Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
22 894
Preventiebeleid voor de volksgezondheid
Nr. 70
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 27 oktober 2005 Op 27 januari 2005 hebben acht organisaties, het ministerie van OCW en het ministerie van VWS het convenant Overgewicht ondertekend. De partners hebben de afgelopen maanden onder voorzitterschap van oud-Kamerlid Rosenmöller een geïntegreerd actieplan opgesteld. Dit gezamenlijke actieplan «Energie in Balans»1 bied ik u mede namens de staatssecretaris van VWS, hierbij aan. De ondertekenaars hebben de afgelopen maanden onderling en met hun achterban gezocht naar bijdragen in het voorkomen van overgewicht. Dat zoveel uiteenlopende partijen dat intensief samen doen is uniek en bovendien geheel in lijn met nationale2, 3 en internationale4 adviezen en afspraken. De afzonderlijke actieplannen van de partners vormen de basis voor het geïntegreerde plan dat nu voorligt. Het actieplan werkt de in het convenant gestelde doelen uit: het percentage volwassenen met overgewicht moet gelijk blijven en het percentage jeugdigen met overgewicht moet dalen. Dit kan alleen wanneer mensen voor een gezonde leefstijl kiezen. Het actieplan wil een individu «op ieder moment van de dag» en «op elk moment van zijn leven» daartoe stimuleren en daarbij helpen. De partners van het convenant zijn met elkaar verantwoordelijk voor het behalen van de doelstellingen en het aanbieden van een gezondere omgeving zodat mensen ook voor «gezond» kunnen kiezen.
1
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. 2 Gezondheidsraad. Overgewicht en Obesitas. Den Haag: Gezondheidsraad, 2003; publicatie nr 2003/07. Cijfers hebben betrekking op peiljaar 1997. 3 RVZ. Gezondheid en gedrag. Raad voor de Volksgezondheid & Zorg, Zoetermeer 2002, publicatienummer 02/14. 4 World Health Organization, may 2004. Global Strategy on Diet, Physical Activity and Health. www.who.int.
KST91061 0506tkkst22894-70 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Actieplan basis voor verdere stappen Dit actieplan is een hele stap voorwaarts en tegelijkertijd de basis voor verdere stappen. Ofwel, het glas is halfvol. Het is duidelijk dat meer acties en meer (nieuwe) partners nodig zijn om onze ambitie te realiseren. Het actieplan is tegelijkertijd het startschot voor een steeds groter wordend palet aan acties. Het convenant moet een aanjager worden van acties, maar ook de plek waar kennis en ervaring
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 22 894, nr. 70
1
over het onderwerp gebundeld worden. Dus zoeken we als partners actief naar nieuwe bondgenoten en nodigen we organisaties die de doelstelling mee willen helpen realiseren (van harte) uit zich te melden bij het convenantbureau. De voorgenomen acties moeten ook daadwerkelijk gewaarborgd en uitgevoerd worden. De stuurgroep convenant Overgewicht ziet daarop toe. We willen met elkaar de negatieve trend in 2010 gekeerd hebben: minder overgewicht bij jongeren en geen stijging meer bij ouderen. Het convenant Overgewicht blijft dan ook van kracht tot 2010. Overgewicht is een heel actueel en tegelijkertijd ingewikkeld probleem dat sterk samenhangt met de wijze waarop onze maatschappij is ingericht en functioneert. De aanpak is een zaak van de lange adem. Lang niet altijd is wetenschappelijk te bewijzen welke maatregelen effectief zijn. Daarom kiezen wij nu voor acties op basis van gezond verstand. De gestarte acties worden wel zorgvuldig op hun effecten beoordeeld. Hierdoor ontstaat de komende vijf (tot tien) jaar een overzicht van al dan niet effectieve maatregelen. De urgentie van het probleem staat buiten kijf. De energie om er iets aan te doen is gemobiliseerd. Een brede maatschappelijke beweging is gestart. Het actieplan is