Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1979-1980
15 637
Casinospelen
Nr. 2
BRIEF V A N DE STAATSSECRETARIS V A N ECONOMISCHE ZAKEN
Het vroegere stuk is gedrukt in de zitting 1978-1979
Aan de heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 9 januari 1980 Op 7 december 1979 heb ik u mede namens m i j n a m b t g e n o t e van Justitie het a n t w o o r d doen t o e k o m e n op de vragen van het lid van u w Kamer de heer Van A m e l s v o o r t , inzake het bovenvermelde o n d e r w e r p . Daarbij heb ik in de eerste plaats medegedeeld, dat de Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen, overeenkomstig het voorstel van mijn gen o e m d e ambtgenote en van m i j , in haar bestuur heeft o p g e n o m e n als nieuw e leden, mr. Th. van der Meer, A. Stouthandel en mr. C. J. de Vriese. Voorts heb ik daarbij medegedeeld, dat besloten was de wenselijk geachte wijziging van de statuten dezer stichting d o o r te voeren in t w e e fasen, waarbij de eerste fase hoofdzakelijk betrekking zou hebben o p de samenstelling v a n het stichtingsbestuur en o p de b e n o e m i n g en het ontslag d o o r de Ministers van Justitie en van Economische Zaken van de voorzitter en de overige leden van het bestuur. In v e r v o l g op het bovenstaande deel ik u, c o n f o r m m i j n gedane toezegg i n g , thans mede, dat bedoelde eerste fase van de statutenwijziging op 14 december j l . verleden is en dat v o o r t s de nog niet tevoren afgetreden leden waaronder de voorzitter - van het bestuur der stichting, met inbegrip v a n de 3 b o v e n g e n o e m d e nieuwe bestuursleden, per 1 januari 1980 hun m a n d a a t ter beschikking hebben gesteld. Aansluitend hierop hebben m i j n m e e r g e n o e m d e a m b t g e n o t e van Justitie en ik onder toepassing van de betreffende bepaling uit de nieuwe statuten met ingang van 1 januari 1980 b e n o e m d tot voorzitter drs. P. Boender, o u d lid van de Directieraad van de Nederlandse S p o o r w e g e n en tot leden de reeds g e n o e m d e heren - mr. Th. van der Meer, directeur RAI-gebouw BV. - A. Stouthandel, oud-voorzitter van de raad van bestuur van de Nederlandse Accountants Maatschap. - mr. C. J . de Vriese, algemeen directeur van de Koninklijke Nederlandse Jaarbeurs. Van de betreffende brief van 27 december 1979 doe ik u hierbij een afschrift t o e k o m e n . Voorts doe ik u als bijlage toekomen het door de Raad v o o r de Casinospelen uitgebrachte advies over de jaarrekening 1978 van de
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 637, nr. 2
1
stichting, alsmede een afschrift van mijn brief van 4 januari 1980 aan de stichting waarin deze jaarrekening wordt goedgekeurd. Aan het bovenstaande voeg ik tot slot toe, dat op zeer korte termijn overgegaan zal worden tot de benoeming van een vijfde bestuurslid. De Staatssecretaris van Economische Zaken, Th. M. Hazekamp
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 637, nr. 2
2
Bijlagen
MINISTERIE V A N ECONOMISCHE ZAKEN Het bestuur van de Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland 's-Gravenhage, 27 december 1979 O n d e r w e r p : Benoemingen in u w bestuur Met m i j n brief van 7 december 1979 heb ik u w bestuur mede namens mijn a m b t g e n o t e van Justitie bericht, dat met de door u voorgestelde wijzigingen in eerste fase van de statuten van u w stichting kan w o r d e n ingestemd v o o r zover althans uwerzijds met het in bedoelde brief gestelde rekening w o r d t gehouden. Aangezien deze statutenwijziging c o n f o r m de gestelde v o o r w a a r d e n op 14 december verleden is en voorts u w bestuur met ingang van 1 januari 1980 zijn mandaat ter beschikking heeft gesteld, zullen met toepassing van artikel 5, lid 2, van u w statuten de voorzitter en de leden van het bestuur v a n af g e n o e m d e d a t u m door de Ministers van Justitie en van Economische Zaken w o r d e n b e n o e m d , de Raad v o o r de Casinospelen en u w bestuur gehoord. Op g r o n d daarvan deel ik u m e d e , dat m i j n a m b t g e n o t e van Justitie en ik, gelezen het advies van de raad van 19 december 1979 en gezien