (Overlegdocument Gemeente Rotterdam 2005). Via het differentiëren van de woningvoorraad en vergroten van het aandeel koopwoningen in het Mathenesserkwartier wordt gepoogd om het sociaal-economische profiel van het gebied te veranderen. Bij aanvang van het herstructureringsproject was de bevolkingssamenstelling erg eenzijdig van aard.
Om hier
verandering in te brengen zijn onder andere woningen samengevoegd en woningen, die als te klein werden gezien, vergroot. Daarnaast heeft de gemeente besloten de aangekochte woningen niet zelf te gaan beheren en te verhuren. Verkoop werd echter op dat moment ook niet als wenselijk ervaren, omdat de huidige staat van de woningen er niet toe zou leiden dat mensen met een betere sociaal-economische positie de woningen zouden kopen. Besloten werd om de woningen te verkopen aan de
62
Wijkontwikkelingsmaatschappij Mathenesserkwartier (WOM) (Overlegdocument Gemeente Rotterdam 2005).
De rol van de WOM is binnen de aanpak van het Mathenesserkwartier groot. Begin 2003 wordt er een Wijkontwikkelingsmaatschappij Mathenesserkwartier (WOM) opgericht door Stichting Volkshuisvestingsgroep Woonbron Maasoevers en Gebr. Verschoor Deelnemingen B.V en de stichting Com.Wonen die een grote rol gaat spelen bij de verdere aanpak van het gebied. Deze verschillende groepen, waarvan twee woningcorporaties en een projectontwikkelaar/aannemer, hebben hiervoor ook al een grote rol gespeeld in de herstructurering van het Mathenesserkwartier. Zoals hierboven al naar voren kwam heeft de WOM 80 woningen, winkel- en bedrijfsruimten overgekocht van de gemeente voor een bedrag van € 4,25 miljoen (Overlegdocument gemeente Rotterdam 2005). De WOM heeft zich daarna bezig gehouden met het inwendig opknappen van de woningen. Vervolgens zijn de woningen die opgeleverd zijn, weer terug in de markt gezet.
Een deel van de woningen die door de WOM en binnen de aanpak van de Loper gerenoveerd zijn en verkocht worden, zijn casco opgeleverd en daarnaast vijftien jaar onderhoudsvrij. Men kan de indeling van de woningen zelf bepalen. Het zijn relatief grote woningen voor weinig geld, maar buiten het bereik van echte randfiguren. Daarnaast is men verplicht om de woningen zelf te gaan bewonen en er minimaal vijf jaar te wonen. Deze woningen kunnen ook alleen maar worden terugverkocht aan de woningcorporatie (interview Jan Maas, 11 november 2005). Projectleider Jan Maas stelt “Het doel is om mensen in de buurt te houden, een stabiele bevolkingsgroep te creëren.(...).Mensen die kopen hebben vaak meer binding met de buurt (...). ” (interview Jan Maas, 11 november 2005). De verkoop van de 61 zogenaamde ‘flex-woningen’ loopt echter niet erg goed. Van Catz geeft hierover aan: “Voor het project de Loper was het juist de bedoeling om jonge mensen aan te trekken die de casco opgeknapte woningen zouden gaan kopen en afbouwen, maar dit loopt nog niet echt lekker.” (16 maart 2006).
De bedrijfsruimten Het doel van de herstructurering was ook om de winkel- en bedrijfsruimten in het gebied op te knappen en het winkelgebied te versterken. In het gebied stonden er bedrijfsruimten leeg of waren de ruimten dichtgetimmerd (Projectvoorstel 2003; www.antennetv.nl). De WOM heeft 12 bedrijfsruimten in het bezit die bij oplevering ook niet zomaar weer terug in de markt worden gezet (interview Jan Maas, 11 november 2005). Een huurder moet een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het Mathenesserkwartier. In een projectvoorstel van het projectbureau
63
komt dit ook naar voren: “Ter versterking van de economische structuur en het ondernemersklimaat willen we stimuleren dat enkele sterke ondernemers zich gaan vestigen in het Mathenesserkwartier” (Projectvoorstel 2003). De leegstand van de bedrijfsruimten werd door het projectbureau Mathenesserkwartier als negatief ervaren voor de uitstraling van het gebied. Hier besloot het projectbureau wat aan te doen. Niet alle bedrijfsruimten konden tegelijkertijd worden gerenoveerd, waardoor er met een gedeelte van de bedrijfsruimten niets werd gedaan en deze leeg bleven staan. In de loop van 2003 werd er besloten om in ieder geval een gedeelte van de leegstand op te heffen door ondernemers tijdelijk in een aantal ruimten te vestigen die een positieve uistraling hadden op het gebied. Hierbij werd er bijvoorbeeld aan kunstenaars gedacht. Om ondernemers ook daadwerkelijk naar het gebied te trekken, was het idee om deze ondernemers via huursubsidie of huurgewenning te stimuleren zich in het Mathenesserkwartier te vestigen. Een voorbeeld van dit initiatief vormt het tijdelijk mediacafé Club Math. Mensen kwamen over de brug naar het Mathenessserkwartier toe om het café te bezoeken (www.antennetv.nl). De Marokaanse meubelwinkel ‘Botapoex’ is de eerste ‘sterke’ ondernemer die zich op deze manier in het gebied vestigde. Dit vormde een belangrijke aanzet voor de sanering van het winkelgebied. Er wordt daarbij gestreefd naar een gevarieerd winkelaanbod. Het gebied had te maken met veel supermarktjes en belwinkels (www.antennetv.nl). Verder werd er door het projectbureau een etalageproject opgezet om de uitstraling van lege winkelruimtes te verbeteren. Dit etalageproject hield in dat kunstenaars de etalages mochten gebruiken als een expositie- of tentoonstellingruimte. Twintig kunstenaars hebben uiteindelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de etalages tijdelijk te gebruiken als expositie- en tentoonstellingruimte (interview Jan Maas, 11 november 2005). Daarnaast werden winkeliers, die al in het gevestigd waren, aangespoord om etalages op te knappen (www.antennetv.nl).
Com.Wonen heeft ook afzonderlijk van de WOM panden in het gebied opgekocht. Zo is Com.Wonen eigenaar van verschillende woon- en bedrijfsruimten, in de Grote Visserijstraat en de Mathenesserweg. Deze woningen worden opgeknapt en daarna weer verhuurd. Woon- en bedrijfsruimten tussen de Zoutziederstraat en de Mathenesserbrug in, worden opgeknapt en daarna worden de woningen verkocht en de bedrijfsruimten verhuurd (interview Leon van Catz, 16 maart 2006). Woningcorporatie
Com.Wonen
zoekt
voor
de opgeleverde
leegstaande
gerenoveerde
bedrijfsruimten naar een bepaald soort huurder: “Voorkeur ambachtelijke branchering en zorgvuldige toewijzing (ondernemersplan aanwezig)” (www.comwonen.nl). Makelaar van bedrijfsruimten van Com.Wonen geeft hierover aan: “We zijn selectief in het toewijzingsbeleid
64
voor het verhuur van de bedrijfsruimten. De ondernemers moeten een ondernemersplan hebben die soelaas biedt.” (16 maart 2006). Samen met Atlas Adviesbureau worden de ondernemingsplannen beoordeeld en worden de ondernemers ook geholpen met het ondernemingsplan en aanvullende stappen. Het projectbureau Mathenesserkwartier werkt ook samen met Com.Wonen om de gewenste ondernemers naar het gebied te krijgen. Zo zorgt het projectbureau ervoor dat via Europese subsidies het mogelijk is om ondernemers, via een bijdrage in de huurkosten of investeringen, te stimuleren om naar het gebied te komen (interview Van Catz 2006) Daarnaast komt het gebied in aanmerking voor ‘De Stimuleringsregeling Herstructurering Detailhandel’ (S.H.D). Via deze regeling kunnen ondernemers een vergoeding krijgen voor een gedeelte van de kosten voor de inrichting (Maak het in het Mathenesserkwartier 2006). Uit het interview met van Catz komt naar voren dat de verschillende betrokken partijen, een creatief gebied van het Mathenesserkwartier willen maken: “We proberen een creatieve wijk te maken die er net even boven uitsteekt en niet alleen gericht is op de wijk, maar ook op mensen die daarbuiten wonen.” (16 maart 2006). In de Folder ‘Maak het in het Mathenesserkwartier’ (2006) die vooral gericht is op het trekken van de gewenste ondernemers naar het gebied, wordt het Mathenesserkwartier op de volgende manier ‘verkocht’: “het Mathenesserkwartier is een originele, creatieve buurt die duidelijk in de lift zit. Met mooie winkelpanden tegen een betaalbare huur die de mogelijkheid bieden om ter plekke iets te maken. De afgelopen jaren hebben zich steeds meer ondernemers gevestigd met eigengemaakte, unieke producten. Dat maakt winkelen in het Mathenesserkwartier inspirerend.”
De herstructurering van het gebied wordt als alles volgens planning verloopt eind 2006 afgerond. Op dit moment wordt er nog gewerkt aan de laatste renovaties van bedrijfsruimten en wordt de hotspot Dirk Danestraat verder aangepakt.
65
3.4 Conclusie Rotterdam is al enige tijd bezig met het verbreden van de economie, waarbij de nadruk voor een gedeelte op kunst, cultuur en creativiteit ligt. Het belang van de creatieve sector wordt door de Rotterdamse gemeente erkend. Op het niveau van de deelgemeente, in dit geval Delfshaven, wordt het belang van creativiteit ook erkend. De duidelijkste initiatieven in relatie tot de creatieve sector worden toch vooral op het niveau van de gemeente geïnitieerd. Het Mathenesserkwartier is binnen een aantal decennia afgetakeld van een ‘gewone’ buurt naar één van de meest beruchte buurten van Rotterdam. De herstructurering die in 1999 van start ging heeft veel veranderingen in gang gezet. Op dit moment bevindt de herstructurering zich in de laatste fase. Er wordt ingezet op het creëren van een creatieve wijk. De invulling van de opgeknapte bedrijfsruimten wordt in dit licht gestuurd. In de volgende hoofdstukken zal het Mathenesserkwartier geanalyseerd worden aan de hand van de voorwaarden die gesteld worden aan een succesvol broedplaatsmilieu.
66
________________________________________________
4) Diversiteit in het Mathenesserkwartier Diversiteit heeft zowel een ruimtelijke als een sociale component. De aanwezigheid van diversiteit op ruimtelijk en sociaal gebied vormt een essentiële voorwaarde voor een succesvol (zie H1). In dit hoofdstuk zal worden bekeken welke sociale en ruimtelijke componenten broedplaatsmilieu van diversiteit terug te vinden zijn in het Mathenesserkwartier. De gebouwde omgeving zal enerzijds geanalyseerd worden; is er een mix van woningen qua leeftijd en onderhoudsniveau, is er sprake van functiemenging, hoe ziet het stratenpatroon eruit en is er sprake van dichtheid? Anderzijds zal er gekeken worden naar de bevolkingssamenstelling; is de bevolkingssamenstelling divers van aard? Een diverse bevolkingssamenstelling wijst op een tolerant en open klimaat. De mate van diversiteit in het Mathenesserkwartier zal ten eerste geanalyseerd worden aan de hand van statistische gegevens van Buurt Informatie Digitaal Rotterdam. Verschillende elementen van de woningvoorraad zullen daarbij aan de orde komen. Deze gegevens geven inzicht in de leeftijd en de waarde van de woningen en de eigendomsverhoudingen. Daarnaast komt de bevolkingssamenstelling aan bod, waarbij er gekeken wordt naar de afkomst, huishouden inkomenssamenstelling van de bevolking. Deze gegevens kunnen een goed algemeen beeld schetsen van het gebied, maar zijn onvolledig wat betreft de ruimtelijke en sociale elementen van diversiteit in het Mathenesserkwartier. Observaties van de woningvoorraad, de mate van functiemenging, stratenpatroon en de bevolking binnen het gebied vullen deze gegevens verder aan. Tenslotte zullen interviews met creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier aan bod komen die inzicht verschaffen over de rol die diversiteit speelde bij de locatiekeuze van deze creatieve ondernemers.
4.1 Diversiteit in cijfers De gegevens zijn opgedeeld per wijk in het Mathenesserkwartier: Bospolder, Tussendijken en Spangen. Spangen behoort echter niet in zijn geheel tot het onderzoeksgebied. Er bestaan geen aparte gegevens voor Spangen bovendijks. De onderstaande gegevens met betrekking tot Spangen zijn dus niet helemaal representatief voor Spangen bovendijks. Verondersteld is dat Spangen als geheel niet heel erg verschilt van Spangen bovendijks en de cijfers met betrekking tot de
67
woningvoorraad en bevolkingssamenstelling een algemeen beeld kunnen schetsen van Spangen bovendijks. 4.1.1 De woningvoorraad De leeftijd, waarde en eigendomsverhoudingen van de woningvoorraad geven inzicht in verschillende ruimtelijke componenten van diversiteit. Zo wordt een groot aandeel oude woningen van belang geacht voor het generen van diversiteit in een gebied (zie par. 1.3.3) en dat kan tegelijkertijd ook wijzen op de aanwezigheid van goedkope woningen. De aanwezigheid van goedkope woningen is van groot belang voor een broedplaatsmilieu. Beginnende of niet gevestigde creatieve
ondernemers
zullen vaak
afhankelijk
zijn
van
een
betaalbare
woningvoorraad. De gegevens met betrekking tot de waarde van de woningen kunnen hier inzicht in geven. Daarnaast kan de eigendomsstructuur van de woningvoorraad in het gebied gedeeltelijk aangeven in hoeverre de woningvoorraad toegankelijk is voor deze ondernemers. Een groot aandeel sociale huurwoningen wijst bijvoorbeeld op veel betaalbare woningen, maar kan tegelijkertijd ook wijzen op een woningvoorraad die moeilijk toegankelijk is voor jonge mensen en/of mensen van buiten de stad. De cijfers geven geen inzicht in de onderhoudsniveaus van de woningvoorraad.
De Bouwperiode De woningvoorraad in Bospolder, Tussendijken en Spangen wordt gedomineerd door woningen die gebouwd zijn tussen 1906 en 1930. Het aandeel woningen uit deze bouwperiode verschilt wel per wijk. Het bombardement in 1943 heeft eraan bijgedragen dat het aandeel woningen uit deze periode in Tussendijken kleiner is dan in de andere wijken, 49,06% tegenover 60,43% in Bospolder en 74,85% in Spangen in 2004 (zie figuur 4.1). Enkele jaren geleden lag het percentage woningen uit de periode 1906-1930 hoger. Vooral Bospolder heeft te maken gehad met een verandering tussen 2000 en 2004 van het aandeel woningen uit deze bouwperiode: in 2000 lag het percentage nog op 70,11% van het totaal aantal woningen in de wijk (Buurt Informatie Digitaal Rotterdam 2005). De daling van het aandeel woningen uit deze bouwperiode heeft te maken met de herstructurering van het gebied, waarbij woningen die in een zeer slechte conditie verkeerden zijn gesloopt. Het totaal aantal woningen is door de sloop gedaald in Bospolder en Tussendijken, ondanks de komst van nieuwbouwwoningen. In Spangen was geen sprake van een daling van het totaal aantal woningen. De sloopactiviteiten en nieuwbouw die op dit moment plaatsvinden in Bospolder, Tussendijken en Spangen zijn natuurlijk niet terug te zien in deze gegevens uit 2004.
68
De aanwezigheid van woningen uit een bouwperiode vóór 1906 zijn slechts op kleine schaal te vinden in de wijken (zie figuur 4.1). In Tussendijken is het grootste aandeel woningen uit deze bouwperiode te vinden (1,36%) (Buurt Informatie Digitaal Rotterdam 2005). In figuur 4.1 komt naar voren dat er ook nauwelijks woningen aanwezig zijn in de wijken Bospolder, Tussendijken en Spangen uit de bouwperioden 1960-1969 en 1970-1979. Van de periode 1960-1969 is er alleen een klein aandeel woningen in Tussendijken te vinden (0.15%) en van de periode 1970-1979 is er alleen een klein aandeel woningen te vinden in Spangen (0,63%). Opvallend is de bouwperiode 1945-1959 waarbij Tussendijken duidelijk boven de andere twee wijken uitsteekt. Dit heeft te maken met het bombardement dat in 1943 in Tussendijken plaatsvond tijdens de Tweede Wereldoorlog, waardoor veel woningen in deze wijk waren verwoest. Uit figuur 4.1 blijkt duidelijk dat in de naoorlogse periode veel gebouwd is in de wijk. Bospolder heeft daarnaast relatief veel woningen in 2004 uit de bouwperioden 1980-1989 en na 1990 in vergelijking met de andere twee wijken. Spangen en Tussendijken hebben echter ook een redelijk percentage woningen uit de bouwperiode na 1990. Het is echter duidelijk dat het grootste aandeel woningen in 2004 in de drie wijken wordt gekenmerkt door woningen uit de bouwperiode 1906-1930. Figuur 4.1 Percentage woningen per bouwperiode van het totaal aantal woningen in Bospolder, Tussendijken en Spangen in 2004
100 90 80 70 60
Bospolder
50
Tussendijken
40
Spangen
30 20 10 0 <1906 1906- 1931- 19451930 1944 1959
1960- 1970- 1980- >1990 1969 1979 1989
Bron: gebaseerd op gegevens van Buurtinformatie Digitaal Rotterdam 2005
69
Huurwoningen De woningen in de buurt bestaan voornamelijk uit huurwoningen. In Bospolder bestond de woningvoorraad in 2004 voor 91% uit huurwoningen, in Tussendijken was dit 93,5% en in Spangen 92,6%. Deze huurwoningen bestaan grotendeels uit sociale huurwoningen die in handen zijn van de gemeente of woningcorporatie. Tussendijken heeft van de drie wijken relatief gezien het kleinste aandeel sociale huurwoningen (67%) ten opzichte Bospolder (75,3%) en Spangen (81,6%). Het overige deel van de huurwoningen bestaat uit particuliere huurwoningen. In het bestand van Buurt Informatie Digitaal Rotterdam, worden huurwoningen in drie type prijsklassen verdeeld; ‘goedkoop’, ‘betaalbaar’ en ‘duur’. Het grootste aandeel huurwoningen wordt voor het jaar 2004 onderverdeeld in de categorie ‘goedkoop’. Het aandeel in deze categorie voor de drie wijken tussen 2000 en 2004 is wel gedaald. Bospolder valt hierbij vooral op met een daling van tien procent. Daartegenover staat weer dat het aandeel huurwoningen in de categorie ‘betaalbaar’ toegenomen is tussen 2000 en 2004 in Bospolder met iets minder dan tien procent, maar ook in Tussendijken en Spangen is er sprake van een toename van het aandeel woningen in deze categorie. In Tussendijken gaat het om een toename van 3,11% en in Spangen om 3,55% tussen 2000 en 2004. Het aandeel huurwoningen in de categorie ‘duur’ ligt in alle wijken relatief laag. Bospolder heeft te maken met de grootste toename van het aandeel woningen in deze categorie tussen 2000 en 2004, al gaat het slechts om een toename van iets minder dan twee procent (Buurt Informatie Digitaal Rotterdam 2005). Het is onduidelijk wat er verstaan wordt onder de categorieën goedkoop, betaalbaar en duur. Eerder kwam echter al naar voren dat een groot aandeel van de huurwoningen bestaat uit sociale huurwoningen, waarvan de prijzen relatief gezien vaak laag liggen. Hierdoor kan een gedeelte van de huurwoningen uit de categorie ‘goedkoop’ aan de sociale huurwoningen in de wijken gekoppeld worden. Dit hoeft echter niet per sé het geval te zijn. Belangrijk is ook om te vermelden dat van een aandeel van de woningen de huurprijzen niet bekend zijn, waardoor het beeld dat hierboven geschetst is niet helemaal volledig is (Buurtinformatie Rotterdam Digitaal 2005).
