Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 307
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 19 februari 2004 Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twaalf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC): 1. Mededeling van de Commissie over de dialoog met de verenigingen van territoriale overheden. 2. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1031/2002 houdende instelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika. 3. Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de totstandkoming van een beveiligd, op internet gebaseerd informatie- coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten 4. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot instelling van een gerecht voor Europese ambtenarenzaken 5. Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de visserijcontroleprogramma’s van de lidstaten 6. Richtlijn van de Raad tot wijziging van bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen die microorganismen bevatten. 7. Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 8. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een nieuw rechtskader voor betalingen in de Interne Markt 9. Mededeling van de Commissie: De concurrentiepositie van bedrijfs-
KST74404 0304tkkst22112-307 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
1
gerelateerde diensten en hun bijdrage aan de prestaties van het Europese bedrijfsleven. 10. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot financiering 11. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het EP, het Europees Economische en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: De toekomst van de Europese scheepsbouw en scheepsreparatie – concurrentievermogen door uitmuntendheid. 12. Voorstel voor besluit van Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit 1999/784/EG van de Raad betreffende deelneming van de Gemeenschap in het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, A. Nicolaï
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
2
Fiche 1: Mededeling: dialoog met de verenigingen van territoriale overheden Titel: Mededeling van de Commissie over de dialoog met de verenigingen van territoriale overheden.
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie:
onbekend onbekend COM (2003) 811 (19 december 2003) BZK i.o.m. FIN, LNV, VROM, BZ, EZ, IPO, VNG en UvW
Behandelingstraject in Brussel: mededeling wordt niet verder besproken. Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In haar Verslag over Europese Governance (COM (2002) 705 def. van 11 december 2002) en haar mededeling over een krachtige cultuur van raadpleging en dialoog (COM (2002) 704 definitief van 11 december 2002) kondigde de Commissie aan een mededeling op te zullen stellen over kader, doel en praktische voorwaarden van deze dialoog met verenigingen van lokale en regionale overheden. De voorgestelde dialoog heeft tot doel regionale en lokale overheden, via hun Europese en nationale verenigingen, vóór het formele besluitvormingsproces de mogelijkheid te geven hun mening te uiten over Europees beleid dat op hen van toepassing is. Tevens wil de Commissie op deze manier het Europees recht en beleid transparanter en begrijpelijker maken voor een breed publiek. De dialoog met decentrale overheden dient ter aanvulling en intensivering van reeds bestaande overlegprocedures, met naleving van de algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging die de Commissie al heeft vastgesteld. Zij richt zich op het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie en op beleid dat een grote directe of indirecte invloed heeft op lokaal of regionaal niveau. Het Comité van de Regio’s wordt gevraagd hierbij als intermediair op te treden en de Commissie te assisteren bij de selectie van de koepelverenigingen die voor de dialoog in aanmerking komen. Deze werkmethode zou er toe bij moeten dragen dat de banden tussen het Comité en de verschillende koepelorganisaties van regionale en lokale overheden worden aangehaald.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t. betreft een mededeling. De Commissie kan zonder tussenkomst van de lidstaten een dialoog aangaan met vertegenwoordigers van koepelorganisaties van regionale en lokale overheden over bepaalde communautaire aangelegenheden. De Commissie krijgt op deze wijze informatie over het lokale en regionale niveau, hetgeen kan bijdragen aan de verbetering van de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Consequenties voor de EU-begroting: geen Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
3
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Het voorstel van de Commissie betreft de rechtstreekse raadpleging van IPO en VNG Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland ondersteunt het initiatief van de Commissie om de decentrale overheden in een vroegtijdig stadium te betrekken bij Europese beleidsvoorbereiding. De regering is verheugd over de hiertoe in deze mededeling door de Commissie gedane concrete voorstellen als uitwerking van het vrij «abstracte» Witboek European Governance zelf. De regering ondersteunt het standpunt van de Commissie, dat verandering van Europees bestuur vraagt om een gezamenlijk optreden van niet alleen de Europese instellingen, maar ook van de lidstaten en hun regionale en lokale overheden. Het beleid en de regels van de EU kunnen aan kracht en draagvlak winnen, doordat er bij de voorbereiding meer kan worden gelet op haalbaarheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid op decentraal niveau. Naast het stimulerende effect dat hiervan uitgaat op de versterking van de betrokkenheid van decentrale overheden, kan het daarmee ook de kwaliteit van de uitvoering en de effectiviteit van zowel het Europese als het Nederlandse bestuur ten goede komen. Tevens ondersteunt Nederland het voorstel van de Commissie om de dialoog in te stellen op basis van de presentatie van het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie en belangrijke beleidsinitiatieven met grote directe of indirecte impact (bijvoorbeeld op het gebied van milieu, transport en energie). Tot slot deelt de regering de mening van de Commissie dat het Comité van de Regio’s de relaties met vertegenwoordigingen van decentrale overheden dient te verstevigen. Fiche 2: VO tot intrekking aanvullende douanerechten op invoer producten VS Titel: Voorstel voor een Verordening van de Raad tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1031/2002 houdende instelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie:
8 december 2003 15298/03 COM(2003) 788 EZ i.o.m. LNV, DEF, FIN
Behandelingstraject in Brussel: Raadwerkgroep Handelsvraagstukken – Comite 133 – Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Op 13 juni 2002 hebben de EG Verordening nr. 1031/2002 van de Raad houdende instelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
4
vastgesteld. In artikel 5 van deze verordening wordt bepaald dat «de Raad beslist met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, over de intrekking van deze verordening zodra de vrijwaringsmaatregel van de Verenigde Staten van Amerika is ingetrokken». De vrijwaringsmaatregel met betrekking tot de invoer van bepaalde staalproducten en alle daarop gebaseerde besluiten werden door de Verenigde Staten per 5 december 2003 ingetrokken. Derhalve werd voldaan aan de voorwaarde voor het intrekken van de Verordening nr. 1031/2002. De doelstelling van het voorstel was om Verordening 1031/ 2002 in te trekken.