de reeds gegeven i n s t e m m i n g van betrokkenen o m in het stichtingsbestuur te w o r d e n o p g e n o m e n , met ingang van 1 januari 1980 hebben b e n o e m d tot voorzitter van u w bestuur drs. P. Boender en tot lid van u w bestuur mr. Th. van der Meer, A. Stouthandel en mr. C. J . de Vriese. Aan het voorgaande voeg ik toe, dat o p zeer korte t e r m i j n zal w o r d e n overgegaan tot de b e n o e m i n g van een vijfde bestuurslid ten einde daarmede ten minste de in artikel 5, lid 1, van de statuten g e n o e m d e getalsterkte te bereiken. Overeenkomstig de door de Staatssecretaris van Economische Zaken, T h . M. Hazekamp, geparafeerde m i n u t e : De directeur-generaal van Handel, A m b a c h t en Diensten, W. A. van de Garde
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 637, nr. 2
3
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Het bestuur van de Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland 's-Gravenhage, 4 januari 1980 Onderwerp: Jaarrekening 1978 Overeenkomstig het gestelde in artikel 31 van de Organisatiebeschikking casinospelen hebt u uw jaarverslag ter goedkeuring door mijn ambtgenote van Justitie en mij voor advies aan de Raad voor de Casinospelen voorgelegd. Mede namens mijn ambtgenote van Justitie en conform het advies van de raad deel ik u het volgende mede. De belangstelling voor casino's bleef ook in 1978 groot. Een bezoekersaantal van bijna 700 000 en een bruto spelresultaat van ruim f 52 min. is aanzienlijk en kon alleen gerealiseerd worden dankzij een grote inzet van u en uw personeel. Uw externe accountant stelt in zijn verklaring geen oordeel te hebben over de getrouwheid van de jaarrekening 1978 als geheel wegens onzekerheid omtrent de hoogte van de post kansspelbelasting in deze jaarrekening. In het eerste jaarverslag werd de post kansspelbelasting opgenomen overeenkomstig de regeling van het aangekondigde ontwerp van wet met betrekking tot de heffing van kansspelbelasting voor casinospelen. Met het oog echter op de onzekerheid ten aanzien van de totstandkoming van deze regeling en de onzekerheid ten aanzien van de invordering van de op het tijdstip van de eventuele inwerkingtreding van de nieuwe regeling verschuldigde kansspelbelasting, meen ik dat in de jaarrekening 1978 terecht de kansspelbelasting op basis van de thans geldende Wet op de kansspelbelasting is opgenomen. Het onthouden van een verklaring over de jaarrekening wordt uitsluitend veroorzaakt door de post kansspelbelasting. Dit betekent dat de andere posten door uw externe accountant aanvaardbaar geacht worden. De hoofdgroepen van de exploitatielasten zijn voor het merendeel onder de goedgekeurde begrote lasten gebleven. Overschrijdingen vonden plaats van de posten horeca, sociale lasten, öspag en gemeentelijke belastingen. Met betrekking tot deze overschrijding kan worden opgemerkt dat voor wat betreft de post horeca deze betrekking heeft op een hogere afschrijvingslast dan begroot werd en voor wat betreft de post sociale lasten deze betrekking heeft op de toegepaste kostenaftrekregelingen. Onderstaand wordt op de toegepaste kostenaftrekregelingen verder ingegaan. De posten öspag en gemeentelijke belastingen worden bepaald door het spelresultaat respectievelijk het aantal bezoekers. Deze begrotingsoverschrijdingen zijn verklaarbaar. De Organisatiebeschikking casinospelen geeft aan dat er per casino een jaarrekening moet worden opgesteld. Dit houdt mede in dat er per casino een balans dient te zijn. Deze ontbreken echter. Hoewel in het jaarverslag gedetailleerde informatie over de afzonderlijke vestigingen gegeven wordt, ben ik van oordeel dat in volgende jaarverslagen de balansen van de afzonderlijke vestigingen niet mogen ontbreken. Voorts stel ik u voor in de toekomst in de balans ook aangegane verplichtingen middels een voetnoot op te nemen. Gedoeld wordt hier op de voor het casino Scheveningen aangegane verplichtingen ad f 1,9 min. In het gestelde in de toelichting op het jaarverslag met betrekking tot de invoering van de 30%-regeling wordt gesuggereerd dat binnen de geldende voorschriften gehandeld is. De raad heeft naar aanleiding van een destijds ingesteld onderzoek naar de invoering van de 30%-kostenaftrekregeling in een advies aan u dd. 23 mei 1979 de invoering van deze regeling omschreven als eigenmachtig handelen. Het gestelde in het jaarverslag 1978 met betrekking tot de toegepaste kostenaftrekregeling is onvolledig en geeft geen juist beeld van de situatie. Kortheidshalve volsta ik hier met een verwijzing naar bovengenoemd advies. Inzake de post bijzondere lasten welke goeddeels betrekking heeft op de toepassing van de aftrekregelingen aanvaard ik,
