Tweede Kamer der Staters-Generaal
2
Vergaderjaar 1984-1985
18873
Voordracht ter vervulling van een vacature in de Hoge Raad
Nr. 2
VOORDRACHT Lijst van aanbeveling van zes kandidaten, door de Hoge Raad der Nederlanden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingezonden, ten einde daarop te kunnen acht slaan bij het maken der nominatie voor een raadsheerplaats. 1. Mr.P. Mout, advocaat en procureurte 's-Gravenhage, raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof te 's-Gravenhage. 2. Prof. mr. F. H. J. Mijnssen, hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank te Amsterdam. 3. Mej. mr. I. H. Wildeboer, advocaat en procureur te Rotterdam, raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof te 's-Gravenhage. 4. Mr. P. R. Smits, vice-president van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem. 5. Prof. mr. W. H. Heemskerk, hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. 6. Prof. mr. M. Scheltema, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Groningen.
Ingevolge artikel 86 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie moeten de raadsheren in de Hoge Raad aan een Nederlandse universiteit of hogeschool in de zin van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs hebben verkregen: hetzij de graad van doctor in de rechtswetenschap, hetzij de graad van doctor in de rechtsgeleerdheid of de hoedanigheid van meester in de rechten, mits deze graad of deze hoedanigheid verkregen is op grond van het afleggen van een examen in het Nederlands burgerlijke en handelsrecht en strafrecht, alsmede in een van de volgende drie vakken; het Nederlands staatsrecht, administratief recht of belastingrecht. Een stembriefje, dat de naam vermeldt van iemand die aan deze vereisten niet voldoet is ongeldig
Toelichting De vacature is ontstaan door de uitbreiding van de Ie Kamer (civiele kamer) van de Hoge Raad. Deze uitbreiding is noodzakelijk geworden, mede door de werkzaamheden van mr. W. Snijders ten behoeve van het nieuw BW.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18873, nrs. 1-2
BIJLAGE
De voorgedragen personen 1. Mr. P. M o u t Mr. M o u t (geboren in 1930) bracht zijn jeugd door in Indonesië. In 1948 behaalde hij in Den Haag het HBS-b-diploma en het jaar daarna het «Londens diploma» g y m n a s i u m bèta. Na zijn studie Nederlands recht van 1948 tot 1953 aan de Rijksuniversiteit te Leiden vestigde hij zich in 1953 als advocaat en procureur te Den Haag, welk beroep nog steeds door hem w o r d t uitgeoefend. Hoewel mr. Mout zich regelmatig bezighoudt met civiele zaken ligt het accent op de strafpraktijk, in het bijzonder de strafcassatiepraktijk. Mr. M o u t was van 1970 tot 1974 lid van de Raad van Toezicht van de Haagse Orde van Advocaten. Hij is plaatsvervangend lid van het Hof van Discipline en was voorzitter van de Adviescommissie Strafrecht van de A l g e m e n e Raad van de Orde van Advocaten. Mr. Mout was vele jaren plaatsvervangend kantonrechter te Alphen aan den Rijn en te Den Haag. Sedert 1977 is hij plaatsvervangend raadsheer in het Gerechtshof te Den Haag. Mr. M o u t is van 1969-1983 secretaris geweest van het Centraal Medisch Tuchtcollege en van 1968-1984 van een Afdelingsraad van de Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde. Thans is hij nog secretaris van de drie Commissies van Beroep van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst welke commissies in laatste aanleg oordelen over inschrijving in de registers en opleiding van medische specialisten, huisartsen en sociaal geneeskundigen. Mr. M o u t was lid van de staatscommissie partiële herziening strafvordering (Commissie Duk), lid van de Staatscommissie Euthanasie, en lid van de Centrale Raad van Advies voor het gevangeniswezen, de psychopatenzorg en de reclassering (als bedoeld in art. 2 Beginselenwet Gevangeniswezen). Voorts was hij in 1983/1984 voorzitter van de Nederlandse Juristen Vereniging. Ook is hij lid van de Vereniging tot vergelijking van het