niet in beton gegoten. Met de tijd zal steeds duidelijker worden hoe mensen en middelen het best gebruikt kunnen worden. Tot die tijd gaan we door op de ingeslagen weg. Het convenant en het actieplan zijn een zaak van bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de overheid gezamenlijk. De acties passen tegelijkertijd in het brede VWS-beleid om overgewicht tegen te gaan. Het convenant Overgewicht en het recent aangekondigde Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (uit de sportnota «Tijd voor sport») vullen onze verantwoordelijkheid en die van andere maatschappelijke partners in door samen te werken aan oplossingen. Overgewicht: de cijfers Overgewicht is wereldwijd een explosief groeiend probleem. Ook in Nederland stijgt het aantal mensen met overgewicht snel. Gemiddeld heeft 40 procent van de volwassen Nederlanders overgewicht en is 10 procent obees (ernstig overgewicht). Indien de huidige ontwikkeling zich voortzet dan is in 2015 naar schatting 15–20 procent van de volwassen Nederlanders obees1. Obese mensen leven minder lang en vooral langer in slechte gezondheid. Overgewicht verhoogt niet alleen de kans op fysieke problemen, zoals diabetes, harten vaatziekten, sommige vormen van kanker en aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Het stigmatiseert mensen ook en leidt daarmee tot psychische klachten en sociaal isolement. 1
Gezondheidsraad. Overgewicht en Obesitas. Den Haag: Gezondheidsraad, 2003; publicatie nr 2003/07. Cijfers hebben betrekking op peiljaar 1997. 2 Britisch Medical Association, Board of Science. Preventing childhood obesity. London, 2005. Ook te vinden op: www.worldheart.org. 3 International Obesity Taskforce. Schattingen gepresenteerd tijdens Europees Obesitas Congres te Praag, 30 mei 2004.
Overgewicht en obesitas zijn door alle leeftijdscategorieën en maatschappelijke groepen heen toenemende problemen. Toch is aangetoond dat obesitas vooral onder de jongste generatie een «epidemie» genoemd kan worden. Wereldwijd zijn 22 miljoen kinderen jonger dan 5 jaar ernstig te zwaar2. Nemen we de schoolgaande jeugd, dan zijn er dat nog eens 155 miljoen extra (leeftijd: tot en met 16). Binnen de Europese Unie zijn de cijfers voor schoolgaande jeugd voor overgewicht en obesitas respectievelijk 14 miljoen en 3 miljoen kinderen. Hun aantal stijgt momenteel ieder jaar met respectievelijk 400 000 en 85 0003. Overgewicht komt in Neder-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 22 894, nr. 70
2
land bij kinderen bij 13 procent van de jongens en 14 procent van de meisjes voor. Recente voorlopige cijfers van TNO1 lijken te wijzen op een verdere toename van het aantal kinderen met overgewicht of obesitas in de leeftijd van 5–14 jaar. De samenleving wordt hierdoor in de toekomst geconfronteerd met steeds hogere kosten voor de gezondheidszorg. Ziektekostenpremies belasten het besteedbaar inkomen meer. Ziekteverzuim neemt navenant toe en bedrijfsleven en de economie zullen in hun groei worden geremd. Steeds meer mensen zullen op steeds vroegere leeftijd lijden aan welvaartsziekten. Tegenwoordig komen er al gevallen voor van kinderen en adolescenten met ouderdomsdiabetes, hartritmestoornissen en hartfalen. Sommigen gaan op steeds jongere leeftijd onder het mes om een buikwandcorrectie te laten doen. De urgente vraag is: zijn wij in staat de trend onder de jeugd te keren? Doelstelling en uitwerking Het kabinet stelt in de preventienota «Langer Gezond Leven» (en in de VWS-begroting 2006) als doel de trend te keren: de groei van het aantal volwassenen met overgewicht moet gestopt worden en het aantal te dikke kinderen zal moeten afnemen2. Welke rol neemt de overheid en waar verwordt overgewicht van een individuele verantwoordelijkheid tot een maatschappelijke opgave?
