Tweede Kamer der Staten-Gerteraal
Vergaderjaar 1988-1989
19 521
Nieuwe Informatietechnologie in het Voortgezet Onderwijs
Nr. 11
BRIEF V A N DE MINISTER V A N ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Zoetermeer, 8 september 1989 Op 3 maart 1988 heb ik over de beleidsnotitie OPSTAP dd. 11 januari 1988 mondeling overleg gevoerd met de vaste Commissie voor onderwijs en wetenschappen (TK 19521.6). Deze beleidsnotitie bevat de hoofdlijnen voor de ontwikkelingen in de OPSTAP-periode. De hoofdlijnen worden jaarlijks nader uitgewerkt in een voor het daaropvolgend jaar geldend beleidskader, dat na overleg in de CCOO door mij zal worden vastgesteld. Bijgaand zend ik het beleidskader dat zal gelden voor de activiteiten voor 1990. Over dit beleidskader heb ik overeenstemming bereikt in het CCOO-overleg d.d. 19 juni 1989. De sociale partners hebben aan dat overleg deelgenomen. Voorafgaand aan het overleg in de CCOO heb ik een werkconferentie georganiseerd voor koepelorganisaties en sociale partners. Een korte weergave van de resultaten van die werkconferentie heb ik als bijlage bij het beleidskader gevoegd. De Onderwijsraad zal mij naar verwachting binnenkort adviseren over het beleidskader OPSTAP. Ik zal u dit advies separaat toezenden. De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, W. J. Deetman
914503F
sou uitgeverij's Gravenhage 1989
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 521, nr. 11
1
1. Inleiding Na de beëindiging van het onderwijsdeel van het INSP op 31 december 1988 startte per 1 januari het OPSTAP-project. De contouren van het OPSTAP-project zijn in 1988 bepaald door: - de beleidsnotitie OPSTAP - het Beleidskader OPSTAP 1989 - het activiteitenplan 1989-1992 PRINT Er is besloten dat de overheid jaarlijks een beleidskader OPSTAP voor het daarop volgend jaar uitbrengt. Op basis daarvan stelt PRINT een activiteitenplan op voor dat jaar. Voor u ligt het Beleidskader OPSTAP 1990. Het PRINT-project is net uit de startblokken en dient de kans te krijgen om in het uiteengezette parcours op snelheid te komen. Waar het jaar 1989 voor het PRINT-project een jaar is waarin ontwikkelingsactiviteiten centraal staan, zal 1990 een jaar worden waarin effecten van die ontwikkelingsactiviteiten duidelijk zichtbaar moeten worden. Het beleidskader dient dan ook nadrukkelijk gezien te worden als een aanvulling op de eerdergenoemde, richting bepalende documenten. Het beleidskader bevat enerzijds een uitwerking van een aantal elementen uit het beleidskader 1989, anderzijds een aantal nieuwe beleidsontwikkelingen, die van belang zijn voor het activiteitenplan 1990. Naast het PRINT-project lopen er in het kader van OPSTAP nog twee belangrijke projecten, het «POCO» courseware-ontwikkelingsproject en het apparatuurverstrekkingsproject COMENIUS voor het basisonderwijs. Deze beide projecten worden niet expliciet behandeld in dit beleidskader. Het Concept-beleidskader is op 25 mei 1989 besproken in een werkconferentie met vertegenwoordigers van de koepelorganisaties, werkgevers en het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. De resultaten van deze conferentie worden in een bijlage bij dit beleidskader weergegeven. 2. Algemeen 2.1
Volwassenenonderwijs
Met ingang van 1990 zal PRINT ook het volwassenenonderwijs in het project dienen op te nemen. De algemene kaders hiervoor heb ik aangegeven in mijn beleidsnotitie volwasseneneducatie in OPSTAP/PRINT 1990-1992 van maart 1989. Een nadere uitwerking van een aantal elementen van die notitie vindt u in paragraaf 3.4. 2.2 Budgetjaar versus schooljaar Bij het plannen van activiteiten kan het voor PRINT soms noodzakelijk zijn overeenkomsten aan te gaan die gebaseerd zijn op schooljaren in plaats van de gebruikelijke begrotingsjaren. In deze gevallen kan PRINT overeenkomsten aangaan die over het begrotingsjaar heengaan mits de activiteiten passen binnen het algemeen activiteitenplan en de relevante beleidskaders. 2.3 PRINT, COMENIUS en POCO Binnen het kader van OPSTAP lopen op dit moment een drietal grotere projecten te weten PRINT, COMENIUS en POCO. Het COMENIUS-project beoogt op basis van de beleidsnotitie «Computers in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 5 2 1 , nr. 11
2
het basisonderwijs en het speciaal onderwijs, een standaard» de verstrekking van computerapparatuur en programmatuur aan het basisonderwijs en bepaalde schoolsoorten van het (voortgezet) speciaal onderwijs in de periode 1990-1994 te realiseren. Het COMENIUS-project is een samenwerkingsproject van besturenbonden, VNG en het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. In januari 1989 hebben betrokkenen een convenant gesloten op basis waarvan het project uitgevoerd zal worden. Met dit convenant en bovengenoemde beleidsnotitie zijn de kaders voor het COMENIUS project gesteld. De levering van apparatuur en programmatuur is direct gekoppeld aan deskundigheidsbevordering die in het kader van PRINT wordt uitgevoerd. Derhalve is nauw overleg tussen COMENIUS en PRINT noodzakelijk. Dit