Rechtsbasis van het voorstel: Art 133 EG-verdrag Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. Subsidiariteit en proportionaliteit: Subsidiariteit: n.v.t., want Art. 133 EG-Verdrag geeft de Gemeenschap exclusieve bevoegdheden op het gebied van de handelspolitiek. Proportionaliteit: positief, een verordening is het geëigende middel om douanerechten in te stellen (en weer in te trekken). Consequenties voor de EU-begroting: geen (geen wijzigingen, omdat maatregelen nooit zijn uitgevoerd) Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen (geen wijzigingen, omdat maatregelen nooit zijn uitgevoerd) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): nvt Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Op 13 december 2003 is deze verordening in werking getreden. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Doordat de VS voldeed aan de uitspraak van de WTO verviel de grond voor retaliatie en was het van belang dat Verordening 1031/2002 zo snel mogelijk werd ingetrokken. Een handelsoorlog met de VS is hierdoor voorkomen. Daarnaast is het van belang dat hierdoor WTO-regels zijn gehandhaafd. Fiche 3: Beschikking betreffende coördinatienetwerk voor migratiebeheersdiensten Titel: Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de totstandkoming van een beveiligd, op internet gebaseerd informatie- coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument:
27 november 2003 15317/03 COM(2003) 727 def.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
5
Eerstverantwoordelijk ministerie:
JUST i.o.m. DEF (Kmar), BZ, FIN
Behandelingstraject in Brussel: Centrum voor informatie, beraad en gegevensuitwisseling inzake grensoverschrijding en immigratie (CIREFI), Raadswerkgroep Migratie/Verwijdering, Strategisch Comité voor Asiel en Migratie, JBZ-Raad. Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Doelstelling van dit voorstel is de totstandbrenging van een beveiligd, op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten. Directe aanleiding is de inrichting in 1999 van een alarmsysteem met het oog op de uitwisseling van informatie over illegale immigratie en mensensmokkel (Early Warning System, EWS). Dit systeem heeft evenwel niet voldaan aan de verwachtingen van de lidstaten, mede omdat de technische infrastructuur ontoereikend was. Daarom is door de Raad bepaald dat het alarmsysteem moet worden opgezet als een beveiligde intranet-website. De Commissie stelt nu voor hiertoe het «Informatie- en coördinatienetwerk (ICONet)» te gebruiken. Eerste component en uitgangspunt van het netwerk is het alarmsysteem. Daarnaast stelt de Commissie voor in een later stadium extra elementen aan het ICONet toe te voegen teneinde de uitwisseling van informatie te verbeteren, bij voorbeeld door het verstrekken van strategische, tactische en operationele gegevens, bijgewerkte lijsten van contactpersonen, ad-hoc documentatie en -verslagen op de volgende terreinen: • het alarmsysteem voor illegale immigratie en mensensmokkel; • het netwerk van verbindingsfunctionarissen inzake immigratie; • visa, grenzen en reisdocumenten in verband met illegale immigratie; • terugkeer en daarmee verwante onderwerpen. Het voorstel om ICONet aan te gaan wenden voor informatie-uitwisseling tussen immigratieverbindingsfunctionarissen (immigration liaison officers, ILO’s) vloeit voort uit de ontwerp-Verordening 2003/0817 (CNS) waarin de Raad de Commissie uitnodigt om een beveiligd netwerk voor gegevensuitwisseling tussen ILO’s op te zetten. Rechtsbasis van het voorstel: EG-verdrag, met name artikel 66. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Adviesprocedure Instelling nieuw Comitologie-comité: Het voorstel leidt een comitologieprocedure in waarbij het bestaande ARGO-comité de Commissie als raadgever zal bijstaan bij het beheer van het netwerk en bij het vastleggen van alle nodige regels en maatregelen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit voorstel. Subsidiariteit en proportionaliteit: Subsidiariteit: Positief. De totstandbrenging van een beveiligd op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten kan geacht worden beter op communautair niveau dan door de afzonderlijke lidstaten verwezenlijkt te worden. Proportionaliteit: Positief. Het instellen van een beveiligde website is een geschikte methode om de wijze van informatie-uitwisseling te verbeteren. Het voorstel gaat niet verder dan hetgeen nodig is om het voornoemde doel te verwezenlijken. Consequenties voor de EU-begroting: Blijkens het financieel memorandum is het voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering. De financiële gevolgen in verband
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
6
met de personele middelen en extra vergaderingen van het ARGO-comité worden door de Commissie geraamd op 158 000 EUR per jaar.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: ICOnet is gebaseerd op een reeds bestaand systeem dat door de Commissie wordt ontwikkeld, beheerd, onderhouden en kostenloos via internet ter beschikking aan de lidstaten gesteld. Uit een proef met het EWS is gebleken dat de bestaande nationale infrastructuur voldoet, zodat er geen technische aanpassingen of vernieuwingen vereist zijn. Van administratieve lastenverzwaring kan sprake zijn voor het aan te wijzen nationaal contactpunt. Gelet op het feit dat ICONet voor de migratiebeheersdiensten is bedoeld, wordt beoogd dit nationaal contactpunt binnen de IND te beleggen. Voor wat het EWS betreft, leidt het voorstel niet tot een administratieve lastenverzwaring maar stelt de Kmar daarentegen in staat tot een snellere invoer en verwerking van ontvangen informatie. Nu nog niet bekend is welke informatie de overige delen van ICONet zal gaan bevatten, is nog niet inzichtelijk of dit zal leiden tot een administratieve lastenverlichting of -verzwaring. Als uitgangspunt wordt vooralsnog gehanteerd dat de betrokkenheid van de Nederlandse migratiebeheersdiensten bij het functioneren van het ICONet behoort tot de normale werkprocessen en binnen de bestaande begroting opgevangen moet worden. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Voorgestelde datum van inwerkingtreding is nog niet bekend. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft belang bij een effectief beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie en bij een doeltreffende preventie en bestrijding van illegale immigratie. Nederland zal voorstellen ondersteunen die daaraan bij kunnen dragen. In de strijd tegen illegale immigratie is van belang dat in een zo vroeg mogelijk stadium informatie wordt uitgewisseld en dat wordt opgetreden. Nederland onderkent de noodzaak om het vroegtijdige alarmsysteem te moderniseren en ondersteunt het voorstel om het alarmsysteem te schoeien op een beveiligde internetsite. Daarnaast staat Nederland niet afwijzend tegenover het uitbreiden van de informatie-uitwisseling tussen lidstaten op andere terreinen inzake illegale immigratie. Fiche 4: Besluit tot instelling van een gerecht voor Europese ambtenarenzaken Titel: Voorstel voor een Besluit van de Raad tot instelling van een gerecht voor Europese ambtenarenzaken
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie:
20 november 2003 15105/03 COM(2003) 705 BZK i.o.m. JUST en BZ
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
7
