Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2006–2007
30 136
Herstructurering en uitvoering Stedelijke vernieuwing
28 684
Naar een veiliger samenleving
Nr. 19
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 6 september 2007
1
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Van Beek (VVD), Van Gent (GroenLinks), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Abel (SP), Jansen (SP), OrtegaMartijn (ChristenUnie), Wolbert (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV) en Van Toorenburg (CDA). Plv. leden: Bilder (CDA), Nicolaï (VVD), Dibi (GroenLinks), Schippers (VVD), Wolfsen (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Bilder (CDA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Pechtold (D66), Karabulut (SP), De Wit (SP), Voordewind (ChristenUnie), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP) en Madlener (PVV). 2 Samenstelling: Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie). Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent
KST109833 0607tkkst30136-19 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
De algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie1, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 en de algemene commissie voor Jeugd en Gezin3 hebben op 3 juli 2007 overleg gevoerd met minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie, viceminister-president, minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin en minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over: – de brief van de minister van BZK d.d. 16 maart 2007 over beantwoording vragen over Utrechtse wijk Ondiep (30 136/ 28 684, nr. 8); – de brief van de minister van BZK, d.d. 27 maart 2007, inzake vragen over de Utrechtse wijk Ondiep, jongerenoverlast en problematiek van oude stadswijken (30 136/28 684, nr. 9). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies Mevrouw Sterk (CDA) merkt op dat niet elke hangjongere zorgt voor overlast en dat de tolerantie niet in elke buurt even groot is op dit gebied. Bij de herinrichting van een wijk moet niet alleen worden bekeken of er plaats is voor een speeltuintje, maar ook of er plaats is voor jongeren om te hangen zonder voor overlast te zorgen, en dan niet in de omgeving van glazen deuren of bushokjes. (GroenLinks), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Weekers (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), C q örüz (CDA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (ChristenUnie). 3 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Hamer (PvdA), Kant (SP), ondervoorzitter, C q örüz (CDA), Sterk (CDA), Van Miltenburg (VVD), Van Dijken (PvdA), Omtzigt (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Jonker (CDA), Teeven (VVD), Verdonk (VVD), Wolbert (PvdA), Blanksma-van den Heuvel
(CDA), Voordewind (ChristenUnie), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Langkamp (SP), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (BVV), Leijten (SP), Dibi (GroenLinks), Heijnen (PvdA), voorzitter en Van Toorenburg (CDA). Plv. leden: Heerts (PvdA), Gerkens (SP), De Rouwe (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van der Burg (VVD), Eijsink (PvdA), Biskop (CDA), De Pater-van der Meer (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Nicolaï (VVD), Bouwmeester (PvdA), Van Dijk (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schippers (VVD), Wolfsen (PvdA), Gesthuizen (SP), Karabulut (SP), Graus (PVV), De Wit (SP), Azough (GroenLinks), Arib (PvdA) en Jan de Vries (CDA).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
1
In de vorige kabinetsperiode is al de nodige wet- en regelgeving op de rails gezet, maar de eerste verantwoordelijkheid ligt bij gemeenten, die samen met betrokken organisaties en burgers al veel projecten hebben Het is een klein gedeelte van de jongeren dat een groot maatschappelijk probleem veroorzaakt. In Utrecht is 2% van de jongeren deel van een hinderlijke, overlastgevende of criminele groep en in Rotterdam is dit bijna 6%. Er moet niet worden gekozen voor een eendimensionale aanpak, omdat bij deze jongeren sprake is van uiteenlopende problemen en achtergronden. De teneur bij de recent gehouden hoorzitting was dat er eerder moet worden ingegrepen met meer drang en dwang, niet uit bemoeizucht, maar uit bemoeizorg. Er moet actie worden ondernomen tegen overlast voordat het ontspoort en mensen hun zaak, die zij met hart en ziel hebben opgebouwd, zien instorten en daarmee ook een stukje vanhenzelf. opgezet. De gedrevenheid van alle betrokkenen om deze problemen aan te pakken is indrukwekkend, maar toch moet er meer gebeuren. Daarvoor is de hulp van Den Haag nodig, waarbij de leidraad is: streng voor wie niet wil, behulpzaam voor wie niet kan, maar altijd met betrokkenheid van de ouders, omdat zij de verantwoordelijkheid hebben om hun kinderen op te voeden en bij te sturen, totdat vastgesteld is dat zij onmachtig zijn. Het is zorgwekkend dat steeds jongere kinderen overlast veroorzaken. Volgens verschillende bestuurders vormt deze groep 8- tot 12-jarigen een nieuwe, moeilijk aan te pakken doelgroep. Mevrouw Sterk pleit niet voor uitbreiding van het jeugdstrafrecht, zoals in de media is gesuggereerd, maar voor een pakket bestuurlijke maatregelen waardoor bestuurders eerder en dwingender kunnen ingrijpen. Om het gat te dichten tussen ondersteuning die vrijwillig door ouders wordt geaccepteerd en de ontzetting uit de ouderlijke macht kan verplichte opvoedingsondersteuning worden ingesteld als sanctie, als ouders niet willen meewerken, of zou een voorwaardelijke ondertoezichtstelling (OTS) kunnen worden opgelegd door het gemeentebestuur, met een rechterlijke toetsing achteraf. Tijdens de gesprekken met hangjongeren in de Haagse Schilderswijk viel op dat de ouders afwezig zijn, omdat zij onmachtig of onwillig zijn. De aanpak van de jongeren moet samengaan met de aanpak van het hele gezin. Als de jongere een boete krijgt, moet de politie deze bij voorkeur aan de ouders uitreiken en deze aanleiding aangrijpen voor een gesprek. Dat is bij uitstek een taak voor de wijkagenten die goed op de hoogte zijn van wat er speelt in de wijk. Er is een initiatiefwetsvoorstel voorbereid door de CDA-fractie om ouders mede aansprakelijk te stellen als jongeren schade aanrichten. Verder moeten ouders worden verplicht om bij de rechtszitting van hun kind aanwezig te zijn. Als het op school niet goed gaat, moet de leerplichtambtenaar tijdig worden ingelicht en moeten de ouders daarvan op de hoogte worden gesteld. Er lijkt veel te schorten aan de handhaving van de leerplicht. Bij dit complexe probleem moet niet iedere gemeente zelf het wiel uitvinden. Hoe staat het kabinet tegenover het idee om een kenniscentrum jongerenoverlast in te stellen? Als een jongere regelmatig overmatig alcohol gebruikt en dan overlast veroorzaakt, moeten de ouders daarvan op de hoogte worden gebracht en vervolgens moeten de ouders en deze jongeren hetzij vrijwillig, hetzij gedwongen worden begeleid door het centrum voor jeugd en gezin. Welke taak is hierbij weggelegd voor de gemeenten? De minister van VWS heeft voorgesteld om het bezit van alcohol bij personen jonger dan 16 jaar strafbaar te stellen. De politie van Amsterdam wil een blaastest invoeren voor personen jonger dan 16 jaar om vast te stellen hoeveel alcohol een jongere binnen heeft gekregen. Kan zo’n blaastest in de wet worden verankerd? In aansluiting op de leerplicht, die geldt tot 18 jaar, zou een leerwerkplicht tot 27 jaar moeten worden ingevoerd, zodat jongeren tot die leeftijd hetzij naar school, hetzij aan het werk gaan. Als jongeren niet mee willen werken, kunnen zij hierop voorbereid worden in preparation camps of
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
2