overleg is in 1989 goed op gang gekomen en dient te worden gecontinueerd. Het POCO-project beoogt de ontwikkeling van programmatuur voor het onderwijs. Het beleidskader voor het POCO-project wordt weergegeven in de «beleidsnotitie POCO» (augustus 1987). Een voorstel voor de invulling van de prioriteiten voor de tweede ontwikkelcyclus zal medio 1989 besproken worden in de daarvoor bijeenkomende CCOO-WIT. Overleg tussen PRINT en POCO is van belang opdat afstemming verkregen wordt tussen de door PRINT en POCO te ontwikkelen programmatuur. Derhalve is PRINT expliciet betrokken bij de bepaling van de prioriteiten voor de tweede ontwikkelcyclus van POCO. Daarnaast is er sprake van regulier afstemmingsoverleg tussen PRINT en POCO. 2.4 Standaardisatie apparatuur v.o. (algemene vakken) Medio 1989 vonden de laatste apparatuurverstrekkingen plaats in het kader van het NIVO-project. Ik hecht om doelmatigheidsredenen aan het handhaven van de met het NIVO-project ingezette standaard voor hardware in het VO. Om de hardware-standaardisatie te bevorderen zal ik daarover in 1989 overleg voeren met de besturenorganisaties. Daarnaast zal ik ten behoeve van het v.o. slechts die courseware-projecten subsidiëren die ontwikkelen op de «NIVO-standaard» of een daarmee «compatible» standaard. 2.5 Courseware en
lesstofontwikkeling
Nationaal Courseware Platform Nog in 1989 zal het Nationaal Courseware Platform worden opgericht. Doel van dit platform is het komen tot afstemming over standaardprocedures en methodieken voor courseware-ontwikkeling, distributie en onderhoud. In dit platform zullen courseware-ontwikkelaars en educatieve uitgeverijen vertegenwoordigd zijn. Uiteraard zal ook PRINT in dit platform vertegenwoordigd worden. 2.6 ECC In 1990 zal PRINT voor een bedrag van 0,9 min. trekkingsrecht hebben voor courseware-ontwikkeling bij het ECC (het geprivatiseerde C.O.I.). 3. Sectoren 3.1 Basisonderwijs/'(voortgezet)
speciaal onderwijs
Algemeen Het beleidskadei 1990 bouwt voort op het beleidskader 1989, hetgeen betekent dat het voor 1989 uitgezette beleid in 1990 wordt gecontinueerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 5 2 1 , nr. 11
3
3.1.7
Courseware-ontwikkeling
Twee t h e m a ' s staan voor het basis- en (voortgezet) speciaal onderwijs centraal: zorgverbreding en werken volgens plan. PRINT dient hierop met zijn activiteiten voor c o u r s e w a r e - o n t w i k k e l i n g aan te sluiten, door concrete produkten te ontwikkelen die door leraren relatief eenvoudig en direct in praktijk te gebruiken zijn. Voor het t h e m a zorgverbreding betekent dit: - materialen ten behoeve van het speerpunt lezen en zo mogelijk het speerpunt rekenen/wiskunde o n t w i k k e l e n ; - Nederlands als t w e e d e taal (NT2) dient aandacht te krijgen; - inzet van de c o m p u t e r voor diagnostiserende en remediërende toepassingen in het onderwijs geldt als prioriteit. Bij werken volgens plan dient c o m p u t e r beheerd onderwijs (CBO) binnen PRINT nadrukkelijk aandacht te krijgen. In de eerste plaats is het noodzakelijk dat v o o r t g e b o u w d w o r d t o p de bestaande praktijk van onder andere het werken met handelingsplannen en op de inventarisering van waardevolle ervaringen en produkten o p het gebied van CBO die voor het CITO w o r d t / i s uitgevoerd. Het bundelen van de deskundigheid van de verzorgingsinstellingen op dit terrein lijkt onontbeerlijk, evenals het zorgvuldig overwegen van de mogelijkheid de deskundigheid van derden hierbij in te roepen. Vervolgens zal de ontwikkeling van het CBO-systeem en toepassing daarvan in het onderwijs zeer bewust en gefaseerd moeten verlopen. Op korte t e r m i j n valt te denken aan een relatief eenvoudig, vrijwel direct bruikbaar i n s t r u m e n t dat de leraar kan hanteren bij de organisatie van het onderwijsleerproces, bij voorbeeld een v o o r t gangsregistratie. Een leerlingvolgsysteem is een volgende noodzakelijke stap die niet te lang m a g w o r d e n uitgesteld. Uiteindelijk kan g e d a c h t w o r d e n aan geautomatiseerde systemen die op basis van diagnostische gegevens van een leerling advies geven over de te volgen leerweg en de daarbij in te zetten h u l p m i d d e l e n , w a a r o n d e r mogelijk de c o m p u t e r . (Zie ook het thema zorgverbreding hierboven). Courseware-ontwikkeling
ten behoeve
van voor OVB relevante
thema's
Naast de inzet van eigen middelen t e n bate van c o u r s e w a r e - o n t w i k keling op het gebied van NT2 kan PRINT in 1990 aanvragen m e t betrekking t o t de ontwikkeling van courseware indienen bij het l e e r m i d d e l e n p l a t f o r m . Deze aanvragen dienen betrekking te hebben op prioriteiten die voor O V B - l e e r m i d d e l e n o n t w i k k e l i n g gelden. Vóór honorering van courseware-aanvragen uit het land zal het l e e r m i d d e l e n p l a t f o r m hierover overleg voeren met PRINT. Startpakket Gerelateerd aan de apparatuurverstrekking aan het basisonderwijs zal er een startpakket van relevante software w o r d e n samengesteld. Bij de courseware-ontwikkeling en het samenstellen van het startpakket zal rekening m o e t e n w o r d e n g e h o u d e n m e t de bruikbaarheid van materialen binnen het (voortgezet) speciaal onderwijs. Er zal overleg plaatsvinden tussen PRINT en het C O M E N I U S - p r o j e c t over de samenstelling van het pakket, de produktie van bijbehorende materialen en de relatie tussen startpakket en deskundigheidsbevordering.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 8 - 1 9 8 9 , 19 5 2 1 , nr. 11