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Hof van Justitie, Raad Algemene Zaken en Externe Zaken Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De doelstelling van het voorstel is de instelling van een gerecht voor Europese ambtenarenzaken. Dit gerecht zal overeenkomstig artikel 236 van het EG-verdrag en artikel 152 van het EGA-verdrag de bevoegdheid uitoefenen in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschappen en hun personeelsleden, met inbegrip van geschillen tussen de organen of bureaus en hun personeelsleden waarvoor het Hof van Justitie bevoegd is verklaard. Deze bevoegdheid wordt momenteel door het Gerecht van eerste aanleg van de EG uitgeoefend; de geschillen vormen thans ongeveer een derde van de werklast (ongeveer 120 zaken per jaar). De oprichting zal, volgens het voorstel, bijdragen tot een verlichting van de steeds groter wordende werkdruk van de communautaire rechterlijke instanties. Aan het Gerecht van eerste aanleg zal een rechterlijke kamer te worden toegevoegd, die uit institutioneel en organisatorisch oogpunt een integrerend deel zal vormen van de instelling Hof van Justitie. Het Gerecht van eerste aanleg zal voor de beslissingen van de nieuwe rechterlijke instantie de rol van cassatierechter vervullen. Het Hof van Justitie zal in uitzonderlijke gevallen optreden in het kader van een procedure van heroverweging van de arresten van het Gerecht van eerste aanleg.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 225 A en artikel 245 van het EG-verdrag en 140 en 160 van het EGA-verdrag alsmede in verklaring 16 bij artikel 225 inzake de hervorming van de rechtspleging A die bij de ondertekening van het verdrag van Nice is aangenomen. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: De Raad besluit met unanimiteit na raadpleging van het Europees Parlement en Hof van Justitie. Instelling nieuw Comitologie-comité: nvt Subsidiariteit en proportionaliteit:. Subsidiariteit: n.v.t., want het instellen van rechterlijke kamers is een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. Proportionaliteit: positief, want een besluit is het geëigende middel om dergelijke kamers in te stellen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
8
Consequenties voor de EU-begroting: structureel € 2 453 024, extra 1ste jaar: € 692 000 Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): nvt Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkintreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: nvt Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat positief tegenover dit voorstel. Het is van belang dat er een snellere doorstroming plaatsvindt van (ook nationaal gerelateerde) zaken. Wél zal er nog kritisch gekeken moeten worden naar de door de Commissie gevraagde financiële (personele) middelen. Hierbij is nadere toelichting van de Commissie nodig. Bovendien zal de Commissie moeten aangeven dat deze additionele uitgaven inpasbaar zijn in cat. 5 van de huidige financiële perspectieven. Fiche 5: Beschikking inzake visserijcontroleprogramma’s Titel: Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de visserijcontroleprogramma’s van de lidstaten
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie:
26 november 2003 15 341/03 peche 296 COM(2003)706 def LNV i.o.m. FIN en BZ
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep visserij intern, Landbouw -en Visserijraad Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De beschikking van de Raad inzake een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de visserijcontroleprogramma’s van de lidstaten heeft tot doel het tot stand brengen van een doeltreffende uitvoering van controle, inspectie en toezicht in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). De bestaande beschikking (2001/431) is geëindigd op 31–12–2003. De looptijd van die beschikking is door de Raad beperkt om rekening te houden met de hervorming van het Gemeenschappelijk visserijbeleid. De Commissie stelt voor de bestaande beschikking in gewijzigde vorm te verlengen met twee jaar. Hiermee kan inhoud worden gegeven aan een aantal besluiten in het kader van de hervorming van het GVB, alsmede met de toetreding van nieuwe lidstaten en de opzet van een Joint Inspection Structure. Op grond van de bestaande regeling kunnen lidstaten op basis van hun jaarlijkse visserijcontroleprogramma een communautaire financiële bijdrage (normaliter 50%) krijgen voor investeringen in onder meer computerapparatuur en IT netwerken, aanschaf van satellietvolgapparatuur en apparatuur voor elektronische overdracht van informatie, proefprojecten voor nieuwe technologieën voor toezicht op visserijactiviteiten, opleiding en uitwisseling inspecteurs, proefprojecten met
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
9
betrekking tot inspectieprogramma’s en waarnemers, kosten-baten analyses voor uitgaven inzake inspecties, bewustmakingsinitiatieven inzake belang van naleving van visserijcontrolebepalingen, aanschaf en modernisering van vaartuigen en vliegtuigen voor inspecties op zee. Met uitzondering van de steun voor vaartuigen en vliegtuigen bedraagt de communautaire steun normaliter 50%. De steun (35%) voor de aanschaf en modernisering van vaartuigen en vliegtuigen is alleen voor de nieuwe lidstaten beschikbaar. De Beschikking heeft een looptijd van twee jaar (2004 en 2005).
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 37 EG Verdrag Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: advies Instelling nieuw Comitologie-comité: nee Subsidiariteit en proportionaliteit: Subsidiariteit: n.v.t., het GVB is een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. Proportionaliteit: positief, een beschikking is het meest geëigende instrument om de doelstelling van het bevorderen van doeltreffende controlestructuren in de lidstaten door middel van financiële steun te waarborgen. Consequenties voor de EU-begroting: De geplande jaarlijkse kredieten bedragen 35 mln euro voor 2004 en 2005. Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Er dienen tussentijdse en definitieve evaluatieverslagen te worden opgesteld. Projecten zullen tot een effectievere controle en daarmee tot minder lasten voor de overheid leiden. Op basis van het programma komt het visserijbedrijfsleven in aanmerking voor financiële tegemoetkoming voor plaatsing van een satellietvolgsysteem alsmede voor elektronische registratie en meldapparatuur (elektronisch logboek), hetgeen tot vermindering van administratieve lastendruk leidt. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): nvt Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: 1 januari 2004. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland is voorstander van versterking van de visserijcontrole. Het onderhavige voorstel levert daar een bijdrage aan. Vooral het accent op de «software»( IT netwerken, elektronisch logboek, uitwisseling en opleiding inspecteurs) in plaats van de «hardware» (vaartuigen,vliegtuigen) heeft de steun van Nederland. De lidstaten hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in hardware. Het komt er nu op aan om te investeren in middelen die het kwaliteitsniveau van de controle bevorderen. Ook acht Nederland het voorstel van belang voor een aantal nieuwe lidstaten die in de visserijcontrole en toezichtstructuren zullen moeten investeren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
10
Fiche 6: Richtlijn ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen die micro-organismen bevatten Titel: Richtlijn van de Raad tot wijziging van bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen die micro-organismen bevatten.