recht van België en Nederland. Hij heeft colleges gegeven over tuchtrecht en over strafcassatie aan de Rijksuniversiteit te Leiden en aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam. In het kader van PAO-cursussen heeft hij lezingen gehouden aan respectievelijk de Vrije Universiteit te A m s t e r d a m en de RK Universiteit te Nijmegen. Mr. Mout heeft in 1978 een praeadvies uitgebracht voor de Nederlandse Juristen Vereniging over «Bescherming van het individu tegen ongefundeerde aantijgingen in massamedia». Van zijn hand is het hoofdstuk over strafcassatie in de losbladige Samson-uitgave «Advocaten en praktijk». Voorts zijn in het rechtsgeleerd magazijn Themis enkele besprekingen van mr. M o u t verschenen. 2. Prof. mr. F. H. J . Mijnssen Mr. Mijnssen (geboren in 1933) was van 1 november 1962 tot 1 mei 1964 wetenschappelijk assistent voor burgerlijk recht aan de Universiteit van A m s t e r d a m . Van 1 mei 1964 tot 1 september 1974 was hij advocaat te A m s t e r d a m en van 1 september 1969 tot 1 september 1971 tevens docent met leeropdracht voor burgerlijk en handelsrecht aan de economische faculteit van de Rijksuniversiteit te Groningen. Van 1 september 1974 tot 1 januari 1977 was hij rechter in de Arrondissementsrechtbank te A m s t e r d a m . Van 1 januari 1977 tot 1 juni 1983 was hij buitengewoon hoogleraar en sedert 1 juni 1983 hoogleraar in het privaatrecht aan de Vrije Universiteit. Naast een aantal artikelen in juridische tijdschriften, publiceerde mr. Mijnssen de volgende w e r k e n : Regresrecht van de schadeverzekeraar (1970); Fouten van hulppersonen in contractuele en pre-contractuele v e r h o u d i n g e n (1978); bewerking van H. J . Scheltema's A l g e m e e n deel van het schadeverzekeringsrecht (1978); de rekeningcourantverhouding (1978) en Causale en abstracte rechtshandelingen (intreerede VU 1979).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18873, nrs. 1-2
4
Wat de maatschappelijke activiteiten van mr. Mijnssen betreft kan worden vermeld dat hij in de zestiger jaren enige jaren lid is geweest van het bestuur van de stichting Oude Zijds 100 (de stichting stelde zich ten doel restauratie van woningen in de oude binnenstad van Amsterdam ten behoeve van sociaal zwakkeren). Van 1970 tot 1977 was hij bestuurslid van de Christelijke Schoolvereniging Amsterdam-Zuid, welke vereniging de Hildebrandschool (lager onderwijs) in stand houdt. Van 1965 tot 1972 was hij plaatsvervangend secretaris van het medisch tuchtcollege te Amsterdam. Sedert 1971 is hij lid van het bestuur van de Nederlandse vereniging tegen vallende ziekte en van haar ziekenhuis, de Alexander van der Leeuwkliniek te Amsterdam. Voorts was hij lid van de inmiddels opgeheven Stuurgroep van de Interim stichting verenigde ziekenhuizen te Amsterdam (doel van die stichting was de voorbereiding van een fusie van het Prinsengracht Ziekenhuis, de Boerhave Kliniek, de Jan van Goyen Kliniek en de Alexander van der Leeuwkliniek). Op grond van zijn belangstelling voor rechtshulpverlening is mr. Mijnssen benoemd tot voorzitter van de vakgroep Rechtshulp VU (integratie van rechtshulp-verlening door studenten in het onderwijs). Sedert medio 1983 is mr. Mijnssen lid van de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht. Sinds 1 juni 1984 is hij lid van de Raad voor de Raoi-opleiding. 3. Mej. mr. I. H. Wildeboer. Mr. Wildeboer (geboren in 1930) is advocaat en procureur te Rotterdam. In verband met de advocatuur kunnen, naast de dagelijkse werkzaamheden, de volgende activiteiten worden vermeld: Zij was lid van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten van juni 1976 tot november 1980. In 1979/1980 was zij waarnemend deken. Van 1979-1983 was zij lid van de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht. In 1980-1981 was mr. Wildeboer lid van een internationale commissie voor de herziening van het Hulp- en bergingsverdrag en vervolgens van de Nederlandse delegatie op de zeerechtconferentie, die