Koopwoningen Het kleinste deel van de woningvoorraad in Bospolder, Tussendijken en Spangen bestaat uit koopwoningen. Zo bestaat 8,3% van het totaal aantal woningen in Bospolder uit koopwoningen in 2004, 6,5% in Tussendijken en 7,41% in Spangen. Het aantal koopwoningen is wel gestegen
70
tussen 2000 en 2004, echter in beperkte mate. Deze toename kan toegeschreven worden aan de herstructurering. Een onderdeel van het beleid rondom de herstructurering was erop gericht het aandeel koopwoningen in de wijken te vergroten. Opvallend is dat de waarde van de koopwoningen relatief laag ligt in de drie wijken. Tussen 2000 en 2004 is het aandeel woningen met een relatief lage waarde echter wel gedaald. Toch valt een groot aandeel woningen in Bospolder, Tussendijken en Spangen in 2004 in de categorie koopwoningen met een waarde lager dan 50.000 euro. In Bospolder was dit 34,3% van het aantal koopwoningen in 2004 ten opzichte van 69.5% in 2000. Voor Tussendijken ligt het percentage in 2004 op 46,1% ten opzichte van 68.4% in 2000 en in Spangen ligt het percentage in 2004 op 41,1% tegenover 69,35% in 2000. Het aandeel koopwoningen in de categorie 50.000-75.000 euro is duidelijk gestegen tussen 2000 en 2004. De meeste opvallende veranderingen tussen 2000 en 2004 zijn te vinden in Spangen en Bospolder. In Spangen is het aandeel koopwoningen in de categorie 75.000- 100.000 euro tussen 2000 en 2004 gestegen van 0% naar 21,3% en in de categorie 100.000-150.000 van 0% naar 10,3%. In Bospolder is het aandeel koopwoningen in de categorie 100.000-150.000 euro tussen 2000 en 2004 gestegen van 1,2% naar 18,4%. De gemiddelde waarde van de koopwoningen in Bospolder, Tussendijken en Spangen is ook tussen 2000 en 2004 gestegen (zie tabel 4.1). De gemiddelde waarde in van de koopwoningen in 2004 ligt in Tussendijken het laagst en in Spangen het hoogst. Alle wijken hebben te maken met een gemiddelde stijging van de waarde van de koopwoningen. Er is echter een percentage koopwoningen waarvan het niet duidelijk is wat de waarde is. Daarom is enige voorzichtigheid geboden bij de interpretatie van deze gegevens. Het is mogelijk dat de gemiddelde waardestijgingen van de koopwoningen voor een gedeelte toe te schrijven zijn aan de renovatie en nieuwbouwactiviteiten in het Mathensserkwartier die de prijs kunnen beïnvloeden. De gemiddelde waardestijgingen hebben echter ook te maken met een algemene waardestijging binnen de onroerend goed markt in Nederland. Dit geldt ook voor Rotterdam en heeft hoogstwaarschijnlijk een grote rol gespeeld bij de stijging van de koopprijzen in deze wijken. Tabel 4.1 Gemiddelde waarde van koopwoningen in de wijken Bospolder, Tussendijken en Spangen in 2000 en 2004 Gemiddelde waarde koopwoningen 2000
2004
Bospolder
42.081
66.532
Tussendijken
40.728
53.373
Spangen
33.846
69.150
Bron: Buurtinformatie Rotterdam Digitaal 2005
71
4.1.2 De bevolkingssamenstelling Op 1 januari 2005 bedraagt het officiële aantal inwoners van Bospolder, Tussendijken en Spangen samen 23.513 personen. Dit aantal is ten opzichte van 2000 afgenomen (25.182) (Buurt Informatie Digitaal Rotterdam). Deze cijfers representeren hoogstwaarschijnlijk niet de werkelijkheid in de drie wijken. Het gebied heeft te maken gehad met de aanwezigheid van onder andere illegale pensions. Deze illegale pensions zijn aangepakt, maar dit neemt niet weg dat er mogelijk nog illegalen in de wijken zijn. Een artikel uit het Rotterdams Dagblad geeft weer waar het Mathenesserkwartier qua illegale pensions mee te maken had: “De politie heeft in de nacht van vrijdag op zaterdag na een tip vijftig Chinezen uit een woning gehaald aan de Watergeusstraat in de Rotterdamse wijk Bospolder-Tussendijken gehaald. Zij verblijven vermoedelijk illegaal in Nederland. (...)De actie doet denken aan die van 1998. Toen bleken er 43 illegale Chinezen in een woonhuis aan de Mathenesserweg (..) te zitten.” (Politie, 6 mei 2002). Illegalen zijn in ieder geval niet terug te zien in de cijfers.
De huishoudsamenstelling Een groot gedeelte van de bevolking van Bospolder, Tussendijken en Spangen bestaat uit allochtonen. Het grootste aandeel allochtonen in 2004 is te vinden in Spangen (86,8%). Bospolder volgt met 77,6% en Tussendijken met 76,1%. Dit aandeel is ten opzichte van het jaar 2000 gestegen. In 2004 is het aandeel autochtonen in Bospolder, Tussendijken en Spangen respectievelijk nog, 22,4%, 23,9% en 13,2%. De allochtone bevolking is divers samengesteld. Er bestaan wel een aantal dominante etnische groepen in Bospolder, Tussendijken en Spangen. In Bospolder en Tussendijken vormen de ‘Turken’ de grootste etnische groep met 22,7% in Bospolder en 20,8% in Tussendijken in 2004. Voor Spangen geldt een iets andere situatie. Daar vormen de ‘Marokkanen’ de grootste etnische groep met 20,1% gevolg door de ‘Turken’ met 19,7%. In Bospolder en Tussendijken vormen de ‘Marokkanen’ de op één na grootste groep. Voor alle wijken geldt dat de ‘Surinamers’ daarna de grootste etnische groep vormen. Daarna volgen de ‘Kaapverdianen’ met 10,8% in Spangen, 10,4% in Bospolder en 8,5% in Tussendijken. De overige etnische groepen worden gevormd door ‘Antillianen’, ‘Noord-Mediterranen’ en de categorie ‘overig arm’ en ‘overig rijk’. Deze laatstgenoemde categorieën worden enerzijds gevormd door etnische groepen uit landen die als arm gecategoriseerd zijn (overig arm) en landen die als rijk gecategoriseerd zijn (overig rijk) (Buurt Informatie Digitaal 2005).
72
Het grootste gedeelte van de huishoudens in Bospolder, Tussendijken Spangen in 2004 behoort tot de categorie ‘niet inwonende alleenstaanden’. In de drie wijken samen ligt het gemiddelde percentage ‘niet inwonende alleenstaanden’ op 48,6% ten opzichte van het totaal aantal huishoudens (zie tabel 4.2). Daarna vormt het aandeel (echt)paren met kinderen de grootste categorie met het gemiddelde percentage van 23,5% voor de wijken samen. Het gemiddelde percentage voor de categorie ‘eenoudergezinnen’ in Bospolder, Tussendijken en Spangen samen ligt op 16,2%. De categorie ‘echtparen zonder kind’ vormt relatief gezien de kleinste groep met een gemiddelde van 11,7% voor de drie wijken samen. In vergelijking met de stad als geheel bestaan er wel een aantal verschillen. Het gemiddelde percentage eenoudergezinnen van 16,2 % voor de drie wijken samen hoger dan het gemiddelde percentage voor Rotterdam (11,7%). Ook het aandeel (echt)paren met kinderen ligt met het gemiddelde percentage van 23,5% hoger dan in Rotterdam als geheel (19,2%). Het percentage echtparen zonder kind ligt in Bospolder, Tussendijken en Spangen lager dan in Rotterdam. Daar ligt het op 17,0%. Ook ligt het aandeel niet inwonende alleenstaanden in Rotterdam als geheel hoger (52,1%) dan in de drie wijken samengenomen (Buurt Informatie Digitaal Rotterdam 2005). De huishoudsamenstelling is redelijk gemixt in de drie wijken. Het aandeel niet inwonende alleenstaanden overheerst in Bospolder, Tussendijken en Spangen. Daarnaast lijken er relatief gezien veel huishoudens te zijn met kinderen; aan de ene kant gevormd door eenoudergezinnen en aan de andere kant (echt)paren met kinderen.
Tabel 4.2 Huishoudsamenstellingen ten opzichte van het totaal aantal huishoudens in percentages in 2004 voor Bospolder, Tussendijken en Spangen samen en Rotterdam Buurten
Bospolder,
Rotterdam
Tussendijken en Spangen %
niet
inwonende
alleenstaanden (t.o.v aantal huishoudens) %eenoudergezinnen
zonder
52,1%
16,2%
11,7%
11,7%
17,0%
23,5%
19,2%
(t.o.v
aantal huishoudens) %echtparen
48,6%
kind
(t.o.v aantal huishoudens) %(echt)paren met kinderen (t.o.v. aantal huishoudens) Bron: Buurt Informatie Digitaal Rotterdam 2005
73
De inkomensstructuur De inkomensstructuur van de huishoudens in het onderzoeksgebied is tussen 1994 en 2000 veranderd. Het gemiddelde huishoudinkomen is tussen 1994 en 2000 omhoog gegaan (zie tabel 4.3). Er zijn helaas geen gegevens beschikbaar voor de periode na 2000. In de periode na 2000 heeft de wijk met veel veranderingen te maken gehad, waardoor de inkomensstructuur mogelijk verder zou kunnen zijn veranderd. Tegelijkertijd is het de vraag of deze veranderingen van invloed zouden zijn geweest op de inkomensstructuur en of dat het al naar voren zou zijn gekomen in de gegevens. De gemiddelde toename van het huishoudinkomen tussen 1994 en 2000 lijkt op eerst gezicht heel opmerkelijk, door de vervalspiraal waar de wijk zich in deze periode in bevond. Een gemiddelde toename van het huishoudinkomen kan daarom hoogstwaarschijnlijk voor een groot gedeelte toegeschreven worden aan de relatief hoge economische groei vanaf de tweede helft van de jaren ’90 en de daaraan gekoppelde verbetering van de inkomenspositie in Nederland. Daarnaast vallen de wijken Spangen, Tussendijken en Bospolder in de categorie ‘achterstandswijk’. In Bospolder leeft 28% van de huishoudens onder de armoedegrens in 2002, in Tussendijken gaat dit om 26% van de huishoudens en in Spangen leven 35% van de huishoudens onder de armoedegrens. Dit staat tegenover 16% in Rotterdam als geheel (COS Feitenkaart 2002). Gegevens uit Buurt Informatie Digitaal Rotterdam geven aan dat een relatief klein aandeel huishoudens een ‘hoog’ inkomen heeft in de drie wijken. In Bospolder gaat het om 7% van het totaal aantal huishoudens, in Tussendijken en Spangen om 6% van het totaal aantal huishoudens. Er wordt echter niet aangegeven wat er onder een ‘hoog’ inkomen wordt verstaan (Buurt Informatie Digitaal Rotterdam 2005).
Tabel 4.3 Gemiddeld huishoudinkomen in Bospolder, Tussendijken en Spangen in 1994 en 2000 Gemiddeld huishoudinkomen (1000 euro) 1994
2000
Bospolder
14.3
18.9
Tussendijken
14.8
17.4
Spangen
13.9
17.9
Bron: Buurt Informatie Digitaal Rotterdam
74
4.2 Observaties De gebouwde omgeving en de bevolkingssamenstelling wordt in deze paragraaf aan de hand van observaties nader beschreven. Naast een beschrijving van de woningvoorraad zal er ingegaan worden op de mate van functiemenging, het stratenpatroon en de bevolking in het gebied. Afbeelding 4.1a en b: beeld van het begin van de Schiedamse weg. (a= vanaf de overkant van de brug en b= pand op de Schiedamse weg)
a
b
br
Bron: Emily Nijboer, 12 juli 2005
4.2.1 De woningvoorraad Rotterdam staat bekend om het bombardement van het centrum in het begin van de Tweede Wereldoorlog, waardoor er weinig van het historische centrum over is. Met deze gedacht in het hoofd is het verrassend als je vanaf de Nieuwe Binnenweg of de Vierambachtsstraat de bruggen overgaat en het Mathenesserkwartier binnenloopt (12 juli 2005). De oude historische panden vallen direct op. Het begin van zowel de Schiedamseweg als de Mathenesserweg vanaf de bruggen gezien, worden gekenmerkt door gerenoveerde oude panden, voornamelijk uit het begin van de twintigste eeuw (zie afb.4.1a en b, 4.2). Vooral de Schiedamseweg heeft een bijzondere verzameling van panden. De gevels van de woningvoorraad aan het begin van de weg zijn meestal erg bijzonder. Een authentieke verzameling gebouwen lijkt een goede typering. In hoofdstuk 6 zal hier verder op worden ingegaan. De kwaliteit en uitstraling van de woningvoorraad op de Schiedamseweg en de Mathenesserweg wordt steeds minder naarmate men dichter bij het Marconiplein komt. Op de Schiedamseweg worden de panden qua gevels ook veel gewoner en zijn er meer panden die duidelijk na de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd. Op de Mathenesserweg is een steeds grotere afwisseling te zien van gerenoveerde panden en (nog) niet gerenoveerde panden. Dicht bij het Marconiplein zien de panden er zeer slecht onderhouden
75
uit (zie afb. 4.3). Het is echter bekend dat deze panden in de laatste fase van de herstructurering van het gebied zullen worden aangepakt. De Grote Visserijstraat heeft ook te maken met een variatie aan gerenoveerde en niet gerenoveerde historische panden. Aan de ‘kop’ van de straat vanaf de Mathenesserweg gezien zijn er vooral gerenoveerde panden te vinden. Daar zijn ook speciale elementen, zoals glas in lood behouden gebleven die de panden een bijzondere uitstraling geven. In de Spanjaardstraat staat een mix van oude gerenoveerde panden, oude niet gerenoveerde panden en is er een groot gedeelte nieuwbouw (zie afb.4.4).
De zijstraten van deze vier grote (winkel)straten zijn allemaal erg verschillend qua bebouwing. Als je verder Bospolder inloopt is het opmerkelijk hoeveel variatie er is aan type woningen en onderhoudsniveaus. Ten eerste is het duidelijk dat er veel nieuwbouw tot stand is gekomen in de afgelopen jaren en er nog volop gebouwd wordt (zie afb.4.5). Daarnaast is er ook een aantal braakliggende terreinen waar momenteel niets aan lijkt te worden gedaan. Ook zijn er veel oude panden die grotendeels zijn gerenoveerd, waarvan sommige erg bijzonder zijn en anderen heel gewoon. In de Rossier Faassenstraat kom je bijvoorbeeld ook een aantal mooie opgeknapte oude woningen tegen met daarnaast een heel woningblok dat bestaat uit eengezinswoningen die gebouwd zijn in de jaren ’80. Opvallend is ook de hoeveelheid oude woningen met twee, soms drie woonlagen. Deze woningen hebben veel weg van typische kleine arbeiderswoningen en zijn grotendeels gerenoveerd. De opknapbeurten lijken grotendeels door woningcorporaties te zijn gedaan; hele woningblokken hebben dezelfde deuren. Er zijn ook blokken waar twee of vier woningen naast elkaar dezelfde deur hebben (zie afb.4.6). De ene keer verschillen deze deuren qua kleur erg van de woningen ernaast, en andere keren is de vorm van de deur wel anders, maar hebben de woningen ernaast deuren in dezelfde soort kleur en stijl. Een variatie van deuren zou kunnen wijzen op renovaties via particulier initiatief. Het is echter moeilijk vast te stellen hoe de eigendomsverhoudingen daadwerkelijk in elkaar steken.
Het bombardement dat in 1943 plaatsvond in Tussendijken heeft een gedeelte van de historische bebouwing verwoest. Dat is ook duidelijk terug te zien in de bebouwing van deze wijk, vooral rondom het Grote Visserijplein. Het plein wordt omgeven door flats van vier lagen met hele gewone gevels, die hoogstwaarschijnlijk in de jaren vijftig zijn gebouwd. Ook zijn er iets verderop flats die in de naoorlogse jaren tot stand zijn gekomen. Tussendijken heeft ook een aandeel eenvoudige woningen die gebouwd zijn in de jaren ’70, ’80 en ’90. Ook is er nieuwbouw te vinden. Soms zijn er zelfs hele straten met nieuwbouw. Er zijn zeker ook nog oude woningen in de wijk. Deze oude woningen zijn ook afkomstig uit verschillende bouwjaren. Hier en daar zijn
76
er woningen te vinden die gebouwd zijn aan het einde van de negentiende eeuw, vooral op de Mathenesserdijk en de straten rondom de Mathenesserdijk. Daarnaast zijn er ook woningen die gebouwd zijn in het begin van de twintigste eeuw en woningen die gebouwd zijn in de jaren ’30. Een groot gedeelte van deze oude woningen lijken te zijn opgeknapt. Toch zijn er ook delen waar er grote verschillen zijn waar te nemen in onderhoudsniveaus. Aan het begin van de Mathenesserdijk, vanaf de Schiedamseweg gezien, zijn er bijvoorbeeld een aantal dichtgetimmerde woningen, waarvan sommige er uitzien alsof ze elk moment kunnen instorten. Aan de overkant van de woningen, ertussen en ernaast bevinden zich gerenoveerde panden: een groot contrast (zie afb.4.7). Dichtgetimmerde woningen kom je overigens hier en daar verspreid tegen in het Mathenesserkwartier. Dat geldt ook voor Spangen bovendijks. Hier wordt nog volop gerenoveerd en is het duidelijk dat er onlangs woningen zijn gesloopt tussen de Mathenesserweg en Mathenesserdijk in. Daar zijn een aantal plekken die (nog) leeg zijn en worden omgeven door hekken die een bouwplaats omheinen. Ook hier is er sprake van een mix aan bebouwing. Aan de ene kant zijn er oude woningen te vinden, zoals op de Mathenesserweg en Mathenesserdijk en aan de andere kant zijn er nieuwere woningen die gebouwd zijn omstreeks de jaren ’80. Ook hier is er sprake van een mix van onderhoudsniveaus. Sommige bouwblokken zijn grotendeels gerenoveerd, maar staan naast oude woningen die (nog) niet zijn aangepakt.
De hoeveelheid aan ‘te koop’ bordjes, is heel opvallend als je door het Mathenesserkwartier loopt. Dit zie je met name op de Mathenesserweg en de Grote Visserijstraat. Deze straten vormden in feite ook het zwaartepunt binnen de aanpak van het Mathenesserkwartier. Veel woningen zijn gerenoveerd en net opgeleverd. In het kader van het willen vergroten van het aandeel koopwoningen in het gebied is het ook te verwachten dat er te koop bordjes worden gesignaleerd. Ook zijn er op verschillende plekken in het Mathenesserkwartier borden te vinden waarop bijvoorbeeld wordt aangegeven wat voor woningen er opgeleverd worden en tegen welke prijs. In de Grote Visserijstraat staan ook een aantal gerenoveerde winkel/bedrijfsruimten te huur (zie afb.4.8). Dit geldt ook voor een paar winkel/bedrijfsruimten op de Mathenesserweg. Het Mathenesserkwartier wordt vooral gekenmerkt door bedrijfsruimten die zich onder woningen bevinden. Het grootste gedeelte van deze woningen zijn oud en bevinden zich vooral in de Grote Visserijstraat, Mathenesserweg en de Schiedamseweg. Er bestaat daarbij ook een mix qua onderhoudsniveau. Sommige bedrijfsruimten bevinden zich in een gerenoveerd pand en anderen bevinden zich in een meer vervallen pand. Deze bedrijfsruimten zijn voornamelijk geschikt voor kleinere ondernemingen door de relatief kleine afmeting. Ondernemingen met vijftig werknemers zullen er in ieder geval niet in passen. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. In sommige gevallen zijn
77
bijvoorbeeld twee of meer bedrijfsruimten samengevoegd. Ook zijn er bedrijfsruimten die een soort van split level constructie hebben. Op de Schiedamseweg is er ook een aantal nieuwbouwwoningen waaronder zich bedrijfsruimten bevinden. Opvallend is dat deze groter zijn dan het merendeel van de bedrijfsruimten die zich in historische panden bevinden. Afb. 4.2 De Mathenesserweg
Afb. 4.3 Blok op de Mathenesserweg nabij het Maroniplein
bron: Emily Nijboer, 12 juli 2005
Afb. 4.4 De Spanjaardstraat
Afb. 4.5 Nieuwbouw in Bospolder
bron: Emily Nijboer, 12 juli 2005 Afb. 4.6 Klein verschil in deuren
19 december 2005
Afb. 4.7 Verschil in onderhoudsniveaus op de Mathenesserdijk
Bron: Emily Nijboer, 23 maart 2006
78
Afb. 4.8 Gerenoveerde bedrijfsruimte te huur, Grote Visserijstraat
Bron: Emily Nijboer, 31 januari 2006 Afb. 4.9 Arras Cadeauwinkel,
Afb. 4.10 Winkels in de Grote
Schiedamse weg
Visserijstraat
bron: www.allesinrotterdam.nl
bron: Emily Nijboer, 23 maart 2006
Afb. 4.11 Leegstaande bedrijfsruimte met rolluik ervoor
Bron: Emily Nijboer, 31 januari 2006
79
4.2.2 De Functies De aanwezigheid van verschillende functies vormt een belangrijke voorwaarde voor diversiteit in een gebied. Functiemenging kan ervoor zorgen dat er gedurende de hele dag mensen op straat zijn. Deze verschillende functies moeten natuurlijk ook daadwerkelijk mensen aantrekken. Om een gestructureerd beeld te kunnen geven van de functies in het Mathenesserkwartier zullen vooral de ‘functies’ in de grote (winkel)straten worden besproken. De Spanjaardstraat kan getypeerd worden als een straat waar de woonfunctie domineert. Er zijn ook een aantal winkels en andere ondernemingen die zich onder de woningen bevinden. Door de straat heen zitten hier en daar ondernemingen, variërend van een eetcafé tot een loodgieterbedrijf. Ook zit er een Leger des Heils en een onderneming ‘Bureau Bekker’. Deze laatstgenoemde onderneming past in de categorie creatieve onderneming, al is het van buitenaf niet duidelijk wat er gedaan wordt. De Spanjaardstraat komt over als een rustige straat waar vooral gewoond wordt. Dit is een ander verhaal op de Schiedamseweg waar er sprake is van een grote mix van woon- en winkelfuncties. De meeste winkels of horecazaken bevinden zich onder woningen. Naar het Marconiplein toe zijn er minder winkels te vinden. Daar wordt de mix van woon- en winkelfuncties minder. De typen winkels die te vinden zijn op de Schiedamseweg variëren van kleine levensmiddelenwinkels, ketens en speciaalzaken. Een meerderheid van de winkels past in de categorie ‘speciaalzaak’. Bij de speciaalzaak moet in deze straat niet gedacht worden aan bijvoorbeeld een sjieke meubelzaak. Hier zijn bijvoorbeeld (goedkope) kledingswinkels, telefoon/belwinkels te vinden die een wat ‘shabby’ uitstraling hebben (zie afb.4.9). Er zijn ook een aantal speciaalzaken met een representatieve uitstraling, zoals bijvoorbeeld een dierenspeciaalzaak, een delicatessenwinkel, een lijstenmakerij en een wijnhandel. Verder zijn er ook relatief veel kleine levensmiddelenwinkels, zoals een Turkse bakker, een islamitische slager, etc. De ketens vormen in deze straat een minderheid; er zit een Etos, een Bas van der Heyden, een Wibra en een Hans Textiel die voornamelijk gericht zijn op het goedkope segment.