campussen nieuwe kansen. De Taskforce Jeugdwerkloosheid heeft hier ook voor gepleit. In de motie-Verhagen die bij de Algemene politieke beschouwingen voor 2007 is ingediend, is verzocht naast het beschikbare budget van 10 mln. hiervoor nog eens 10 mln. vrij te maken. In het bestuursakkoord met de VNG is de motie-Verhagen terug te vinden bij het preventief jeugdbeleid, zodat dat bedrag van 10 mln. terechtkomt bij de centra voor jeugd en gezin, terwijl het is bedoeld voor prepcamps. Er zijn veel aanvragen ingediend voor pilots die niet gehonoreerd kunnen worden. Het budget voor de campus nieuwe stijl is ondergebracht bij de minister van Justitie. Over welke middelen beschikt de minister voor Jeugd en Gezin? Bij taakstraffen van het bureau Halt moet vooral bij allochtone jongeren worden ingezet op het schaamte-effect. In Delft is een proef geweest om deze jongeren hun straf te laten uitvoeren in hun eigen wijk. Wat is de uitkomst hiervan? Kan dit leiden tot een standaardwerkwijze van bureau Halt? Er is een geval bekend van een gezin waar 26 hulpverleners bij betrokken waren, zonder samenhangend plan en zonder dat zij dat van elkaar wisten. Daarom is het van groot belang dat er een verwijsindex komt en een signaleringsplicht om af te dwingen dat instanties met elkaar communiceren. Daarbij moet worden bekeken wat nog toelaatbaar is uit het oogpunt van privacybescherming en de eigen autonomie. Verder moet in convenanten worden vastgelegd wie de eindverantwoordelijkheid heeft, zodat daarover geen discussie hoeft plaats te vinden, maar snel actie kan worden ondernomen als dat nodig is. De uiteindelijke doorzettingsmacht moet bij voorkeur bij de wethouder voor jeugd worden gelegd. Verder moeten de mogelijkheden voor anonieme aangifte worden verruimd, omdat er anders niet voldoende informatie kan worden verkregen. Mevrouw Leijten (SP) is van mening dat er permanente zorg en aandacht moet worden besteed aan opgroeiende kinderen, waarbij verbindingen worden gelegd tussen wat er op school, thuis en op straat gebeurt. Het gaat hierbij niet zozeer om jongeren die wat voetballen en rondhangen, als wel om jongeren die de buurt terroriseren door ramen in te gooien of door de buren de huid vol te schelden of te beroven. Vaak zijn deze jongeren van Marokkaanse afkomst. Zij worden niet gecorrigeerd door thuis, door hun vrienden of door een gevoel voor wat wel of niet kan. Het is makkelijk om anoniem mee te doen in groepen die op straat voorkomen. De groepsdruk zet aan tot vandalisme, schelden, agressie en criminaliteit, omdat dat stoer is. In deze groepen is zelfregulering ver te zoeken. In de afgelopen jaren is het belang van de kinderen zelden een overweging geweest bij het beleid. De steden worden volgebouwd. De contributies van sportclubs zijn te hoog geworden door de bezuinigingen. Er wordt te veel overgelaten aan de markt. Buurt- en jongerenwerk was uit de tijd. Het onderwijs is door de bezuinigingen verworden tot grote leerfabrieken. Op een vmbo-school met 6000 leerlingen zijn deze anoniem en kan er geen toezicht worden gehouden op het plein. Deze anonimiteit wordt doorbroken als er wordt gezorgd voor kleinere klassen en kleinere scholen. Uit onderzoeken van het Centraal Planbureau is gebleken dat de schooluitval dan ook afneemt. Het kabinet geeft prioriteit aan de bestrijding van de schooluitval, die met 60 000 leerlingen veel te groot is. Soms krijgen jongeren een boete of worden zij van school gestuurd, terwijl de ouders daar niets van weten, Deze moeten worden gebeld en worden uitgenodigd voor een gesprek op school. Er moet worden gezorgd voor genoeg leerplichtambtenaren die proberen om de leerlingen weer naar school te krijgen. Als een politieagent een boete van € 50 uitschrijft, zou hij een gesprek met de ouders moeten voeren als hij de jongere naar huis brengt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
3
Mevrouw Leijten is van mening dat het vaak wel mogelijk is om in te grijpen, maar dat er meer moet worden gehandhaafd. Aanpakken, oppakken en naar de rechter. Degene die straf verdient, moet die straf ook krijgen. Het recent aangenomen wetsvoorstel gedragsbeïnvloedende maatregelen voor jeugdigen biedt de mogelijkheid om bij herhaalde overlast een traject aan te bieden. Wanneer worden deze maatregelen nader uitgewerkt? Omdat dit soort ontwikkelingen heel vroeg beginnen, moeten zij al worden gesignaleerd op het consultatiebureau. Als ouders de taal niet spreken, moet hun een taalcursus worden aangeboden. Er moet informatie worden gegeven over het onderwijs, zodat zij de weg weten op school. In iedere nieuw te bouwen wijk moet 3% speelruimte voor kinderen worden gerealiseerd. Verder moet worden gezorgd dat jongerenwerk en buurtcentra geen sluitpost vormen voor gemeenten, maar dat daarmee een plek wordt gecreëerd voor jongeren in de buurt. Andere preventieve maatregelen die door gemeenten zijn opgezet, zijn streetcornerwork, straatcoaches en oudergroepen. Een belangrijk punt is om de sociale cohesie te bevorderen door de buurtbewoners actief te betrekken bij het onderhouden van de buurt. Wanneer verschijnt de notitie over overlast en verloedering die voor de zomer aan de Kamer zou worden toegezonden? Het is van groot belang om de ouders te betrekken bij de problematiek van hun opgroeiende kinderen, zeker als het nog jonge kinderen zijn. Dat moet bij voorkeur vrijwillig gebeuren, maar zo nodig met dwang. Als er sprake is van ernstige gedragsproblemen, kan een kind onder toezicht worden gesteld van een voogd. Deze vergaande maatregel moet worden toegepast als de ouders weigeren om iets te doen, terwijl hun kinderen zich gedragen als jonge straatterroristen. Een OTS wordt uitgesproken als er ernstige aanwijzingen zijn dat de cognitieve, emotionele of sociale ontwikkeling van een kind stokt en dat de ouders daarvoor niet de aanwezige hulpverlening inschakelen. De voogd voert de regie en stelt met de ouders een plan van aanpak op dat steeds met een jaar kan worden verlengd. Dit houdt geen ontzetting uit de ouderlijke macht in, maar het kan hierbij gaan om relatiebemiddeling, opvoedingsondersteuning, een taalcursus of uithuisplaatsing. Na het uitspreken van een OTS duurt het ongeveer viereneenhalve maand voordat er een voogd is. Dit kan alleen met spoed als er sprake is van een levensbedreigende situatie voor het kind. Kan worden onderzocht of een voorlopige OTS als spoedmaatregel mogelijk is, zodat de hulpverlening snel binnen het gezin kan komen? De rechterlijke toets is essentieel, maar daardoor is de OTS wel een zware maatregel. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de wethouder voor jeugd, die overleg pleegt met de voogd en met de Raad voor de Kinderbescherming. Bij gezinnen kan ook op vrijwillige basis een gezinscoach worden aangeboden, zoals in Rotterdam gebeurt. Is bekend hoeveel kinderen wegens wangedrag op straat onder toezicht zijn gesteld? De heer Depla (PvdA) vermoedt dat de ministers bij hun rondgang door het land vaak het bekende verhaal hebben gehoord van kinderen van 9 of 10 jaar die op straat zich van niemand wat aantrekken en de eerste stappen zetten op het pad naar overlast en crimineel gedrag. Dit verhaal komt niet alleen van buurtbewoners, maar wordt bevestigd door de politiestatistieken. Hangjongeren zijn van alle tijden, maar in veel buurten worden de bewoners geterroriseerd. Goedwillende jongeren kunnen door deze ettertjes niet vrij op straat spelen of hangen. Jongeren die zwak in hun schoenen staan, worden meegesleept. Een extra reden om deze groep jongeren niet met rust te laten, is dat alle Marokkaanse en Antilliaanse jongeren over één kam worden geschoren met deze criminele en overlastgevende jongeren. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen groepen die overlast en criminaliteit veroorzaken en tussen leiders en meelopers. Er is een criminele kern van jongeren die helemaal is geïnte-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