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie:
26 januari 2004 5675/04 COM(2003) 814 definitief LNV i.o.m. SZW, VROM, VWS, FIN, BZ en JUST
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Landbouw, Landbouw en Visserij Raad Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Volgens Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen moeten alle voor de Europese markt bestemde gewasbeschermingsmiddelen op uniforme wijze worden geëvalueerd wat hun werkzaamheid en de gevaren voor de volksgezondheid en het milieu betreft. Daartoe is een tweeledige regeling getroffen. De werkzame stoffen worden op communautair niveau geëvalueerd, terwijl de producten die deze werkzame stoffen bevatten, op nationaal niveau worden geëvalueerd door de lidstaat die het gebruik ervan toelaat. Om ervoor te zorgen dat dit laatste op coherente wijze gebeurt en om grote verschillen tussen de nationale evaluaties te voorkomen, zijn in bijlage VI bij de richtlijn uniforme beginselen voor het evalueren en toelaten van gewasbeschermingsmiddelen vastgesteld. Tot nu toe kunnen deze beginselen alleen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast, en niet voor gewasbeschermingsmiddelen die microorganismen bevatten. Het bijgaande voorstel voor een richtlijn van de Raad moet in deze leemte voorzien. Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 37 EG Verdrag en Richtlijn 91/414/EEG, met name artikel 18, lid 1. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: Gekwalificeerde meerderheid, EP: advies Instelling nieuw Comitologie-comité: nee Subsidiariteit en proportionaliteit: Subsidiariteit: n.v.t., het betreft een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. Proportionaliteit: positief, in Richtlijn 91/414/EEG is bepaald dat Bijlage VI per richtlijn aangepast kan worden. Consequenties voor de EU-begroting: nee Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Voor de Rijksoverheid heeft de invoering van de Richtlijn een mogelijk besparing tot gevolg, doordat geen nationale beoordelingssystematiek hoeft te worden ontwikkeld. De uitvoerende organisatie is het College voor Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) en werkt in principe kostendekkend door middel van heffingen. Voor het bedrijfsleven kunnen er extra kosten uit voortvloeien omdat in
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
11
een aantal gevallen aanvullende studies moeten worden uitgevoerd. Gelet op de geharmoniseerde beoordelingssystematiek is op termijn een duidelijke besparing mogelijk.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): De implementatie geschiedt krachtens de Bestrijdingsmiddelenwet. De uitvoering van de richtlijn geschiedt door het CTB door middel van een nadere detaillering in het Handboektoelatingsbeleid (HTB-procedure). Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Inwerkingtreding op de 20e dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad. Implementatie in de lidstaten dient plaats te vinden binnen 6 maanden na de inwerkingtreding. Dit is voor Nederland niet haalbaar. De benodigde termijn zal anderhalf jaar zijn met het oog op de zwaarte van de procedure (aanpassing van wetgeving in formele zin) en politieke zwaarte van het gewasbeschermingsdossier. Nederland zal daarom een implementatietermijn van maximaal 18 maanden bepleiten. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat in beginsel positief t.o.v. het voorstel. Invoering schept de gewenste duidelijkheid ten aanzien van de beoordelingsmethodiek en een geharmoniseerde besluitvorming in de lidstaten over de toelaatbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen die micro-organismen bevatten. Het voorstel voldoet aan het Nederlandse streven om een voldoende hoog beschermingsniveau voor de mens te kunnen waarborgen op het gebied van de arbeidsbescherming. Nederland wil er echter voor waken dat onnodig zware dossiereisen of beoordelingsstappen worden ingebouwd in de procedure voor evaluatie en toelating. Nederland streeft naar een snelle afronding van dit dossier vanwege de politieke wenselijkheid, wel zal een implementatietermijn van maximaal 18 maanden worden bepleit. Fiche 7: Verordening betreffende sociale zekerheidsregelingen Titel: Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie:
27 augustus 2003 12 094/03 COM(2003) 468 definitief Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid i.o.m. VWS, FIN en OCW
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken, Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken. Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het voorstel betreft een wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
12
de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen en hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening 1408/71. Met deze verordeningen wordt de sociale zekerheid binnen de Europese Unie gecoördineerd. Recente uitspraken van het Hof van Justitie in diverse arresten en veranderingen in de nationale wetgeving van de verschillende lidstaten maken deze wijziging noodzakelijk. Hieruit is onder andere gebleken dat het nodig is te preciseren wat niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties (oftewel uitkeringen) zijn. Dit criterium geldt namelijk voor prestaties die in bijlage II bis zijn opgenomen. Een strikte uitleg is noodzakelijk omdat het beginsel van exporteerbaarheid van socialezekerheidsuitkeringen niet op de in bijlage II bis opgenomen prestaties van toepassing is. De volgende onderdelen zijn vooral van belang. 1. Aanpassing van bepalingen over «bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties». Voor dergelijke prestaties is een apart regime gecreëerd; deze prestaties kunnen worden uitgezonderd van de algemene exportverplichting van de Verordening 1408/71. Daartoe moeten ze worden ingeschreven op Bijlage II bis. Het Hof van Justitie (EG) heeft in een aantal arresten een nadere specificatie gegeven van deze prestaties. Het eerste element is in essentie de «bijzondere» aard die de prestatie moet hebben. De prestaties zijn verwant met de bijstand en moeten de betrokkene in staat stellen om in zijn levensonderhoud te voorzien. De prestatie moet kortom in verhouding staan tot het minimumbedrag dat gebruikelijk is. Gehandicaptenprestaties met als doel de bevordering van sociale integratie kunnen eveneens op bijlage II bis worden vermeld en dus uitgezonderd worden van de exportverplichting. Ten aanzien van het criterium dat de prestatie niet op premieof bijdragebetaling rust, geldt dat het