80
Naast winkels zijn er ook horecagelegenheden gevestigd op de Schiedamseweg. Er is één echt restaurant, gevestigd in een mooi gerenoveerd pand, dat het beste als een gewoon Italiaans restaurant kan worden omschreven. Daarnaast zitten er een aantal eetcafés, snackbars, shoarmatenten en andere afhaaltenten met eten uit verschillende hoeken van de wereld. Bij observaties op 31 januari 2006 zat er opeens ook een nieuwe soepwinkel, ‘Nora’s Soephuis’, dat zich duidelijk van andere typen eetgelegenheden in deze straat onderscheid en zich vooral op de lunch richt. De cafés in de straat kunnen voornamelijk gecategoriseerd worden als bruine cafés. Naar de brug toe kunnen de cafés ook tot dit type gerekend worden, maar zijn de cafés groter en ruimer en lijken een wat breder publiek aan te spreken. Eetcafé Soif op de hoek van de Schiedamseweg/Mathenesserdijk lijkt te verschillen van de andere plekken in de straat en is vanaf de lunch open. Naast winkels en horeca zijn er ook andere soorten bedrijvigheid te vinden; er zijn twee apotheken, een fysiotherapeut, twee uitzendbureaus, een theaterrestaurant en een galerie. Deze galerie ziet er wat donker en een beetje rommelig uit en is gericht op Arabische kunst.
De Grote Visserijstraat is ook een straat waar sprake is van een mix van een woon- en winkelfunctie. Deze straat kan eigenlijk in twee delen worden ingedeeld, omdat de straat door het Grote Visserijplein wordt onderbroken en daar geen woningen of winkels zijn. Het plein neemt als een ware een hap uit de straat, waardoor het voelt alsof het deel van de Grote Visserijstraat nabij de Schiedamseweg eerder onderdeel uitmaakt van de Schiedamseweg. Dit deel telt ook maar vijf winkels; een slager, een Turkse ‘cafetaria’, een kledingwinkel/reparatie en een stofzuigerzaak. Aan de overkant van de straat zijn er geen winkels of woningen. In het andere deel van de Grote Visserijstraat zijn er winkels en woningen aan beide kanten van de straat (zie afb.4.10). Het valt meteen op dat er hier relatief veel meubel- en woninginrichtingwinkels (7) zijn, van de 41 winkels, horecazaken en andere ondernemingen (31 januari 2006). Het merendeel van de meubel- en woninginrichtingwinkels valt onder de naam van ‘Walvis meubelen’ en hebben dus dezelfde eigenaar. Ook de aanwezigheid van kapperzaken (5) valt op. Hier en daar zijn er ook een aantal kleine levensmiddelenwinkels. De straat heeft ook een aantal ondernemingen in de kunstsfeer. Zo zie je een pand waar in grote letters “Galerie Vlaanderen” staat. Het is echter geen galerie meer; bij binnenkomst blijkt het een “kunst, kitsch en tweedehandszaak” te zijn geworden (11 november 2005). Schuin tegenover deze zaak bevind zich een kunstwinkeltje gespecialiseerd in mozaïek. Sinds half november zit er ook een andere kunstzaak in de straat, de Kunstsuper. Ook is er een atelier in één van de bedrijfsruimten in de Grote Visserijstraat te vinden.
81
Op de hoek van de Grote Visserijstraat/Zoutziederstraat is een basisschool te vinden. Verder vallen er twee vastgoedzaken op die gerund lijken te worden door allochtone ondernemers. Dit lijkt ook te gelden voor een zaak in reizen en verzekeringen. De Grote Visserijstraat heeft verder een opvallend aantal leegstaande winkelruimten. Vier bedrijfsruimten staan leeg met een te huur bordje van Com.Wonen op het raam, één staat leeg met een te koop bordje op het raam en verder staan er drie leeg zonder dat er een teken is dat er iets mee gebeurd. Bij observaties op 23 maart 2006 was één van de bedrijfsruimten met een te huur bordje in gebruik genomen door een bloemenzaak. De zaak ziet er erg vrolijk uit met felgekleurde bloempotten met grote bloemen erin. Ook zijn er in de Grote Visserijstraat een aantal horecagelegenheden te vinden; er zitten drie (eet)cafés en twee eetgelegenheden die passen in de categorie afhaal/snackbartent.
Op de Mathenesserweg is er ook sprake van een mix van woon- en winkelfuncties. Dit geldt echter sterker voor het gedeelte van de straat nabij de brug. De woonfunctie is namelijk op bepaalde stukken van de weg naar het Marconiplein toe dominanter aanwezig dan de winkelfunctie. Het eerste gedeelte van de Mathenesserweg, vanaf de brug gezien, heeft een grote variatie van winkels. Zo zit er bijvoorbeeld een Turkse groentewinkel, een meubelzaak gespecialiseerd in Marokaanse meubels, twee kunstwinkels, een goedkope kledingwinkel, etc.. Er zit ook een winkel ‘Rieane Argane’ waar oosterse kruiden worden verkocht, en de sfeer een beetje ‘new age’ lijkt te zijn. Onder een aantal woningen bevinden zich ondernemingen met een ander soort dienstverlenende functie, zoals een fysiotherapeut, een woningbemiddelingsbureau en een adviesbureau. Verder worden er een aantal bedrijfsruimten gevuld met initiatieven voor de buurt; er is bijvoorbeeld “t’Hoekie” dat onder andere als een soort voedselbank fungeert. De straat heeft niet veel eetgelegenheden. Er zit wel een restaurant en verder zijn er een handjevol eetcafés, eethuisjes of snackbar/shoarmatenten. Ook zitten er twee Turkse cafés. De overige cafés kunnen bruine cafés getypeerd worden, maar waren eigenlijk (bijna) leeg of gewoon gesloten. Deze cafés bevinden zich dichtbij het Marconiplein. Nabij de brug is er ook een nachtclub met een ‘erotische tint’. Op de Mathenesserweg is er net als in de Grote Visserijstraat sprake van leegstand. De leegstand neemt wel een andere soort vorm aan. Ten tijde van één van de observaties (16 september 2005) heb ik zestien leegstaande bedrijfsruimten geteld. Deze leegstaande ruimten bevinden zich verspreid over de Mathenesserweg, maar zijn nauwelijks te vinden in het stuk dat zich het dichtst naar de brug toe bevindt. Het is mogelijk dat een aantal ruimten zijn meegeteld die misschien ondertussen gevuld zijn of bewoond worden. Dit is echter moeilijk te bepalen. Sommige ruimten worden bedekt met stalen rolluiken of gordijnen en hebben soms nog een bord boven het raam
82
hangen met een bedrijfsnaam (zie afb.4.11).Voor twee leegstaande ruimten wordt duidelijk een nieuwe huurder of koper gezocht. Dit is af te leiden aan de bordjes ‘te huur en te koop’ die op de ramen zijn geplakt.
De Mathenesserdijk is een lange weg en bevindt zich in Tussendijken en Spangen bovendijks. Beide delen van de straat worden voornamelijk gekenmerkt door een woonfunctie. Hier en daar zitten er wel ondernemingen. Nabij de Schiedamseweg zit er bijvoorbeeld een café. Opvallend is vooral de hoeveelheid autogarages die in de straat zitten. Autogarages zijn overigens ook op andere plekken in het Mathenesserkwartier te vinden. Dit lijkt vooral voor te komen in Tussendijken. In de rest van het gebied zitten er in verschillende straten een aantal winkeltjes op de hoek van de straten: er zit in de Rosier Faassenstraat bijvoorbeeld een tweedehands boekenwinkel, in de Jan Kruijffstraat zit een natuurvoedingwinkel ‘An-Dijvie’ en in de Watergeusstraat zit een galerie. In het Mathenesserkwartier zijn ook een aantal basisscholen te vinden, zoals bijvoorbeeld de Montessorischool in de Rosier Manzstraat, en een middelbare school op de Mathenesserdijk. 4.2.3 Het stratenpatroon Het Mathenesserkwartier heeft een aantal lange, relatief brede straten. Dit geldt voor onder andere de Spanjaardstraat waar een tram doorheen loopt en aan beide kanten van de trambaan een weg loopt. Ook geldt dit voor de Schiedamseweg waar trams doorheen gaan en wegen aan weerszijden van de trambaan lopen. De Mathenesserweg is ook een redelijk brede weg. Hier loopt geen tram doorheen, maar is er naast de weg een fietspad. Ook de Mathenesserdijk in Spangen bovendijks heeft een tram erdoorheen lopen, met aan beide kanten een weg. Voor het deel van de Mathenesserdijk in Tussendijken geldt een iets anderen constructie. Daar is een deel van de weg bestraat met klinkers en andere delen met asfalt afgewisseld door breedtes. De Grote Visserijstraat heeft een smallere weg voor auto’s dan op bijvoorbeeld de Mathenesserweg, maar oogt toch redelijk breed door de brede stoepen aan weerszijden van de straat. Het valt sowieso op dat de stoepen in het gebied relatief breed zijn. De Grote Visserijstraat en de Spanjaardstraat hebben onlangs ook te maken gehad met een herprofilering van de straten en stoepen waardoor het er erg netjes uitziet. De breedte van de straten, mede beïnvloed door de stoepen, geven de straten een ruimtelijke indruk. Dit zorgt ervoor dat de straten nooit heel erg druk ogen en voelen. Op de Mathenesserweg is er bijvoorbeeld vooral aan het begin van de weg (vanaf de brug gezien) activiteit. Toch oogt het er nooit heel druk. Door de parkeerplaatsen, fietspaden en weg ben je aan de ene kant van de
83
straat relatief ver van de andere kant van de straat. In een smalle straat voelt de aanwezigheid van mensen al snel veel drukker.
De woningen op de grotere straten in het gebied bestaan voornamelijk uit gesloten bouwblokken die het zicht op de achterafstraatjes belemmert. De lange straten hebben echter wel meerdere zijstraatjes waardoor er toch wel enige verbinding bestaat met deze achteraf straatjes. Deze zij- en achterafstraatjes zijn soms rechthoekig georganiseerd, maar vaak is er weinig regelmaat in de structuur te herkennen. Sommige straten zijn lang, zoals de Watergeusstraat in Bospolder, de Rösener Manzstraat in Tussendijken en de Mathenesserstraat in Spangen bovendijks, maar worden wel op meerdere plekken onderbroken door kleinere straatjes. Hierdoor is het mogelijk om verschillende routes door de wijk te lopen. Duidelijk is echter ook het verschil van de organisatie van de ruimte naar het Marconplein toe. De hoge dichtheid van woningen in het grootste deel van het Mathenesserkwartier is rondom dit plein een stuk minder. Vanaf de Schiedamseweg gezien is de woonfunctie eigenlijk geheel verdwenen. Dit geldt in mindere mate voor het gedeelte vanaf de Mathenesserweg maar ook daar zijn er minder woningen. Het plein wordt eerder gekenmerkt door een constructie uit de jaren ’60. Hiermee bedoel ik dat de straat daar vooral de functie heeft als verbindingsweg. Dit terwijl een aantal straten in het Mathenesserkwartier van het Marconiplein af niet puur alleen de functie hebben als verbindingsweg tussen economische activiteiten, maar ook de locatie zijn van economische activiteiten, zoals Aart Jan van Duren (1995) ook aangaf over de functie van straten in binnenstedelijke gebieden. Dit geldt vooral voor de Schiedamseweg, de Grote Visserijstraat en de Mathenesserweg. Al is er op de Mathenesserweg op sommige stukken weinig economische activiteit. De structuur van de straten nabij het Marconiplein nodigen ook niet uit tot het kiezen van een zijstraatje. Je bent geneigd om de lange straat recht uit te lopen.
84
4.2.4 De bevolking Tijdens wandelingen door het Mathenesserkwartier valt het direct op dat er een mix is van mensen, waarbij een groot deel van allochtone afkomst lijkt te zijn. Er is niet één bepaalde etnische groep die het beeld bepaald. Bij een observatie in de zomer waren er op verschillende hoeken van de straat groepjes mannen van allochtone afkomst die met elkaar stonden te praten (12 juli 2005). In de winter was dit veel minder het geval, tenminste op straat. Overdag wordt de straat drukbevolkt door moeders met kinderen aan de ene kant, en anderzijds door jongeren die uit school komen of in de pauze hun tijd op straat doorbrengen. De aanwezigheid van verschillende basisscholen en een middelbare school verklaart deze drukte voor een deel. Hierbij valt het direct op dat het voornamelijk om allochtone moeders en kinderen gaat. Natuurlijk zijn er uitzonderingen en ben ik ook verschillende “witte” kinderen en moeders tegengekomen. Qua autochtonen domineert het beeld van wat oudere autochtonen. Studenten zijn daarnaast niet duidelijk in het straatbeeld te herkennen. Door de nabijheid van de Marconitorens (kantoorgebouwen) lopen er rond lunchtijden wel eens groepjes zakenmensen en ambtenaren over bijvoorbeeld de Mathenesserweg (23 maart 2006).
4.3 Belang van diversiteit voor de creatieve ondernemer Heeft diversiteit ook een rol gespeeld voor de creatieve ondernemers die in het Mathenesserkwartier zijn gevestigd bij de keuze voor hun locatie? De voorwaarden voor diversiteit bestaan voor een groot gedeelte uit ruimtelijke voorwaarden die men in interviews niet direct noemt. Men geeft bijvoorbeeld niet snel aan dat ze gekozen hebben voor een gebied omdat er een mix is van woningen qua leeftijd en onderhoudsniveaus. Het kan echter wel zo zijn dat men bijvoorbeeld afhankelijk is van goedkope woningen en/of bedrijfsruimten en dat dat indirect samenhangt met de leeftijd van de ruimte. Dit zou erop kunnen wijzen dat er mogelijkheden zijn voor beginnende en/of nog niet gevestigde creatieve ondernemers in een gebied. Heeft een lage huur of koopprijs een rol gespeeld voor de respondenten bij de locatiekeuze? De winkelfunctie in het gebied komt daarnaast ook aan de orde. Verder zal er gekeken worden welke rol diversiteit op sociaal gebied heeft gespeeld voor de respondenten. Diversiteit heeft tegelijkertijd ook veel raakvlakken met andere voorwaarden voor een succesvol broedplaatsmilieu. De voorkeur voor oude panden kan ook gekoppeld worden aan een voorkeur voor authenticiteit en zal in hoofdstuk 6 aan de orde komen. Wel zal er in paragraaf 4.3.1 kort worden ingegaan op het type pand waar
85
de respondenten in gevestigd zijn, om een indruk te geven van het type woning, - of bedrijfsruimte waar de creatieve ondernemer in is gevestigd.
4.3.1 Goedkope woon- en bedrijfsruimten De prijs van de woon- of bedrijfsruimte heeft voor het merendeel van de respondenten een rol gespeeld bij de keuze voor een locatie in het Mathenesserkwartier. Het heeft voor de meeste creatieve ondernemers echter geen doorslaggevende rol gespeeld. Soms ging het juist om een combinatie van factoren die samenhangen met andere voorwaarden of werden deze andere voorwaarden belangrijker gevonden. In deze deelparagraaf zal de rol van de prijs van de woonen bedrijfsruimten voor de respondenten aan de orde komen. Daarnaast zal er ook kort worden ingegaan op het type bedrijfsruimte waar de respondenten in zijn gevestigd. Zijn het historische panden of is men in nieuwbouw gevestigd?
Niet alle respondenten hadden een aparte bedrijfsruimte voor de onderneming. Vier van de respondenten werken vanuit huis. Het merendeel van deze ‘thuiswerkers’ wonen in een historisch pand; slechts één van de ondernemers werkt vanuit een woning gebouwd rond de jaren ’80. Zes respondenten zijn gevestigd in een bedrijfsruimte. Deze creatieve ondernemers zijn allemaal gevestigd in een historisch pand, waarvan vier recent gerenoveerd waren en de andere twee panden een beetje een vervallen indruk maakte. Daarnaast zijn vier van de ondernemingen gevestigd in winkelruimten die zich onder woningen bevinden, waarbij respondent 1 zelf boven de winkelruimte woonde. Een uitzondering qua bedrijfsruimte vormt respondent 10. Deze creatieve ondernemer werkt enerzijds vanuit zijn oude gerenoveerde woning en heeft anderzijds ook een werkplaats op het Noordereiland in Rotterdam-Zuid. Het merendeel van het werk wordt vanuit het huis gedaan, maar voor werk dat niet thuis gedaan kan worden wordt de werkplaats per gelegenheid gehuurd.
De keuze voor werken vanuit huis zou gedeeltelijk te maken kunnen hebben met het laag houden van kosten. Slechts één van de ‘thuiswerkende’ respondenten geeft aan dat de keuze voor thuiswerken te maken heeft met financiën: “Dit is mijn werkhok. Veel studenten van de kunstacademie hebben een atelier, maar dat vind ik zo duur.” (respondent 7, 9 januari 2006). Respondent 2, die ten tijde van het interview in een bedrijfsruimte gevestigd was, geeft echter ook aan weer vanuit huis te willen gaan werken. Prijs speelde daarbij een belangrijke rol: “Ik heb een huis gekocht met twee verdiepingen en ga weer thuis werken, dat is goedkoper.” (7 november 2005). Een andere thuiswerkende respondent (9) geeft aan dat de prijs van het pand wel degelijk
86
een rol heeft gespeeld bij de keuze voor de locatie. Dit wordt verder niet in verband gebracht met thuiswerken. Respondent 9 geeft aan dat het destijds een voordeel was dat een eigen pand kon worden gekocht voor een relatief lage prijs (16 december 2005). Ook respondent 1 heeft een pand in het Mathenesserkwartier gekocht: : “Het was meer toeval dat we hier zijn gaan zitten Wij hadden ook naar een andere buurt kunnen gaan. (...) We wilden iets betaalbaars kopen, ook met een bedrijfsruimte.” (11 november 2005). Dat zijn ze in het Mathenesserkwartier tegengekomen. De overige respondenten huren de woning of bedrijfsruimte. Voor het merendeel van de respondenten heeft een relatief lage huur een rol gespeeld bij de locatiekeuze. Respondent 5 geeft aan dat het ging om een combinatie van de prijs met de geschiktheid van de ruimte: “De geschiktheid van de ruimte voor dit concept. Dat was eigenlijk doorslaggevend, vooral de combinatie met de huurprijs die we hebben gekregen.”. Daarnaast geeft hij aan dat de huren voor een ruimte in en nabij het centrum relatief hoog zijn, vooral in vergelijking met een ruimte in het Mathenesserkwartier: “ Ik heb vroeger in een kantoorpand gezeten aan de Schiekade, een oud gebouw waar vroeger de Nationale Nederlanden heeft gezeten. (...) daar heb ik zeven jaar lang gezeten en je merkt gewoon; wij zijn daar ooit begonnen in een klein hokje met z’n tweeën. Toen viel de prijs wel mee, maar op het laatst zaten we in een ruimte van 70m2; betaalde op een gegeven moment heel veel. Hier zit je op meer vierkante meter, betaald zo niet minder, evenveel” ( 19 december 2005). Het centrum wordt ook door respondent 11 als duur ervaren: “De huurprijs is behoorlijk belangrijk. De commerciële huurprijs in het centrum is niet te betalen voor ons.” (16 maart 2006). Ook respondent 4 geeft aan dat de huurprijs een rol heeft gespeeld bij de locatiekeuze: “De huurprijs is redelijk belangrijk in de zin dat ik gewoon een bepaalde bovengrens voor mezelf had gesteld en dat het eigenlijk daar net onder zat. Dus gewoon puur praktisch gezien, ik kan wel heel veel willen, maar moet realistisch blijven”(24 november 2005).