4
greerd in de gettocultuur en geen binding meer heeft met gezin, school en allerlei andere instanties. Die moet anders worden aangepakt dan jongeren die eens een dag thuisblijven van school. Het is van groot belang om de ettertjes en criminelen hard aan te pakken. Zij moeten worden aangesproken op hun gedrag, zodat zij merken dat zij over de schreef zijn gegaan. Er moet een bezoek worden gebracht aan de ouders en zij moeten erop aan worden gesproken dat zij hun kinderen moeten opvoeden. Zij moeten daarbij ook hulp kunnen krijgen, want deze ouders zijn soms ten einde raad, maar er zijn ook ouders die onverschillig zijn of meeprofiteren van de criminele carrière van hun zoon. Door vroeg in te grijpen en goed gedrag te belonen kan veel ellende worden voorkomen en kunnen veel meer kinderen voor hetzelfde geld op het rechte pad worden gehouden dan door ze in de gevangenis te stoppen. Neemt het kabinet het uitgangspunt «hard maar sociaal» over? Er zijn al verschillende mogelijkheden om in te grijpen en hulp te bieden als jongeren overlast veroorzaken of het criminele pad opgaan. De bevoegdheden van de rechter om maatregelen op te leggen aan deze jongeren zijn onlangs uitgebreid. Er is soms nog te weinig gevoel van urgentie bij lokale bestuurders en organisaties om van deze mogelijkheden gebruik te maken. De landelijke politiek moet de ontbrekende instrumenten bieden om deze jongeren aan te pakken en een goed preventiebeleid te voeren. Een belangrijk punt is betrokkenheid in plaats van afzijdigheid, zodat de ouders er niet alleen voor staan, maar worden geholpen. De meeste ouders willen het beste voor hun kind en zijn blij met opvoedingsondersteuning als hun kind ontspoort. Dit zou vrijwillig moeten zijn, maar als de ouders niet meewerken, kan erover worden gedacht om de kinderbijslag over te maken aan de voogd of de gezinscoach, zodat het geld wordt ingezet voor het kind. Er kunnen ook gedragsafspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld dat aan jongeren die de ruiten ingooien bij een snackbar een straatverbod wordt opgelegd. Bij kinderen van 8 of 9 jaar die overlast veroorzaken, kan tegen de ouders worden gezegd dat zij na een bepaald tijdstip niet meer buiten mogen zijn. Welke instrumenten zijn er om af te dwingen dat men zich aan dit soort afspraken houdt? Het komt voor dat instanties heel lang aan het praten zijn voordat een gezin wordt ondersteund, zodat de andere mensen die in de buurt wonen en overlast hebben, bij wijze van spreken allang zijn verhuisd voordat er iets aan wordt gedaan. Hoe kan dit worden doorbroken? Veel problemen zijn terug te voeren op overmatig drank- of drugsgebruik. In de hoorzitting is gebleken dat het voor de jongeren onduidelijkheid schept dat iemand die jonger is dan 16 jaar geen drank mag kopen en iemand die jonger is dan 18 jaar geen softdrugs mag kopen, maar dat zij er wel mee over straat mogen lopen. Wordt overwogen om het bezit ervan aan banden te leggen? Preventie is niet genoeg. Wie niet luisteren wil, moet maar voelen. Alle jongeren die deel uitmaken van een groep die vernielingen heeft aangericht, moeten aansprakelijk worden gesteld, onder het motto: je was erbij, dus je bent erbij. Hiervoor moet de wet Versterking positie slachtoffers worden aangepast. Veel mensen durven geen aangifte te doen tegen intimidatie door buren of overlastjongeren, omdat zij bang zijn voor represailles. Is het kabinet bereid om mogelijk te maken dat anonieme aangiften aanleiding kunnen zijn voor de politie om te rechercheren en als steunbewijs kunnen dienen in strafzaken.? Vrijwel alle jeugdcriminaliteit begint met spijbelen. Daarom is het van groot belang om het spijbelen tegen te gaan door een lik-op-stukbeleid te voeren en de ouders er meteen bij te betrekken. Vaak duurt het een paar maanden voordat het OM wat doet, als een leerplichtambtenaar wil ingrijpen, en dan duurt het nog een paar maanden voordat de zaak voor de rechter komt. Het kan niet zo zijn dat een school een keer in de drie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
5
maanden aan de leerplichtambtenaar doorgeeft dat een aantal kinderen niet meer op school verschijnt. Tijdens de hoorzitting is ook opgemerkt dat er een recidive van 70% is bij taakstraffen. Deze lijken niet echt effectief te zijn. Wordt hiernaar onderzoek gedaan? Mevrouw Verdonk (VVD) maakt een indeling in groepen hangjongeren. De eerste groep zijn de jongeren die spijbelen en op straat lopen, terwijl zij gewoon op school horen te zitten. Als wordt geconstateerd dat er sprake is van schoolverzuim, moet dat sneller worden doorgegeven aan het openbaar ministerie en de rechter. Daarbij heeft de leerplichtambtenaar een belangrijke rol. Kan de minister van Binnenlandse Zaken duidelijk maken aan de gemeenten dat dit instrument gewoon gebruikt moet worden? De tweede groep zijn de jongeren die overlast veroorzaken. Daarbij dienen de burgemeesters een belangrijke rol te vervullen. Wanneer komt het wetsvoorstel aanwijzingen ernstige overlast, waarin naar aanleiding van de motie-Van Schijndel een gedragsaanwijzing van de burgemeester is opgenomen? Wanneer wordt de consultatieronde afgesloten? Wie worden hierover geconsulteerd? De derde groep zijn hangjongeren die crimineel gedrag vertonen. Voor jongeren vanaf 12 jaar geldt het jeugdstrafrecht, als zij een strafbaar feit plegen. Door mensen die in het veld werken, wordt gesignaleerd dat een steeds grotere groep jongeren tussen 8 en 12 jaar die crimineel gedrag vertoont of strafbare feiten pleegt. Met een geïntegreerde aanpak moet worden gezorgd dat deze groep weer kansen krijgt in de samenleving. Er moet op twee fronten snel worden ingegrepen. De jongere blijft in zijn eigen omgeving, maar volgt een onderwijsprogramma van 12 uur op een reguliere school of op een aparte onderwijsinstelling, omdat hij nog onder de Leerplichtwet valt. Er is een pilot gestart voor twee jaar, maar dat is te kort, omdat deze is afgelopen tegen de tijd dat het loopt, zodat de medewerkers een andere baan gaan zoeken. In dit soort gevallen kan nog niet van heropvoeding worden gesproken, omdat deze jongeren nog moeten worden opgevoed. Omdat de ouders dat niet hebben gedaan, moet verplichte opvoedingsondersteuning worden opgelegd. Er moet een aparte titel worden opgenomen in de strafwet, zodat duidelijk is dat dit gedrag niet wordt getolereerd, ook niet van de groepen Antilliaanse en Marokkaanse jongeren die de meeste overlast veroorzaken. De Marokkaanse jongeren hebben de Nederlandse nationaliteit en hebben zich gewoon te houden aan de hier geldende regels, anders worden sancties opgelegd. Er was een wetsvoorstel gereed dat een goed instrument kan zijn ten aanzien van Antilliaanse jongeren die naar Nederland zijn gekomen, geen zicht hebben op werk en ernstige overlast veroorzaken. Overweegt het kabinet om de behandeling van dit wetsvoorstel voort te zetten? In het algemeen zou het OM deze zaken moeten afdoen, net als bij bureau Halt. Het OM of zo nodig de rechter bepaalt de strafmaat, rekening houdend met de leeftijd. Bovendien moet de kinderbijslag worden stopgezet, omdat deze kan worden gezien als een vergoeding voor het opvoeden van de kinderen. Als een ander dat doet, moet dat geld naar die andere instantie, bijvoorbeeld voor een extra programma van een school. De kans dat een Marokkaanse jongere crimineel wordt, is ongeveer 15x zo groot als bij autochtone jongeren. Is dit naar de mening van de minister voor WWI een integratieprobleem? Zo ja, wat gaat zij daaraan doen? Een van de aanbevelingen van de Operatie Jong is om één wethouder verantwoordelijk te maken voor het hele jeugdbeleid van de gemeente. Hoe ziet de minister van BZK de taken en verantwoordelijkheden van die wethouder? Deze zou de politieke regie moeten hebben, maar aan wie delegeert hij de ambtelijke uitvoering?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
