Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2000–2001
21 501-07
Ecofin-Raad
Nr. 312
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 6 februari 2001
1
Samenstelling: Leden: Weisglas (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van Oven (PvdA), ondervoorzitter, Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Rouvoet (RPF/GPV), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Patijn (VVD), voorzitter, Van den Akker (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Weekers (VVD), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Van Baalen (VVD), Molenaar (PvdA). Plv. leden: Blaauw (VVD), Dittrich (D66), Van den Berg (SGP), Valk (PvdA), Wilders (VVD), Remak (VVD), Ter Veer (D66), Van Bommel (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), De Graaf (D66), Van der Knaap (CDA), Waalkens (PvdA), Verbugt (VVD), Balkenende (CDA), Mosterd (CDA), M.B. Vos (GroenLinks), Feenstra (PvdA), Zijlstra (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Geluk (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Örgü (VVD), Gortzak (PvdA), Crone (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Schutte (RPF/GPV), Reitsma (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA). Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Patijn (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA).
KST51221 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2001
De algemene commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Financiën2 hebben op 18 januari 2001 overleg gevoerd met minister Zalm van Financiën en staatssecretaris Bos van Financiën over: – het verslag van de Ecofin-raad van 26 en 27 november 2000 (21 501-07, nr. 307); – de agenda van de Ecofin-raad van 19 januari 2001 (21 501-07, nr. 309). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. De minister merkt vooraf op dat twee punten van de agenda zijn afgevoerd: de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen (is een A-punt geworden) en het Ierse stabiliteitsprogramma. Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Crone (PvdA) is teleurgesteld over vorm en inhoud van de geannoteerde agenda die nauwelijks procedureel en nog minder inhoudelijk is, terwijl er toch belangrijke zaken aan de orde komen zoals het regulier voorbereiden van de Eurogroep en de gevolgen van Nice voor de Ecofinraad. Ook had hij graag iets meer gezien over het werkprogramma van het Zweedse voorzitterschap (enlargement, euro en environment) in relatie tot het Ecofin-terrein. Kan in het vervolg een iets inhoudelijker geannoteerde agenda worden opgesteld? Daarbij zou ook moeten worden aangegeven welke de inzet van de regering zal zijn. Kan de minister iets meer zeggen over de uitvoering van de richtlijn spaartegoeden? De onderhandelingen met derde landen over dit onderwerp zijn natuurlijk essentieel. Ontneemt de bronheffing de woonstaat niet het recht om de nationale belastingwetgeving toe te passen? Voorgesteld wordt het wetgevingsproces inzake de financiële diensten te delegeren aan de Europese Commissie. Hoe zal hierbij gestalte worden gegeven aan het vereiste van democratisch functioneren? Er zal toch in ieder geval een toets door de nationale parlementen aan te pas moeten komen? Is bijvoorbeeld de Raad van State om advies gevraagd? Verder vraagt de heer Crone naar het dechargeproces ten aanzien van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer. Vergroting van de transparantie dient speerpunt van het beleid te zijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 21 501-07, nr. 312
1