beslissende criterium is of een bijdrage specifiek is bestemd voor de financiering van het socialezekerheidsstelsel van een lidstaat. Deze prestaties hebben kortom zowel kenmerken van de sociale zekerheid als van de sociale bijstand. Het kenmerk van de sociale bijstand heeft betrekking op het feit dat ze uit de algemene middelen van de nationale begroting worden gefinancierd, onafhankelijk zijn van de verzekeringsloopbaan van betrokkene. De prestaties geven aan de andere kant een wettelijk recht op uitkering aan betrokkene die verband houdt met een van de takken van de sociale zekerheid (ziekte, ouderdom, invaliditeit, werkloosheid) die onder de materiele werkingssfeer van de Verordening vallen. Dit betekent voor Nederland dat de toeslagenwet (TW) in de bijlage kan worden opgenomen. De TW voorziet in een – inkomensgetoetste – aanvulling (toeslag) op o.a. de WAO-uitkering als het bedrag daarvan onder het Nederlandse sociale minimum uitkomt. De bepalingen worden aan deze specificaties aangepast. Bijlage II bis wordt herzien. In de herziene tekst zijn een aantal oude inschrijvingen op deze Bijlage niet meer opgenomen omdat de betreffende prestatie niet voldoet aan de door het Hof van Justitie geformuleerde criteria. 1
In de tekst wordt «in de opvatting van de Commissie» opgevoerd omdat de Commissie inmiddels een Met Redenen Omkleed Advies heeft uitgebracht waarin Nederland, dat bij de premieheffing AWBZ al sinds jaar en dag rekening houdt met pensioenen of uitkeringen uit andere landen, wordt opgeroepen voortaan bij de premieheffing buitenlandse pensioenen buiten beschouwing te laten. Na een reactie van Nederland zal de Commissie ongetwijfeld deze zaak voorleggen aan het Europese Hof van Justitie.
2. Aantal bepalingen op het terrein van verstrekkingen bij ziekte. a. De fiscus of de uitkeringsverstrekkende instantie kan zich volgens het voorstel bij het inhouden van premies voor de ziektekostenverzekering, in het vervolg baseren op het totaalbedrag aan pensioenen of uitkeringen dat de betrokkene ontvangt. De situatie nu is (in de opvatting van de Commissie1) dat bij het inhouden van premies uitsluitend mag worden uitgegaan van het pensioen dat in het betrokken land zelf wordt uitbetaald. Pensioenen of uitkeringen uit andere lidstaten mogen (in de opvatting van de Commissie) niet bij deze premie-inhouding worden betrokken. De Commissie stelt dat dit een passend en evenredig vereiste is in de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
13
context van de coördinatie om de eventuele problemen die zich in bepaalde grensoverschrijdende situaties zouden kunnen voordoen ingevolge de verschillen tussen socialezekerheidsstelsels en meer in het bijzonder de financieringswijzen in de verschillende lidstaten. Om de premiegrondslag te verbreden moet artikel 33 van Verordening 1408/71 gewijzigd worden. b. Artikel 35 lid 2 bepaald welk stelsel moet worden toegepast op actieve of pensioentrekkende zelfstandigen in het land waar ze (tijdelijk) verblijven wanneer er in het bevoegde land (waar betrokkenen verzekerd zijn) één of meer speciale ziekte- en moederschapsverzekeringsregelingen bestaan die van toepassing zijn op zelfstandigen en die minder gunstige uitkeringen verlenen dan die waarop werknemers recht hebben. Deze bepaling heeft geen bestaansreden meer, aangezien België de enige lidstaat is die voor zelfstandigen nog een bijzondere regeling voor uitkeringen bij ziekte en moederschap kent die hen een minder ruime bescherming biedt dan die welke werknemers genieten. Dit lid wordt dan ook geschrapt
3. Tussen EU-lidstaten onderling bestaan bilaterale verdragen die tot doel hebben de sociale zekerheid te coördineren. Bijlage III van de Verordening bevat de bepalingen van bilaterale verdragen tussen lidstaten die reeds voor de inwerkingtreding van de verordening bestonden en die na de inwerkingtreding van de Verordening van toepassing zijn gebleven. Mede als gevolg van jurisprudentie van het Hof van Justitie zijn criteria geformuleerd waaraan moet worden voldaan om een bepaling op deze bijlage te kunnen inschrijven: de bepalingen zijn gunstig voor de personen op wie de overeenkomst van toepassing is of de bepalingen beantwoorden aan specifieke, uitzonderlijke, meestal historische omstandigheden, waarvan de gevolgen beperkt zijn in de tijd. De Commissie heeft alle bestaande inschrijvingen aan deze criteria getoetst en stelt voor om een aantal te schrappen. Rechtsbasis van het voorstel: artikel 42 en 308 EG-Verdrag Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie, Raad beslist met eenparigheid van stemmen Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. Subsidiariteit en proportionaliteit: De bevoegdheid tot het treffen van deze Verordening vloeit rechtstreeks voort uit artikel 42 EG-Verdrag. Subsidiariteit: positief. Het waarborgen van sociale zekerheid voor werknemers en zelfstandigen die gebruik maken van het recht op vrij verkeer kan niet enkel op nationaal niveau worden bereikt. Europees optreden heeft hierbij meerwaarde. Proportionaliteit: positief. De Verordening wordt aangepast aan gewijzigde nationale regels en recente rechtspraak. Consequenties voor de EU-begroting: geen Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Indien er budgettaire consequenties ontstaan worden deze binnen de begroting van het beleidsverantwoordelijk departement gedekt. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Het voorstel heeft consequenties voor de uitvoeringspraktijk van het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
14