6
De heer Dibi (GroenLinks) constateert dat een grote groep allochtonen overblijft in buurten als de Baarsjes en Slotervaart in Amsterdam, terwijl de autochtone bevolking en de succesvolle allochtone bevolkingsgroepen wegtrekken. De kern van die groep wordt gekenmerkt door een taalachterstand, uitkeringsafhankelijkheid, gedragsstoornissen, schulden, armoede en schooluitval. Er komen vaak dingen voor als een psychose door drugs, alcoholvergiftiging, intimidatie, vandalisme en criminaliteit. Sommige kinderen zijn nog nooit buiten het stadsdeel geweest en hebben nog nooit een cadeautje van Sinterklaas gekregen. Er zijn ook kinderen die zich stiekem na sluitingstijd met een brood van de Lidl naar huis haasten. Psychische problemen worden bedekt uit angst voor wat de buren ervan zeggen. Er zijn veel moeders die te kampen hebben met een langdurige depressie. Over dit soort buurten worden in de verkiezingscampagnes steeds hysterischere maatregelen voorgesteld. Kinderen en jongeren in nood komen niet verder dan een wachtlijst. Jeugdvoogden worden bedolven onder een berg papier, terwijl medewerkers van Jeugdzorg gemiddeld na tweeënhalf jaar iets anders gaan doen. In de meeste gevallen is een oplossing voor overlast en een slechte opvoeding al voorhanden. Leerplichtambtenaren, jeugd- en jongerenwerk, politie, wethouders jeugd, bureaus jeugdzorg en de ggz moeten rond de tafel zitten in één gebouw met één loket en korte lijnen, waarbij de centra voor jeugd en gezin een belangrijke rol kunnen spelen. Er moet snel worden gereageerd, bijvoorbeeld door binnen enkele uren een OTS te regelen. Ouders die niet meewerken, moeten verplichte opvoedingsondersteuning krijgen, in hun eigen belang, in het belang van hun kinderen en in het belang van omwonenden. Er is vaak sprake van een cumulatie van problemen in deze gezinnen. Om tot een oplossing te komen moet men niet harder optreden, maar sneller en slimmer. De hulpverleners kunnen dreigen met afsluiting van gas en elektra of uithuiszetting door de woningbouwvereniging, ondersteuning bieden bij schuldsanering of de kinderbijslag bij de gezinscoach terecht laten komen. In Leiden is een pilot gedaan om risicogezinnen te benaderen en opvoedingsondersteuning aan te bieden. De meeste gezinnen hebben deze geaccepteerd, maar voor een kleine groep zijn extra maatregelen nodig. De boodschap aan de ouders moet zijn dat pedagogisch talent niet aangeboren is en dat zij daarom opvoedingsondersteuning nodig hebben, maar dat hun geld of hun kind niet wordt afgepakt als zij niet open doen. Als je de straf koppelt aan de schaamtecultuur van allochtonen, passeer je een grens, want je moet mensen niet straffen om hun identiteit, maar om hun gedrag. Het gaat om gedragsverandering en niet om vernedering. Als een kind structureel voor overlast zorgt, zou je de ouders kunnen confronteren met de slachtoffers. Het is bewezen dat straatcoaches effectief zijn. Waarom worden die niet in alle grote steden ingevoerd om de recidive te verminderen? Als een buurtregisseur contact houdt met de buurt, kan hij direct aanbellen bij deze gezinnen. Verder moet er weer een degelijke reclassering worden ingevoerd. Er is al eerder gesproken over de oververtegenwoordiging van allochtone jongeren in justitiële jeugdinrichtingen (JJI). Als de civielrechtelijke en justitieel geplaatste jongeren van elkaar worden gescheiden, worden de JJI’s zwart en de gesloten jeugdzorg wit. Bij een bezoek aan een aantal preventieve instellingen en JJI’s bleek dat er helemaal geen diversiteitsbeleid wordt gevoerd. Integratie lijkt op ritsen op de snelweg. De een heeft de verantwoordelijkheid om in te voegen en de ander om ruimte te maken. De zwarte wijken zijn voor een deel gestimuleerd door de overheid, die bijvoorbeeld heeft nagelaten om taalcursussen af te dwingen. Er moet ook worden erkend dat er misschien fouten zijn gemaakt, omdat er te vrijblijvend is gedacht over integratie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
7
De heer Fritsma (PVV) constateert dat de problemen met overlast veroorzakende hangjongeren, die vaak allochtoon zijn, onder een verstikkende politiekcorrecte mantel worden bedekt. De afkomst van deze jongeren wordt niet genoemd in het ambtsbericht over de Utrechtse wijk Ondiep, waar Rinie Mulder door een politiekogel werd gedood. De verloedering neemt toe, doordat Marokkaanse hangjongeren sommige buurten helemaal verzieken. Er is een geval bekend van een mevrouw van 78 jaar die nog maar een keer per week de deur uit durfde, omdat zij steeds werd uitgescholden door allochtone jongeren. Nadat haar tasje vanaf een scooter met grof geweld was afgerukt, werd zij meters over de stoep meegesleurd en belandde met meerdere gebroken botten voor langere tijd in het ziekenhuis. Heeft de minister voor Wonen, Wijken en Integratie tijdens de honderddagentoer ook tegen de slachtoffers van straatterreur gezegd dat het niet zo vreemd is dat er een hangjongerenprobleem is, omdat er zo weinig voorzieningen zijn in de probleemwijken? Er moet acuut actie worden ondernomen voor deze burgers, van wie het leven door deze straatterreur wordt verpest. Overlast veroorzakende hangjongeren zijn gewoon tuig van de richel en moeten niet in bescherming worden genomen, maar keihard worden aangepakt. Allochtone straatterroristen die herhaaldelijk misdrijven hebben gepleegd, moeten het land worden uitgezet, desnoods na denaturalisatie. Daarvoor is waarschijnlijk maar één vliegtuig nodig, omdat veel jongeren het verliezen van hun verblijfsrecht niet zullen riskeren. Ook de ouders moeten niet buiten schot blijven. De ouders van Khalid L., degene die René Steegmans bij een supermarkt heeft gedood, zeiden dat hun zoon was beledigd en daarom Gods instrument was bij het plegen van zijn daad. Zij vertelden dit onbewogen, in vloeiend Arabisch, na een verblijf van vele jaren in Nederland. In De Volkskrant van 14 januari 2006 stond dat veel Marokkaanse ouders hun kinderen hun gang laten gaan bij het terroriseren van burgers, omdat zij zelf vervuld zijn van afkeer van de Nederlandse samenleving. Als allochtone ouders weigeren hun verantwoordelijkheid te nemen, zich niets aantrekken van wangedrag van hun kinderen en dat zelfs goedpraten, moeten zij samen met hun kinderen worden teruggestuurd naar het land van herkomst, wanneer die kinderen minderjarig zijn. Het is beschamend om te moeten constateren dat de politie niet meer de baas is op straat. In het ambtsbericht over Ondiep staat dat er extra politie-inzet is gekomen, maar dat het overlastniveau hoog is gebleven. Er moet meer tuig van de straat worden gehaald en worden veroordeeld tot zwaardere straffen. De heer Fritsma is van mening dat dit kabinet medeverantwoordelijk is geworden voor het probleem, omdat het niet durft op te treden tegen straatterrorisme. Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie) bepleit een integrale aanpak, waarbij niet alleen wordt gekeken naar de problematiek van de hangjongeren, maar ook naar de voorzieningen in de wijk. Bij de problemen in de wijk Ondiep is duidelijk geworden dat overlast en criminaliteit van bepaalde groepen jongeren niet effectief worden teruggedrongen. Daarom is besloten tot een intensievere aanpak, waarin het veiligheidshuis een belangrijke rol speelt. Het renoveren of verkopen van oude sociale huurwoningen draagt niet per definitie bij aan de leefbaarheid van de wijk. Er moet vooral worden ingezet op handhaving en de sociale en economische ontwikkeling van de bewoners. De problemen worden vaak veroorzaakt door jongeren die geen startkwalificatie hebben, niet werken en ook niet actief op zoek zijn naar werk of een opleiding. Dat leidt tot verveling en vaak tot overlast die soms grote proporties aanneemt. Deze jongeren moeten worden gestimuleerd om een opleiding te volgen of een baan te zoeken. Bij sommige moet worden ingezet op preventie, maar bij een specifieke harde kern van jongeren moet worden gekozen voor een repressieve aanpak. Door deze