Het actieve toewijzingsbeleid van bedrijfsruimten door Com.Wonen in samenwerking met het projectbureau Mathenesserkwartier heeft voor een aantal respondenten een belangrijke rol gespeeld bij hun keuze voor een locatie in het Mathenesserkwartier. Respondent 3 geeft aan dat de rol van Com.Wonen een belangrijke factor speelde bij de locatiekeuze: “Een van de belangrijkste dingen was dat we in deze wijk een winkelwerkplaats mochten beginnen. Terwijl je natuurlijk meestal met een werkplaats op een industrieterrein terechtkomt. We hebben met de woningbouwvereniging afspraken gemaakt en omdat wij niet super groot zijn en zij heel graag wilden dat er iets kwam met een andere uitstraling, mochten wij een kleine werkplaats beginnen die goed geïsoleerd is tegen geluid. (…) Het feit dat het projectbureau en de woningbouwvereniging ons wat hebben geboden en dus eigenlijk ook een pand hebben gezocht
87
waar wij dat konden doen. Het was een soort vereniging van wensen: zij hadden de wens dat zoiets kwam en wij hadden de wens om zoiets te maken. (…)Dus dat was voor ons denk ik één van de belangrijkste dingen plus dat we echt van zo’n buurt houden.” (19 november 2005). Ook respondent 4 geeft aan dat het toewijzingsbeleid van bedrijfsruimten door de woningcorporatie een rol heeft gespeeld bij haar locatiekeuze: “(…) En toen in die zoektocht kwam ik erachter dat in dit stukje Delfshaven woningcorporatie Com.Wonen heel erg bezig is om panden opgeknapt aan nieuwe winkels te verhuren en beleid voert dat echt selecteert op wat voor soort winkels er komen. Het beleid is dat ze vooral ambachtelijk kunstzinnige bedrijven hier naartoe willen krijgen. In dat profiel paste ik heel erg. Dus enerzijds voldeed ik aan de criteria en anderzijds was het concept ook aantrekkelijk voor mezelf. Ik wou gewoon in zo’n context zitten waar ik in pas en waar andere zaken zijn die wat ik doe aanvullen. Dat het echt een beetje een plekje heeft in een groter geheel. Dus dat kwam gewoon helemaal mooi uit en de panden waren net opgeleverd”( 24 november 2005). Deze respondent geeft ook aan geen gebruik te maken van subsidies. Een aantal andere respondenten maken gebruik of hebben gebruik gemaakt van subsidies die een tegemoetkoming in de huur vormen. Dit geldt voor respondent 5, respondent 2 en tot 1 januari 2006 voor respondent 3. 4.3.2 De winkelfunctie De winkelfunctie van het gebied wordt niet veel door de respondenten genoemd. Er wordt door een aantal respondenten aangegeven dat de nabijheid van verschillende winkels wordt gewaardeerd. Respondent 7 geeft aan zo ongeveer alles in de directe omgeving te kunnen vinden: “Dat is zeker een voordeel van hier wonen; als het niet in deze straat is, is het wel een straat verder. Dat is ideaal.” (9 januari 2006). Ook respondent 2 geeft aan de aanwezigheid van de Schiedamseweg te waarderen. Tegelijkertijd geeft deze respondent aan dat er relatief veel verloop in de middenstand is door de renovaties in het gebied:“Heel veel haalt het niet, die zetten in op een te specialistische markt of sluiten niet aan op de wensen van de buurt. Er zit enorm veel verloop in. Ook allerlei zaken die er vroeger waren en geen publiek kunnen vinden of geen geschikte locatie meer kunnen krijgen na renovatie. Aan de andere kant zijn er veel te veel belhuizen, internet en telefoon accessoire winkels, waardoor je een verschraling krijgt van het winkelaanbod. Dat is echt jammer en slecht voor andere ondernemers die daar zitten. Als slager tussen allemaal belwinkels zul je niet veel klanten trekken; mensen gaan wel ergens anders boodschappen doen. (...) Woonde eind jaren ‘80/begin jaren ’90 op de Mathenesserweg. Dat was toen echt mijn winkelstraat. Daar zat alles van fietsenmaker, visboer tot slager, maar als je daar nu kijkt wordt je daar echt niet vrolijk van.” (7 november 2005). Dat het winkelbestand de laatste jaren is veranderd, wordt ook onderstreept door respondent 1. Zij is alleen van mening dat
88
het de laatste tijd juist de goede kant op gaat: “Op de Schiedamseweg zaten vroeger goede winkels; boekwinkels, kledingzaken, delicatessenzaken en ga zo maar door. Dat is voor een groot gedeelte verdwenen. Er komen nu steeds meer normale zaken. Hier verderop zit de Kunstsuper, een winkel met mozaïek,etc. Ik geloof er wel in, het is een leuke buurt.”( 11 november 2005).
4.3.3 Een mix van de bevolking De sociale kant van diversiteit komt niet vaak aan de orde in de interviews met de creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier. Een aantal respondenten stelt een diverse bevolkingssamenstelling aan de orde. Dit brengen zij in verband met de recente nieuwbouw in het gebied. Ook wordt de samenstelling van de bevolking door een paar respondenten als één van de redenen genoemd voor de locatiekeuze.
De samenstelling van de bevolking was voor twee respondenten direct van belang, al speelde het een rol in combinatie met andere factoren. Respondent 11 heeft voor de onderneming zelf te maken met ‘de multiculturele samenleving’, omdat het een belangrijke doelgroep vormt. De ligging op de grens van historisch en wat hij “multicultureel Delfshaven” noemt is ideaal: “Een belangrijke doelgroep is in de nabije omgeving te vinden.” (16 maart 2006). De onderneming van respondent 3 is ook direct verbonden met een stichting die zich bezighoudt met de reïntegratie van mensen die een tijd niet meer actief zijn geweest op de arbeidsmarkt. Respondent 3 geeft aan dat de keuze voor de locatie ook enigszins te maken had met de aanwezigheid van mensen die tot die groep behoort: “We hebben heel erg gezocht naar een wijk die in ontwikkeling is en omdat wij ook werken met mensen met een moeilijke sociaal-economische positie hadden we ook iets van we willen ook in een wijk zitten waar de mensen wonen die ook bij ons zouden kunnen werken.”(19 november 2005). Beide respondenten vonden een bepaalde samenstelling van de bevolking wel van belang. Er bestaat echter wel een verschil tussen de specifieke doelgroep van de respondenten. De nieuwbouw in het Mathenesserkwartier wordt door respondent 7 verbonden aan de samenstelling van de bevolking: ““Er is veel gesloopt en opnieuw gebouwd voor een duurder segment, omdat ze willen dat er meer rijke mensen komen wonen en dat vind ik best. (...) Ik ben er wel voor dat het wat diverser wordt, er wordt hier erg langs elkaar geleefd. In de achterafstraatjes wonen mensen die niet of nauwelijks Nederlands kunnen (...) en eigenlijk heel geïsoleerd leven. (...)Maar als ik hier uit zou moeten zou ik hier niet meer terug kunnen keren, dan ben ik hier niet meer welkom. Tenzij ik veel omzet ga draaien.” (9 januari 2006). Deze respondent is van mening dat de bevolking op dit moment eenzijdig is en in principe wel
89
voordelig is als er meer mensen met een hoger inkomen naar het gebied komen. Tegelijkertijd ziet hij de komst van nieuwbouw en hogere sociaal-economische groepen als een nadeel voor de prijzen van de woningen in het gebied. Volgens hem wordt het moeilijk om iets in zijn prijsklasse te kunnen vinden. Respondent 2 ziet ook twee kanten van de nieuwbouw in het Mathenesserkwartier: “Ze zijn nu ook duurdere woningen aan het bouwen om mensen meer aan de buurt te binden die zeg maar carrière maken. Dat is dus bij mij ook gelukt. (...) Er is gebouwd voor een duurder segment, maar het moet niet exclusief zo zijn. Je hebt hier natuurlijk ook een grote hoeveelheid buitenlanders en je ziet ook dat de succesvolle buitenlander nu huizen gaat kopen. Dat is op zich een goede zaak. Maar als je het helemaal volstouwt met dure koopwoningen, hè ja....”(7 november 2005). Deze respondent wil niet dat de bevolking te eenzijdig wordt met alleen maar mensen met hogere inkomens.
4.4 Conclusie De verschillende ruimtelijke voorwaarden voor diversiteit zijn in grote lijnen terug te vinden in het Mathenesserkwartier. Dit verschilt wel per afzonderlijke component van diversiteit. Het Mathenesserkwartier heeft ten eerste duidelijk te maken met een grote mix van de woningvoorraad qua bouwjaren. Daarnaast is groot aandeel van de woningvoorraad oud. De woningvoorraad is ook relatief goedkoop. Dit komt naar voren uit de statistische gegevens die betrekking hebben op de woningvoorraad, de observaties en uit de interviews met de creatieve ondernemers. De creatieve ondernemers geven bijna allemaal aan dat een lage huur- of koopprijs een relatief belangrijke rol heeft gespeeld bij de keuze voor vestiging in het Mathenesserkwartier. De verscheidenheid van de woningvoorraad qua onderhoudsniveaus is daarnaast minder divers. Er is namelijk veel gerenoveerd in het gebied. Belangrijk is verder ook dat er sprake is van een hoge dichtheid van woningen in het gebied. Een hoge dichtheid betekent dat er tegelijkertijd ook relatief veel mensen in het gebied wonen. Dit zorgt ‘vanzelf’ al voor een bepaalde mate van activiteit in het gebied. Ook is er in bepaalde mate sprake van functiemenging in het gebied. In de grotere (winkel)straten is een mix van woon-, winkel- en horecafuncties. Ook zijn er relatief veel scholen in het gebied. Er is niet één type functie die het gebied domineert. Het is echter wel de vraag hoe divers het winkel- en horeca aanbod is. Het type winkel is divers; er zijn onder andere levensmiddelenzaken, kledingwinkels en meubelwinkels. Echter de uitstraling van een groot deel van de winkels is goedkoop. Er zitten uiteraard winkels die niet in dat beeld passen. Het gebied wordt duidelijk wel gekenmerkt door kleinschalige ondernemingen.
90
De horeca in het Mathenesserkwartier is eenzijdig van aard. Er zijn weinig restaurants, wel eetcafés, bruine cafés en shoarma en andere afhaaltenten. De leegstand van verschillende bedrijfsruimten in het gebied, voornamelijk op de Mathenesserweg, draagt daarnaast ook niet bij aan de diversiteit van functies in het gebied. Het Mathenesserkwartier heeft verder ook te maken met verschillende mogelijkheden om ‘de hoek om te gaan’. De aanwezigheid van zogenaamde ‘short blocks’ geeft meerdere plekken in een gebied grotere economische potentie, omdat mensen meer plekken hebben om andere straten in te gaan en dus ook om op meer plekken ondernemingen te beginnen. Het Mathenesserkwartier heeft wel te maken met een aantal lange straten waarbij de bouwblokken gesloten zijn, waardoor er weinig zicht is op de achterafstraatjes. Toch zijn er wel verschillende mogelijkheden in deze straten om een zijstraat in te gaan, waardoor men in principe verschillende routes door het gebied kan lopen. De organisatie van de ruimte nabij het Marconiplein nodigt echter niet uit om een zijstraat te kiezen. De sociale component van diversiteit is in dit hoofdstuk aan de hand van de bevolkingssamenstelling in het Mathenesserkwartier bekeken. De bevolkingssamenstelling heeft diverse kanten, maar ook minder diverse kanten. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de etnische groepen in het Mathenesserkwartier. De bevolkingssamenstelling qua etnische groepen is divers, maar de verhouding allochtoon-autochtoon is eenzijdig. Daarnaast is de inkomenssamenstelling in het gebied relatief eenzijdig. Er zijn weinig huishoudens met hoge inkomens en het aandeel huishoudens dat onder de armoedegrens leeft is relatief groot. De huishoudsamenstelling is daarentegen divers te noemen. Alleenstaanden vormen de grootste groep. Daarnaast vormen de (eenouder)gezinnen met kinderen de grootste groep in het Mathenesserkwartier. In het straatbeeld viel vooral het relatief grote aandeel kinderen en moeders op. Wie de alleenstaanden zijn is moeilijk op te maken uit het straatbeeld. Het stereotype ‘yup’ (goedgekleed, hoogopgeleid en een leven buiten de deur) lijkt in ieder geval een minderheid in het straatbeeld te vormen.
91
_____________________
5) Ontmoetingen De mogelijkheid tot ontmoeting is belangrijk voor levendigheid in een buurt. Tegelijkertijd vormt ontmoeting een centraal element binnen de cultural industries. Creatieve ondernemers zijn vaak afhankelijk van netwerken (zie H1). ‘Third places’ vormen belangrijke plaatsen voor ontmoeting. Deze plaatsen worden bijvoorbeeld gevormd door koffiebars of cafés waar men informeel contact met elkaar kan hebben. De aanwezigheid van ‘third places’ in een gebied vormt een belangrijke sociale voorwaarde voor een succesvol broedplaatsmilieu. De aanwezigheid van ‘third places’ is belangrijk door de mogelijkheid die het biedt voor mensen om informeel contact met elkaar te hebben. Daarnaast zorgt de aanwezigheid van deze plekken voor levendigheid in een gebied. Het nachtleven kan ook een belangrijke plaats voor ontmoeting zijn en vormt eigenlijk een aanvulling op ‘third places’. Een gebied moet over plekken beschikken die tot het nachtleven gerekend kunnen worden, zoals een bar, een jazzclub of restaurant. Daarnaast vormt de aanwezigheid van een avondeconomie een mogelijkheid voor mensen om informeel contact met elkaar te hebben. Ook zorgt de aanwezigheid van een nachtleven voor een levendige sfeer in een gebied. Het nachtleven vormt een onderdeel van een stedelijke functie. Er kan daarom niet verwacht worden dat er een hele reeks discotheken e.d in het gebied zijn te vinden. Het is echter wel belangrijk dat een gedeelte van functies die bijdragen aan een avondeconomie in het gebied zijn te vinden. In dit hoofdstuk zal er naar de verschillende mogelijkheden voor ontmoeting in het Mathenesserkwartier worden gekeken. In principe kan men elkaar ook ‘ontmoeten’ op straat of in de supermarkt, maar het gaat hier om plekken waar men elkaar ‘echt’ kan ontmoeten onder bijvoorbeeld het genot van een koffie of wijntje. Tegelijkertijd betekent de aanwezigheid van een willekeurig café niet dat dat automatisch een plek vormt waar men elkaar wilt ontmoeten. Een bepaalde uitstraling wordt ook wel van belang geacht; het interieur en type mensen. De aanwezigheid van ‘third places’ en ‘nachtleven’ in het Mathenesserkwartier zal ten eerste aan de hand van observaties in het gebied beschreven worden. Daarnaast zal er gekeken worden of de creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier zelf gebruik maken van bepaalde cafés of restaurants in het gebied. Ook zal er gekeken worden of er een netwerk bestaat tussen creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier zelf.
92
5.1 Observaties In hoofdstuk 4 is er al globaal in beeld gebracht wat voor soort functies er in het Mathenesserkwartier te vinden zijn. Hier zal er specifiek gekeken worden naar de aanwezigheid van horeca in het gebied en andere functies die ook bijdragen aan het nachtleven in het gebied.
De Schiedamseweg heeft op een relatief klein stuk van de straat te maken met een groot aantal cafés. De cafés kunnen getypeerd worden als Hollandse cafés. Er bestaat wel een verschil tussen de Hollandse cafés in het gebied. Aan de ene kant kunnen een aantal cafés als echte bruine cafés worden omschreven. Aan de andere kant zijn er een aantal cafés die in eerste instantie iets weg hebben van een bruin café, maar bij nadere inspectie iets minder donker ogen en een breder publiek aanspreken dan een typisch bruin café. Café ‘de Grootste Slok’ is een voorbeeld van een echt bruin café op dit stuk van de Schiedamseweg (zie afb. 5.1en 5.2). Op verschillende observatiedagen stond er een scootmobiel voor de deur. Een bezoek aan het café zelf bevestigde het beeld dat ik van een echt bruin café had. Rond 11.30 uur zaten de eerste mensen, hoogstwaarschijnlijk stamgasten, aan de bar te genieten van een glas bier of kop koffie. Men leek elkaar in ieder geval te kennen. De stamgasten konden het beste omschreven worden als oudere blanke Rotterdammers aan de ene kant en oudere mannen van Surinaamse of Antilliaanse afkomst aan de andere kant. Op de achtergrond klonk een mix van Hollandse muziek, après-ski muziek en andere top 40 muziek. De tafels waren versierd met een tapijtje (19 december 2005 en 26 mei 2006). Afb. 5.1 exterieur Café de Grootste Slok op de
Afb. 5.2 interieur Café de Grootste Slok
Schiedamse weg
Emily Nijboer, 5 april 2006
Emily Nijboer, 26 mei 2006
93
Café de Oude Sluis ligt op de grens van Historisch Delfshaven en het Mathenesserkwartier, maar ligt net buiten het gebied in het verlengde van de Schiedamseweg. Dit café is een echt Hollands café, maar niet het type bruine café dat hierboven omschreven is. Hier liggen er geen tapijtjes op de tafel. Wel lijken er hier ook echte autochtone Rotterdamse stamgasten te zijn, maar is het publiek wel meer gevarieerd (31 januari 2006). Naast café/restaurant Soif is er een Italiaans restaurant waar gegeten kan worden. Het restaurant is in een heel mooi pand gevestigd, maar ziet er qua interieur een beetje goedkoop uit. In een aantal van de cafés op de Schiedamseweg kan ook gegeten worden. De overige eetgelegenheden bestaan uit snackbars, shoarmatenten en andere afhaaltenten die niet echt een setting vormen waar men lekker rustig kan zitten eten. Nora’s soephuis, dat onlangs op de Schiedamseweg is gevestigd, is een eetgelegenheid die vooral op de lunch gericht is. Het lijkt hier echter (nog) geen storm te lopen. Op de hoek van de Schiedamseweg en de Mathenesserdijk zit een café/restaurant, Soif. De website van de VVV Rotterdam verwijst ook naar dit café/restaurant bij de zogenaamde “Historisch Intiem-Shopping Route”waarin een route door Historisch Delfshaven langs verschillende winkeltjes loopt: “Bij Soif
is
het
gewoon
heerlijk
innemen
op
één
van
de
mooiste
terrassen
van
Rotterdam”(www.vvv.rotterdam.nl). Het café/restaurant richt zich op een breed publiek en is ook voor de lunch geopend. Bij verschillende bezoeken aan het café in de middag is het de ene keer heel rustig en de andere keer iets drukker, maar nooit echt heel druk. Het publiek verschilde ook per keer, van een aantal studenten tot oudere echtparen. De echte autochtone Rotterdammer uit de bruine cafés in de buurt leek hier echter te ontbreken.
Op verschillende plekken in het Mathenesserkwartier zijn de typische bruine cafés terug te vinden. Zo ook op de Mathenesserweg. Tapijtjes vormen ook een onderdeel van het interieur van café Alhena feestzalen. Dit café, dat vlakbij het Marconiplein ligt, ziet erg leeg en donker uit. De gordijnen voor de ramen zijn daarentegen wel opengeschoven, waardoor het er wel naar uitziet dat het open is (5 april 2006). ’s Zomers heeft het café ook een terrasje, wat toch ook op een open gelegenheid duidt (zie afb.5.3) (12 juli 2005). In de avonduren was er ook weinig activiteit in Café Alhena. Verderop ligt Café Eternal dat dicht is. Zowel ’s avonds als overdag zijn de rolluiken van het café dicht. Het woonblok boven het café is daarentegen ook leeg en wordt in de laatste fase van de Loper nog aangepakt. Eetcafé Matador nabij het Marconiplein ziet er ook niet open uit. De ramen zijn daar niet bedekt met rolluiken, maar veel meubilair staat er ook niet en mensen heb ik daar ook nog nooit ontdekt. De Mathenesserweg heeft qua eetgelegenheden een aantal shoarma/snackbartenten en andere afhaaltenten. Ook is er een Turks restaurant dat er van
94
buiten redelijk netjes uitziet, maar er op een avond van observatie nauwelijks mensen naast het personeel aanwezig waren (5 oktober 2005). Café Amstel op de Mathenesserweg kan ook getypeerd worden als een echt bruin café (zie afb. 5.4). De gordijntjes voor het raam zijn opengeschoven, maar oogt van buiten redelijk donker. Tijdens observaties ’s avonds was het café redelijk druk bevolkt en bestond de klandizie ook uit allochtonen. Dit gold overigens ook voor theehuis El Gülüm dat helemaal vol zat met Turkse mannen. Het interieur verschilt heel erg van de cafés in het gebied. Ten eerste kan er goed naar binnen worden gekeken door het felle licht dat er brand. Verder had het theehuis veel weg van een soort clubhuis met allemaal witte tafeltjes (5 oktober 2005). Grappig is het feit dat deze plek overdag helemaal niet opvalt en ook niet gebruikt wordt voor zover gezien kan worden. Ook stichting Dilam op de Mathenesserweg is druk en heeft in ieder geval ’s avonds een functie als theehuis waar eigenlijk alleen maar allochtone mannen aanwezig zijn (5 oktober 2005).
Afb. 5.3
Afb.5.4
Cafe Alhena Feestzalen
Cafe Amstel
Bron: Emily Nijboer, 12 juli 2005
Emily Nijboer, 5 april 2006
Op de kop van de Grote Visserijstraat is er ook een Turks café gevestigd. De naam van het café is Bodega West (zie afb. 5.5). Deze naam en het uiterlijk van het café verwijzen op geen enkele manier naar een Turks café. Van buiten ziet het café eruit als een echt Hollands café, maar binnen zitten er voornamelijk Turkse mannen. De Grote Visserijstraat heeft verder weinig horecagelegenheden met uitzondering van een döner kebabtent, een Surinaams (eet)café en een café/bar. In dit laatstgenoemde café is er nauwelijks activiteit te ontdekken. Verderop in de straat, nabij de Schiedamseweg, is een cafetaria waar de klandizie voornamelijk bestaat uit allochtone mannen.
95
Horeca vormt het belangrijkste onderdeel van de avondeconomie in het Mathenesserkwartier. Het Prinsestheater op de Schiedamseweg vormt ook een onderdeel van de horeca in het gebied; het is een theaterrestaurant. Op de website van het ‘theater’ komt naar voren dat het een partylocatie is die gehuurd kan worden voor zakelijke en particuliere evenementen (www.prinsestheater.nl). Het is dus niet een plek waar men gewoon kan binnenlopen om een hapje te eten of om een theatervoorstelling te zien. Het Mathenesserkwartier heeft geen clubs, met uitzondering van nachtclub ‘Cinderella’. Van deze nachtclub is het niet helemaal duidelijk wat er precies binnen gebeurd, maar het is in ieder geval wel een club die gericht is op erotiek. Afb. 5.5 Bodega West, een Turks cafe
Bron: Emily Nijboer, 5 april 2006
5.2 Netwerkvorming en het gebruik van cafés en andere horecagelegenheden
5.2.1 Het gebruik van horecagelegenheden Het gebruik en de ervaring van de horecagelegenheden verschilt erg per ondernemer. Er zijn in principe twee groepen te onderscheiden; de groep die regelmatig gebruik maakt van cafés en restaurants in het gebied en de groep die niet of nauwelijks gebruik maakt van de horeca in het gebied. Respondent 2 is één van de respondenten die vaak naar cafés en restaurants in het gebied gaat voor zaken en privé: “Zakelijk doe ik hier mijn inkopen en ik ga wel eens lunchen met mensen hier, dat kan hier heel goed Dat doe ik in de karakteristieke cafés hier om de hoek, die zijn behoorlijk representatief. Ik ga ook wel eens uit eten; langs het water in het middeleeuwse stuk. Daar kan je veel eten. Daar zijn overal cafés en eetgelegenheden.” (7 november 2005). Deze respondent verwijst hier, in ieder geval gedeeltelijk, naar horecagelegenheden in Historisch
96
Delfshaven. Ook verwijst respondent 10 naar horecagelegenheden in Historisch Delfshaven: “Ja, café de Oude Sluis is mijn vaste afspreekpunt. Zit in Historisch Delfshaven. Iedereen kent dat.” (31 januari 2006).