4
3.2.1 Zintuiglijk en/of lichamelijk gehandicapten en zeer moeilijk lerende kinderen De evaluatie van de pilotprojecten INSP heeft voor de te onderscheiden handicaps aangegeven welke toepassingen verdere ontwikkeling en onderzoek vergen alvorens tot een zinvolle invoering kan worden overgegaan. In opdracht van PRINT heeft ECC een haalbaarheidsonderzoek verricht naar wenselijke en zinvolle projectactiviteiten voor deze doelgroepen. Dit vooronderzoek stelt een tweetal doelgroepoverstijgende projecten voor, te weten taal en ergonomie, die medio het schooljaar 1988-1989 door ECC in uitvoering zijn genomen. Aangezien de ervaringen met zeer moeilijk lerende kinderen op dit terrein minimaal zijn, zal PRINT hiervoor een apart deelproject starten, waarbij het accent ligt op de sociale redzaamheid van oudere leerlingen. Het is tevens van belang de snel voortschrijdende ontwikkelingen op dit terrein te volgen en aansluiting te houden. Naast verdere ontwikkeling binnen deze projecten wordt deze scholen door verstrekking van één configuratie van de basisonderwijsstandaard, startpakket en softwarecoupon in 1990 de mogelijkheid geboden aansluiting te houden met de ontwikkelingen in het basisonderwijs en overig speciaal onderwijs op het terrein van informatietechnologie. De scholen zal de gelegenheid geboden worden een adequate nascholingscursus te volgen. 3.1.3
Apparatuur
Er is door mij in overleg met koepel- en besturenorganisaties een standaard voor de te verstrekken apparatuur vastgesteld. Alle basisscholen en een aantal schoolsoorten in het speciaal onderwijs zullen apparatuur van deze standaard ontvangen. Over de verstrekking aan het (voortgezet) speciaal onderwijs is een aparte notitie verschenen. Voor de levering van deze apparatuur probeer ik medio 1989 een overeenkomst met een of meerdere leveranciers af te sluiten. De eerste tranche van verstrekking vindt in 1990 plaats. Ik zal de inspectie vragen deze eerste verstrekking te volgen en hierover begin '91 te rapporteren. Uitgangspunt van het leveringsschema is een regionale verstrekking, waarbij de regio-indeling van de schoolbegeleiding wordt aangehouden. Er moet zo mogelijk voorkomen worden dat bij de toedeling van apparatuur elementen van onzuivere concurrentie een rol spelen. Op het moment dat de school in het verstrekkingsschema aan de beurt komt, dient de school minimaal aan de volgende leveringsvoorwaarden te voldoen: - invoering van de computer in het schoolwerkplan opnemen; - het volgen van de cursus activiteiten-coördinator, die door PRINT wordt ontwikkeld en via PRINT wordt gegeven. Om de autonome ontwikkelingen die zich op een aantal scholen afspelen te laten aansluiten op de apparatuurstandaard, ben ik met de besturenorganisaties het volgende overeengekomen. Scholen die op een eerder tijdstip dan op grond van het verstrekkingsschema apparatuur en startpakket uit eigen budget willen aanschaffen, kunnen onder bepaalde voorwaarden de apparatuur en het startpakket later ten laste van het COMENIUS-project laten komen. Daarbij dient op het moment van verrekening in ieder geval aan de leveringsvoorwaarden te zijn voldaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 5 2 1 , nr. 11
5
3.1.4
Deskundigheidsbevordering
In 1990 neemt de voorscholing van de PABO's, WOSO-instellingen en schoolbegeleidingsdiensten een centrale plaats in. De deskundigheidsbevordering en begeleiding van de scholen bij de 1e tranche regio's in 1990 heeft naast het ervaring opdoen met de verstrekking het karakter van proefdraaien van cursussen en materialen. Bij de realisatie van de deskundigheidsbevordering dient zoveel mogelijk ingespeeld te worden op wensen van het veld, te weten differentiatie in aanbod en tijdstip van de activiteiten. Los van de cursusactiviteiten die genoemd zijn bij de leveringsvoorwaarden, ga ik ervan uit dat de door PRINT in het activiteitenplan geplande cursussen alle in uitvoering worden genomen. Door adequate voorlichting dient PRINT een evenwichtige deelname van vrouwelijke leerkrachten aan de deskundigheidsbevordering te stimuleren. 3.2 Niet beroepsgericht
voortgezet
onderwijs
Ik verzoek de SVI haar activiteiten voor 1990 voort te bouwen op die van 1989. In navolging van het OPSTAP-beleidskader 1989 worden voor 1990 een drietal activiteiten onderscheiden voor het niet-beroepsgericht voortgezet onderwijs: 1.1 informatiekunde in de eerste fase v.o. 1.2 projecten informatica middenbouw en bovenbouw; 1.3 nascholing 3.2.1 Informatiekunde
in de eerste fase v.o.