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
8
jongeren uit de anonimiteit te halen, is strafbaar gedrag makkelijker op te sporen. Er is intensief contact met wijkagenten, jongerenwerkers en buurtvaders nodig, zodat bekend is om welke jongeren het gaat. Wanneer wordt de verwijsindex voor risicovolle jongeren ingevoerd? De minister van Justitie heeft bij het debat over het wetsvoorstel over gedragsbeïnvloeding jeugdigen laten weten dat de inzet wordt versterkt om bezit dat met criminele activiteiten is behaald, te ontnemen. Wordt het project dat in Rotterdam is gestart, hierbij betrokken? Uit onderzoek blijkt dat het beter is om het gezin integraal te begeleiden dan om alleen de probleemjongere onder handen te nemen. Hierbij kan de gezinscoach ook een rol spelen. Als de jongeren in de veiligheidsketen terecht zijn gekomen, moeten zij worden aangemeld bij de preventieve jeugdzorg, die dan bij de gezinnen thuis dient te komen. Tegelijk met het bezoek van de wijkagent moet opvoedingsondersteuning worden aangeboden, zodat broers en zussen bij dit traject kunnen worden betrokken. Het is belangrijk dat de centra voor jeugd en gezin de problemen vroegtijdig opsporen en goed samenwerken met de veiligheidsketen en met de eerstelijnszorg, het onderwijs, de jeugd-ggz, het jeugdloket van de centra voor werk en inkomen, de sociale dienst, politie en justitie. Daardoor kan een volledig beeld ontstaan van deze jongeren en de gezinnen waar zij uitkomen. Hoe kan deze samenwerking worden verbeterd? De mogelijkheden van de overheid zijn beperkt omdat de ouders primair verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van minderjarige kinderen. Bij minderjarige kinderen zijn er echter wel meer mogelijkheden om de schade te verhalen op de ouders dan bij meerderjarige kinderen. De fractie van de ChristenUnie heeft destijds een voorstel gedaan om de ouders te betrekken bij de naleving van een zogeheten «doe normaal»contract, zodat de sociale omgeving van de jongere wordt betrokken bij het verbeteren van zijn gedrag. Wordt op grond van de ervaringen met de pilot in Rotterdam overwogen om dit landelijk in te voeren? In het verleden heeft de ChristenUnie gepleit voor het ondersteunen van buddyprojecten, waarbij jongeren uit de risicogroepen worden begeleid door oudere jongeren of volwassenen. Dit soort trajecten bieden goede kansen dat de situatie van jongeren wordt verbeterd. Een andere methode waarvan is gebleken dat zij werkt, is de Multi system therapy, waarbij het gezin als uitgangspunt wordt genomen om allerlei vaardigheden aan te leren. Welke mogelijkheden zijn er om dit soort projecten op te pakken en te verbeteren? Is het niet veel effectiever om mensen vrijwillig te laten meewerken dan om opvoedingsondersteuning op te leggen? Op welke manier wordt dit opgelegd? Wat is de juridische onderbouwing van de verplichte opvoedingsondersteuning? Antwoord van de bewindslieden De minister voor Wonen, Wijken en Integratie merkt op dat het debat over de hangjongerenproblematiek dat wordt gevoerd naar aanleiding van de onrust in de wijk Ondiep, een complex vraagstuk betreft, waarbij op een aantal terreinen maatregelen moeten worden genomen. Bij haar bezoeken aan veertig probleemwijken hebben de bewoners duidelijk gemaakt dat zij overlast ondervinden van een bepaalde groep hangjongeren, maar zij hebben ook gevraagd om ervoor te zorgen dat er meer voorzieningen en activiteiten voor de jeugd in die wijken komen. Daarmee kan niet de hele problematiek worden voorkomen, maar wel een deel ervan. Een van de oorzaken van de verscherping van deze problematiek is dat er de afgelopen jaren te weinig voorzieningen zijn gecreëerd voor jongeren boven de basisschoolleeftijd. In de wijk Kanaleneiland in Utrecht is 60% van de bevolking jonger dan 26 jaar, terwijl er maar één jeugdhonk is, waar ongeveer 70 jongeren op vier avonden in de week terecht kunnen. In die wijk was een groep jongeren die zodanige overlast veroorzaakte dat
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
9
een van de buurthuizen gesloten moest worden. De vraag is dan of het aanbod van het buurthuis voldoende aansloot bij de behoeften van de groep die daar kwam. Er is veel behoefte aan activiteiten op het gebied van sport en muziek, maar in de buurthuizen wordt veel ruimte geboden om naar dvd’s te kijken en een beetje rond te hangen. De gezinnen zijn in deze wijken vaak klein behuisd of er zijn zodanige problemen dat deze jongeren liever niet thuis blijven. Dan is het niet verbazingwekkend dat zij op straat rondzwerven. Het is van belang om een reële analyse te maken hoe het komt dat sommige jongeren problemen veroorzaken, zodat je er wat aan kunt doen. Daarmee wordt dat onacceptabele gedrag niet gerechtvaardigd of geaccepteerd. Er kan geen misverstand over bestaan dat jongeren die overlast veroorzaken, moeten worden aangepakt. In Rotterdam is de groep hangjongeren heel precies in kaart gebracht, zodat bijvoorbeeld op individueel niveau kan worden nagegaan of zij nog op school zitten. Wat is de oorzaak dat zij soms niet meer op school zitten? Het is ontoereikend om je alleen te richten op die jongere, maar je moet ook naar het gezin kijken. Er moet niet worden geaccepteerd dat de ouders afwezig zijn, maar zij moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Daarbij moeten verschillende groepen worden onderscheiden. Sommige ouders zijn afwezig uit onmacht en andere uit onwil. De ene groep is bereid om mee te werken, bij de andere kun je met drang wat bereiken en bij een derde groep is dwang nodig. Er is voorgesteld om ingeval van overlast meer mogelijkheden te creëren voor interventie met dwang, zoals verplichte opvoedingsondersteuning. In de projecten is duidelijk geworden dat moet worden bekeken hoe de groep hangjongeren is samengesteld; wie zijn de meelopers en wie zijn de leiders? De leiders zijn meestal degenen die al op het criminele pad zitten. Zij moeten hard worden gestraft voor hun criminele activiteiten. Er is een andere interventie nodig om te zorgen dat de meelopers worden losgeweekt van de groep en weer op het goede spoor komen. De hulpverleners op dit gebied werken heel intensief aan een geïntegreerde aanpak, waarbij goed wordt samengewerkt. De minister onderkent dat er sprake is van oververtegenwoordiging van Antilliaanse en Marokkaanse jongens bij de groep hangjongeren die overlast of criminaliteit veroorzaakt. Deze groepen zijn ook oververtegenwoordigd wat betreft sociaaleconomische achterstand en onvoldoende onderwijs. Hierbij spelen integratievraagstukken een rol. De regeringscommissaris heeft onlangs advies uitgebracht over diversiteit in het jeugdbeleid, waarover het kabinet in het najaar een standpunt zal innemen. Er zijn al specifieke beleidsmaatregelen gericht op Antillianen. Deze moeten op een aantal terreinen wellicht ook worden genomen voor Marokkaanse jongeren. De minister zegt toe te bekijken of er op dit terrein meer moet gebeuren dan in de beleidsnota is geformuleerd. Het kabinet is nog steeds van mening dat het niet zinvol is om door te gaan met het wetsvoorstel over de terugkeer van Antilliaanse jongeren, gezien de juridische bezwaren die de Raad van State twee keer in een advies naar voren heeft gebracht. De Kamer kan de beleidsvoorstellen om de maatregelen inzake de problematiek van Antilliaanse jongeren aan te scherpen, eind september tegemoet zien. Als iemand in het bezit is van een dubbele nationaliteit, heeft hij ook de Nederlandse nationaliteit. Dan is het slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mogelijk om iemand uit te zetten uit Nederland. Daarom is dit geen effectieve strategie om tot een oplossing te komen van deze problematiek. De vraag over de pilot in Delft om taakstraffen door allochtone jongeren in de wijk zelf te laten uitvoeren zal schriftelijk door de minister van Justitie worden beantwoord. Het is van groot belang dat er voldoende speelruimte is voor kinderen, maar de minister acht het niet verstandig om een landelijke norm vast te stellen voor buitenspeelruimte, omdat afwegingen over de inrichting van de wijken onder de verantwoordelijkheid van het lokale bestuur vallen. In