Hiertegenover staat de groep die aangeeft dat er niet echt iets is wat hen qua horeca aanspreekt. Zo geven respondent 8 en 9 aan geen gebruik te maken van horeca in de buurt uit zakelijk oogpunt. Dit is echter aan verschillende redenen gebonden. De aard van het werk van respondent 8 is van invloed op het gebruik van horeca in het gebied. Hij geeft aan dat hij altijd naar de klant gaat doordat hij zelf vanuit huis werkt. Respondent 9 geeft stellig aan geen gebruik te maken van horeca in het gebied: ““Nee, het is niet representatief!” (16 december 2005). Respondent 3 geeft aan dat ze op zich wel eens gebruik maakt van cafés in het Mathenesserkwartier, maar dat deze cafés niet haar voorkeur hebben: “ nou, er is hier niet veel. Als ik een afspraak met iemand heb en ik wil even ergens gaan zitten dan zou ik graag in een leuk café zitten. Wat op de hoek zat is nu dicht (...) en was op een gegeven moment ook alleen vanaf vier uur open dus daar had je ook niets aan. Er zit ook een Turks café en daar zijn we altijd welkom hoor, maar dat is ook niet altijd waar je wilt zijn, de sfeer die je zoekt. Maar ik zou wel willen dat er meer was.”( 19 november 2005). Deze mening wordt ook gedeeld door respondent 4: “Ik heb er niet echt onderzoek naar gedaan, dus kan niet echt zo zeggen van nee. Maar ik heb niet echt de indruk dat ze er zijn. (...)Ik weet dat er aan het eind van de straat iets is en daar kun je als ze open zijn een kop koffie drinken, maar het is wel echt een kroeg. Het is niet zo’n gelegenheid waar ik als ik trek heb in een kop koffie met een stuk taart erbij...dat zoek ik dan niet op zo’n plek en dus eigenlijk is de voorziening voor zoiets er niet op eerste gezicht.(…) Er komt wel zoiets aan en dat is ook gerelateerd aan een kunstzaak. Dat lijkt me dan ook een plek dat als klanten vragen van, joh kan ik ergens wat drinken, dat wordt denk ik wel een zaak waar ik ze heen kan sturen.” (24 november 2005). Opvallend is de reactie van een andere respondent (5) op de vraag naar het gebruik van cafés en andere horecagelegenheden in het gebied. In eerste instantie geeft hij aan dat het de leukste buurt van Rotterdam is: “Ja zeker één van de leukste buurten van Rotterdam. Het is hier erg gezellig, zeker ’s zomers. Het Westerpaviljoen e.d. dat zijn gewoon ‘the places to be’. Dat zit aan de Mathenesserlaan en dat is eigenlijk wel een kroeg waar heel veel kunstenaars en creatieven samenkomen. Ook in de Witte de Withstraat komen zeer veel samen. Dat zijn ook de plekken waar veel gebeurd.” Deze plekken liggen echter buiten het Mathenesserkwartier, waarvan één in een ander deel van deelgemeente Delfshaven en de ander in het centrum van Rotterdam. De respondent geeft aan nauwelijks gebruik te maken van horecagelegenheden in het Mathenesserkwartier zelf : “ Ik moet zeggen, nee. Toevallig ben ik deze week aan de overkant
97
geweest in een Turkse kroeg, dat is wel grappig. Zit je echt tussen de Turkse mannen in. Maar als je nou zegt van goh, (...) ik zit hier ieder weekend of heel veel aan deze kant van het water, nee.”(19 december 2005). Respondent 7 valt hiernaast ook in te delen in de groep die niet of nauwelijks gebruik maakt van horeca in de buurt. Tegelijkertijd wil deze respondent benadrukken dat er echt wel veel aan horeca is: “ In het begin toen ik hier kwam wonen heb ik wel wat cafés uitgeprobeerd. .Sowieso ben ik niet rijk genoeg en gaat het verder om de mensen die ik tref. (...)Maar horeca in de buurt, nee. Ik haal zelfs nauwelijks maaltijden af. (….) Het is hier wel verschrikkelijk divers. In dit stukje zijn al 4 of 5 Hollandse cafés die hier al een eeuw zitten en een Turks of Marokkaans café. Je hebt hier echt heel veel. Ik ben van plan om een keer met vrienden een kroegentocht in mijn eigen straat te houden.”( 9 januari 2006). Ook respondent 5 geeft aan, ten tijde van vestiging in het Mathenesserkwartier, weinig gebruik te hebben gemaakt van voorzieningen in het Mathenesserkwartier. Wel ging hij in het begin van vestiging in het Mathenesserkwartier naar een café, Club Math, dat op de hoek van de Mathenesserweg en de Grote Visserijstraat zat: “Het had tijdelijk een vergunning gekregen. Daar kwamen ook heel veel kunstenaars, waaronder ook een leraar van mij van de kunstacademie (...) Het is nu weer leeg. Ik weet niet wat voor bestemming het nu heeft. Wel jammer dat dat weer een tijdelijke vergunning was, want er kwamen veel jonge kunstenaars...en zonder racistisch te zijn...veel witte mensen. Toen dat café weer weg was zag je die mensen ook niet meer, niet meer in de winkels, nergens.”(16 december 2005). Het horecagebruik van de geïnterviewde creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier is erg beperkt. Slechts twee respondenten geven aan regelmatig gebruik te maken van horeca in het gebied. Strikt genomen ligt een gedeelte van deze plekken ook net buiten het Mathenesserkwartier, in Historisch Delfshaven. Al bevindt café de Oude Sluis zich precies op de grens van het gebied. Tijdens een presentatie van een folder over het Mathenesserkwartier kwam er naar voren dat een ondernemer in het gebied van Kwasiekunst op de Mathenesserweg een restaurant gaat openen op de hoek van de Mathenesserweg en Grote Visserijstraat, waar Club Math gevestigd was. Het is de bedoeling dat men er overdag kan lunchen en drinken en er ’s avonds Frans-Italiaans gegeten kan worden. Het restaurant krijgt ook een terras. Deze onderneemster richt zich op een breed publiek en riep collega ondernemers op om zakelijk lunches bij haar te doen (5 april 2006). 5.2.2 Netwerken De aanwezigheid van andere creatieve ondernemers in de nabije omgeving kan mogelijk een bodem vormen voor een netwerk. Verwacht zou kunnen worden dat de aanwezigheid van andere
98
creatieve ondernemers op de plek van vestiging daarom een rol kan spelen bij de locatiekeuze. Slechts voor een klein aandeel respondenten heeft dit een rol gespeeld. Daarbij ging het vooral om de potentiële aanwezigheid van andere creatieve ondernemers. Dit geldt voor respondent 4 en 5. Zo geeft respondent 4 aan: “Vond ik wel belangrijk, want op de andere locatie was dat ook zo met de Witte de Withstraat in de buurt, maar hier moet het nog een soort van groeien. (...) Dat gaat wel komen. Vind ik wel belangrijk met het idee dat klanten hierheen komen, dat het wel leuk is uiteindelijk dat als ze de winkel uitgaan en nog andere plekjes zijn waar ze nog even willen vertoeven. Nu is dat er nog niet. Ze komen hierheen en vertrekken gelijk weer uit de buurt.” (24 november 2005). Respondent 5 vult dit aan: “De potentiële aanwezigheid vind ik belangrijk. Vind het nu nog te weinig. Het moet eigenlijk meer worden en dat willen we ook heel graag.” (19 december 2005). De overige respondenten geven aan dat dit geen grote rol heeft gespeeld bij hun keuze voor vestiging in het Mathenesserkwartier. Respondent 1 en 3 geven aan dat ten tijde van hun vestiging in het gebied er eigenlijk geen andere ondernemers in gerelateerde sectoren aanwezig waren en het daarom ook geen rol heeft kunnen spelen. “We waren in feite pioniers” stelt respondent 1 (11 november 2005).
Belangrijk is om erachter te komen of deze ‘pioniers’ en de overige respondenten ondertussen een netwerk hebben gevormd binnen het Mathenesserkwartier. Het merendeel van de respondenten geeft aan wel contact te hebben met andere creatieve ondernemers in het gebied. Slechts in sommige gevallen wordt er naast het contact daadwerkelijk samengewerkt met creatieve ondernemers in de directe omgeving. Respondent 10 vormt één van deze creatieve ondernemers. Hij werkt bijvoorbeeld regelmatig samen met zijn buurman die illustrator is. Ook respondent 2 werkt samen met andere creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier. Hij geeft wel aan dat toeval daar een grote rol bij speelt: “Ja, het is er wel, maar het is meer toeval dat die hier blijken te zitten. Je hebt contact via werk en dan blijken ze hier toevallig gevestigd te zijn. (…) Je ontmoet elkaar via je opdrachtgever”( 7 november 2005). Een aantal respondenten wilt het contact met andere creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier in de toekomst mogelijk omzetten in samenwerking. Respondent 3 geeft daarover aan: “dat gaat wel gebeuren. Of tenminste we hebben wel als insteek van gôh, we moeten eens iets samen doen, bijvoorbeeld met een mevrouw van de mozaïekwinkel (respondent 4) in de Grote Visserijstraat.(….) Als er zich iets voordoet is dat natuurlijk leuk, maar we zijn natuurlijk ook allemaal bezig om te proberen ons eigen winkeltje op te bouwen en daar gaat ook veel energie in zitten.” (24 november 2005).
99
Respondent 7 geeft aan dat een netwerk van groot belang is voor zijn werk. In het Mathenesserkwartier geeft hij aan weinig contact te hebben met creatieve ondernemers. De contacten met creatieve ondernemers in de directe omgeving zijn voornamelijk vriendschappelijk van aard. Dit kan echter veranderen in iets zakelijks: “Het is allemaal netwerken dus opeens kan het zijn dat iets vriendschappelijks verandert in iets zakelijks.” Internet vormt voor deze respondent een belangrijke bron voor zakelijk contact: “Via internet heb ik eigenlijk het meeste contact met mensen.”(9 januari 2006). De respondenten 8 en 9 geven aan helemaal geen contacten te hebben met creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier. Het netwerk van deze creatieve ondernemers ligt geheel buiten het gebied. De andere respondenten geven ook aan dat zij contacten hebben met creatieve ondernemers buiten het Mathenesserkwartier. Zo geeft respondent 5 bijvoorbeeld aan: “Ja, in principe wel. Is gewoon ons netwerk eigenlijk dat zich voornamelijk in Rotterdam bevindt, denk ik. Ik spreek nu puur vanuit mezelf, vanuit mijn ontwerpers- en communicatieachtergrond. Netwerk bestaat vooral uit collega ondernemers eigenlijk.”
5.3 Conclusie Het horeca aanbod in het Mathenesserkwartier is relatief eenzijdig. Het type bruine café overheerst waar voornamelijk oudere autochtone Rotterdammers vaste klanten zijn of een mix bestaat van oudere autochtonen en oudere allochtone mannen. Daarnaast zijn er cafés en theehuizen die gericht zijn op bepaalde allochtone groepen uit de buurt. Naast cafés is de horeca beperkt tot een aantal restaurants en eetgelegenheden die voornamelijk gericht zijn op afhaal of een snelle hap. De geïnterviewde creatieve ondernemers geven aan nauwelijks gebruik te maken van de horeca in het Mathenesserkwartier. Het soort horeca spreekt de meeste creatieve ondernemers niet aan. Voor een aantal creatieve ondernemers vormt de horeca in Historisch Delfshaven, dat op de grens met het Mathenesserkwartier ligt, een plek waar zij regelmatig gebruik maken van horeca. Horeca in het Mathenesserkwartier lijkt voor de meeste creatieve ondernemers echter geen rol te spelen als ontmoetingsplaats. In het Mathenesserkwartier ontbreken ‘third places’ die ook creatievelingen aanspreken, een belangrijke groep in een broedplaatsmilieu. De plekken waar mensen op een informele contact met elkaar kunnen hebben, zijn gericht op bepaalde doelgroepen en vormen geen plekken waar een breder publiek zich tot aangetrokken voelt. Daarnaast bestaat het nachtleven in het Mathenesserkwartier voornamelijk uit cafés, met uitzondering van de erotische nachtclub ‘Cinderella’ en een aantal restaurants en eetcafés. Hiervoor geldt ook dat de gelegenheden die tot het nachtleven gerekend kunnen worden,
100
slechts voor beperkte groepen aantrekkelijk zijn. Van een bruisend gevarieerd nachtleven kan er niet gesproken worden. Ontmoeting vormt een belangrijk element voor ondernemers in de cultural industries. Het belang van netwerken voor de meeste creatieve ondernemer heeft daar mee te maken. De netwerken van de geïnterviewde ondernemers in het Mathenesserkwartier zelf bevinden zich voornamelijk nog in de kinderschoenen. Slechts een beperkt aantal ondernemers werkt ook daadwerkelijk samen met andere creatieve ondernemers in het gebied. Netwerken bestaan vooral met andere creatieve ondernemers buiten het Mathenesserkwartier. Van een lokaal netwerk is nauwelijks sprake, maar kan zich mogelijk in de toekomst verder ontwikkelen. Verschillende respondenten gaven aan in de toekomst wel te willen samenwerken met andere creatieve ondernemers in het Mathenesserkwartier. Een verbinding tussen de afwezigheid van third places en een netwerk dat zich vooral buiten het gebied manifesteert kan niet gemaakt worden. De komst van een nieuw restaurant in het gebied begin juni 2006 dat zich richt op een bredere klantenkring, kan mogelijk een belangrijke plaats voor ontmoeting vormen. Dit zou andere horeca ondernemers kunnen aansporen om in het gebied te gaan zitten, voor zover dat mogelijk is binnen de regelgeving rondom horeca in het gebied.
101
_____________________
6) Sense of place Plaatsen roepen bepaalde betekenissen bij mensen op. Betekenissen, herinneringen en associaties worden bij mensen of groepen opgeroepen door verschillende elementen in een landschap. De aanwezigheid van historische gebouwen kan een authentieke uitstraling aan een plaats geven en daarmee bijvoorbeeld gevoelens van gezelligheid oproepen. Tegelijkertijd kan een plek met historische gebouwen ook negatieve betekenissen, herinneringen of associaties oproepen wanneer andere elementen in de omgeving op bijvoorbeeld onveiligheid wijzen. Een plaats krijgt op die manier een bepaalde identiteit en imago toebedeeld door een individu of groep. Een succesvol broedplaatsmilieu beschikt over elementen die samen een goede sense of place vormen. De invulling van een goede sense of place is variabel; het gaat niet om een pasklaar concept. Het gaat om elementen die een plaats iets eigens geven en samen een plaats vormen waar mensen graag hun tijd willen doorbrengen. In dit hoofdstuk zal er gekeken worden naar verschillende elementen in het Mathenesserkwartier die bijdragen aan de sense of place van het gebied. De sense of place vormt vooral een sociale voorwaarde, omdat het gaat om gevoelens en associaties van mensen met een plaats. De ruimtelijke component van de sense of place wordt gevormd door het ruimtelijke aspect van authenticiteit. Daarnaast vormen een aantal fysieke elementen uit de omgeving punten van aandacht. Hierbij gaat het echter vooral om de betekenissen die deze elementen oproepen. De mate van leefbaarheid in een gebied vormt een belangrijke indicatie voor de sense of place. Veiligheid vormt een groot onderdeel van leefbaarheid in een gebied. Het Mathenesserkwartier heeft jarenlang met onveiligheid te maken gehad, waardoor de leefbaarheid in het gebied lange tijd onder druk heeft gestaan (zie hoofdstuk 3). Hoe is de situatie op dit moment? In paragraaf 6.1 zal de veiligheid aan de hand van cijfers aan de orde komen om deze situatie voor een gedeelte in kaart te brengen. Daarnaast zullen er aan de hand van observaties in paragraaf 6.2 worden gekeken naar fysieke elementen in het landschap die wel of niet bijdragen aan de leefbaarheid in een gebied; zijn de straten bijvoorbeeld schoon? Daarnaast zal er gekeken worden naar authentieke elementen in het landschap die het gebied mogelijk iets eigens geven. Naast observaties zal er in paragraaf 6.3 aan de hand van de interviews met de creatieve ondernemers gekeken worden naar de manier waarop zij de veiligheid in het gebied ervaren. Daarnaast zal er
102
gekeken worden naar de perceptie van het imago van het gebied. Heeft het imago ook een rol gespeeld bij de locatiekeuze? Wat voor naam heeft het gebied op cultureel gebied? Ook zal er aandacht worden besteed aan het belang dat de respondenten hechten aan authentieke elementen. Daarbij komt de historische bebouwing vooral aan bod.
6.1 Leefbaarheid in cijfers De zogenaamde ‘veiligheidsindex’ vormt een indicatie van de mate van veiligheid in een gebied en vormt tegelijkertijd ook een indicatie van de leefbaarheid in een gebied. Deze veiligheidsindex is samengesteld uit verschillende soorten gegevens. Aan de ene kant feitelijke gegevens, zoals het aantal aangiften en meldingen. Aan de andere kant zijn de gegevens gebaseerd op subjectieve oordelen van bewoners in het gebied. Verder worden er ook kenmerken van de omgeving in het indexcijfer meegenomen, zoals het gemiddelde inkomen en verhuisbewegingen (Buurt Informatie Digitaal Rotterdam 2005). In tabel 6.1 is een overzicht gemaakt van de veiligheidsindexen in de wijken Bospolder, Tussendijken en Spangen van de periode 2001-2004. Ook is de veiligheidsindex van Rotterdam als geheel opgenomen om een vergelijking te kunnen maken tussen het Mathenesserkwartier en Rotterdam. Uit de tabel komt duidelijk naar voren dat Spangen tussen 2001 en 2004 het laagste scoort op de index. Voor alle wijken geldt echter wel dat er sprake is van een verbetering van de veiligheidsindex in het gebied. Spangen is veranderd van de categorie ‘onveilig’ in 2001 naar de categorie ‘probleem’ in 2004. Tussendijken en Bospolder zijn van een ‘onveilige’ wijk veranderd in een ‘bedreigde’ wijk in 2004 en zijn daarmee volgens de veiligheidsindex veiliger dan Spangen. De drie wijken blijven echter wel achter bij het gemiddelde van Rotterdam. Ook de veiligheidsindex van Rotterdam ging tussen 2001 en 2004 omhoog. Voor het jaar 2005 is de veiligheidsindex voor de verschillende wijken in het Mathenesserkwartier helaas nog niet bekend. Tabel 6.1 De veiligheidsindex en veiligheidscategorieën in de wijken Bospolder, Tussendijken en Spangen en voor Rotterdam gemiddeld in 2001, 2003 en 2004 (1=onveilig, 10=veilig) Jaar
Bospolder
Tussendijken
Spangen
Rotterdam
2001
3,8 (onveilig)
3,3 (onveilig)
2,5 (onveilig)
5,6 (bedreigd)
2002
4,5 (probleem)
4,4 (probleem)
2,7 (onveilig)
5,6 (bedreigd)
2003
4.9 (probleem)
5,0 (bedreigd)
4,0 (probleem)
6,2 (aandacht)
2004
5,3 (bedreigd)
5,8 (bedreigd)
4,5 (probleem)
6,6 (aandacht)
Bron: Buurt Informatie Digitaal Rotterdam, 2005
103
6.2 Observaties
6.2.1 Het straatbeeld De fysieke omgeving is de afgelopen jaren in het kader van de herstructurering ook aangepakt. Naast aandacht voor de woningvoorraad is er ook aandacht besteed aan de inrichting van de openbare ruimte. In de Grote Visserijstraat is dit bijvoorbeeld duidelijk terug te zien. De stoepen zijn nieuw gelegd. Daarnaast zijn er lichtbakjes bevestigd aan de woningen en winkels, die ontworpen zijn door verschillende kunstenaars. De straat heeft hierdoor een verzorgd uiterlijk en een vrolijke uitstraling. De straten in het Mathenesserkwartier zijn in het algemeen netjes te noemen. Zo ligt er weinig vuil op straat en zijn de straten en stoepen op verschillende plekken geherprofileerd en zijn er nieuwe prullenbakken op straat geplaatst.