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 637, nr. 2
4
dat de niet te verhalen kosten ten laste van de exploitatierekening worden gebracht. Daarbij ga ik ervan uit dat u al het mogelijke doet om deze kosten tot een minimum te beperken. Artikel 28 van de Organisatiebeschikking casinospelen schrijft voor dat alvorens de netto-opbrengst van de gezamenlijke speelcasino's wordt vastgesteld ten behoeve van de continuïteit van de exploitatie een voorziening getroffen wordt. Door de onzekerheid omtrent de hoogte van de kansspelbelasting kan evenwel de netto-opbrengst niet vastgesteld worden. Door u is terecht voor 1979 geen voorstel tot het treffen vaneen verdere voorziening gedaan, maar is de in 1977 voorgestelde maar nog niet goedgekeurde voorziening ad f 5 000 000 wel in de balans voor 1978 opgenomen. Hiermede kan ik akkoord gaan. Uw jaarrekening 1978 wordt door mij goedgekeurd met uitzondering van de post kansspelbelasting. Derhalve stel ik ook de netto-opbrengst niet vast. De vaststelling van deze post zal plaatsvinden na de parlementaire behandeling van het ingediende voorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelbelasting. De Staatssecretaris van Economische Zaken, Th. M. Hazekamp
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 637, nr. 2
5
Advies van de Raad voor de Casinospelen met betrekking tot het jaarverslag 1978 van de Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland Overeenkomstig het gestelde in artikel 31 van de Organisatiebeschikking casinospelen heeft de Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland haar jaarverslag 1978, i n h o u d e n d e jaarrekening, aan de Raad v o o r d e Casinospelen v o o r g e l e g d ter goedkeuring d o o r de Staatssecretarissen van Economische Zaken en Justitie. De belangstelling v o o r casino's bleef ook in 1978 groot. Een bezoekersaantal van bijna 700 000 en een bruto spelresultaat van ruim f 52 m i n . is aanzienlijk en kon alleen gerealiseerd w o r d e n dankzij een grote inzet van de stichting en haar personeel. In zijn advies over de eerste jaarrekening welke betrekking had op de periode 1 oktober 1976-31 december 1977 stelde de raad dat een referentiekader v o o r de b e o o r d e l i n g van de resultaten volledig ontbrak. Hoewel i n m i d dels meer gegevens ter beschikking staan o m tot een bredere b e o o r d e l i n g te kunnen k o m e n , kan nog geen vergelijkend oordeel gegeven w o r d e n met andere organisaties. Het leggen van contacten met vergelijkbare organisaties in het buitenland o m tot een uitwisseling van gegevens te k o m e n , heeft de a a n d a c h t v a n de raad. De externe accountant van de stichting stelt in zijn verklaring geen oordeel te hebben over de g e t r o u w h e i d van de jaarrekening 1978 als geheel w e g e n s onzekerheid o m t r e n t de hoogte van de post kansspelbelasting in deze jaarrekening. In het eerste jaarverslag w e r d de post kansspelbelasting o p g e n o m e n o v e r e e n k o m s t i g de regeling van het aangekondigde o n t w e r p van w e t met betrekking t o t de heffing van kansspelbelasting voor casinospelen. Met het o o g echter op de onzekerheid ten aanzien van de t o t s t a n d k o m i n g van deze regeling en de onzekerheid ten aanzien van de i n v o r d e r i n g van de o p het tijdstip van de eventuele inwerkingtreding van de nieuwe regeling verschuldigde kansspelbelasting, meent de raad dat in de jaarrekening 1978 terecht de kansspelbelasting op basis van de thans geldende Wet op de kansspelbelasting is o p g e n o m e n . Het o n t h