deze herziening heeft behandeld. Sinds 1982 is zij voorzitter van de vaste Commissie voor de bijscholing van de Orde van Advocaten. Ook is zij sedert 1982 raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Buiten de advocatuur was mr. Wildeboer actief in de padvinderswereld, zij was voorzitter van het Nederlands Padvindsters Gilde van 1968 tot 1973 en vice-voorzitter van Scouting Nederland van 1973 tot 1974. Mr. Wildeboer behaalde te Eindhoven in 1947 het diploma HBS-B en in 1949 het diploma Gymnasium B. Daarna studeerde zij Nederlands Recht aan de Rijksuniversiteit te Leiden, waar zij in 1954 het doctoraal examen deed en in november 1964 promoveerde op een proefschrift getiteld: «The Brussels Salvage Convention - lts unifying effect in the Netherlands, Belgium, France, Germany and England». Na haar afstuderen was mr. Wildeboer van 1954 tot 1957 adjunct-secretaris bij de Stichting Pro Civitate Academica Ludguno Batavo te Leiden, en vervolgens van 1957 tot 1960 universitair correspondente van «Het Vaderland». Van 1960 tot heden beoefent zij de advocatuur te Rotterdam op het kantoor van Hoek en Sjollema (thans Van Doorne en Sjollema). Sinds 1963 is zij partner in dit kantoor. Daarnaast was zij van 1970 tot 1980 adjunctsecretaris van de Districtsraden voor resp. Rotterdam, Dordrecht en Zeeland van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst (interne tuchtrechtspraak van de Maatschappij). Van de publikaties van mr. Wildeboer verdient vooral de aandacht haar bijdrage in het aan prof. mr. H. Schadee aangeboden Liber Amicorum «Recht door Zee», getiteld «De zeerecht-consument: een tevreden mens?» (1980) en de tekst van een inleiding getiteld «Naar de afschaffing van het cognossement?», verschenen in «Zeerecht in het licht van Boek 8 Nieuw Burgerlijk Wetboek» (1983).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18873, nrs. 1-2
5
4. Mr. P. R. Smits Mr. Smits (geboren in 1933) behaalde in 1955 in Den Haag zijn eindexamen gymnasium B. In 1960 deed hij met succes het doctoraal examen Nederlands Recht aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Hij bleef tot 1970 verbonden aan de Leidse Universiteit waar hij aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid zich, als wetenschappelijk (hoofd-)medewerker, bezig hield met het burgerlijk recht en het handelsrecht. Ook thans is hij nog als hoofdmedewerker aan de Faculteit verbonden, zij het zonder bezoldiging. In 1969 promoveerde hij aan voornoemde Universiteit op het proefschrift «De externe gebondenheid van het vennootschapsvermogen», waarbij hij het iudicium «cum laude» behaalde. In 1970 werd mr. Smits benoemd tot rechter in de Arrondissementsrechtbank te Arnhem. In 1975 volgde zijn benoeming tot vice-president. Sedert 1969 was hij reeds aan de Arnhemse rechtbank verbonden als rechter-plaatsvervanger. Mr. Smits is medewerker aan de Nederlandse Jurisprudentie, secretaris van de afdeling Rechtspraak van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en bestuurslid van de Stichting ten behoeve van de Culturele en Maatschappelijke beschikkingen te Amsterdam en van de Jeekelstichting te Arnhem. Mr. Smits is ook lid van het bestuur van de «Vrienden van Kasteel Doorwerth» te Oosterbeek. 5. Prof. mr. W. H. Heemskerk Mr. Heemskerk (geboren in 1935) is in 1953, na het behalen van het einddiploma Gymnasium A, Nederlands Recht gaan studeren aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, waar hij in 1959 met succes doctoraal examen deed. Nadat hij van 1959-1961 zijn militaire dienstplicht had vervuld, was mr. Heemskerk van 1961 tot 1964 advocaat en procureur te Leiden. Hij voltooide er zijn advocatenstage. Vanaf 1982 volgde hij er aan de Rijksuniversiteit tegelijkertijd een loopbaan in het wetenschappelijk onderwijs. Hij begon in 1962 als assistent burgerlijk procesrecht en verliet eind 1970 de Leidse Universiteit als wetenschappelijk hoofdmedewerker om van 1971 tot 1974 lector te worden in het burgerlijk recht, handelsrecht en