Wat betreft het stabiliteitsprogramma Nederland komt de Raad met enkele welgemeende adviezen. Heeft hij met het oog op het tegengaan van oververhitting ook geadviseerd om geen lastenverlichtingen te realiseren? Het lijkt erop dat het verslag op dit punt nogal eenzijdig is en voornamelijk het standpunt van de minister weergeeft. Ingaande op de geannoteerde agenda vraagt de heer Crone of de derogaties in het kader van de accijns op minerale oliën na de eerste verlenging opnieuw mogen worden verlengd. De vraag is of de termijnen wel lang genoeg zijn omdat de terugverdientijd van milieuvriendelijke investeringen langer kan zijn. Is het de bedoeling dat de Ecofin-raad strikte richtlijnen opstelt voor de openbare financiën? Zo ja, verdraagt zich dat met het subsidiariteitsprincipe? Heeft de regering al een standpunt bepaald in dezen? De heer Van Beek (VVD) stelt vast dat er sinds het gesprek over de tour d’horizon het nodige is gebeurd in de wereldeconomie. Hij stelt een nadere uiteenzetting van de minister op dit punt op prijs. Ook over de voortgang van de euro-introductie – en dan met name de Nederlandse positie daarin – wil hij graag nader worden geïnformeerd. De heer Van Beek vraagt zich af wat de aanleiding is voor de opmerkingen van de Ecofin-raad bij het Nederlandse stabiliteitsprogramma. Ten slotte sluit hij zich aan bij de vragen van de heer Crone over de onderwerpen «belastingen» en «openbare financiën» op de geannoteerde agenda. De heer Vendrik (GroenLinks) stelt zich voor dat binnenkort met de staatssecretaris zal worden gedebatteerd over de gedragscode schadelijke concurrentie, ook naar aanleiding van zijn stuk over het internationale vestigingsklimaat. Kunnen de lidstaten nu al aan de slag op basis van de richtsnoeren? Hij vindt het belangrijk te weten wat dit precies voor Nederland gaat betekenen. Eind 2000 heeft de president van de Bundesbank gezegd dat er ten aanzien van kandidaat-lidstaten nieuwe convergentiecriteria moeten worden gehanteerd. Waaraan moet hierbij worden gedacht en is niet sprake van een verzwaring van de criteria? Als dat het geval is, gaat daarvan een verkeerd politiek signaal uit, nog los van de vraag of het in alle gevallen wenselijk is dat die landen snel toetreden. In hoeverre laat de richtlijn voor accijns op minerale oliën nog ruimte over voor milieubeleid? Kan er bijvoorbeeld nog een kopgroep worden gevormd door de noordelijke landen als het gaat om de motorbrandstoffen? Hoe oordeelt de staatssecretaris over de wens van de Belgische minister van financiën om in Europees verband een debat te hebben over de Tobintax? Zal de minister in het debat over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën ook het aspect van de schadelijke belastingconcurrentie in Europa inbrengen? Het lijkt de heer Vendrik dat niet alleen aandacht moet worden gevestigd op de uitgaven, maar ook op de inkomsten. Ten slotte vraagt de heer Vendrik, refererend aan een artikel in Trouw, naar het standpunt van de staatssecretaris met betrekking tot een ecotaks voor grootverbruikers. Wat zal zijn inzet zijn in Europees verband? Mevrouw Giskes (D66) vraagt of de minister iets meer kan vertellen over het euroscorebord. Het is de bedoeling dat de richtlijn spaartegoeden op 1 januari 2003 van kracht wordt. Waar hangt dat van af? Wat betreft de BTW op elektronische handel zijn volgens het verslag enkele alternatieve oplossingen voorgesteld. Kan de staatssecretaris hierover iets meer vertellen? Is het dechargeproces met betrekking tot het verslag van de Europese Rekenkamer al afgerond? Ingaande op de geannoteerde agenda vraagt mevrouw Giskes of de Nederlandse regeling voor paarse dieselolie toch nog een eeuwigdurende
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 21 501-07, nr. 312
2
status heeft. Of heeft geen enkele regeling meer een eeuwigdurende status? In hoeverre zijn de nog geldende derogaties omstreden? Ten slotte vraagt mevrouw Giskes of de – binnenkort aflopende – importbescherming van landbouwproducten in Zweden van invloed is op de constatering dat het convergentieprogramma in dat land er goed uit ziet. Zij vraagt de minister hieraan aandacht te besteden in de bespreking van dit programma. De heer De Haan (CDA) vraagt naar de effecten van de verslechtering van de economische situatie in de VS. Kan uit de recente waardestijging van de euro worden afgeleid dat het de laatste tijd beter gaat met de coördinatie van het beleid in Europa? Wat betreft het verslag van de