Afbeelding 6.1a. en b. De Grote Visserijstraat
Emily Nijboer, 24 november 2005
Toch zijn er ook verschillende straten waar het straatbeeld, ondanks de nette straten en stoepen, minder aangenaam is. Dit geldt bijvoorbeeld voor delen van de Mathenesserweg. In hoofdstuk 4 kwam al naar voren dat er verschillende bedrijfsruimten leegstaan op de Mathenesserweg. Een gedeelte van deze leegstaande bedrijfsruimten zijn de gehele dag afgesloten met stalen rolluiken en geven die stukken van de straat een anonieme indruk (zie afb. 4.2a/b). Naar het Marconiplein toe neemt dat anonieme gevoel toe. Er zijn naar het plein toe minder winkels en bedrijven. De ondernemingen zijn daarnaast gevestigd in vervallen panden en de ondernemingen lijken niet meer in bedrijf te zijn. Op het raam van café Alhena (zie ook hoofdstuk 5) hing een briefje op het
104
raam met de volgende tekst (inmiddels weg, 5 april 2006): “Geachte inbrekers, inslaan raam nutteloos, alles leeg, b.v.d.” (16 september 2005). Dit briefje bevestigt eigenlijk alleen maar het beeld dat dit deel van de Mathenesserweg bij het Marconiplein oproept. Aan de overkant van de straat staan er overigens geen woningen. In plaats van woningen is er een grasveld met een kunstwerk. Deze plek grenst aan het Marconiplein of maakt er onderdeel van uit (zie afb. 6.3 en 6.4). Het woord plein past eigenlijk ook niet bij het Marconiplein. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk wat precies onderdeel uitmaakt van het plein. Daarnaast vormt het plein een verzamelpunt voor wegen en trams. Er is geen middelpunt of herkenbaar punt, behalve het metrostation dat misschien tot een herkenbaar punt gerekend kan worden. Het plein kan beter een verkeersknooppunt worden genoemd. De Schiedamseweg wordt net als de Mathenesserweg gekenmerkt door een andere uitstraling naar het Marconplein toe (zie afb. 6.5). Aan de kant van de brug is het straatbeeld van de Schiedamseweg actief. Naar het Marconiplein toe is het straatbeeld veel minder actief. Dit heeft ten eerste te maken met een afname van de bebouwing, maar ook met het type bebouwing. De woon- en winkelfunctie is hier veel minder prominent en de bebouwing is afkomstig uit naoorlogse jaren of het bestaat uit simpele bouwblokken die weinig uitstraling hebben. Het stuk van de straat naar de brug toe wordt gekenmerkt door een grote mix van winkels en woningen (zie ook par. 4.2.2). Dit deel van de straat trekt overdag veel mensen. ’s Avonds is de straat ook nog wel actief, maar er zijn wel minder mensen dan overdag. Dit heeft ook te maken met de winkels die ’s avonds dicht zijn. Een gedeelte van de winkels hebben ’s avonds stalen rolluiken voor de ramen. De straat straalt daardoor haast iets dreigends uit, zonder dat er ook maar iets op een ‘dreigende’ situatie wijst. In de Grote Visserijstraat zijn er veel minder stalen rolluiken. Hier hebben een aantal ondernemers ervoor gekozen om een rolluik te gebruiken met een open constructie of geen rolluik te gebruiken. Dit maakt een wandeling door de straat prettiger in de avonduren, al is het hier wel rustiger dan op de Schiedamseweg
Naast het Marconiplein zijn er ook andere pleinen in het Mathenesserkwartier. Zo heb je het Grote Visserijplein. Naast het Grote Visserijplein is ook een park, genaamd park 1943 (zie afb 6.6a /6.7). Het is een klein park dat aangelegd is ter gedachtenis aan het bombardement in 1943 en bestaat uit een groot grasveld met hier en daar bosjes, een aantal bomen en een aantal paadjes. Het park en plein hebben samen weinig uitstraling. Dit heeft gedeeltelijk te maken met de sombere naoorlogse bebouwing om het park en het plein heen, maar ook met de inrichting van de plekken. Het Grote Visserijplein is met grijze tegels bestraat, waardoor het uit één grijze massa lijkt te bestaan met hier en daar een grijswit kunstwerk. Voor de bibliotheek op het plein is een
105
soort doorlopende richel waar mensen kunnen zitten. Het plein wordt op de meeste dagen van de week niet actief gebruikt. Mensen lopen er overheen en af en toe gebruiken kinderen het om te voetballen. Op donderdag en zaterdag wordt het plein heel anders gebruikt. De markt staat op deze dagen op het Grote Visserijplein, waardoor de activiteit veel groter is (afb. 6.6b). De kilheid van het plein valt weg. Het park wordt gedurende de hele week niet erg actief gebruikt. Opvallend is het aantal pleinen die een onderdeel vormen van verschillende scholen in het gebied. Een aantal van deze pleinen worden omheind met lage hekken, zodat er een duidelijke afbakening is wie er toegang heeft tot die ruimte en wie niet. Het Bospolderplein is een plein dat in principe voor iedereen toegankelijk is. Het plein wordt aan alle kanten omgeven door woningen. Dit plein geeft een intiemer gevoel dan het Grote Visserijplein, omdat het minder groots is opgezet. In de Catherina Beersmanstraat, een straat die gedeeltelijk aan het plein grenst, wordt er volop gebouwd. Op de hoek van het Bospolderplein en de Catherina Beersmanstraat staat een pand dat dichtgetimmerd is (zie afb. 6.8). Dichtgetimmerde panden stralen meestal iets vijandelijks uit. Dit geldt echter niet voor dit pand, omdat het met vrolijke kleuren beschilderd is en er daardoor minder bedreigend uitziet. Het Mathenesserkwartier heeft op meerdere plekken met dichtgetimmerde woningen te maken, maar heel incidenteel (zie afb. 6.9). Er is daarnaast ook niet echt sprake van een grootschalige concentratie van dergelijke panden waardoor de negatieve uitstraling van deze panden meevalt.
Nabij het Bospolderplein ligt de Hudsonstraat. Aan de ene kant ligt de Hudsonstraat naast een opgehoogde spoorlijn die niet meer gebruikt wordt en aan de andere kant ligt de straat aan stukken braakliggende grond of plekken waar gebouwd wordt (afb. 6.10). Slechts een klein gedeelte van de straat is echt bebouwd. Het spoor vormt een grens tussen het havengebied en het Mathenesserkwartier. De afwezigheid van bebouwing aan weerszijden van de straat (op bepaalde stukken) maakt een wandeling door de straat niet prettig. In de toekomst zal er op de plek van het spoor het zogenaamde ‘Dakpark’ worden gerealiseerd. Dit zal de uitstraling van dit stuk van het Mathenesserkwartier kunnen verbeteren. Andere straatjes in Bospolder roepen hele andere gevoelens op. Tijdens een wandeling door de Watergeusstraat in de middaguren, kwam ik een blok huizen tegen met goed onderhouden groen voor de deur (6.11). In de wijk is er relatief weinig groen waardoor dit deel van de straat gelijk opviel. De bewoners van deze huizen hebben waarschijnlijk afspraken gemaakt over het onderhoud van het groen voor de deur (23 maart 2006).
106
Afb. 6.2a en b Bedrijfsruimten overdag afgesloten met stalen rolluiken gordijnen/vuilniszakken
Bron: Emily Nijboer, 31 januari 2006
Afb. 6.3 Het Marconiplein
Afb.6.4 Het Marconiplein vanaf Mathenesserweg
Bron: Emily Nijboer, 12 juli 2005
Afb.6.5 Schiedamse weg naar het Marconiplein
19 december 2005
Afb. 6.6a Het Grote Visserijplein, b. met markt
Bron; Emily Nijboer, 31 januari 2005/ 24 november 2005 Afb. 6.7 Park 1943
Bron: Emily Nijboer, 24 november 2005
107
Afb. 6.8 Dichtgetimmerd pand op Bospolderplein
Afb. 6.9 Dichtgetimmerde panden
Bron: Emily Nijboer, 23 maart 2006
Afb. 6.10 Braakliggende grond nabij Hudsonstraat
Afb. 6.11 Woningen met nette ‘perkjes’, Watergeusstraat
Bron: Emily Nijboer, 19 december 2005/23 maart 2006
6.2.2. Authentieke elementen in het Mathenesserkwartier De historische gebouwen in het Mathenesserkwartier hebben voor een groot gedeelte een authentieke uitstraling. Vooral panden met bijzondere kenmerken, zoals glas-in-lood of bijzondere gevels en/of erkers geven een pand een authentieke uitstraling. In paragraaf 4.1.1 en 4.2.1 is er aandacht besteed aan de woningvoorraad in het gebied. Daaruit kwam onder andere naar voren dat een groot gedeelte van de woningvoorraad afkomstig is uit vooroorlogse bouwjaren. Het merendeel van de woningen is gebouwd tussen 1906-1930. Dit is ook duidelijk terug te zien tijdens wandelingen door het gebied. Vooral de delen van het Mathenesserkwartier nabij de bruggen stralen iets bijzonders uit. Wanneer je het gebied binnenkomt vanaf de Nieuwe Binnenweg zie je ook ‘het hart’ van Historisch Delfshaven (zie afb. 6.15). Dit gebied grenst aan het Mathenesserkwartier en straalt historie uit. De combinatie van de rust en de mooie historische bebouwing geeft het gebied iets dat haast niet echt is, waardoor het gevoel ontstaat alsof je door een museum loopt. Het begin van de Schiedamseweg vormt qua bebouwing een soort verlengde
108
van Historisch Delfshaven (zie afb.4.1). De woningvoorraad is hier gevarieerd en erg bijzonder door de verschillende gevels en panden met soms bijzondere erkers. Rustig kan het hier echter niet genoemd worden. De panden stralen iets bijzonders uit en zouden een ‘goud randje’ genoemd kunnen worden. Vanaf de Spanjaardstraat gezien kom je nog een goud randje tegen verstopt in een zijstraat, de Rosier Faassenstraat (zie afb.6.12/13a en b/6.14). Hier kom je verschillende woningen tegen gebouwd in een unieke stijl. Deze woningen verschillen ook qua kleur in bouwstenen. Deze plek in het Mathenesserkwartier zou ook een ‘goud randje’ genoemd kunnen worden. Het opvallende is dat verderop in de straat woningen te vinden zijn zonder enige uitstraling, die gebouwd zijn in de jaren ‘80. In de Grote Visserijstraat vallen een aantal gerenoveerde panden op waar het glas-in-lood behouden is gebleven. Dit geeft deze panden een bijzondere uitstraling. De laatste bouwblokken op de Grote Visserijstraat naar de Mathenesserweg toe, vormen een geheel met het begin van de eerste bouwblokken op de Mathenesserweg. Deze bouwblokken zijn volledig gerenoveerd en hebben hier en daar een erker. Opvallend is de bouwstijl van dit deel van het gebied dat erg verschilt van de bouwstijl op de Schiedamseweg. De bebouwing op het begin van de Mathenesserweg en Grote Visserijstraat is veel strakker qua lijnen (zie afb. 4.2). Op het begin van de Schiedamseweg is er sprake van veel meer versiering. Deze verscheidenheid van de historische bebouwing maakt de totale verzameling bijzonder. Afb. 6.12 Bijzondere panden aan de Rosier Faassenstraat
bron: Emily Nijboer, 12 juli 2005
109
Afb. 6.13a en b Panden op splitsingen Rosier Faassenstraat
Bron: Emily Nijboer, 19 december 2005 en 23 maart 2006
Afb. 6.14 Pand op de hoek van de Spanjaardstraat/ Rosier Faassenstraat
Bron: Emily Nijboer, 23 maart 2006
6.3 De ‘sense of place’ van de creatieve ondernemer Het Mathenesserkwartier heeft te maken met een slecht imago. Dit geldt voornamelijk voor Spangen, maar ook voor Bospolder en Tussendijken. Het Mathenesserkwariter heeft een groot gedeelte van zijn imago te danken aan onveilige situaties in een recent verleden. De herstructurering in het gebied lijkt de veiligheid in het Mathenesserkwartier positief te hebben beïnvloed. In deze paragraaf wordt er ten eerste gekeken naar de manier waarop de geïnterviewde creatieve ondernemers de leefbaarheid in het gebied ervaren. Daarbij wordt er vooral aandacht besteed aan de veiligheid in het gebied. Daarna zal er aandacht worden besteed aan het imago en de identiteit van de wijk. Hoe ervaren de creatieve ondernemers het imago van het gebied? Wat voor invloed heeft het gehad op hun locatiekeuze?
110
6.3.1 Leefbaarheid in het Mathenesserkwartier De meeste respondenten geven aan dat de fysieke omgeving de laatste jaren erg is opgeknapt. Respondent 7 geeft bijvoorbeeld aan: “De afgelopen jaren wordt het qua uiterlijk heel erg opgeknapt met beter straatmeubilair. Dat is wel het makkelijkst, maar geeft mensen wel een beter gevoel. Als het schoon is maak je het ook minder snel vuil.” (9 januari 2006). Hier sluit respondent 4 op aan: “Het is schoner en netter geworden en wat meer geordend; de bestrating is verbeterd, de gevels zijn opgeknapt en er zijn leuke lichtbakjes. Het is hier visueel aantrekkelijker geworden en dat maakt ook wel dat mensen die hier wonen of er belang bij hebben ook iets meer gemotiveerd zijn om de boel een beetje leuk te houden.” (24 november 2005). Het Mathenesserkwartier wordt door de respondenten niet als een onveilige plek ervaren. Zo geeft respondent 5 aan zich niet onveilig te voelen: “Nee, ik voel me absoluut niet onveilig. Ik heb nooit echt iets meegemaakt. (...) Het is een kwestie van perceptie.” (19 december). Daarnaast geeft respondent 6 aan zich nooit echt onveilig te hebben gevoeld tijdens vestiging in het gebied: “Ik heb me niet echt bedreigd gevoeld. Er was camerabewaking. (....) We zaten ook naast die nachtclub (Cinderella), dus elke avond was er straatbewaking, de portier van de nachtclub.” (16 december 2005).
Respondent 10 beschouwt het gebied tegenwoordig niet meer als onveilig. In het verleden was dat echter heel anders: “Het is hier heel erg geweest, heel erg. Record bij mij was 22 inbraken in mijn auto in een jaar. Ik was niet de enige. Het kwam er bijna op neer dat er een soort oorlog aan de gang was met dealers, junks en pooiers tegenover de bewoners. De bewoners hadden een eigen leger, dan weet je wel hoe de toestanden zijn. Voor de renovatie zaten hiertegenover 42 dealpanden, alleen in dit stuk.(....) De Mathenesserweg was voor de politie no-go area. Die hebben het eigenlijk opgegeven. Toen kregen we de Keileweg erbij, nou dankjewel. Al die heroïnehoertjes, al dat gespuis kwam allemaal hier binnen (....). De apotheek hier om de hoek kon geen personeel krijgen; mensen wilden hier niet werken. Heel veel winkels zijn verdwenen (...). De buurt is van zwart naar wit gegaan. Ik zal je vertellen: ik kwam nooit meer op de Mathenesserweg. Daar kwam ik niet meer: te link. Ik ben twee keer op straat beroofd met grof geweld door een groep. Als ik ’s avonds thuiskwam moest je constant blijven kijken, zo unheimisch. Nu is dat helemaal veranderd.”( 31 januari 2006). Het gevoel van veiligheid is bij deze respondent heel erg veranderd sinds de herstructurering van het gebied. Een aantal respondenten trekken een vergelijking met andere gebieden bij uitspraken over de veiligheid in het Mathenesserkwartier. Zo geeft respondent 3 bijvoorbeeld aan: “Ik voel me hier niet onveiliger
111
dan op een andere plek (...)”(19 november 2005). Dit beeld wordt ook bevestigd door respondent 8: “De buurt is niet onveiliger dan andere buurten.”(16 december 2005). Een onveilig gevoel lijkt niet bij de overige respondenten te overheersen. Wel geeft respondent 7 aan toch wel goed op te letten ’s avonds: “Ik loop hier niet te bibberen, maar ben hier wel op mijn hoede. Dat komt vooral door verhalen. Bij de buurvrouw is laatst de portemonnee geroofd en dan denk je weer, oh ja ik moet uitkijken. Het is de sfeer die er heerst. Het is op zich heel gezellig, ook ’s avonds. Als het warm is, een zomeravond; dan is het echt heel bijzonder, het zindert dan heel erg. (...) In deze buurt heb je toch wel contact met de wereld.”(9 januari 2006). 6.3.2 Imago en identiteit Het Mathenesserkwartier lijkt nog steeds te maken te hebben met een slecht imago. Een passage uit een artikel in het Rotterdams dagblad geeft dit weer: “De bewoners zelf zijn enthousiast, maar de rest van de Rotterdammers? Die hebben bizar weinig op met Bospolder-Tussendijken. Zo’n 98 procent van de woningzoekenden moet niks van de buurt hebben, bleek uit een recente enquête.” (14 juni 2004). Een fragment uit het dagboek van Mieke van der Linden geeft ook aan hoe gereageerd wordt op het gebied. Mieke van der Linden runde samen met Nico Haasbroek (exhoofdredacteur van het NOS journaal) Club Math (zie H5): “De moed zakt me in de schoenen. Nico en ik hadden allebei gehoopt dat het om het pand net voor de brug ging, aan het zwaar opgekalefaterde Mathenesserplein. Als we de dichtgespijkerde ellende op de hoek van de Mathenesserweg zien, recht tegenover de ooit meest beruchte avondwinkel van Rotterdam, schieten we allebei in de lach.” (6 mei 2003). Ondanks dit negatieve beeld van de plek hebben zij toch de stap genomen om het tijdelijke café Club Math daar te beginnen.
De respondenten hebben ondanks deze slechte naam gekozen voor het Mathenesserkwartier. Je zou kunnen verwachten dat ondernemers het een risico zouden vinden om zich in een gebied te vestigen waarvan de naam slecht is. Het imago heeft echter voor de meeste respondenten nauwelijks een rol gespeeld. Zo geeft respondent 4 aan dat het imago nauwelijks een rol speelde bij haar locatiekeuze: “Dat vond ik minder belangrijk. Deze locatie heeft niet een heel goed imago (...), maar ik heb zelf het idee dat de locatie een slechter imago heeft dan het daadwerkelijk is. Dus dat het een kwestie is van dat er tijd nodig is dat mensen vertrouwen krijgen dat het eigenlijk wel ok is hier”(24 november 2005). Het imago is volgens deze respondent dus slechter dan de werkelijke situatie. Hierover zegt zij ook nog het volgende: “Ik denk dus dat de wijk een slechter imago heeft dan het in de praktijk is en dat komt omdat dit stukje van Delfshaven tegen Spangen aan ligt.(...) Ik denk dat deze wijk er vijf jaar terug inderdaad veel slechter voor stond, dan liep ik
112
er wel eens doorheen en dacht ik van ja, een beetje afthans en uitgeleefd, maar dat is echt grondig veranderd terwijl het zich nog in de kinderschoenen bevindt.”(24 november 2005). Respondent 5 geeft ook aan dat het imago op dit moment nog slecht is: “Nu is het imago nog negatief. Als je tegen mensen zegt; ik zit in de Grote Visserijstraat zeggen ze; je hebt zeker een goede verzekering?...dat soort dingen krijg je naar je hoofd geslingerd. Het heeft nu nog last van zijn verleden. Je hoort wel eens wat, maar het is niet dat ik het benoemenswaardig vind. (...)Misschien ligt het er ook aan dat ik een stadsmens ben ook wel wat gewend en woon in deze buurt”(19 december 2005). De meeste respondenten staan positief tegenover de toekomst van het Mathenesserkwartier. Het imago staat nu nog in de weg. Dit geeft respondent 3 ook aan: “ Ik heb het gevoel dat het nog wel wat beter wordt, maar heel langzaam. En, wat ik zeg, deze panden hebben een half jaar leeggestaan naast ons. Daaraan merk je dat het animo om hier te gaan zitten niet zo heel groot is.” (19 november 2005). Volgens respondent 6 werkt het imago ook door in de verkoop van appartementen in het gebied: “..en nieuwe appartementen worden verkocht. Niemand koopt het, want het heeft een slechte naam.” (16 december 2005).
Het imago van het gebied wordt door een respondent heel anders ervaren. Dit stond in contrast met de meeste reacties van respondenten. Hij gaf aan dat het imago een belangrijke rol speelde bij de keuze voor de locatie: “Dat was wel redelijk belangrijk. Delfshaven staat wel hoog genoteerd, althans dit historische stuk. Als je diep Spangen in gaat is dit minder”(7 november 2005, respondent 2). Deze respondent is in tegenstelling tot de meeste respondenten direct nabij Historisch Delfshaven gevestigd. De naam van Historisch Delfshaven wordt door deze respondent als iets ervaren dat een positieve weerspiegeling heeft op zijn locatie. Respondent 11 is ook op de grens met Historisch Delfshaven gevestigd en geeft een soortgelijke reactie, maar is iets minder enthousiast: “Naast Historisch Delfshaven is aansprekend. Bospolder/Tussendijken klinkt armoedig. Het heeft dus voordelen en nadelen.” ( 16 maart 2006). Historisch Delfshaven blijkt dus in tegenstelling tot Bospolder, Tussendijken en Spangen een goede naam te hebben. Bij de VVV wordt Historisch Delfshaven ook aangeprezen als een plek waar men naar toe moet gaan tijdens een bezoek aan Rotterdam. Historisch Delfshaven wordt daar als volgt omschreven: “de nostalgische en intieme plek, die met zijn grachtjes, watertjes en terrasjes een oud Hollandse setting biedt.. (...) Ambacht verloochent zich niet. In tal van charmante winkeltjes en ateliers kunt u naar hartelust shoppen.” Bospolder, Tussendijken en Spangen worden niet door de VVV genoemd. Een uitzondering vormt een verwijzing naar een expositie in de Kunstsuper in de Grote Visserijstraat. Als gebied wordt het echter niet aangeprezen.