Ik verzoek de SVI activiteiten te ontwikkelen voor het vak informatiekunde in de eerste fase voortgezet onderwijs. In het wetsvoorstel voor de basisvorming wordt voorgesteld een 20-uurs vak informatiekunde op te nemen. De keuze voor informatie als afzonderlijk vak is gebaseerd op de behoefte om in de eerste fase voortgezet onderwijs een korte introductie informatiekunde te verzorgen. In aanvulling daarop kunnen elementen van informatiekunde worden geïntegreerd in andere vakken zoals Nederlands, wiskunde en techniek. Ik verzoek de SVI met deze beleidsvoornemens rekening te houden bij (te ondernemen) activiteiten op het gebied van (courseware)-ontwikkeling en deskundigheidsbevordering. In december 1988 heeft de ontwikkelingsgroep informatiekunde (cie Plomp) haar eerste advies eindtermen informatiekunde uitgebracht. In vervolg hierop heeft de ontwikkelingsgroep de opdracht gekregen het ontwerp bij te stellen. In een volgend stadium wordt gevraagd te adviseren over leerplanontwikkeling, scholing en nascholing op basis van de dan vastgestelde eindtermen. Ik verzoek de SVI haar activiteiten op het gebied van courseware-ontwikkeling, deskundigheidsbevordering en voorlichting af te stemmen op de eind 1989 vast te stellen eindtermen. Zij moet daarvoor niet alleen de eindtermen informatiekunde als uitgangspunt nemen, maar ook de eindtermen voor andere vakken, waarin elementen informatietechnologie zijn geïntegreerd. 3.2.2 Projecten informatica middenbouw en bovenbouw De projecten informatica zijn gericht op de uitvoering van het «Aanvullend beleidskader informatica voor de bovenbouw van havo/vwo (1986)» en hebben betrekking op de volgende programmaonderdelen: - basisprogramma informatica; - informatica in het eindexamenvak natuurkunde;
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 521, nr. 11
6
-
informatica informatica informatica informatica
in in in in
het eindexamenvak maatschappijleer; het eindexamenvak wiskunde; het eindexamenvak bedrijfseconomie; andere eindexamenvakken.
Het traject van deze projecten is te verdelen in een voorbereidingsfase en een implementatiefase, die in de praktijk overigens voor een deel in elkaar kunnen overlopen. In de voorbereidingsfase staat het verzamelen en ontwikkelen van informatica en materiaal centraal. Deze fase loopt tot het moment waarop ik besluit tot landelijke invoering van het betreffende programma-onderdeel. Concrete produkten van deze fase zijn: een conceptbeschrijving van de leerdoelen die zich lenen voor onderbrenging in een te ontwikkelen programma-onderdeel met betrekking tot informatica, het ontwikkelde lesmateriaal, een beschrijving van de randvoorwaarden binnen de school zoals het aantal beschikbare lesuren en de benodigde leer- en hulpmiddelen. Ik verzoek u aan deze produkten een advies toe te voegen over de wijze waarop de implementatiefase kan worden uitgevoerd, welke bijdrage het PRINT-management daaraan kan leveren en welke bijdragen van de verzorgingsinstellingen gewenst zijn. Dit advies moet vergezeld gaan van een advies over de inhoud en de onderlinge afstemming van de diverse informatica-programmaonderdelen. Waar het de integratie in een van de examenvakken betreft zal ik aan andere deskundigen van dat vak vragen te komen met een voorstel voor inpassing in het examenprogramma van dat vak. De adviesprocedure zal verlopen zoals het voor het vak natuurkunde is gebeurd met dat verschil dat ten behoeve van de onderlinge afstemming ook advies gevraagd zal worden aan examenprogrammacommissies c.q. vakdeskundigen van de andere betrokken vakken. PRINT dient landelijk bruikbaar lesmateriaal te laten ontwikkelen en waar nodig, in samenwerking met de nascholingsinstituten, een nascholingspakket te ontwikkelen. Daarna geschiedt de uitvoering van de nascholing op basis van de meerjarenafspraken tussen PRINT en lerarenopleidingen. Het PRINT-management behoeft met de start van de 2e fase te wachten tot ik besloten heb over de landelijke invoering van het desbetreffende programmaonderdeel. Het PRINT-management heeft op het gebied van de nascholing met name een «aanjaag»-functie, in die zin dat haar activiteiten voornamelijk bestaan uit ontwikkeling van nascholingsmateriaal en scholing van de medewerkers van nascholingsinstituten. Bij het te ontwikkelen lesmateriaal moet er in principe vanuit worden gegaan dat er geen extra vakspecifieke hardware nodig is. Als er in bepaalde gevallen wel extra hardware nodig is, dan verzoek ik het PRINTmanagement dit in het activiteitenplan aan te geven. a. Informatica-basisprogramma (leerjaar 4 havo/vwo) Het doel van dit project is het ontwikkelen van een basisprogramma dat - aan het begin van de bovenbouw aan alle havo- en vwo-leerlingen een algemene vorming informatica, bestaande uit basiskennis en elementaire vaardigheden voorzover nog niet aan de orde gekomen in het programma informatiekunde in de onderbouw, meegeeft en - de leerlingen voorbereidt op de informatica die zij in de eindexamenvakken kunnen tegenkomen. De aansluiting van het vak informatiekunde in het mavo en het basisprogramma informatica in de bovenbouw van de havo kan soepel verlopen. De mavo-leerlingen krijgen evenals de havo-leerlingen in de onderbouw het vak informatiekunde. Het basisprogramma wordt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 5 2 1 , nr. 11
7