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
10
het beleidsprogramma wordt wel een richtlijn genoemd. Daarbij kan ook worden betrokken of er een toets moet komen of een locatie in de openbare ruimte wel tegen hangjongeren bestand is. De minister voor Jeugd en Gezin deelt mede dat er enkele nieuwe elementen zijn in het debat over de jongerenproblematiek. Ten eerste wordt ook door de Kamer duidelijk gevraagd om de vrijblijvende opstelling van voorheen te vervangen door stevige maatregelen. Ten tweede wordt er niet alleen gekeken naar de jongere zelf of de wijk waarin de problemen zich voordoen, maar ook naar het gezin waarin de jongere opgroeit. Dat kan een mogelijke bron zijn van problemen, maar soms ook een sleutel bieden voor de oplossing daarvan. Ten derde is het noodzakelijk om aandacht te blijven besteden aan het voorkomen van problemen, zodat er evenwicht is tussen repressie en preventie. Er wordt gevraagd om te zorgen dat mensen weer veilig over straat kunnen. Er moet aandacht worden besteed aan respect en normen en waarden, ook in de opvoeding. De overheid kan wel veel, als er publieke belangen in het geding zijn, zoals de veiligheid op straat en het belang van het kind binnen het gezin, maar moet zich ook bewust zijn van de grenzen waarbinnen zij kan optreden. Het is niet mogelijk om alle problemen op te lossen met strengere maatregelen en steeds meer overheidsinterventie. Het uitgangspunt van het kabinet is om de kansen en mogelijkheden voor de ontwikkeling van een jongere als persoon centraal te stellen. Daarom moet hulp bij de opvoeding zo lang mogelijk binnen het gezin worden gegeven als natuurlijke omgeving van de jongeren. Als dat noodzakelijk is, kan een jongere ook uit het gezin worden gehaald. Hierover beslist de kinderrechter. Er moet een evenwicht worden gezocht tussen het gevoel van urgentie, waarbij men de straat terug wil, en de benodigde zorgvuldigheid bij het ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer en in het ouderlijk gezag, omdat dit zware maatregelen zijn die niet te snel moeten worden ingezet. De mogelijkheden voor preventieve maatregelen op vrijwillige basis worden uitgebreid door de totstandkoming van de centra voor jeugd en gezin. Door de bureaus jeugdzorg kan drang worden uitgeoefend om ouders te motiveren om hulp te aanvaarden. Zij moeten niet berusten in een eerste afwijzing. Er moet sprake zijn van meer handen aan de bel en meer bemoeizorg. Daarnaast is het kabinet van plan om de mogelijkheden op het gebied van dwang uit te breiden, bijvoorbeeld door de leerplicht te veranderen in een kwalificatieplicht tot 18 jaar, door de leerwerkplicht, de gedragsmaatregel en het wetsvoorstel extreme overlast. De eerste vraag is wat de beste manier is om te voorkomen dat er problemen voor en door jongeren ontstaan, maar er zijn ook groepen jongeren waarvoor zwaardere interventies nodig zijn. Dit najaar wordt in dertig gemeenten als proeftuin de verwijsindex risicojongeren ingevoerd om daarmee ervaring op te doen. De bedoeling is om de verwijsindex per 1 januari 2009 verplicht landelijk in te voeren. Er is al verschillende malen informatie gegeven aan de Kamer over aspecten van privacy bij het elektronisch kinddossier en de verwijsindex. De verwijsindex bevat geen inhoudelijke informatie over de jongere, maar is bedoeld om te zorgen dat twee of meer instanties die constateren dat er iets aan de hand is met een jongere, elkaar kunnen vinden, informatie kunnen uitwisselen en gericht kunnen ingrijpen. In de multidisciplinaire teams van de centra voor jeugd en gezin worden verschillende hulpverlenende instanties gebundeld die aan de hand van de verwijsindex tot casusoverleg komen. Als iemand anders een melding heeft over dezelfde jongere, wordt er contact gelegd. Dan wordt in het casusoverleg besproken wie ernaartoe gaat. Het is geen vrijblijvende vorm van samenwerking, maar daaraan is doorzettingsmacht gekoppeld. Er moet meteen worden afgesproken wie de zorgcoördinatie heeft bij die jongere en dat
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
11
gezin. Hierbij is ook een brede vorm van samenwerking met de veiligheidshuizen gewaarborgd. Verder is noodzakelijk dat de gemeenten duidelijkheid geven over de doorzettingsmacht tegenover de instellingen waarbij zij zijn betrokken, bijvoorbeeld via de leerplichtambtenaar. Met de VNG is afgesproken dat de regie over de verwijsindex en over het feit dat er iemand moet optreden, bij de gemeenten berust, terwijl de inhoudelijke coördinatie van de zorg berust bij de hulpverleners. Op grond van hun professionaliteit zullen hulpverleners het melden, als er iets is met een jongere. De jeugdgezondheidszorg, de leerplichtambtenaar, de zorgadviesteams en de politie hebben er alle belang bij om dat te melden, omdat er dan een gerichte inzet moet worden gepleegd bij die jongere of dat gezin. Er kunnen ernstige nadelen verbonden zijn aan een meldplicht, bijvoorbeeld bij kindermishandeling, maar er kan wel worden bevorderd dat er wordt gewerkt met meldcodes. In Tilburg is een model ontwikkeld om snel tot doorbraken te komen bij de samenwerking tussen hulpverlenende instanties. Ook hiervoor geldt: de vrijblijvendheid voorbij. Een belangrijk punt bij de doorzettingsmacht ten aanzien van gezinnen is dat de mogelijkheden van de ondertoezichtstelling (OTS) in de praktijk soms onvoldoende worden benut. Met de OTS kan bijvoorbeeld worden gezorgd dat jongeren overdag een zinvolle tijdsbesteding hebben, waardoor overlast kan worden voorkomen. Met de OTS kunnen ook bepaalde voorwaarden worden gesteld aan de ouders, zoals de eis om van een alcoholverslaving af te komen of een opvoedingscursus te volgen. De minister is van plan om een wetswijziging voor te stellen, zodat de OTS bij lichtere problemen kan worden ingezet. Er bestaat nog twijfel bij de G4 over de vraag of de OTS voldoende aanknopingspunten biedt voor doorzettingsmacht bij gezinnen. Voor de specifieke problemen van de gemeenten is het bestuurlijk-juridische instrumentarium beter toepasbaar. Het wetsvoorstel aanwijzingen extreme overlast biedt de burgemeester de mogelijkheid om jongeren de toegang tot een bepaald gebied te ontzeggen. Andere mogelijkheden zijn de Halt-aanpak of «doe effe normaal» (het FF Kappe-experiment, zoals het in Rotterdam heet). Als het noodzakelijk is om snel in te grijpen omdat er sprake is van een ernstig bedreigende situatie voor het kind, bijvoorbeeld omdat een moeder psychotisch is geworden en haar kind wat dreigt aan te doen, kan binnen 24 uur een voorlopige OTS worden opgelegd. Dat is een kinderbeschermingsmaatregel, waarbij het belang van de jeugdige centraal staat. Om andere redenen, zoals het veroorzaken van overlast of maatschappelijke ontwrichting, kan niet worden overgegaan tot een OTS. Bij een voorwaardelijke OTS moet de rechter ook toetsen of er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedproblemen, omdat daarmee ook inbreuk wordt gemaakt op het ouderlijk gezag. Op korte termijn wordt met de burgemeesters van de G4 besproken of de OTS in dit kader voldoende mogelijkheden biedt. De minister is bereid om te onderzoeken of overlast als basis voor andere vormen van ingrijpen kan dienen, als uit het gesprek met de burgemeesters blijkt dat het bestaande instrumentarium en het genoemde wetsvoorstel ontoereikend zijn. Het idee bestaat dat er een gat is tussen de kinderbescherming voor kinderen die problemen hebben en maatregelen die zijn gericht op kinderen die overlast veroorzaken. Er is behoefte aan een vorm van ingrijpen, waarbij het belang van de jeugdige niet voorop staat. Voor jeugdigen vanaf 12 jaar die een strafbaar feit hebben gepleegd, geldt overigens het jeugdstrafrecht. Zij komen in voorkomend geval in de justitiële jeugdinrichtingen terecht. Het is noodzakelijk om te komen tot een aanpak waarbij verschillende instanties op elkaar aansluiten. Er is extra geld beschikbaar gesteld voor de Raad voor de Kinderbescherming en de advies- en meldpunten kindermishandeling (AMK’s) om de capaciteit uit te breiden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