113
Afbeelding 6.15 Historisch Delfshaven
Bron: Emily Nijboer, 12 juli 2005
Heeft het Mathenesserkwartier wel een culturele naam? Is er sprake van een cultureel klimaat? Speelde het culturele klimaat een belangrijke rol bij de locatiekeuze? Respondent 4 geeft aan een cultureel klimaat wel belangrijk te vinden: “Op zich vind ik dat wel belangrijk, maar ook dat is hier meer een soort van toekomstplaatje. Ik ben er gewoon heel optimistisch over. Het is wel iets dat ik gewoon belangrijk vind, omdat ik gewoon in de culturele kunstzinnige sector zit”( 24 november 2005). Deze respondent geeft aan dat het er op dit moment nog niet is, maar dat het zich aan het ontwikkelen is. Respondent 5 geeft daarentegen aan dat het Mathenesserkwartier al over een cultureel klimaat beschikt: Hier wonen echt veel kunstenaars. Het is echt een scene (....).Dat komt natuurlijk ook vanwege de huurprijs die aantrekkelijk is.” Daarnaast vindt de respondent het uitdagend dat er in het Mathenesserkwartier nog mogelijkheden zijn om het culturele klimaat verder in te vullen: “Hier kan nog veel. Al je bijvoorbeeld met zo’n soort onderneming in de Witte de Withstraat zou gaan zitten, wat misschien wel een voor de hand liggende keuze zou zijn, daar krijg je toch wel het idee dat veel dingen al ingevuld zijn en dat is toch wel anders.” (19 december 2005). Het Mathenesserkwartier heeft nog geen gevestigde naam op creatief gebied en is zich verder aan het ontwikkelen. In dit opzicht komen de uitspraken van beide respondenten overeen.
Het culturele klimaat van dit specifieke gebied was voor respondent 7 niet belangrijk voor zijn locatiekeuze (toeval speelde een grote rol bij vestiging in het Mathenesserkwartier), maar het klimaat van Rotterdam heeft wel een rol gespeeld: “Toen ik net begonnen was met mijn onderneming dacht ik dit is toch ‘the place to be’ als je met dit soort dingen bezig bent. Het groeit steeds meer, de meeste media dingen zitten in Rotterdam of Amsterdam, maar dit is zo’n beetje de plaats van de nieuwe frisse garde. Tenminste, dat is het gevoel dat ik erbij heb..(....) Op zich maakt het ook niet zoveel uit waar ik zit, omdat ik zoveel via internet doe. Hier vlakbij zit het
114
25KV gebouw (zie hoofdstuk 3), dat is natuurlijk wel het mekka. Het zou mooi zijn als ik er wat harder aan zou kunnen trekken en daar uiteindelijk terecht zou kunnen komen, maar dan moet er nog heel veel gebeuren. (...) Het is ook zeker vlakbij; dan zit ik niet daar, maar wel hier.”(9 januari 2006). Deze respondent vindt het Rotterdamse creatieve klimaat aantrekkelijk en verwijst naar het Lloydkwartier (25KV gebouw) in Rotterdam dat door hem als een belangrijke plek wordt ervaren voor de audiovisuele sector. Respondent 10 geeft aan dat het culturele klimaat geen rol heeft gespeeld bij de keuze voor vestiging in het Mathenesserkwartier. De vele kunstprojecten die hij heeft gerealiseerd in de directe omgeving, veelal in de vorm van kunst in de openbare ruimte, hebben volgens deze respondent bijgedragen aan het culturele klimaat van het gebied. Daarnaast geeft hij aan dat er voor een volkswijk wel redelijk gesproken kan worden van een cultureel klimaat: “We hebben hier in de buurt een aantal buurtcafés vlakbij Historisch Delfshaven, ook theaters en galeries. Dus voor een volkswijk, want dat is dit natuurlijk, is het wel redelijk.”. Deze respondent stelt ook dat het Mathenesserkwartier aan alle kanten wordt omgeven door plaatsen waar creatieve ondernemers gevestigd zijn: “Om de hoek heb je natuurlijk de Van Nelle fabriek, dat is natuurlijk helemaal vol met dat soort lui (duidt op creatieve ondernemers). Aan de andere kant van de wijk heb je de Mullerpier/Lloydpier en daar zitten allemaal multimedia en ICT bedrijven en een theater. Wij zitten daar tussen in en dus kun je verwachten op den duur dat het hier vanzelf heen komt. Mensen moeten toch ergens wonen. We hebben hier in Spangen ook veel gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten e.d. De grootste architecten hebben hier gewerkt. Een aantal van de jonge garde architecten zijn hier nu ook actief.” (31 januari 2006). Ook in oude havengebieden in Rotterdam, waaronder ook in de Vierhavens, zijn verschillende creatieve ondernemingen gevestigd. De Vierhavens grenzen direct aan de westzijde van het Mathenesserkwartier (interview Hubregtse OBR, 28 juli 2005). Het Mathenesserkwartier wordt omringd door verschillende plekken waar relatief veel creatieve ondernemers gevestigd zijn, zoals de Van Nelle Fabriek en het Lloydkwartier. De omringende ‘creatieve plekken’ hebben een meer gevestigde naam. Het Mathenesserkwartier heeft zelf geen gevestigde creatieve naam. De vraag is hierbij echter wel of er een verbinding bestaat tussen deze plekken en het Mathenesserkwartier. 6.3.3 Authenticiteit Het merendeel van de respondenten is gevestigd in een historisch woon- of bedrijfsruimte. Slechts één respondent is gevestigd in een woning die gebouwd is rond de jaren ’80. De voorkeur van de respondenten lijkt dus uit te gaan naar oude historische panden en zou kunnen betekenen dat zij vormen van authenticiteit waarderen. Een oud pand hoeft niet per sé authentiek te zijn. Het
115
gaat vooral om de uitstraling van het gebouw. Heeft dit ook daadwerkelijk een rol gespeeld voor de creatieve ondernemers of bij de locatiekeuze?
De meeste creatieve ondernemers vonden de uitstraling van het gebouw belangrijk. Dit geldt bijvoorbeeld voor respondent 5: “ De uitstraling van het gebouw is absoluut belangrijk. Als je naar buiten kijkt en je ziet het hele pand; het is gewoon een authentiek gebouw wat dat betreft. Het is heel mooi gerenoveerd. (...) Daarnaast is het leuk om in zo’n straat een onderneming op te bouwen. Is een soort ondernemingslust. Het heeft iets authentieks hier op de één of andere manier. Je zit vlakbij Delfshaven, het is gewoon een leuke buurt om te wonen en te werken. (...) De ontstaansgeschiedenis van de wijk is interessant. Het feit dat het ook nog een authentiek stuk is, is heel erg belangrijk. Er zit een bepaalde sfeer in, die maakt dat het gewoon heel prettig is om hier te zijn.”(19 december 2005). Respondent 4 vond de uitstraling van het gebouw ook van belang bij de keuze voor de locatie: “Dat vind ik wel belangrijk, omdat zeker als je kunst verkoopt, (...) het is visuele kunst, ik ben geen muzikant ofzo. (...) Het is beeld, vorm, etc.. Dan vind ik wel dat de hele entourage moet kloppen. In mijn geval vind ik dan een mooi gerenoveerd oud pandje beter passen dan een heel modernistisch nieuwbouw of een heel oud charmant atelier dat bijna in elkaar stort, dat vind ik dan ook niet zo passen. Dus daar heb ik de bedrijfsruimte goed op geselecteerd. Het heeft ook gewoon heel mooi glas in lood, zeg maar de klassieke indeling zoals de panden dat ook vijftig jaar geleden hadden”( 24 november 2005). Authentieke elementen worden door deze respondenten gewaardeerd. Ook respondent 1 geeft aan dergelijke elementen te waarderen. Bij aankoop van het pand moest er veel opgeknapt worden, maar was het wel moeilijk om sommige originele elementen van het pand te behouden: “Hiervoor zat er een Turks koffiehuis, alles was donkerbruin, er waren een soort van lage plafonds ingebouwd en moest dus flink worden opgeknapt. Helaas hebben we het glas-in-lood niet helemaal kunnen redden. Het was helemaal verstopt.” (11 november 2005). De keuze voor vestiging in het Mathenesserkwartier was voor respondent 7 geen bewuste keuze. Historie wordt echter wel gewaardeerd door deze respondent: “Het ging meer om Rotterdam. Het was meer toeval, ik kende dit huis (....). Ik hou wel van die historie. Dit gedeelte is blijven staan en ik hou wel van het nieuwe, maar ik hou van het oude om in te wonen. Nieuw is leuk om naar te kijken.(....)Had ik een ruimte in het centrum gekregen had ik het waarschijnlijk ook gedaan, op zuid weet ik niet en misschien Crooswijk nog wel, maar het ging voornamelijk om het huis zelf.”(respondent 6, 9 januari 2006).
116
De uitstraling van het gebouw heeft niet voor iedereen een belangrijke rol gespeeld bij de keuze voor de locatie. Respondent 2 zegt hierover het volgende: “Dat is minder belangrijk. Je kijkt natuurlijk naar het punt waar je zit en om uitstraling te maken in je eigen zaak. En natuurlijk heeft de rest daar wel invloed op. Maar deze twee panden waar we nu zitten hebben heel lang leeg gestaan en dat heeft geen uitstraling.”(19 november 2005). Deze respondent stelt dat de uitstraling van het gebouw zeker ook bepaald wordt door de inhoud. Een leeg oud pand straalt veel minder uit dan een pand met een bijzondere invulling.
6.4 Conclusie De leefbaarheid in het Mathenesserkwartier is de laatste jaren verbeterd. Dit is duidelijk terug te zien in de veiligheidsindex. Voor de verschillende wijken in het Mathenesserkwartier is deze index omhoog gegaan. Toch bevindt deze veiligheidsindex zich nog niet op een niveau dat de veiligheid optimaal is. Vooral in Spangen ligt de veiligheidsindex nog op een relatief laag niveau. De fysieke omgeving van het Mathenesserkwartier straalt verschillende signalen uit. Veel straten en stoepen zijn schoon en netjes. Er ligt nauwelijks vuil op straat. Naar het Marconiplein toe is het straatbeeld gelijk een stuk anoniemer. De bebouwing neemt naar het Marconiplein af en de plek straalt weinig uit. De Mathenesserweg heeft daarnaast te maken met delen van de straat waar stalen rolluiken ook overdag dicht zijn. Dit geeft deze delen van de straat een wat verloren uitstraling. De Schiedamseweg heeft ’s avonds ook te maken met bedrijfsruimten die afgesloten worden met rolluiken. Dit geeft de straat gelijk een minder prettige uiterlijk. Toch zijn er genoeg plekken die met name overdag een prettig gevoel geven door een verzorgd uiterlijk. Uit interviews komt naar voren dat de respondenten het Mathenesserkwartier niet als onveilig ervaren. Al wordt er ook door een respondent aangegeven dat hij wel op zijn hoede is. Ook wordt er aangeven dat de fysieke uistraling van het gebied erg is verbeterd de laatste jaren. De respondenten staan in het algemeen erg positief tegenover de ontwikkelingen die het gebied doormaakt. Het merendeel van de respondenten geeft aan dat het imago van het gebied nog slecht is. Dit heeft hen echter niet tegengehouden om zich in het gebied te vestigen. Zij verwachten dat dit op den duur zal bijtrekken. Het imago van het gebied wordt door de nabijheid van Historisch Delfshaven door één respondent als positief ervaren. Het imago van het Mathenesserkwartier en Historisch Delfshaven wordt door een respondent zowel als een nadeel en voordeel ervaren. Het Mathenesserkwartier heeft volgens het merendeel van de respondenten nog niet echt een naam gemaakt op cultureel gebied. Dit wordt door sommige respondenten als een toekomstplaatje
117
gezien. De nabijheid van het Lloydkwartier, Historisch Delfshaven en/of de Van Nellefabriek werd in sommige gevallen ook als belangrijk ondervonden; daar gebeurt het op creatief gebied. Authentieke elementen zijn zeker in het Mathenesserkwartier terug te vinden. De historische bebouwing in het gebied geeft verschillende delen een authentieke uitstraling. Vooral de verzameling van historische panden met verschillende gevels en bouwstijlen geven het gebied iets eigens. De meeste respondenten geven aan dat zij de uitstraling van het gebouw waar zij gevestigd zijn belangrijk vonden bij de keuze voor de locatie. Authentieke elementen werden door verschillende respondenten gewaardeerd.
Het Mathenesserkwartier heeft elementen die bijdragen aan een sense of place, zoals de aanwezigheid van verschillende historische gebouwen die het gebied op bepaalde plekken een authentieke uitstraling geven. Ook andere aspecten van de fysieke omgeving, zoals de netheid van veel delen van het Mathenesserkwartier, dragen bij aan de sense of place van het gebied. De veiligheid is de afgelopen jaren positief veranderd. Er zijn andere elementen die ontbreken om een sense of place te creëren. Het imago is op dit moment nog slecht. De geïnterviewde creatieve ondernemers zijn van mening dat dit zich in de toekomst zal verbeteren. Het Mathenesserkwartier heeft nog geen culturele naam. Gebieden in de omgeving staan wel bekend om het creatieve klimaat. Dit zou op den duur een positieve invloed kunnen hebben op het Mathenesserkwartier.
118
________________
7) Conclusie In deze scriptie stond het Mathenesserkwartier centraal. Aan de hand van verschillende onderzoeksmethoden is het Mathenesserkwartier geanalyseerd om uiteindelijk de hoofdvraag, “in hoeverre is het Mathenesserkwartier een succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries?”, te kunnen beantwoorden. De voorwaarden voor een succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries hebben een centrale rol gespeeld in het onderzoek. Per voorwaarde is gekeken of deze terug te vinden was in het Mathenesserkwartier en vooral ook op welke manier wel en/of niet. De deelvragen zijn op deze voorwaarden toegespitst. In de conclusies van hoofdstuk 4, 5 en 6 zijn de antwoorden op deze deelvragen terug te vinden. Voordat de hoofdvraag zal worden beantwoord is het belangrijk om de antwoorden op de deelvragen afzonderlijk te behandelen. De (gedeeltelijke) aan- of afwezigheid van de verschillende ruimtelijke en sociale componenten van de voorwaarden kan immers duidelijkheid scheppen over de (eventuele) broedplaatsfunctie van het milieu van het Mathenesserkwartier
In hoeverre is er sprake van diversiteit in het Mathenesserkwartier? De voorwaarde ‘diversiteit’, zoals beschreven in de theorie, is gedeeltelijk in het Mathenesserkwartier terug te vinden. Het Mathenesserkwartier heeft heel erg duidelijk te maken met een mix van oude en nieuwe woningen, waarbij er sprake is van een groot aandeel oude woningen. Er is daarentegen minder sprake van een mix van de woningvoorraad qua onderhoudsniveaus. In het kader van de herstructurering van het gebied zijn veel woningen gerenoveerd en zeer slecht onderhouden woningen gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Jacobs (1961) acht een mix van de woningvoorraad qua leeftijd en onderhoudsniveaus van belang voor diversiteit in het gebied. Daarbij moet er vooral een groot aandeel oude gebouwen aanwezig zijn die voor een groot gedeelte van lage economische waarde zijn en/of vervallen. Veel vervallen oude woningen zijn er niet meer, maar de woon- en bedrijfsruimten in het gebied zijn wel relatief goedkoop. Een lage huur- of koopprijs heeft voor de meeste geïnterviewde creatieve ondernemers een rol gespeeld bij de keuze voor een locatie in het Mathenesserkwartier.
119
Een goedkope woningvoorraad maakt een gebied toegankelijk en draagt bij aan de laagdrempeligheid van het milieu, een belangrijk kenmerk van een broedplaatsmilieu. Dit gaat ook op voor het Mathenesserkwartier.
Een hoge dichtheid van de woningvoorraad wordt ook van belang geacht voor het generen van diversiteit. Dit heeft te maken met het feit dat een hoge dichtheid van woningen in een gebied wijst op een relatief groot aandeel mensen die in het gebied wonen. De ‘automatische’ aanwezigheid van relatief veel mensen in een gebied betekent dat er al een bepaalde mate van activiteit in een gebied is. In het Mathenesserkwartier is er sprake van een hoge dichtheid. Het stratenpatroon in het Mathenesserkwartier past gedeeltelijk in het plaatje van de ‘short blocks’ van Jane Jacobs (1961). De grotere straten in het gebied zijn breed en lang, maar hebben wel een aantal zijstraatjes. Het is dus mogelijk om op verschillende plekken de hoek om te gaan. De structuur van de straten, met name nabij het Marconiplein, nodigen echter niet echt uit tot het kiezen van een zijstraatje. Het is niet mogelijk om eenduidig aan te geven of er sprake is van functiemenging. Enerzijds kan er wel gesproken worden over functiemenging, omdat er in een aantal grote straten een mix is van winkel-, woon en horecafuncties. Het merendeel van de ondernemingen in het gebied zijn kleinschalig van aard. In verschillende kleinere straten is er niet alleen sprake van een woonfunctie. Daar bevinden zich bijvoorbeeld een aantal winkeltjes of scholen. Anderzijds is de differentiatie binnen een aantal aanwezige functies (winkels en horeca) beperkt. Er zijn wel verschillende soorten winkels, maar een groot gedeelte richt zich op een goedkoop segment. De diversiteit van winkels in het gebied wordt overigens wel groter, met de aanwezigheid van onder andere verschillende kunstgerelateerde zaken. Daarentegen staan er op verschillende plekken in het Mathenesserkwartier bedrijfsruimten leeg. Montgomery (2003) geeft aan dat zogenaamde ‘active frontages’ aan de straat belangrijk zijn voor straatleven. Deze leegstaande bedrijfsruimten, vooral de ruimten met rolluiken ervoor overdag, vormen geen ‘active frontages’. De bevolkingssamenstelling in het gebied is aan de ene kant divers door de diverse etnische afkomsten van de bevolking in het gebied en de redelijk diverse huishoudsamenstelling. Aan de andere kant is de bevolkingssamenstelling minder divers door de eenzijdige inkomensstructuur waarbij er een relatief groot aandeel huishoudens leeft van een laag inkomen. Daarnaast is de verhouding autochtoon/allochtoon scheef. Het aandeel autochtonen vormt een duidelijke minderheid in het Mathenesserkwartier.
120
Het Mathenesserkwartier kan in grote lijnen divers worden genoemd. Dit gaat vooral op voor de ruimtelijke kant van diversiteit. De woningvoorraad vormt een sterk punt, omdat er sprake is van diversiteit qua leeftijd en onderhoudsniveaus, met een groot aandeel oude woningen. Daarnaast liggen de prijzen relatief laag. Het type woningvoorraad op de grotere (winkel)straten maakt functiemenging mogelijk, door de grote aanwezigheid van bedrijfsruimten onder de woningen. Er is dan ook een mix van functies in het Mathenesserkwartier te vinden, vooral in de grotere winkelstraten. Het gebied heeft echter ook met leegstand van bedrijfsruimten te maken en relatief veel winkels die gericht zijn op het goedkope segment. De sociale component van diversiteit, de bevolkingssamenstelling, heeft een aantal eenzijdige kanten. Dit geldt voor de scheve verhouding allochtoon/autochtoon en de inkomensstructuur. Een verbreding van de bevolkingssamenstelling met onder andere studenten, afgestudeerden en “creatievelingen” zou veel voor de diversiteit in het gebied kunnen betekenen. De relatieve onzichtbaarheid van creatieve initiatieven in het Mathenesserkwartier maakt het moeilijk om te peilen hoeveel creatievellingen al onderdeel uitmaken van de bestaande bevolkingsopbouw.
In hoeverre is de voorwaarde ontmoeting aanwezig in het Mathenesserkwartier? De sociale voorwaarde ontmoeting is ondervertegenwoordigd in het Mathenesserkwartier. De aanwezigheid van third places, is aan de hand van een analyse van de horeca bekeken. Third places vormen plaatsen waar mensen informeel contact met elkaar kunnen hebben. Voor ondernemers in de cultural industries spelen netwerken vaak een rol, informeel contact kan zo een bijdrage leveren aan de netwerkvorming. De horeca in het Mathenesserkwartier, waar men informeel contact met elkaar kan hebben, is gericht op bepaalde groepen in het gebied. Aan de ene kant is er horeca in de vorm van theehuizen die gericht zijn op bepaalde allochtone groepen en aan de andere kant zijn er bruine cafés gericht op oudere autochtonen en in sommige gevallen gemixt met oudere allochtone mannen. Een meerderheid van de respondenten geeft daarnaast aan nauwelijks gebruik te maken van de horeca in het Mathenesserkwartier, omdat het hen niet aanspreekt. Er is sprake van een gebrek aan third places in het gebied die gericht zijn op een breder publiek, waar creatievelingen ook onderdeel van uitmaken. Horeca vormt ook het voornaamste onderdeel van het nachtleven in het gebied. Nachtleven is in principe een grootstedelijk fenomeen. Het is dan ook niet te verwachten dat er een compleet en bruisend nachtleven met discotheken, muziekclubs en theaters in het Mathenesserkwartier te vinden is. Een gedeelte van functies die bijdragen aan een nachtleven zijn echter wel te verwachten. De aanwezige horeca draagt bij aan de avondeconomie in het Mathenesserkwartier. Hier geldt echter ook dat de horeca slechts op bepaalde groepen is gericht.
121
De netwerken van de respondenten zijn vooral ontwikkeld met creatieve ondernemers buiten het Mathenesserkwartier. Er bestaan wel contacten tussen verschillende creatieve ondernemers in het gebied, maar er kan nauwelijks van een lokaal netwerk worden gesproken.