afgestemd op het vak informatiekunde. Het basisprogramma wordt in aansluiting op het vak informatiekunde in het eerste leerjaar van de bovenbouw aangeboden. Ik ga ervan uit dat in december 1989 de beslissing tot landelijke invoering van het basisprogramma zal worden opgenomen. Deze beslissing zal ik nemen op grond van de concrete produkten en het toegevoegde advies die ik in september 1989 van de SVI zal ontvangen. Ik verzoek u op basis van een positieve beslissing het lesmateriaal verder te ontwikkelen opdat het landelijk bruikbaar is en zo goed mogelijk is afgestemd op de andere programmaonderdelen, die de leerlingen in de andere vakken zullen tegenkomen. b. Informatica natuurkunde Het doel van dit project is het ontwikkelen van informatica-elementen in het examenwerk natuurkunde. In het voorjaar van 1989 heb ik besloten tot de landelijke invoering van informatica-elementen in het vak natuurkunde door het vaststellen van nieuwe examenprogramma's voor havo en vwo. Gepland is dat de dagscholen vanaf 1993 eindexamens zullen afleggen die op de nieuwe examenprogramma's zijn gebaseerd. Voor dit project is de implementatiefase dus al aangevangen. Ik verzoek u het project in 1990 te continueren. c. Informatica maatschappijleer Het doel van dit project is het ontwikkelen van informatica-elementen in het examenvak maatschappijleer. In 1988 zijn door de structuurcommissie maatschappijleer eindtermen ontwikkeld voor het examenthema «De informatietechnologie en maatschappelijke verandering» die zowel voor havo als vwo zijn bedoeld. Het concrete courseware-materiaal voor vwo zal naar wordt verwacht in 1989 gereed zijn. Ik verzoek u zorg te dragen voor de bijdrage van het PRINT-management aan de implementatiefase en de ontwikkeling van lesmateriaal voor het havo ter hand te nemen. d. Informatica in wiskunde en bedrijfseconomie Het doel van dit project is het ontwikkelen van informatica-elementen in de examenvakken wiskunde-A en -B en bedrijfseconomie. Ik verzoek u in de zomer van 1990 te komen met concrete produkten en een advies over de ontwikkelingen voor deze vakken, zodat ik zo spoedig mogelijk daarna kan beslissen over de landelijke invoering van informatica-leerstof in deze vakken. e. Andere examenvakken Onlangs is een commissie vernieuwing examenprogramma's Nederlandse Taal en letterkunde van start gegaan. Ik verzoek u contact te onderhouden met deze commissie, teneinde na te gaan welke mogelijkheden er zijn voor het opnemen van informatica-elementen in de nieuwe examenprogramma's, en mij daarover te informeren ruim voor de opstelling van het OPSTAP-beleidskader voor 1991. Redenen om aan het vak Nederlands de voorkeur te geven zijn: - Informatica-ontwikkelingen en de vernieuwingsontwikkelingen die voornoemde commissie gaat entameren, kunnen mogelijk gecombineerd worden; - Alle leerlingen hebben Nederlands als examenvak. Aan dit vak wordt gedurende de gehele cursus een groot aantal uren besteed. Dat biedt een goede mogelijkheid om alle leerlingen met linguïstische informaticaelementen kennis te laten maken. - Een talenvak ontbreekt tot nu toe in de reeks van vakken waarvoor nu aan de integratie van informatica gewerkt wordt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 5 2 1 , nr. 11
8
3.2.3
Nascholing
Mede gelet op de ontwikkelingen, vermeld in de paragrafen 3.2.1 en 3.2.2 verzoek ik de SVI: - de vakgerichte nascholing voor de vakken: aardrijkskunde, geschiedenis, Nederlands, de moderne vreemde talen en wiskunde en voor de vakken informatiekunde en techniek te continueren; - ontwikkeling van nascholing en scholing van medewerkers van nascholingsinstituten te starten voor het vak economie, en zonodig ook voor het vak maatschappijleer; - de vakgerichte nascholing voor het vak economie te starten, in samenhang met nascholing voor de integratie van informatica in het examenvak economie; - de overige activiteiten die samenhangen met de ontwikkeling van nascholing te continueren, zoals evaluatie en bijstelling van cursussen, standhouding van vakwerkgroepen en terugkomdagen, evenals uitvoering van de cursussen systeembeheer en management. 3.3
Beroepsonderwijs
Onder beroepsonderwijs in dit beleidskader wordt verstaan de bovenbouw van het lbo (inclusief de lbo), het bbo/leerlingwezen, het (k)mbo, en de beroepsgerichte volwasseneneducatie. Ik verzoek de SVI met deze uitbreiding rekening te houden. Aangezien het niet doelmatig is voor het vormingswerk een eigen management te voeren, verzoek ik de SVI het vormingswerk onder te brengen bij het sectormanagement beroepsonderwijs. Ik 1990 moeten de in het jaar 1989 van start gegane projecten, voorzover deze niet zijn afgerond, worden gecontinueerd. Bovendien dient het reeds ontwikkelde materiaal te worden overgedragen aan scholen buiten die projecten. Dit moet gebeuren op grond van evaluatie van het lesmateriaal en nadat de produkten zodanig zijn gedocumenteerd dat implementatie in het overige onderwijs een goede kans van slagen heeft. Ook in 1990 dienen de ontwikkelingen in het beroepsonderwijs in nauw overleg met het bedrijfsleven te worden gepland. Dit moet voor wat betreft het vaststellen van de behoefte aan een opleiding en het legitimeren van de eindtermen en certificaateenheden voor het lager- en middelbaar beroepsonderwijs geschieden door het Bedrijfstakgewijs Overleg Onderwijs Bedrijfsleven (BOOB) en voor het leerlingwezen door het desbetreffende Landelijke Orgaan. Daarbij dient, ook ten aanzien van nieuwe technologieën, steeds te worden afgewogen wat, gerelateerd aan hetgeen de arbeidsmarkt