o u d e n van een verklaring over de jaarrekening w o r d t uitsluitend veroorzaakt door de post kansspelbelasting. Dit betekent dat de andere posten door de externe accountant aanvaardbaar geacht w o r d e n . De h o o f d g r o e p e n van de exploitatielasten zijn v o o r het merendeel onder de goedgekeurde begrote lasten gebleven. Overschrijdingen v o n d e n plaats van de posten horeca, sociale lasten, Ospag en gemeentelijke belastingen. Met betrekking t o t deze overschrijdingen kan w o r d e n opgemerkt dat v o o r w a t betreft de post horeca deze betrekking heeft op een hogere afschrijvingslast dan b e g r o o t w e r d en v o o r w a t betreft de post sociale lasten deze betrekking heeft o p de toegepaste kostenaftrekregelingen. Onderstaand w o r d t op de toegepaste kostenaftrekregelingen verder ingegaan. De posten Ospag en gemeentelijke belastingen w o r d e n bepaald door het spelresultaat respectievelijk het aantal bezoekers. De raad meent dat deze begrotingsoverschrijdingen verklaarbaar zijn. De Organisatiebeschikking casinospelen geeft aan dat er per casino een jaarrekening m o e t w o r d e n opgesteld. Dit h o u d t mede in dat er per casino een balans dient te zijn. Deze ontbreken echter. Hoewel in het jaarverslag gedetailleerde i n f o r m a t i e over de afzonderlijke vestigingen gegeven w o r d t , meent de raad dat in v o l g e n d e jaarverslagen de balansen van de afzonderlijke vestigingen niet m o g e n ontbreken. Voorts w o r d t v o o r g e s t e l d dat in de t o e k o m s t in de balans ook aangegane verplichtingen m i d d e l s een v o e t n o o t zullen w o r d e n o p g e n o m e n . Gedoeld w o r d t hier op de v o o r het casino in Scheveningen aangegane verplichtingen ad f 1,9 m i n . In het gestelde in de toelichting op het jaarverslag met betrekking tot de invoering van de 3 0 % - r e g e l i n g w o r d t gesuggereerd dat binnen de geldende voorschriften g e h a n d e l d is. De raad heeft naar aanleiding van een destijds
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 637, nr. 2
6
ingesteld onderzoek n a a r d e invoering van de 30%-kostenaftrekregeling in een advies aan u d d . 23 mei 1979 de invoering v a n deze regeling omschreven als e i g e n m a c h t i g handelen. Het gestelde in het jaarverslag 1978 met betrekking tot de toegepaste kostenaftrekregeling is o n v o l l e d i g en geeft geen juist beeld van de situatie. Kortheidshalve w o r d t hier volstaan met een verw i j z i n g naar b o v e n g e n o e m d advies. Met betrekking t o t de post bijzondere lasten welke goeddeels betrekking heeft op de t o e p a s s i n g van de aftrekregelingen stelt de raad u v o o r de niet te verhalen kosten ten laste v a n de exploitatierekening te aanvaarden. Artikel 28 van de Organisatiebeschikking casinospelen schrijft v o o r dat alv o r e n s de netto-opbrengst van de gezamenlijke speelcasino's w o r d t vastgesteld ten behoeve van de continuïteit van de exploitatie een voorziening getroffen w o r d t . Door de onzekerheid o m t r e n t de h o o g t e v a n de kansspelbelasting kan e v e n w e l de netto-opbrengst niet vastgesteld w o r d e n . De raad stelt u voor dat - evenals v o r i g jaar door u bepaald - ook voor 1978 geen voorziening w o r d t goedgekeurd in afwachting van de definitieve vaststelling van de kansspelbelasting. Door de stichting is v o o r 1978 geen voorstel t o t het treffen van een verdere voorziening g e d a a n , maar is de in 1977 v o o r g e stelde maar nog niet goedgekeurde voorziening ad f 5 000 000 w e l in de balans v o o r 1978 o p g e n o m e n . De raad adviseert u h i e r m e d e akkoord te gaan. Concluderend stelt de raad u v o o r d e jaarrekening 1978 v a n de stichting goed te keuren met uitzondering van de post kansspelbelasting en derhalve ook de netto-opbrengst niet vast te stellen. De vaststelling v a n deze post kan plaatsvinden na de parlementaire behandeling v a n het ingediende voorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelbelasting. 's-Gravenhage, 28 n o v e m b e r 1979
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 637, nr. 2
7