Plaatsen waar ontmoeting plaatsvindt in het Mathenesserkwartier zijn in beperkte mate aanwezig. Horeca speelt een belangrijke rol bij ontmoeting. In het Mathenesserkwatier is de horeca vooral gericht op bepaalde groepen, ‘creatievelingen’ horen daar niet bij. Van een lokaal netwerk kan er nauwelijks worden gesproken, maar een gedeelte van de respondenten geeft wel aan met andere creatieve ondernemers in het gebied te willen samenwerken. Het tijdelijke café Club Math heeft tijdelijk gediend als ontmoetingsplaats voor een breder publiek, waaronder kunstenaars en mensen van ‘de andere kant van de brug’. Dit geeft aan dat de rol van horeca veel voor een plek kan betekenen. De komst van een nieuw restaurant geïnitieerd door een creatieve onderneemster uit het gebied kan mogelijk een breder publiek aanspreken en mogelijk een nieuwe ontmoetingsplek vormen.
In hoeverre is er sprake van een sense of place in het Mathenesserkwartier? Een sense of place is gedeeltelijk aanwezig in het Mathenesserkwartier. Het Mathenesserkwartier geeft geen eenduidig beeld wat leefbaarheid betreft. Enerzijds is de veiligheid in het gebied verbeterd en is het straatbeeld op veel plekken verzorgd. Anderzijds zijn er plekken in het Mathenesserkwartier die niet aan de leefbaarheid bijdragen. Dit komt onder andere voort uit de aanwezigheid van een aantal leegstaande bedrijfsruimten op de Mathenesserweg waar stalen rolluiken de ramen afsluiten en delen van de straat een anonieme uitstraling geven. Naar het Marconiplein toe is de uitstraling van het gebied ook anoniem. Rondom dit plein neemt de dichtheid van de bebouwing af. Daarnaast neemt de uitstraling van de gebouwen die er staan ook af. Het plein vormt een punt waar verkeersstromen samenkomen en heeft geen echte herkenbare elementen. Van een echte sense of place kan hier dan ook niet worden gesproken. De authentieke uitstraling van verschillende historische panden op bepaalde plekken in het Mathenesserkwartier levert daarentegen wel een bijdrage aan de sense of place van een gebied. Verschillende respondenten gaven aan de authentieke elementen in het gebied te waarderen. De voorwaarde ‘sense of place’ bestaat ook uit de sociale componenten imago en identiteit. Het imago van het Mathenesserkwartier is nog slecht. Mensen associëren het gebied vooral met onveiligheid. Een gedeelte van de geïnterviewde creatieve ondernemers geeft echter wel aan vertrouwen te hebben in de toekomst. Zij verwachten dat dit imago op een gegeven moment zal
122
veranderen. Bij een succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries wordt toch een soort culturele naam van een gebied verwacht. Daarbij gaat het niet om een gevestigde culturele naam. Het Mathenesserkwartier heeft geen culturele naam. Het gebied wordt wel omgeven door verschillende gebieden die wel een (gevestigde) culturele reputatie hebben, zoals de Van Nelle fabriek, het Lloydkwartier, de Vierhavens en Historisch Delfshaven. De nabijheid van deze ‘gevestigde’ creatieve plekken zou een motor kunnen vormen voor de imagoverbetering van het gebied. In hoeverre dit mogelijk is zonder een duidelijke verbinding tussen deze gebieden en de directe omgeving is onduidelijk.
De sense of place kan opgedeeld worden naar een gebied in het Mathenesserkwartier waar dit niet opgaat en een gebied waar dit grotendeels wel opgaat. In het gebied direct rondom het Marconiplein ontbreekt een sense of place. De verschillende elementen in het landschap roepen vooral gevoelens van anonimiteit op. In het gebied naar de bruggen toe, van het Marconiplein af, kan er meer gesproken worden van een sense of place. De gebouwde omgeving is netjes en heeft op verschillende plekken een authentieke uitstraling. Een goed imago van het Mathenesserkwartier ontbreekt echter. Dit draagt niet bij aan een goede sense of place. Ondanks dit slechte imago hebben de geïnterviewde creatieve ondernemers gekozen voor het gebied. Dit speelde vaak geen rol en een gedeelte gaf aan dat ze vertrouwen hebben in de toekomst. De ligging tussen andere plekken in die een creatieve naam hebben kan van invloed zijn op het imago van de wijk, ook als creatieve plek.
Om te voldoen aan het plaatje van een succesvol broedplaatsmilieu moet een gebied over een combinatie van de verschillende ruimtelijke en sociale voorwaarden beschikken. In het bovenstaande zijn de voorwaarden afzonderlijk behandelt, waarmee er nu tot de beantwoording van de hoofdvraag kan worden overgegaan: “In hoeverre is het Mathenesserkwartier een succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries?” Het Mathenesserkwartier kan geen succesvol broedplaatsmilieu worden genoemd, maar het beschikt wel over verschillende componenten van voorwaarden die de potentie van het gebied als succesvol broedplaatsmilieu vergroten. De woningvoorraad vormt op verschillende manieren een sterk element in het landschap. Enerzijds is de woningvoorraad divers qua bouwjaren en is de woningvoorraad relatief goedkoop. Een lage huur- en koopprijs draagt bij aan de laagdrempeligheid van het gebied voor ‘new men’, startende creatieve ondernemers, (nog) niet gevestigde creatieve ondernemers en kleine creatieve ondernemingen. Anderzijds geeft de aanwezigheid van verschillende soorten historische bebouwing verschillende plekken in het
123
Mathenesserkwartier een authentieke uitstraling. Dit draagt bij aan de sense of place van het gebied. Voor het gebied direct om het Marconiplein heen gaat dit echter niet op. Deze plek heeft een anonieme uitstraling qua bebouwing. Een sense of place is hier ver te zoeken. De nabijheid van verschillende plekken die bekend staan om de aanwezigheid van creatieve ondernemingen kan een positieve invloed hebben op de plek die het Mathenesserkwartier in de toekomst op creatief gebied zou kunnen innemen. Het slechte imago staat het gebied nu in de weg. Opvallend is het vertrouwen van verschillende geïnterviewde creatieve ondernemers in de toekomst. Het gebied heeft ook te maken met een groep zichtbare creatieve ondernemers die de potentie van het gebied inzien en het gebied naar een hoger niveau willen tillen. Dit wordt ook vanuit verschillende publieke- semi-publieke- en private partijen, die betrokken zijn bij de herstructurering, gestimuleerd. In de nabije toekomst wordt er door één van de creatieve ondernemers bijvoorbeeld een horecagelegenheid geopend. Op dit moment is de horeca in het gebied erg eenzijdig. Third places die aantrekkelijk worden geacht door creatievelingen ontbreken en het nachtleven bestaat voornamelijk uit de bestaande eenzijdige horeca.
Het Mathenesserkwartier is geen succesvol broedplaatsmilieu, maar heeft wel de potentie tot het worden van een succesvol broedplaatsmilieu. Er zijn een aantal componenten van voorwaarden in het gebied aanwezig die deze potentie concreet beïnvloeden. Het gaat daarbij voornamelijk om ruimtelijke voorwaarden. De aanwezige diverse en relatief goedkope woningvoorraad is daar een belangrijk onderdeel van. Het historische deel van de woningvoorraad draagt daarnaast bij aan de authentieke uitstraling van het gebied. De sociale voorwaarden zijn voor een groot deel afwezig in het Mathenesserkwartier. Een aantal van de afwezige componenten in het gebied, hebben echter wel de potentie om zich verder te ontwikkelen tot elementen die een bijdrage leveren aan de broedplaatsfunctie van het milieu in het Mathenesserkwartier. Dit geldt onder andere voor het imago van het gebied. Op dit moment is het imago van het gebied negatief. De nabijheid van gebieden met een (gevestigde) creatieve naam kan een spin-off vormen voor de verbetering van het imago van het gebied. Het vertrouwen van een aantal respondenten in de toekomst van het gebied als creatieve plek vormt in ieder geval een begin. De bereidheid van verschillende respondenten om samen te werken met andere creatieve ondernemers in het gebied kan op den duur bijdragen aan de ontwikkeling van een sterker lokaal creatief netwerk. Het gebied moet zich nog verder zien te ontwikkelen op creatief gebied. Daarbij is het de vraag of de voedingsbodem sterk genoeg is om verdere bloei te stimuleren.
124
Het Mathenesserkwartier is nu nog geen succesvol broedplaatsmilieu, maar heeft de potentie om in de toekomst een rol te spelen als succesvol broedplaatsmilieu voor de cultural industries in Rotterdam.
125
_________________
Literatuurlijst •
Aalst, I. en Beunderman, J. (2004), Conceptueel simplisme en elitaire selectiviteit. Agora, vol.20, no.1, pp.34-36.
•
Adviesrapport Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (2005), Rotterdam Mediastad. Erasmus Universiteit Rotterdam: Projectgroep Face2face.
•
Arnoldus, M. (2004), A Discovery of Creative Talent in the Margins of Urban Development. Built Environment, vol. 30, no.3, pp.204-211.
•
Banks, M., Lovatt, A., O’Connor, J. and Raffo, C. (2000), Risk and trust in the cultural industries. Geoforum, vol.31, no. 4, pp.453-464.
•
Blondeel, P. (2005), Stad aan de rand. Projectbureau Mathenesserkwartier.
•
Burgers, J (2001), Rotterdam, kleine sociaal-economische geschiedenis van een havenstad. In: Engbersen, G. en Burgers, J., e.a. De verborgen stad. De zeven gezichten van Rotterdam. Amsterdam: Amsterdam University Press, pp.13-27.
•
Burgers, J. en Engbersen, G. (2001), De wrok van Spangen: opkomst en neergang van een arbeidersbuurt. In: Engbersen, G. en Burgers, J., e.a. De verborgen stad. De zeven gezichten van Rotterdam, pp.251-260. Amsterdam: Amsterdam University Press.
•
Burgers, J. en Kloosterman, R. (1996), Dutch Comfort: Post-industrial transition and social exclusion in Spangen, Rotterdam. Area, vol. 28, no.4, pp.433-445.
•
COiD (2005), Startnotitie Creatieve Ondernemerskring. Centrum Ondernemen in Delfshaven.
•
COS Feitenkaart (2002), Inkomensgegevens Rotterdam op deelgemeente- en buurtniveau 2002. 2e uitgebr.dr., 2005.
•
Dicken, P. (2003), Global Shift; reshaping the global economic map in the 21st century. 4th ed., New York: The Guilford Press.
•
dS+V (2003), Wonen in Rotterdam; aanpak tot 2006, koers naar 2017. Gemeente Rotterdam.
126
•
Duren, A. van (1995), De dynamiek van het constante, over de flexibiliteit van de Amsterdamse binnenstad als economische plaats. (Academisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam).
•
Florida, R. (2002), The Rise of the Creative Class and how it’s transforming leisure, community and everyday life. New York: Basic Books.
•
Glamour (2005), Bruisend Berlijn. No. 10. G+J Nederland.
•
Hall, P. (2000), Creative Cities and Economic Development. Urban Studies, vol. 37, no. 4, pp.639-649.
•
Hitters, E. and Richards, G. (2002), The Creation and Management of Cultural Clusters. Creativity and Innovation Management, vol.11, no. 4, pp.234-247.
•
Jacobs, J. (1961), The Death and life of great American cities .New York/Toronto: Random House.
•
Kamp, M. van de (2003), ‘One eye sees, the other feels’. Het locatiekeuzeproces van kleine culturele ondernemingen in Amsterdam en Rotterdam. (Doctoraalscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam).
•
Kloosterman, R.(2002), De stad, de cultuur en het geld; een eerste cijfermatige exercitie rond ‘cultural industries’ in Nederland. Stedebouw en Ruimtelijke Ordening, vol. 83, no.2, pp.26-29.
•
Kloosterman, R. (2004), Recent Employment Trends in the cultural industries in Amsterdam, Rotterdam, The Hague and Utrecht: A First Exploration. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, vol. 95, no.2, pp.243-252.
•
Kloosterman, R. (a, onbekend), Het gemis tussen Eetcafé De Matador en het Hilton Rotterdam. Ongepubliceerd manuscript.
•
Knox, P. and Pinch, S. (2000), Urban Social Geography: an introduction. 4th ed., New York: Prentice Hall.
•
Lavanga M. (2004), Creative industries, cultural quarters and urban development: the case studies of Rotterdam and Milan, Urban management in Europe Vol II: Towards a sustainable development, pp. 1-36. MEMR – The thesis series, Erasmus University Rotterdam.
•
Lemaitre, A.(2004), Hoogopgeleide starters in Rotterdam: te verleiden tot blijven? (Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam).
127
•
Linden, M. van der (2003), Dagboek Mieke van der Linden. In: Dif maakt het verschil, Bookazine, nr. 1, Hg. Rotterdam: Uitgeverij LJ Veen/Fotopersbureau Hollandse Hoogte door Brighter World
•
Lommers, G. (2001), Vrij zijn, Onderzoek naar het effect van broedplaatsenbeleid. Agora, vol.17, no. 5, pp.11-12.
•
Maak het in het Mathenesserkwartier (2006). Fonds voor regionale ontwikkeling van de Europese Comissie, Deelgemeente Delfshaven, Com.Wonen, Projectbureau Mathenesserkwartier.
•
Manshanden, W., Rutten, P., de Bruijn P. en Koops, O (2005), Creatieve Industrie
in Rotterdam. Delft: TNO-rapport. •
Mommaas, H. (2004), Cultural Clusters and the Post-Industrial City: Towards the Remapping of Urban Cultural Policy, Urban Studies, vol.41, no.3, pp.507-532.
•
Montgomery, J. (2003), Cultural Quarters as Mechanisms for urban regeneration. Part 1: Conceptualising Cultural Quarters. Planning, Practice & Research, vol. 18, no.4, pp.293306.
•
Most, S. van der (2005), Filmfestival, noodlebars en skatepark: ‘Jan met de pet blijft welkom in Rotterdam’. ROM, vol.23, no.5, pp.22-23.
•
Ontwikkelingsmaatschappij Stadshavens Rotterdam (2005), Stadshavens Rotterdamverbindt stad en haven. Gemeente Rotterdam en Havenbedrijf Rotterdam N.V.
•
Oomen, E. (2004), ‘Het is hier leuker dan het Kleiwegkwartier’, bewoners Bospolder geloven erin: wie volgt?, Rotterdams Dagblad, 9 juni 2004
•
Overlegdocument Gemeente Rotterdam (2005), Herstructurering Mathenesserkwartier en aanwijzing Wijkontwikkelingsmaatschappij als uitvoeringsinstantie. Gemeente Rotterdam.
•
Projectvoorstel (2003), Bevorderen bedrijvigheid. Versterken bedrijfsleven en stimuleren ondernemerschap. Aanvraagformulier subsidie Projectbureau Mathenesserkwartier.
•
Project Mathenesserkwartier (2002), Plan van aanpak Mathenesserkwartier.
•
Politie (2002), Politie vindt vijftig chinezen in woning Bospolder. Rotterdams Dagblad, 6 mei 2002.
•
Rutten, P., Manshanden, W., Muskens, J. en Koops, O. (2004), De creatieve industrie in Amsterdam en de regio. Delft: TNO-rapport.
•
Scott, A.J (2000), The cultural economy of cities. London/Thousand Oaks/New Delhi: Sage Publications.
128
•
Shadow City, The, Freezones in Brussels and Rotterdam (2004), Rotterdam: Urban Unlimited with o2.consult, MUST Amsterdam, dS+V/OBR Rotterdam and VUB Brussels.
•
Tibboel, T. (2002), Bezem door Grote Visserijstraat, Rotterdams Dagblad,15 maart 2002.
•
Wijn, C. (2002), Stedelijk Broedplaatsenbeleid. Vertrekpunten, instrumenten en perspectieven voor het behoud van een culturele laboratoriumfunctie. Boekmancahier, no. 51, pp.7-20.
•
Zukin, S. (1995), The cultures of cities. Cambridge/Oxford: Blackwell Publishers Inc.
Geraadpleegde Internetbronnen:
www.antennetv.nl/read/movie_item_nieuw/id/31429/Titel/rond-het-mathenesserplein-%231 Film: Rond het Mathenesserplein, nr.1, Rotterdam en de creatieve stad, 15 feb.2006. Geraadpleegd: 12 maart 2006.
www.comwonen.nl Geraadpleegd: 3 januari 2006
www.edbr.nl Geraadpleegd: 10 februari 2006
www.lloydkwartier.nl Geraadpleegd: 10 februari 2006
www.prinsestheater.nl Geraadpleegd: 18 maart 2006
http://rotterdam.buurtmonitor.nl Buurtinformatie Rotterdam Digitaal 2005 (BIRD). Geraadpleegd: 9 december 2005
www.rotterdam.nl/smartsite2055117.dws?Menu=2002963&MainMenu=150163 Bron dS+V, 7 februari 2005. Geraadpleegd: 21 november 2005
www.schiecentrale.nl Geraadpleegd: 10 februari 2006
www.vvv.rotterdam.nl/winkelwandelrouts/WinkelwandelrouteHistorischintiem.asp Geraadpleegd: 18 maart 2006
129
_____________________________________________________
Bijlage 1) Vragenlijst Creatieve ondernemers Vragenlijst Creatieve Ondernemers in het Mathenesserkwartier Persoonlijke kenmerken: - Man/Vrouw - Leeftijd: Algemene kenmerken onderneming: - naam onderneming: - type onderneming:
-
aantal m2: aantal werknemers:
Locatiekeuze: 1. Hoe lang bent u op deze locatie gevestigd?
2. Heeft u hiervoor op (een) andere locatie(s) gezeten? Zo ja, waar was dat?
3. Waarom bent u op deze locatie gevestigd?
4.
Bent u tevreden met deze locatie? Waarom wel/niet?
5. Welke van de volgende factoren speelden een rol bij uw keuze voor vestiging in deze buurt? Geef daarbij aan in hoeverre deze factoren van belang waren bij het maken van de keuze voor deze locatie en waarom. -
Huurpijs:
-
Grootte van de ruimte:
-
Ligging van de buurt t.o.v het stadscentrum:
-
Aanwezigheid ondernemers in gerelateerde sectoren:
-
Culturele klimaat in de directe omgeving:
-
Innovatieve sfeer in de directe omgeving:
130
-
Uitstraling van het gebouw:
-
Imago van de locatie:
-
Stimuleringsbeleid van de gemeente (bv. subsidies):
6. Kunt u nog andere factoren noemen die van invloed zijn geweest op de keuze voor vestiging in deze buurt? Zo ja, welke?
7. Welke van de genoemde factoren zijn voor u het belangrijkst geweest voor uw keuze voor deze locatie? Kunt u aangeven waarom?
8. Welke van de genoemde factoren zijn voor het minst van belang geweest voor uw keuze voor deze locatie? Kunt u aangeven waarom?
Zaken 9a Heeft u contact met andere creatieve ondernemers in de buurt? - ja, zie vraag 9b - nee, zie vraag 9c
9b. Werkt u (wel eens) samen met deze creatieve ondernemers? Zo ja, in welke
9c. Heeft u contact met creatieve ondernemers buiten deze buurt? - ja; waar bevinden deze ondernemers zich? - nee
10. Maakt u voor zaken of privé regelmatig gebruik van deze buurt? (bv. gebruik van cafés in de omgeving) - ja: op welke manier?
-
Nee: waarom niet?
131
vorm?
Herstructurering en veiligheid: 11. Deze buurt is de laatste jaren onderworpen aan grootschalige renovatie/sloop; gedeeltelijk i.v.m onveiligheid: Ervaart u deze buurt als onveilig?
12. Heeft u het idee dat de buurt de laatste jaren is veranderd? Waarom wel/niet?
13. Heeft u de afgelopen jaren een verandering gezien in het aantal creatieve ondernemingen in de buurt?
14. Kunt u tenslotte een kort overzicht van uw CV geven?
132
_______________________________________________________________
Bijlage 2) Creatieve ondernemingen onderzoeksgebied Lijst Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam van creatieve ondernemingen in het onderzoeksgebied in 2004. •
Neems, 2e Schansstraat 142 3025 XR
•
WG Events, A Engelmanstraat 57a 3025 XR
•
Beeldend kunstenaar H. Pons, C. Beenmanstraat 355, 3025 EC
•
DK Milan Media Productions, Spangsekade 32 3027 GJ
•
LM Research +Development, Spanjaardstraat 111 3025 TM
•
Joost mag het weten, Spanjaardstraat 116 3025 TW
•
Prinses Theater, Schiedamseweg 19b 3026 AB
•
Samson Produkt, Schiedamseweg 19c 3026 AB
•
Photo&Design Rotterdam, Gijsinglaan 26, 3026 BA
•
Decorbouw Frank Merchers, Mathenesserdijk 358, 3026 GS
•
Trilobiet, Mathenesserdijk 430 3026 GV
•
Maarten van der Leeden Producties, Mathenesserdijk 97a 3027 BE
•
Finn Stapelkamp, Mathenesserstraat 44 3027 PH
•
HS+Reklame, Mathenesserweg 112a-112b
•
Plasco Concept en Interieur Managment, Mathenesserweg 19A 3027 HD
•
Jeroen Eisinga, Mathenesserweg 201c 3027 HT
•
Van Stof uit de Verf, Mathenesserweg 56a 3026 HD
•
Saskia Hover, Mathenesserweg 60a 3026 HD
•
S v/d Raadt Galerie, Watergeusstraat 115b 3025 HN
•
Diesel Jens, Watergeusstraat 8 3025 HS
•
Tekenbureau Dijkmans, Zoutziederstraat 111 3027 PX
133