vraagt, voor de desbetreffende schoolsoort tot de basisvaardigheden van de leerling/cursist moet behoren. Onder basisvaardigheden versta ik in dit verband de kwalificaties die het mogelijk maken ingezet te worden in een groot aantal verwante beroepssituaties. De ontwikkelingen in het kader van PRINT kunnen niet los worden gezien van de grote beleidsoperaties. Ik wijs hierbij op het gestelde in de beleidsnotitie OPSTAP dat de introductie van nieuwe (informatie) technologie zijn eigen momentum moet behouden en daarom moet worden afgestemd op, maar niet gestuurd door de grote beleidsoperaties. Voor zover in het kader van PRINT scholen worden ingeschakeld, dient rekening gehouden te worden met: - voor wat betreft het lager beroepsonderwijs: instellingen die functioneren binnen de onderwijskundige kaders zoals die zijn geformuleerd in het wetsontwerp «Voorbereidend beroepsonderwijs»; - voor wat betreft het middelbaar en het cursorisch beroepsonderwijs zal bij de keuze van de projectscholen het perspectief van de school in SVM- of WCBO-verband worden meegewogen. Voor het mbo zal dit perspectief worden gerelateerd aan de plaatsing op het plan van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 521, nr. 11
9
spreiding en situering. De toepassing van dit criterium geldt in het bijzonder waar het mede investeringen betreft in apparatuur en huisvesting. Tevens moet worden afgestemd op het nieuw ontwikkelingsplan leerlingwezen, dat op 1 augustus 1989 in werking zal treden, en op het in 1989 vast te stellen ontwikkelingsplan beroepsonderwijs. 3.3.1
Courseware-ontwikkeling
Op de scholen wordt veelvuldig gebruik gemaakt van programmatuur die in de beroepspraktijk wordt gebruikt. Uitgangspunt daarbij moet zijn dat de soft-/courseware zo breed mogelijk toepasbaar is en gebruikt kan worden op de reeds eerder verstrekte apparatuur (16 bits MS-DOSapparatuur). Bij de bepaling voor welke opleidingen courseware moet worden ontwikkeld, is raadpleging van het BOOB of het desbetreffende Landelijk Orgaan gewenst. Ik verzoek de SVI waar mogelijk gebruik te maken van de eerder in het kader van POCO ontwikkelde courseware en computerondersteunde onderwijsprogramma's en hieraan op ruime schaal bekendheid te geven. In dit verband wordt de SVI verzocht te bezien of het opzetten van een nationale coursewarecatalogus hiertoe een bijdrage kan leveren. Tevens verzoek ik de SVI specifiek aandacht te besteden aan de ontwikkeling van simulatiesoftware voor die gebieden waar oefening in de praktijksituatie bezwaarlijk is en/of waar simulatie de plaats kan innemen van het gebruik van kostbare produktie-apparatuur. Daar waar courseware-ontwikkeling specifieke consequenties heeft voor hardware verzoek ik de SVI dit aan te geven. 3.3.2 Specifieke
aandachtsgebieden
a.
Laboratoriumonderwijs De ontwikkelingen op het gebied van nieuwe technologieën in het laboratoriumonderwijs dienen verder te worden uitgebouwd. Om een uitspraak te kunnen doen over de wenselijkheid en haalbaarheid van een project gericht op biotechnologie verzoek ik de SVI na te gaan hoe in het laboratoriumonderwijs aandacht kan worden besteed aan biotechnologie. b. Nautisch onderwijs In 1989 zijn ontwikkelingen gestart in het kader van het project «Europees Software Assisted Training Netwerk». Ik verzoek de SVI dit project verder te ontwikkelen. Het project betreft een op computergebruik gebaseerd systeem voor kennis- en informatieoverdracht dat een belangrijke aanzet kan geven tot een gemeenschappelijke Europese aanpak bij de ontwikkeling van computerondersteunde training en opleiding in het maritiem onderwijs. Daarbij dient aansluiting te worden gezocht bij het project middelbaar maritiem officier dat de integratie beoogt van de monodisciplinaire opleiding tot stuurman en scheepwerktuigkundige kleine handelsvaart en scheepwerktuigkundig A. c. Logistiek en kwaliteitszorg Op het gebied van logistiek en kwaliteitszorg moeten activiteiten worden gestart. Ik verzoek de SVI een voorstel te doen over de wijze waarop binnen het beroepsonderwijs aandacht kan worden gegeven aan logistiek en kwaliteitszorg. Het lijkt doelmatig dat dit gebeurt in samenhang met de activiteiten binnen het onderdeel regulier onderwijs van het programma «Kwaliteit en Logistiek» dat wordt uitgevoerd door het NEHEM.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 5 2 1 , nr. 11
10
3.3.3
Vormingswerk
De in gang gezette ontwikkeling van informatiekunde in het door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen bekostigde vormingswerk moet worden uitgebreid. Ik verzoek de SVI de resultaten van de inmiddels afgeronde projecten: basiskennis informatiekunde, de computer als hulpmiddel bij maatschappelijke vorming en kennismaking met de computer voor w.s.w.-jongeren te implementeren. Met dit doel zal apparatuur aan de instellingen beschikbaar worden gesteld. De instelling dient minimaal 100 cursisten te hebben om voor apparatuurverstrekking in aanmerking te komen. De toewijzing van de gelden voor dit doel geschiedt voor een periode van drie jaar, te beginnen met de grootste instellingen, waarbij rekening gehouden zal worden met deskundigheid, huisvesting en spreiding. Ik verzoek de SVI courseware-ontwikkeling en deskundigheidsbevordering te richten op: - arbeids- en beroepsoriëntatie; - de computer als hulpmiddel bij maatschappij-oriëntatie; Hierbij moet aansluiting gezocht worden bij de reeds bestaande courseware en met bij NaBoNT ondergebrachte deskundigheidsbevordering. Waar dat mogelijk is zal aandacht moeten worden geschonken aan de specifieke behoeften bij het vormingswerk. 3.4 Niet beroepsgerichte