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (UWV) en het College Voor Zorgverzekeringen (CVZ). Qua volume is moeilijk in te schatten hoe groot de besparing zal zijn. Er treedt in ieder geval een kleine besparing op in uitvoeringslasten voor de UWV omdat de Toeslagenwet niet meer geëxporteerd hoeft te worden. Wat betreft het CVZ is de kostenbesparing in volume evenmin aan te geven. De verwachting is echter dat de consequenties gering zullen zijn.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: het voorstel treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat overwegend positief tegenover deze wijzigingsverordening. Bij sommige voorstellen moeten echter een aantal kanttekeningen worden geplaatst. 1. Aanpassing van de bepalingen in de beide Verordeningen die betrekking hebben op «bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties». In het voorstel wordt het Nederlandse verzoek om de Toeslagenwet op de Bijlage te plaatsen gehonoreerd (zie voor toelichting onder 8.1 «Aanpassing van bepalingen over «bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties»). Door middel van de Wet Beperking Export Uitkeringen is in alle sociale verzekeringswetten, waaronder de Toeslagenwet, een exportverbod opgenomen. Omdat de Toeslagenwet voldoet aan de criteria om aangemerkt te kunnen worden als een «bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties» kan het exportverbod in de Toeslagenwet ook binnen de Europese Unie worden doorgevoerd, mits het is ingeschreven op Bijlage II bis. Nederland heeft daartoe een voorstel ingediend, wat door de Commissie in dit voorstel is overgenomen. 2. Aantal bepalingen op het terrein van verstrekkingen bij ziekte. a. Met de wijziging van art. 33 (zie toelichting onder 8, 2a) kan worden ingestemd. De Europese «praktijk» wordt hiermee in lijn gebracht met de Nederlandse «praktijk». In Nederland wordt bij het inhouden van bijdragen namelijk al rekening gehouden met pensioenen of renten die betrokkene uit andere lidstaten ontvangt. Niettemin lijkt er, voor wat de interpretatie betreft, een probleem te zijn bij het uitgangspunt waar in het nieuwe artikel 33, eerste lid, vanuit wordt gegaan, namelijk dat premieheffing dient te geschieden over de netto-pensioenen. Dit uitgangspunt lijkt allereerst strijdig met het beginsel dat regelgeving niet moet leiden tot een grotere administratieve lastendruk. Het is bovendien, anders dan de Europese Commissie stelt, niet noodzakelijk, gelet op het arrest Sehrer (C-302–98) van 15 juni 2000. b. Met het schrappen van het tweede lid van artikel 35 kan worden ingestemd (zie voor toelichting 8, 2b). 3. Wijziging van Bijlage III. Het voorstel om een aantal inschrijvingen in Bijlage III te schrappen betekent voor Nederland dat alleen de bepalingen uit de Bilaterale Verdragen met Duitsland en Portugal gehandhaafd blijven. Nederland kan met het schrappen van de inschrijvingen instemmen. De bepalingen die geschrapt worden hebben daar met name betrekking op de export naar derde landen (de Verordening is in beginsel niet van toepassing op export naar derde landen) en de beperking van de verdragsbepalingen tot wederzijdse
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
15
onderdanen (deze zijn nl. in strijd met jurisprudentie van het Hof van Justitie). Fiche 8: Mededeling betreffende een nieuw rechtskader voor betalingen in de Interne Markt Titel: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een nieuw rechtskader voor betalingen in de Interne Markt
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie:
5 december 2003 15 832/03 COM(2003) 718 definitief FIN i.o.m. JUST en EZ
Behandelingstraject in Brussel: Payment Systems Government Experts Group (PSGEG), Ecofin Raad. Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het voorstel voor een nieuw rechtskader voor betalingsverkeer in de Interne Markt maakt onderdeel uit van het Actieplan Financiële Diensten (APFD)1 en moet resulteren in efficiëntere betaaldiensten, meer gelijke concurrentieverhoudingen, een afdoende bescherming van gebruikers van betalingsdiensten en veilige betaalproducten op Europees niveau. De invoering van de euro en van Verordening nr. 2560/2001/EG betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro hebben bijgedragen aan de daling van de kosten voor grensoverschrijdende betalingen in de Interne Markt en een eerste aanzet gegeven tot de modernisering van de betalingsinfrastructuur in de Europese Unie. Het wegnemen van technische en juridische belemmeringen ziet de Commissie als de volgende stap in het proces om de voordelen van de Interne Markt voor girale betalingen beter te benutten. Het bestaande rechtskader voor betalingsverkeer berust momenteel grotendeels op nationale regelgeving, hetgeen volgens de Commissie leidt tot een versnippering van de Interne Markt. Ook de Europese regelgeving inzake betaaldiensten, die momenteel nog overwegend op grensoverschrijdende betalingen van toepassing is, moet volgens de Commissie worden herzien en tevens moeten implementatieverschillen worden weggenomen. Dit zou betrokken partijen in het betalingsverkeer meer rechtszekerheid bieden. Doel van de mededeling is alle belanghebbenden te raadplegen over de algemene doelstellingen en beginselen die ten grondslag moeten liggen aan de modernisering en vereenvoudiging van het rechtskader voor retailbetaaldiensten in de Interne Markt. De raadpleging moet uitmonden in passende voorstellen van de Commissie.
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t. betreft een mededeling. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: N.v.t. Instelling nieuw Comitologie-comité: N.v.t.
1
Zie de zesde voortgangsrapportage over het APFD.
Subsidiariteit en proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, betreft een mededeling. Vooralsnog vallen de subsidiariteittoets en de proportionaliteitstoets positief uit. Artikel 49 en 95 van het EG verdrag bevatten respectievelijk het beginsel van vrij verkeer van diensten en het vergemakkelijken van het functioneren van de Interne Markt. De voorgestelde instelling van een
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
16
Europees rechtskader op het terrein van betalingsverkeer moet hieraan bijdragen. Een definitief oordeel over subsidiariteit en proportionaliteit is afhankelijk van de concrete Commissievoorstellen die volgen na de consultatie.
Consequenties voor de EU-begroting: Geen Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Een goed werkend grensoverschrijdend betalingverkeer in Europa is mede gelet op de omvang van de Nederlandse handel van groot belang voor de Nederlandse economie. Lagere tarieven kunnen grensoverschrijdende transacties bevorderen, hetgeen de Interne Markt zal versterken. Dit zal in het voordeel zijn voor Nederlandse burgers en bedrijven (in het bijzonder MKB, ondermeer bij grensverkeer). Verder heeft het voorstel gevolgen voor Nederlandse aanbieders van betaaldiensten: bij afwezigheid van juridische en technische drempels kunnen dezelfde betaalproducten in meerdere lidstaten worden aangeboden en kunnen ook verwerkingsprocessen op groter schaal worden gestandaardiseerd, waardoor schaalvoordelen optreden. Tevens kunnen innovaties makkelijker hun weg vinden binnen de Interne Markt. Fiche 9: Mededeling over de concurrentiepositie van bedrijfsgerelateerde diensten Titel: Mededeling van de Commissie: De concurrentiepositie van bedrijfsgerelateerde diensten en hun bijdrage aan de prestaties van het Europese bedrijfsleven.