burgerlijk procesrecht, eerst aan de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, en vanaf februari 1973 aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Intussen promoveerde mr. Heemskerk in 1972 cum laude tot doctor in de rechtsgeleerdheid op een proefschrift «De eis in reconventie» aan de Rijksuniversiteit te Leiden, promotor was professor mr. W. L. Haardt. De dissertatie werd bekroond met de Kluwerprijs voor de Maatschappijwetenschappen. Vanaf 1974 is mr. Heemskerk hoogleraar privaatrecht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Zijn inaugurele rede was gewijs aan «Vorderingsrecht en rechtsvordering». Sedert 1978 is hij lid van de Staatscommissie voor de Nederlandse burgerlijke wetgeving, subcommissie burgerlijke rechtsvordering. Voorts is hij sedert 1982 voorzitter van het College van Beroep voor de examens Vrije Universiteit. Als annotator van de Nederlandse Jurisprudentie voor burgerlijk procesrechten bewijsrecht heeft mr. Heemskerk van 1976 tot 1983 ca 170 annotaties het licht doen zien. Naast andere publikaties heeft hij in de periode 1967 t/m 1982 de 9e t/m 13e druk van de «Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht» bewerkt en herschreven. 6. Prof. mr. M. Scheltema Prof. Scheltema (geboren in 1939) bracht zijn eerste levensjaren door in Den Haag. In 1946 verhuisde hij naar Groningen waar hij in 1957 slaagde voor het eindexamen gymnasium. Vervolgens studeerde prof. Scheltema van 1957 tot 1964 Nederlands recht in Leiden. In deze periode was hij in 1961-1962 voorzitter van de gezamenlijke studentenfaculteiten, terwijl hij in 1962-1964 student-assistent
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18873, nrs. 1-2
6
Romeins recht was. Zijn studie in Nederland werd gevolgd door een studie in 1964-1965 aan de Harvard Law School. De daarop volgende jaren, te weten van 1965- 1972 werkte prof. Scheltema op het Ministerie van Justitie mee aan de voorbereiding van wetgeving, eerst op het terrein van het publiekrecht, daarna op dat van het nieuw BW. Het laatste jaar van zijn departementale werkzaamheden was prof. Scheltema hoofd van de stafafdeling nieuw BW. Gedurende deze periode werd hij, in 1967, algemeen secretaris van de Staatscommissie voor de Nederlandse Burgerlijke wetgeving. Deze functie heeft hij vervuld tot 1973. Daarnaast was prof. Scheltema van 1972-1976 lid-secretaris van de Staatscommissie Bescherming persoonlijke levenssfeer in verband met persoonsregistratie, de Commissie-Koopmans. In 1972 begon prof. Scheltema zijn werkzaamheden als hoogleraar bestuursrecht te Groningen. Dit ambt vervulde hij tot 1981, toen hij Staatssecretaris van Justitie werd, en van 1983 tot op heden. Tijdens de eerste periode van zijn hoogleraarschap was prof. Scheltema lid van enkele landelijke adviesorganen, zoals de Raad voor de Territoriale Decentralisatie. Van 1979-1981 was hij lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Ook was hij bestuurslid van het gezondheidscentrum Beium. Ervaring met rechtspraak deed prof. Scheltema op van 1975-1981 als lid van het ambtenarengerecht te Groningen en van 1976-1981 als raadsheerplaatsvervanger in het Gerechtshof te Leeuwarden. Prof. Scheltema is lid van de Sociaal-wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Akademie en lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Sedert 1983 is prof. Scheltema Regeringscommissaris voor de Algemene regels van bestuursrecht. Enkele van zijn belangrijkste publikaties zijn: Zelfstandige bestuursorganen, rede Groningen, 1974; Rechtsverwerking in het administratieve recht, preadvies Vereniging voor Administratief recht, 1975; Dient wijziging te worden gebracht in het proces van wetgeving?, preadvies Nederlandse Juristen Vereniging, 1979. Administratieve Rechtsgangen, handboek tezamen met anderen. Vaste annotator staats- en bestuursrecht in de Nederlandse Jurisprudentie. 's-Gravenhage, 18 februari 1985
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18873, nrs. 1-2
7