volwasseneneducatie
Onder volwasseneneducatie wordt hier verstaan alle activiteiten die behoren tot de basiseducatie en het dag/avond/AVO/VWO. Voor deze sectoren dient een activiteitenplan Volwasseneneducatie (VE) te worden samengesteld. Zoals vermeld wordt de beroepsgerichte volwasseneneducatie in dit kader gerekend tot het beroepsonderwijs. In 1990 moeten de in het kader van de INSP gestarte projecten, indien die nog niet zijn afgerond, worden gecontinueerd. Daarnaast dient het reeds ontwikkelde materiaal na een evaluatie te worden overgedragen aan instellingen buiten die projecten. Voorts verzoek ik de SVI aandacht te besteden aan de problematiek die zich voordoet bij het individualiseren van de leerweg van cursisten. 3.4.7 Organisatorisch
kader
Na overleg met het onderwijsveld en de direct betrokkenen heb ik besloten de organisatie van de VE in het PRINT-project als volgt vorm te geven: Een eigenstandige ontwikkeling gericht op volwassenen vereist een duidelijke profilering binnen het PRINT-project. Er is bovendien afstemming nodig tussen de verschillende vormen van volwassenenonderwijs. Daartoe wordt een overlegorgaan VE in het leven geroepen met een zelfstandige functie. Dit overlegorgaan - wordt door de CIBB, de SVE en de SVI ingericht; - heeft als leden de SVE, de CIBB en de SLOT. Daarnaast zijn de algemeen manager PRINT, de sectormanagers beroepsonderwijs en niet-beroepsgericht voortgezet onderwijs op door de CIBB, SVE en SVI nader te bepalen wijze betrokken; - wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de CIBB c.q. de SVE; - heeft een fulltime secretaris die voor de coördinatie zorg draagt. De secretaris wordt ondergebracht bij de SVE c.q. de CIBB; - De secretaris heeft toegang tot de besprekingen van het manage-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 5 2 1 , nr. 11
11
mentteam over voor de volwasseneneducatie relevante onderwerpen; - de kosten van het overlegorgaan wordt bestreden uit de post managementkosten ten bate van de VE in PRINT; - heeft tot taak planvoorbereiding en coördinatie. Wederzijdse uitwisseling van informatie tussen dit orgaan en het managementteam van PRINT dient te worden gegarandeerd. De planopstelling en planuitvoering zal voor de onderscheiden gebieden geschieden onder verantwoordelijkheid van respectievelijk: - voor het CBO: de sectormanager beroepsonderwijs - voor het VAVO: de sectormanager VO - niet beroepsgericht - voor de basiseducatie: de algemeen manager Voor de planvaststelling en voor het geheel blijft de SVI verantwoor-
delijk. 3.4.2
Basiseducatie
Bij basiseducatie kan binnen het onderdeel sociale kennis en vaardigheden aandacht worden besteed aan informatiekunde. Doel hiervan is het verschaffen van enig inzicht in de toepassingen van informatietechnologie en de consequenties daarvan. Deze ontwikkeling dient te worden gestimuleerd en verder te worden uitgebouwd. Daarnaast moet de beperkte ervaring die reeds is opgedaan met de computer als hulpmiddel in het onderwijs bij vooral de programma-onderdelen taal en rekenen en in meer algemene zin binnen sociale vaardigheden verder worden uitgebouwd. 3.4.3 Dag/avond
avo/vwo
De ontwikkeling van informatiekunde binnen het dag-avondonderwijs moet verder worden uitgebouwd. Met de invoering van voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) zal hieraan bij de oriënterende en schakelende programma's aandacht worden besteed. Een andere strategie is nodig voor het vak informatica (het kunnen hanteren van de algemene principes van automatisering en het kunnen opzetten van gegevensbestanden en dergelijke) en het toepassing van informatica in de daartoe geëigende vakken in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs. Bij het bepalen van de plaats van informatica verzoek ik de SVI aansluiting te zoeken met ontwikkelingen in het jeugdonderwijs. Ervaringen opgedaan met computerondersteund onderwijs en de computer als hulpmiddel moeten verder ontwikkeld worden. 3.4.4
Courseware-ontwikkeling
Ik verzoek de SVI bij de ontwikkeling van courseware bij basiseducatie prioriteit te geven aan taal, rekenen en sociale vaardigheden. Daarbij dient te worden onderzocht waar drill and practiceprogramma's centraal gebruikt kunnen worden en waar gebruik kan worden gemaakt van meer open COO-programma's. Bij het dag/avond onderwijs dient - uitgaande van de ontwikkelde produkten ten behoeve van het jeugdonderwijs - te worden bezien of en zo ja, welke aanpassingen deze courseware geschikt kunnen maken voor het onderwijs aan volwassenen. Produkten, ontwikkeld in het kader van POCO verdienen hierbij de voorkeur. Daarnaast verzoek ik de SVI nieuwe oriënterende en schakelende programma's voor het dag/avond avo/vwo te ontwikkelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 5 2 1 , nr. 11
12
3.4.5
Apparatuur