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie:
9 januari 2004 15 933/03 COM(2003) 747 EZ i.o.m. FIN, VROM en SZW
Behandelingstraject in Brussel: 11 maart 2004 op de agenda van de Raad voor Concurrentievermogen Instellen Forum samengesteld uit communautaire instituten, vertegenwoordigers van de Lidstaten, brancheorganisaties, werknemersorganisaties, onderzoeksinstellingen e.a. In het eerste semester 2005 volgt een actieplan door de Commissie. Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In de mededeling wordt geconstateerd dat zakelijke dienstverlening een dominante rol speelt in de Europese markteconomie in termen van output, werkgelegenheid en groei. Zonder een concurrerende zakelijke dienstverlening zal het niet mogelijk zijn de Lissabondoelstelling om van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
17
Europa de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te maken, te bereiken. De Commissie presenteert in de mededeling een beleidsraamwerk voor zakelijke dienstverlening waarin de belangrijkste politieke vraagstukken worden geadresseerd: 1. Integratie van de markt en concurrentie op de markt voor zakelijke dienstverlening is niet voldoende om het concurrentievermogen van de zakelijke dienstverlening te handhaven en te versterken. Met name de opheffing van handelsbelemmeringen voor diensten op de interne markt en in de internationale handel, bevordering van de concurrentie op de markten voor bedrijfsgerelateerde diensten en modernisering van overheidsdiensten zijn hierbij van belang. 2. Er is een kwantitatief en kwalitatief tekort aan noodzakelijke inputfactoren voor productie (gekwalificeerde werknemers, integratie van ICT en kapitaal). 3. De output van zakelijke dienstverleners is niet voldoende transparant, gewaardeerd en gedocumenteerd. 4. De beschikbaarheid en het gebruik van zakelijke dienstverlening zijn beperkt in minder ontwikkelde regio’s en de toetredende- en kandidaat-lidstaten, wat met name invloed heeft op het MKB en convergentieprocessen. 5. Kennis van de sector en de markten is schaars, waardoor besluitvorming binnen ondernemingen en door beleidsmakers beperkt wordt. Op grond van deze conclusies is de Commissie voornemens beleidsvoorstellen naar voren te brengen voor deze sector. Voor de formulering van deze beleidsvoorstellen zal de Commissie de betrokken stakeholders raadplegen door middel van een Europees Forum voor de zakelijke dienstverlening. Dit initiatief moet leiden tot de presentatie van een Actieplan in de eerste helft van 2005. Het Actieplan zal aansluiten bij (het implementatieproces van) de richtlijn voor Diensten in de Interne Markt.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t. Consequenties voor de EU-begroting: geen Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Nu niet te bepalen. Mag in elk geval niet leiden tot onduidelijke regelgeving en/of buitenproportioneel hoge administratieve lasten. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft vraagtekens bij het nut en de noodzaak van een Actieplan voor de zakelijke dienstverlening, dat gericht is op sectorspecifiek beleid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
18
Daarnaast is de kans aanwezig dat het actieplan leidt tot onduidelijke regelgeving en ongewenste administratieve lasten. Specifiek beleid gericht op sectoren is niet zinvol. Het is beter om generiek beleid te voeren. Nederland is daarom groot voorstander van het wegnemen van belemmeringen inzake grensoverschrijdend dienstenverkeer op de interne markt. De richtlijn voor Diensten op de Interne Markt zal daar naar verwachting voldoende richting en invulling aan kunnen geven. Fiche 10: Mededeling betreffende de toegang van het middenen kleinbedrijf tot financiering Titel: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot financiering
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie:
5 december 2003 15 807/03 COM(2003) 713 def EZ i.o.m. FIN
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Concurrentiekracht en Groei, Concurrentiekrachtraad Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Deze mededeling van de Commissie betreft een eerste evaluatie van de gemaakte vorderingen, naar aanleiding van de door de Raad in 2001 getrokken conclusies op gebied van toegang tot financiering voor het MKB. In deze conclusies drong de Raad er o.a. op aan de financieringsinitiatieven meer toe te spitsen op marktsegmenten met grote tekortkomingen. Deze conclusies waren gericht tot het Europees Investeringsfonds (EIF), de Europese Investeringsbank en de landen die deelnemen aan het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001–2005). Verbetering van de toegang tot financiering voor het MKB is een belangrijk aspect van het stimuleringsbeleid voor het ondernemerschap in Europa, waarbij de overheden zich primair moeten richten op het verbeteren van de algemene randvoorwaarden voor financiering en alleen beperkte directe maatregelen moeten treffen als de markt duidelijk tekort schiet.
Hoofdlijnen van de evaluatie over toegang van het midden- en kleinbedrijf tot financiering – Financiële instrumenten van de EU De financiële instrumenten van het Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001–2005) bieden goede Europese steun voor MKB financiering. Deze instrumenten worden beheerd door het EIF. Betreft efficiënt gebruik van EU middelen. –
Bankkredieten Uit de ervaringen met de financiële instrumenten van de EU blijkt dat leninggaranties een zeer efficiënte manier zijn om beperkte overheidsmiddelen optimaal te benutten en om een rechtstreekse oplossing te bieden voor het gebrek aan onderpand en immateriële activa. EIF en EIB dragen in belangrijke mate bij tot betere toegang van het MKB tot financiering.
–
Aandelenfinanciering Hoewel veel MKB bedrijven behoefte hebben aan een sterkere balans,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
19
is formeel durfkapitaal (kapitaal met een hoog risico) alleen een optie voor snelgroeiende ondernemingen. De aandacht op nationaal en Europees niveau moet daarom niet alleen blijven uitgaan naar het ontwikkelen van de Europese durfkapitaalmarkten maar ook naar het bevorderen van de mogelijkheden die worden geboden door business angels (ervaren ondernemers die starters helpen) en hun netwerken.