12
De minister zegt toe na te vragen of er bij het opleggen van een OTS onderscheid wordt gemaakt tussen de gronden waarop dat gebeurt. Als dat niet zo is, kan ook niet worden gezegd hoeveel OTS’en worden opgelegd wegens overlast. Hij zal de Kamer hierover schriftelijk informeren. De minister is geen voorstander van een maatregel om de kinderbijslag in te houden, omdat deze vooral is bedoeld als een bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor kinderen. In uitzonderlijke situaties biedt artikel 21 van de Kinderbijslagwet de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de mogelijkheid om de kinderbijslag aan een ander uit te betalen dan aan de ouders, maar dit wordt zelden toegepast. De minister heeft de SVB gevraagd om nadere informatie te geven over de beleidsvrijheid op dit terrein, hoe vaak daarvan gebruik wordt gemaakt en welke criteria daarbij gelden. Hij zegt toe deze informatie aan de Kamer te doen toekomen, zodra deze beschikbaar is. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verheugd dat de Kamer de hangjongerenproblematiek net zo belangrijk vindt als het kabinet. Anders dan vroeger vindt een groot deel van de Kamer dat hierbij vroegtijdig moet worden ingegrepen. Officieel wordt er onderscheid gemaakt tussen hinderlijke, overlastgevende en criminele groepen jongeren, die op verschillende manieren moeten worden aangepakt. Uit onderzoek blijkt dat 10% van de bevolking overlast ervaart van groepen jongeren, die 2 tot 6% van de jongeren in de verschillende gemeenten uitmaken. Het feit dat de meeste overlast voorkomt in de meest stedelijke gebieden kan wellicht worden verklaard door de samenstelling van die groepen jongeren of de wijze waarop die gebieden zijn ingericht. Als er wat meer ruimte is, wordt er minder overlast veroorzaakt. Het is bekend dat antisociaal gedrag van kinderen ongeveer op 3-jarige leeftijd kan worden vastgesteld. Er zijn heel goede instrumenten die op zo jonge leeftijd kunnen voorspellen of iemand op latere leeftijd tot deze criminele categorie zal behoren. Met een betere diagnostiek kan een betere therapie mogelijk worden. Bij preventie kan een onderscheid worden gemaakt tussen primair, secundair en tertiair, net als in de tandheelkunde. Bij jonge kinderen is primaire preventie van belang. Bij jongeren die al in de overgang zitten van overlast veroorzaken naar crimineel gedrag, gaat het om heel andere preventie. Bij criminele hangjongeren is preventie niet meer effectief, maar moet je praten over een directe, repressieve aanpak. Je moet er ook alert op zijn dat je het probleem niet groter maakt door een repressieve aanpak, zoals wanneer je bij een heel klein gaatje gaat boren. Er is een slingerbeweging te constateren, waarbij de nadruk in de ene periode meer wordt gelegd op repressie en in de andere meer op preventie. Het is van belang om hierin een evenwicht te zoeken. Er zijn al veel mogelijkheden op het gebied van repressie. De consultatiefase over het wetsvoorstel ernstige overlast is afgerond. Dit wetsvoorstel moet nog naar de Raad van State en zal in het najaar aan de Kamer worden voorgelegd. In dit wetsvoorstel wordt een bestuursrechtelijke maatregel toegevoegd die door de burgemeester kan worden opgelegd, te weten een gebiedsverbod, eventueel uit te breiden met een meldingsplicht, voor een termijn van drie maanden tot een jaar, welke ook inzetbaar is bij voetbalvandalisme. Wanneer een misdaad is gepleegd waarop het strafrecht wordt toegepast, kan de officier van justitie vooruitlopend op de uitspraak van de rechter een gedragsaanwijzing opleggen die een gebiedsverbod, een contactverbod, een meldingsplicht of een begeleidingsplicht kan inhouden. Hij kan zeggen dat een jongere zich zodanig gedraagt dat hij begeleiding door een gezinscoach oplegt. Het gat tussen preventie en strafrecht moet worden gevuld door bestuursrecht, waarbij kan worden overwogen om de burgemeester ook de mogelijkheid te geven een begeleidingsplicht op te leggen. Bestuursrechtelijke maatregelen kunnen ook worden opgelegd aan kinderen jonger dan twaalf jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
13
Voor hen geldt nog niet het jeugdstrafrecht, op grond van het feit dat kinderen jonger dan 12 jaar zich nog niet helemaal bewust zijn van wat zij doen. Het kabinet is niet van plan om deze grens te verlagen van 12 naar 8 jaar, ook al wordt onderkend dat het op jonge leeftijd plegen van misdaden vaker voorkomt. Als een kind onder 12 jaar een strafbaar feit pleegt, doet de politie het aanbod om deel te nemen aan een stopprogramma. Bij een zwaarder delict volgt een melding aan de Raad voor de Kinderbescherming. Een probleem is dat de hulpverlening vaak op de hoogte is van de strafrechtelijke zaken die in een gezin voorkomen, maar buitengewoon terughoudend is om de politie daarover te informeren. Wanneer de politie ingrijpt, weet het gezin dat die informatie is verstrekt door de hulpverleners. Deze voelen zich dan geïntimideerd en raken bovendien hun vertrouwenspositie kwijt. De aanpak van hangjongeren moet in essentie op gemeentelijk niveau plaatsvinden en daar kan eventueel iets aan worden toegevoegd. Een voorbeeld van optreden in de bestuursrechtelijke sfeer is de brief van de burgemeester van Vlaardingen aan de ouders van kinderen bij wie is geconstateerd dat zij te veel alcohol hebben gebruikt, geluidsoverlast hebben veroorzaakt, overlast hebben veroorzaakt op een hangplek of vernielingen hebben aangericht. Deze ouders krijgen een brief met een verzoek om te zorgen dat het beter gaat met hun kinderen. Als zij daarover met de burgemeester willen praten, zijn zij welkom. Bij het bestuursakkoord met de VNG is afgesproken om meer informatie over best practices op lokaal niveau te verzamelen en bekend maken. De minister is geen voorstander van een kenniscentrum jongerenoverlast, omdat er al erg veel kenniscentra zijn. Er vindt binnenkort overleg plaats met de minister van Justitie over het uitbouwen van het anoniem of beschermd aangifte doen, vooral wanneer mensen geen aangifte durven te doen omdat zij zich bedreigd voelen door vermeende daders. Hierover komt een voorstel. De minister van Justitie bekijkt ook in hoeverre ouders meer bij het strafproces van kinderen kunnen worden betrokken, waarbij het voorstel aan de orde kan worden meegenomen om ouders aansprakelijk te stellen voor de veroorzaakte schade. Een van de kernpunten van het kabinet is de bestrijding van het gebruik en bezit van alcohol door jongeren, omdat dit niet alleen kan leiden tot overlast, maar ook tot gezondheidsproblemen. Overmatig alcoholgebruik van jongeren kan worden aangepakt door het gemeentelijk toezicht op de leeftijdsgrenzen te intensiveren. In het beleidsprogramma is opgenomen dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om de leeftijdsgrens te verhogen van 16 naar 18 jaar, als dat nodig is. Verder wordt bezien of een verbod op het bezit van alcohol mogelijk is. Bij jongeren