Teneinde de ontwikkelingen en invoering van informatiekunde c.q. informatica en het gebruik van de computerondersteund onderwijs in het volwassenenonderwijs te stimuleren, worden middelen beschikbaar gesteld voor de aanschaf van apparatuur inclusief een software pakket. Deze gelden worden voor de basiseducatie verstrekt buiten de bekostigingssystematiek van de rijksregeling basiseducatie en voor het vavo los van de budgetfinanciering en zijn uitsluitend bestemd voor de aanschaf van apparatuur. Uitgegaan wordt van de begrotingsnorm van 1 computer op 60 deelnemers. Voor de basiseducatie geldt als ondergrens dat per gemeente of per intergemeentelijk samenwerkingsverband minimaal 24 000 deelnemerscontacturen moeten worden gerealiseerd teneinde 4 computers (de minimale omvang van de verstrekking) bekostigd te krijgen. De toewijzing van de gelden geschiedt over een periode van drie jaar, te beginnen met de gemeenten en/of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met de meeste contracturen, waarbij rekening zal worden gehouden met de aanwezigheid van deskundigheid, huisvesting en spreiding. Voor het vavo geldt als ondergrens minimaal 480 deelnemers per instelling (inclusief eventuele nevenvestigingen) ter verkrijging van een minimale verstrekking van 8 computers. De toewijziging van de gelden geschiedt over een periode van drie jaar, te beginnen met de grootste instellingen waarbij rekening zal worden gehouden met deskundigheid, huisvesting en spreiding. Om tot een optimale uitwisseling te komen van programmatuur en bijbehorend lesmateriaal zal uitsluitend apparatuur worden bekostigd die aansluit op de standaard voor het voortgezet onderwijs. Dit betekent in concreto 16 bits MS-DOS-apparatuur. 3.4.6
Deskundigheidsbevordering
Deskundigheidsbevordering van docenten in de basiseducatie en het dag/avond-onderwijs wordt gekoppeld aan apparatuurverstrekking. Waar mogelijk en zinvol moet worden aangesloten bij de nascholing ten behoeve van het jeugdonderwijs. Waar dat mogelijk is, verzoek ik de SVI een op de volwasseneneducatie toegesneden aanbod te ontwikkelen. 4. Financiën Financieel kader voor 1990 Het totale budget dat in 1990 beschikbaar is voor de PRINT-activiteiten bedraagt 46,4 min. Ten opzichte van het in de beleidsnotitie OPSTAP opgenomen totaalbudget zijn de volgende wijzigingen opgetreden: - De verhoging van het PRINT-budget met 1,5 min. uit de zogenaamde structurele voorziening leerplanontwikkeling. Eén en ander ten behoeve van activiteiten binnen de sector beroepsonderwijs. - De verhoging van het PRINT-budget met 1,0 min. uit het OPSTAPbudget voor intensivering. Eén en ander ten behoeve van activiteiten binnen de sector volwasseneneducatie. Voorts heeft er binnen het totaal-budget een reallocatie plaatsgevonden in verband met de activiteiten op het terrein van de volwasseneneducatie. Het totaal-budget is als volgt over activiteiten en sectoren verdeeld (bedragen in min. guldens; prijspeil 1989):
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 5 2 1 , nr. 11
13
Totaal
Courseware- en lesstofontwikkeling - POCO - prototypisch - overig subtotaal Deskundigheidsbevordering Management Proefscholen Ontwikkelprojecten SO Voorlichting en advisering Grandtotaal
BaO/SO
VSO/LBO/AVO/ VWO
6,0
0,5
2,5 1,8
19,3'
1,4
25,3 15,5' 2,8 1,0 0,5 1,3 46,4
1,9 4,3 0,5 0,3 0,5 ?3
0,9 5,2 2,6 0,5 0,7
Ber Ondw inclusief vorm.werk
VE exclusief curs.BeO
3,0 13,7
1,5
16,7 8,0 1,5
1,5 0,6 0,3
' inclusief 0,9 min. trekkingsrecht ECC. inclusief 2,6 min. regulier voor hogescholen beschikbare nascholingsgelden (1,5 min. voor BaO/SO en 1,1 min. voor niet-beroepsgericht VO), 3 De verdeling van het voorlichtingsbudget over de diverse sectoren zal door het PRINT-management worden verzorgd Evenals in 1989 is enige nadruk op het beroepsonderwijs gewenst. 2
Oormerking Evenals in 1989 is een aantal activiteiten geoormerkt. Het betreft: - Deskundigheidsbevordering ten behoeve van het beroepsonderwijs. Deze dient, op basis van een inhoudelijke omschrijving door het management OPSTAP, binnen de uitvoeringsstructuur van NaBoNTte worden gerealiseerd. - Het POCO-deel binnen het budget voor courseware- en lesstofontwikkeling. Uitvoering vindt plaats door ECC. Het PRINT-management speelt een belangrijke rol bij de prioriteitsstelling; de financiering van dit project vindt rechtstreeks vanuit het ministerie plaats. - Het zogenaamde trekkingsrecht van ECC op het budget voor de ontwikkeling van prototypische software. Voor 1990 gaat het daarbij om 0,9 min. De inhoudelijke vulling van deze opdracht ligt bij het PRINTmanagement; de financiering vindt rechtstreeks vanuit het ministerie plaats. - Binnen het budget voor advies en voorlichting is een bedrag van 0,1 min gereserveerd gericht op het bevorderen van IT-bewustzijn bij vrouwen en meisjes in het onderwijs. Uitvoering daarvan zal door de Stichting Vrouwen en Informatica plaatsvinden. Medefinanciering Ten behoeve van de hierboven genoemde activiteiten van de Stichting Vrouwen en Informatica, is voor 1990 een medefinancieringsbijdrage verstrekt door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en door het ministerie van Economische Zaken van maximaal f 100 000 respectievelijk f 75 000. Het totaal beschikbare bedrag komt daarmee op maximaal f 275 000. Bekostigingsbasis en begroting De beschikbaarstelling aan de SVI van het totaal-budget van f 37 075 000 (f 46 400 000 plus POCO, minus trekkingsrecht ECC, minus regulier nascholingsbudget, plus medefinancering SoZaWe en EZ ten behoeve van Vrouwen en Informatica) vindt plaats op basis van artikel 73 van de Wet op de Onderwijsverzorging. Voor de door mij gestelde voorschriften ten aanzien van deze financiering verwijs ik naar het bestuurlijk kader PRINT, zoals dat bij de behandeling van het activiteitenplan 1989-1992 in het CCOO is vastgesteld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 521, nr. 11
14