Individu Mensen worden te zwaar doordat ze meer energie (via voeding) opnemen dan verbruiken (door bewegen). Overgewicht is dus het gevolg van een verstoorde energiebalans. Elk individu moet daar allereerst zelf iets aan doen. Dat kan door de persoonlijke energiebalans te herstellen met het maken van de «gezonde keuze».
Omgeving Overgewicht is ook te beschouwen als een uiterlijk kenmerk van onze moderne samenleving. De snelheid waarmee we leven, de hoeveelheid impulsen waaraan we worden blootgesteld en de noodzaak voor het individu om hierin telkens weer een bewuste en verantwoorde keuze te maken. Dit keuzegedrag hangt op individueel niveau af van motivatie, bekwaamheid en gelegenheid. Met andere woorden: het bijdragen aan bewustwording, kennis en vaardigheden alleen is niet voldoende. De burger moet ook in staat zijn «gezond gedrag» te beoefenen. Er moet dus ook een balans zijn tussen het individu en zijn omgeving. De omgeving (in de ruimste zin van het woord) dient het individu te ondersteunen zijn persoonlijke balans tussen eten en bewegen te handhaven dan wel te herstellen.
Convenant
1
TNO-KvL «Prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen in Nederland» door K. van den Hurk BSc onder begeleiding van Prof. Dr. R. A. HiraSing. 2 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport. Preventienota: Langer Gezond Leven: ook een kwestie van gezond gedrag. Den Haag, 2003.
Vele factoren en partijen spelen een rol bij het terugdringen van overgewicht. Het kabinet wil zorgen dat het brede scala aan beı¨nvloedingsmogelijkheden maximaal wordt ingezet. Het ministerie van VWS is eind 2004 tegen die achtergrond gestart met het voorbereiden van een convenant over overgewicht. Hierin dienen meerdere maatschappelijke partners en overheden via zelfregulering te komen tot een gezamenlijke, brede aanpak die uiteindelijk tot de gewenste gedragsverandering bij het individu moet leiden, de «gezonde keuze». Het convenant Overgewicht is de pijler van het VWS-beleid om overge-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 22 894, nr. 70
3
wicht aan te pakken. Partners in het convenant zijn: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de levensmiddelenindustrie, de horeca, de cateraars, de supermarkten, de zorgverzekeraars, de werkgevers en de georganiseerde sport. Activiteiten vanuit het convenant richten zich op het herstellen van de balans tussen eten en bewegen bij mensen. VWS wil met het convenant bereiken dat de activiteiten van de verschillende partners elkaar versterken en meer is dan de som van de afzonderlijke delen. Rol VWS: regisseur e´n deelnemer Het ministerie van VWS heeft in het ontwikkelen van een integrale aanpak voor overgewicht in feite twee rollen. In de eerste plaats functioneert het ministerie als aanjager en regisseur. Er moet snel een samenhangende en doeltreffende aanpak in het bestrijden van overgewicht komen. VWS is daarnaast één van de partners in het convenant en heeft van daaruit ook een eigen inhoudelijke rol te vervullen.
Regisseur Wij stimuleren maatschappelijke partners om gezamenlijk te komen tot een brede aanpak van de problematiek van overgewicht. Het convenant is daarvan het meest concrete voorbeeld. VWS was niet alleen initiatiefnemer van het convenant, maar begeleidt de ontwikkeling en bewaakt de voortgang. VWS heeft hiervoor een aparte projectorganisatie opgezet, het convenantbureau. Dit bureau bewaakt niet alleen het convenant en het actieplan maar moet het onderwerp ook maatschappelijk zichtbaar en urgent maken (boegbeeld, ambassadeurs). VWS heeft ook een communicatieplan gemaakt.