tussen 16 en 18 jaar gaat het dan om een verbod op sterk alcoholische dranken en bij jongeren onder 16 jaar om licht en sterk alcoholische dranken. In het bestuursakkoord met de VNG is ingegaan op de noodzaak dat de leerplichtambtenaren hun werk goed doen, maar dit is primair de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Het moet aan de lokale wethouders voor de jeugd worden overgelaten om samen met de ondersteunende ambtenaren en instellingen te beslissen waar de verantwoordelijkheid voor jongeren het beste kan worden gelegd. Dat kan in de ene gemeente anders liggen dan in de andere. Bij het slachtofferbeleid zal de minister van Justitie ook aandacht besteden aan de confrontatie tussen daders en slachtoffers. Binnenkort komt de evaluatie van het project «doe effe normaal» (het FF Kappeexperiment in Rotterdam), dat onlangs is afgesloten. Het ministerie van BZK heeft een bijdrage geleverd aan het totstandkomen van werkprocessen waarbij goed wordt samengewerkt tussen de jeugdhulpverlening en de veiligheidsketen. Na de zomer komt er een actieplan naar de Kamer, waarin onder andere wordt ingegaan op de hulp van burgers bij het schoonhouden van de buurt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
14
Nadere gedachtewisseling Mevrouw Sterk (CDA) kondigt aan dat zij een VAO aanvraagt over de signaleringsplicht en de verwijsindex. Zij heeft nog geen antwoord gekregen op haar vragen over de blaastest en de aanwezigheid van ouders bij de rechtszitting. Mevrouw Leijten (SP) merkt op dat de vrijblijvendheid voorbij moet zijn bij de leerplichtambtenaren. Op welke termijn wordt de invoering van het wetsvoorstel gedragsbeïnvloeding jeugdigen verwacht? Wordt het wetsvoorstel over ernstige overlast hierbij betrokken? Mevrouw Verdonk (VVD) is teleurgesteld dat het kabinet honderd dagen heeft gepraat en blijft steken in de analyse. Zij had gehoopt dat het een stap verder kon zetten door te zeggen wat er nu concreet gaat gebeuren. Voor de toekomst van de groep 8- tot 12-jarigen die ernstige overlast geeft of strafbare feiten pleegt, is het van belang om snel in te grijpen. De heer Dibi (GroenLinks) benadrukt dat is gebleken dat bewoners zich veiliger voelen doordat straatcoaches in Slotervaart aanbellen als er iets misgaat. Waarom wordt dit niet breder ingevoerd? Er moet meer aandacht worden besteed aan diversiteit bij de preventie, zodat allochtone groepen kunnen worden bereikt voordat de jongeren in justitiële jeugdinrichtingen terechtkomen. Het is niet voldoende om folders in meerdere talen te laten drukken. De heer Fritsma (PVV) is teleurgesteld omdat niet voldoende is ingegaan op de afkeer van de ouders van Marokkaanse straatterroristen tegen de Nederlandse samenleving en tegen homo’s en joden. Er wordt te weinig daadkracht getoond bij de problemen waar het echt om gaat. De extra politie-inzet in Ondiep heeft niet gewerkt. Wat doet de minister van BZK om te zorgen dat de politie weer de baas is op straat? Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie) juicht de inzet van het kabinet om alcoholmisbruik tegen te gaan toe en vraagt om deze maatregelen uit te breiden naar het blowen, omdat daardoor ook overlast wordt veroorzaakt. Verder vraagt zij om een bredere invoering van de multi system therapy (MST). De heer Depla (PvdA) is verheugd dat wordt bekeken of de opvoedingsondersteuning wordt geregeld via de OTS of via het wetsvoorstel ernstige overlast. Daarin wordt ook de mogelijkheid opgenomen om een straatverbod op te leggen voor een beperkt gedeelte van de dag. Door deze maatregelen wordt het op lokaal niveau mogelijk om een einde te maken aan overlast en criminaliteit en om te voorkomen dat kinderen afglijden. De minister voor Wonen, Wijken en Integratie onderschrijft het belang van straatcoaches. Zij wil de inzet daarvan bevorderen, maar wil niet opleggen dat iedere gemeente deze moet inschakelen. Zij wijst erop dat het gebruik van de term «straatterroristen» een vorm van taalvervuiling is waarmee het debat niet wordt gediend. De minister voor Jeugd en Gezin benadrukt dat er wordt gezocht naar een evenwicht tussen preventie en repressie en dat het beginsel van proportionaliteit in acht moet worden genomen. Het wetsvoorstel gedragsbeïnvloeding jeugdigen is uitvoerig behandeld en ligt nu bij de Eerste Kamer. De bedoeling is dat de wet op 1 januari 2008 in werking zal treden. MST en functional family therapy (FFT) hebben in de hulpverlening bewezen effectief te zijn. De minister van Justitie heeft in het overleg
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
15
over gedragsbeïnvloedende maatregelen gezegd dat deze methodieken in het kader van het strafrecht kunnen worden ingezet. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties merkt op dat een blaastest voor jongeren pas zinvol is, als het in bezit hebben of gebruiken van alcohol strafbaar wordt gesteld. Ouders worden altijd opgeroepen om aanwezig te zijn bij de rechtszitting. Op grond van artikel 166 van het Burgerlijk Wetboek is het mogelijk om een hele groep aansprakelijk te stellen en dan kunnen individuen zich daar niet aan onttrekken. Voor ouders geldt bij verschillende categorieën strafbare feiten een verantwoordelijkheid voor kinderen jonger dan 14, 16 of 18 jaar. De Raad van State heeft vrij kritisch gereageerd op het initiatiefvoorstel van het CDA om deze grenzen te veranderen. Het verlagen van de grens waarbij het jeugdstrafrecht geldt van 12 naar 8 jaar kan alleen als ultimum refugium worden ingevoerd. Het kabinet is van mening dat het nog niet zo ver is. Het is van groot belang dat de politie gezag uitstraalt en niet accepteert dat zij wordt beledigd. Als er sprake is van belediging, is de mogelijkheid gecreëerd om onmiddellijk proces-verbaal uit te schrijven en daar zou de politie ruimschoots gebruik van moeten maken. In de APV kan een blowverbod worden geregeld, zodat een burgemeester kan bepalen in welke gebieden er op straat niet mag worden geblowd. Het beleid van het ministerie van Justitie is erop gericht om de effectiviteit van alle sancties, dus ook van taakstraffen, door te lichten. De Raad voor de Kinderbescherming is daar hard mee bezig. Toezeggingen – –
– – –
– – – – –
De Kamer wordt eind september geïnformeerd over aangescherpte maatregelen om de overlast door Antilliaanse jongeren te beperken. De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van een pilot in Delft om de uitvoering van taakstraffen in de wijk waarin de strafbare feiten zijn gepleegd te laten plaatsvinden. De Kamer wordt in het vroege najaar geïnformeerd over het kabinetsstandpunt inzake de diversiteit van het jeugdbeleid. De Kamer wordt nader geïnformeerd over het aantal ondertoezichtstellingen en de redenen hiervoor. De Kamer wordt geïnformeerd over de beleidsvrijheid en de criteria voor het uitkeren van de kinderbijslag aan anderen (zoals de gezinsvoogd) in plaats van de ouders. Het wetsvoorstel ernstige overlast wordt na de zomer naar de Kamer gestuurd. De Kamer wordt geïnformeerd over de mogelijkheden van het aansprakelijk stellen van ouders voor toegebrachte schade. De Kamer wordt geïnformeerd over de mogelijkheden van het anoniem respectievelijk beschermd aangifte doen. Het actieplan overlast en verloedering wordt na de zomer naar de Kamer gestuurd. De Kamer wordt geïnformeerd over de mogelijkheden van het invoeren van een blaastest in relatie tot het strafbaar stellen van het bezit van alcohol en drugs.
De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie, Van Gent De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Leerdam De voorzitter van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
16
Heijnen De griffier van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie, Van der Leeden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 136 en 28 684, nr. 19
17