Conclusies Om het ondernemerschap in Europa doeltreffend te bevorderen, moeten Europese, nationale en regionale overheidsmaatregelen zich toespitsen op drie aspecten van de MKB financiering: 1. Verbetering van de randvoorwaarden; 2. Nadruk op aanloopfinanciering, m.n. garanties en microkredieten (leningen van kleine omvang); 3. Vergroten van het eigen vermogen op de balans van de bedrijven. Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. Subsidiariteit en proportionaliteit: Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, betreft een mededeling. Proportionaliteit: Positief. De EU-maatregelen bieden een goede en efficiënte manier om overheidsmiddelen ter financiering van het MKB te besteden. Over het algemeen is er een goede balans tussen hetgeen op Europees niveau afgesproken wordt en de nationale beleidsvrijheid. Consequenties voor de EU-begroting: geen Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland maakt actief gebruik van de EU garantiefaciliteit van het EIF voor de MKB- borgstellingsregeling. Deze faciliteit draagt bij tot verbetering van de toegang tot (bank)financiering voor het MKB in Nederland. Verdergaande verbetering van de toegang tot financiering voor het MKB zal het ondernemerschap in Europa in de goede richting stimuleren en banengroei bewerkstelligen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
20
Fiche 11: Mededeling over de toekomst van de Europese scheepsbouw en scheepsreparatie Titel: Mededeling van de Commissie aan de Raad, het EP, het Europees Economische en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: De toekomst van de Europese scheepsbouw en scheepsreparatie – concurrentievermogen door uitmuntendheid.
Datum Raadsdocument: Nr Raadsdocument: Nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie:
25 november 2003 15 288/03 COM (2003) 717 Ministerie van Economische Zaken i.o.m. V&W
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Scheepsbouw, Comité 133 en Raad voor Concurrentievermogen. Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Leadership 2015 is een initiatief van de Europese scheepsbouwindustrie om op lange termijn haar concurrentiepositie blijvend te verbeteren. Hiertoe heeft de sector samen met andere stakeholders een ambiteus programma opgesteld met een achttal prioritaire actielijnen/ aanbevelingen: 1. Creëren van gelijke concurrentieverhoudingen in de mondiale scheepsbouw; 2. Investeren in onderzoek, ontwikkeling en innovatie; 3. Opzetten van geavanceerde financierings e/o garantieregelingen; 4. Bevorderen van veiliger en milieuvriendelijker schepen; 5. Europese aanpak van de marinescheepsbouw; 6. Bescherming van intelectuele eigendomsrechten; 7. Veiligstellen van de toegang tot geschoolde werknemers; 8. Komen tot duurzame structuur van de sector; Uit de mededeling blijkt dat de Commissie de benadering zoals gepresenteerd in het Leadership 2015 rapport onderschrijft en zij nodigt de lidstaten uit om in onderling overleg met de sector invulling te geven aan de verschillende actielijnen zodat het concurrentievermogen voor de langere termijn verbeterd kan worden. Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: N.v.t. Instelling nieuw Comitologie-comité: N.v.t. Subsidiariteit en proportionaliteit: N.v.t., betreft een mededeling. Consequenties voor de EU-begroting: geen Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Omdat het een mededeling betreft zijn er momenteel geen budgettaire consequenties voor de overheid. Wanneer er Europese wetgeving hierover zou volgen zouden er aanzienlijke budgettaire consequenties mee gepaard kunnen gaan. Dit zal in de begrotingsbehandeling met het verantwoordelijke beleidsdepartement moeten afgestemd worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
21
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): N.v.t. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland onderschrijft analyse en uitgangspunten van het Leadership 2015 rapport en deelt in grote mate het standpunt van de Commissie zoals weerggeven in onderhavige mededeling. Belang voor Nederland is met name gelegen in de volgende drie actielijnen – het creëren van eerlijke concurrentieverhoudingen op mondiaal niveau; – steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie; – ontwikkeling van financierings- en/of garantieregeling. Op nationaal niveau zijn er inmiddels werkgroepen gestart om e.e.a. verder uit te werken. Voorts is belangrijk dat bij de verdere uitwerking binnen de lidstaten gestreefd wordt naar uniformiteit opdat de invoering van eventuele nieuwe regelingen niet zal leiden tot een verstoring van het Europese level playing field. Fiche 12: Besluit betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector. Titel: Voorstel voor besluit van Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit 1999/784/EG van de Raad betreffende deelneming van de Gemeenschap in het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector
Datum Raadsdocument: Nr. Raadsdocument: Nr Commissiedocument: Eerstverantwoordelijk ministerie: Behandelingstraject in Brussel:
16 december 2003 16 203/03 COM (2003) 763 definitief Ministerie OCW i.o.m. EZ, BZ, FIN Audiovisual Working Group, Onderwijs Jeugd en Cultuur Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie stelt voor het lidmaatschap van de Europese Gemeenschap in het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector (een akkoord i.h.k. van de Raad van Europa) met twee jaar te verlengen. Het huidige lidmaatschap van de Europese Gemeenschap in het Waarnemingscentrum loopt af op 31 december 2004. Wegens doeltreffend functioneren van het Waarnemingscentrum ziet de Commissie voldoende redenen om het lidmaatschap te verlengen. Omdat strategie en doelstellingen van het Waarnemingscentrum in 2006 vernieuwd worden stelt de Commissie voor het lidmaatschap nu voor een periode van twee jaar, tot 31 december 2006, te verlengen. De Commissie stelt verder voor de jaarlijkse kredieten aan de instelling op het niveau van 2004 te houden (235 000 euro).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
22
Rechtsbasis van het voorstel: art. 151 lid 3 Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie procedure Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. Subsidiariteit en proportionaliteit: Subsidiariteit: positief; betreft voortzetting van een lidmaatschap Proportionaliteit: positief; betreft voortzetting van een lidmaatschap. Consequenties voor de EU-begroting: Jaarlijkse contributie van de Commissie aan het Waarnemingscentrum € 235 000 (periode 2005–2006). Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: n.v.t. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t. Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland ondersteunt de verlenging van het lidmaatschap van de Europese Gemeenschap in het Waarnemingscentrum en acht samenwerking en afstemming tussen het Waarnemingscentrum en de Europese Gemeenschap van belang. Net als de Commissie is Nederland van oordeel dat het Waarnemingscentrum goed functioneert en een meerwaarde heeft op gebied van onderzoek naar de Europese audiovisuele sector.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 307
23