Deelnemer Het ministerie van VWS is zoals gezegd ook partij in het convenant en heeft van daaruit eigen opdrachten in het actieplan. Die richten zich op een aantal zaken: • Resultaten en effecten meten VWS zorgt vanuit haar verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid voor het goed meten van de resultaten van de effecten van de diverse acties (BMI, chronische ziekten voor jeugd en volwassenen) en de eigen beleidsdoelstellingen. • Bijdragen aan bewustwording De overheid moet basisinformatie overdragen, waaronder informatie over de energiebalans, de eigen verantwoordelijkheid van het individu, de norm voor eten (kcal) en de norm voor bewegen (minuten per dag gerelateerd aan kcal). • Extra aandacht jeugd VWS is (mede)verantwoordelijk voor jeugdgezondheid (en onderwijs). Jeugd vormt een belangrijke doelgroep in de aanpak van overgewicht. Het stijgt daar explosief en met het aanleren van een gezonde leefstijl is veel gezondheidswinst te behalen. Aanpak vindt plaats via scholen («gezonde school»), professionals (JGZ) en ouders. • Onderhouden infrastructuur Voor beleidsontwikkeling onderhoudt VWS een netwerk van gezondheidsbevorderende- en kennisinstituten. Dit zijn voor overgewicht: het Voedingscentrum (VCN), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), het Nederlands Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), TNO, ZonMw en het Kenniscentrum Overgewicht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 22 894, nr. 70
4
•
•
Effectieve acties promoten Het genoemde kennisnetwerk draagt bij aan het ontwikkelen, onderzoeken en toegankelijk maken (QUI database) van maatregelen en methoden die effectief en betaalbaar zijn. Wet- en regelgeving De aanpak van overgewicht vindt nu primair plaats via zelfregulering. We hopen dat dit werkt. We gaan («voor het geval dat») niettemin nut en noodzaak van aanvullende wettelijke maatregelen nader onderzoeken. Internationaal (Europese Unie en Wereldgezondheidsorganisatie) zijn er belangrijke ontwikkelingen: op wetgevingsgebied, de gezondheidsclaims, etikettering en het aangeven van voedingswaarde, daarnaast het EU-platform voor «diet, physical activity and health» en een WHO-conferentie over obesitas in november 2006 in Turkije, waarbij wij als Nederland gastheer zijn van de tweede voorbereidende conferentie medio juni 2006.
Het kabinet heeft onlangs een sportnota uitgebracht, «Tijd voor Sport». Die nota besteedt ook aandacht aan het maatschappelijk belang van bewegen. Onderdeel van de sportnota is het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen. Het convenant Overgewicht (en het actieplan) en de sportnota sluiten op die manier uitstekend op elkaar aan. Geen tijd te verliezen De aanpak van overgewicht heeft zoals gezegd haast. Elke dag kunt u in de krant wel iets lezen over de problematiek. Vaak is dat in negatieve zin. Dat is wellicht onontkoombaar, want het is nu eenmaal een probleem. Maar de aanpak die we met het convenant en het actieplan kiezen gaat uit van een andere benadering: kies voor het positieve, benadruk wat wel kan in de strijd tegen overgewicht en langs welke weg we dat met elkaar – overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties – willen bereiken. Het convenant en het actieplan vormen vanwege deze benadering en vanwege de gezamenlijke aanpak een trendbreuk. De voorgenomen acties wekken vertrouwen dat het alle partijen menens is. Maar het is ook duidelijk dat meer acties en meer (nieuwe) partners nodig zijn om onze ambitie – minder jongeren met overgewicht, niet meer ouderen – ook te realiseren. Het actieplan is daarmee het begin en de aanjager van hopelijk een stortvloed aan initiatieven om overgewicht te bestrijden. Het kabinet heeft er alle vertrouwen in dat dit met de huidige e´n toekomstige partners tot resultaten moet leiden. Want er is geen tijd te verliezen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J. F. Hoogervorst
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 22 894, nr. 70
5