Europese Rekenkamer vraagt de heer De Haan onder welke voorwaarden de minister zal instemmen met de dechargeverlening. Zijn de misverstanden in Brussel met betrekking tot de vergrijzingsproblematiek c.a. inmiddels uit de weg geruimd? Is in de Ecofin-raad ook aangegeven welke beleidsinstrumenten moeten worden ingezet om de oververhitting van de economie tegen te gaan? Ten slotte merkt de heer De Haan op het buitengewoon zorgelijk te vinden dat de gemeentes zo ver achterop zijn geraakt in het europroces, al was het maar omdat ze onder andere het sociale zekerheidsbeleid moeten uitvoeren. Antwoord van de regering De minister merkt allereerst op dat er bijzonder weinig is te melden over de gevolgen van Nice. Het enige dat speelt is een «enabling clause» met betrekking tot de Europese Centrale Bank, maar dit punt heeft geen enkele urgentie. Het standpunt van de regering over de Eurogroep – informeel en een niet te hoog profiel – is bekend en het was dan ook niet nodig om daarop in het verslag uitgebreid in te gaan. Binnen die groep kan van gedachten worden gewisseld over zaken waarover nog geen nationale besluitvorming heeft plaatsgevonden. Uit een oogpunt van coördinatie kan dat goede resultaten opleveren. De Belgische minister van financiën is voorzitter van de Eurogroep. Hij zal ongetwijfeld trachten het proces van formalisering en upgrading van dit gremium vorm en inhoud te geven. De minister benadrukt dat de groep geen enkele verdragsstatus heeft en dus geen formele besluiten kan nemen. De onderwerpen enlargement, euro en environment raken inderdaad ook de Ecofin-raad. Wat betreft de uitbreiding merkt de bewindsman op zich niet te kunnen vinden in de woorden van de president van de Bundesbank over eventuele nieuwe convergentiecriteria. Allereerst gelden de EU-criteria met betrekking tot een functionerende markteconomie en voldoende economische kracht om de concurrentie van de interne markt aan te kunnen. Vervolgens zijn de EMU-criteria met betrekking tot de overheidsfinanciën, rente, inflatie e.d. aan de orde. De minister zegt niet voornemens te zijn om andere criteria te bepleiten dan die tot nu hebben gegolden in het kader van het Verdrag van Maastricht. De ministers van financiën van de Ecofin-raad en de Eurogroep stralen in het algemeen ook het signaal uit dat men zich moet houden aan de gemaakte afspraken. Op het terrein van milieu en belastingen zal het voorzitterschap trachten de nodige resultaten te boeken. Hierbij moet worden bedacht dat vooral de zuidelijke lidstaten – en dan met name Spanje – zich in dit dossier buitengewoon terughoudend opstellen. Het euroscorebord vermeldt de activiteiten van de lidstaten met betrekking tot de invoering van de euro. De minister zal nagaan of het mogelijk is, de laatste versie van dit scorebord naar de commissieleden te sturen. Delegatie van het wetgevingsproces inzake financiële diensten naar de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 21 501-07, nr. 312
3
Commissie is een gecompliceerd onderwerp. De financiële markten ontwikkelen zich razendsnel en het realiseren van een uniform beleid langs de (democratische) weg van de richtlijnen vergt erg veel tijd. Voorgesteld is om voor uitvoeringsaspecten niet die lange procedure te doorlopen maar de Commissie bevoegd te verklaren. De minister realiseert zich overigens dat de lijn tussen uitvoeringsaspecten en cruciale zaken niet altijd even scherp kan worden aangegeven. Het comité van wijzen zal hierover nog een advies uitbrengen en mede aan de hand daarvan zal Nederland zijn standpunt bepalen. Het Nederlandse stabiliteitsprogramma is positief ontvangen. De Kamerleden zijn in het bezit van de raadsverklaring waarin precies staat hoe de Commissie heeft geoordeeld. De opmerkingen van de Ecofin-raad zijn overigens wel enigszins begrijpelijk. De uitgaven moeten inderdaad in de hand worden gehouden, terwijl met het oog op de vergrijzingsproblematiek de beschikbare ruimte zoveel mogelijk moet worden gebruikt voor versnelde schuldreductie. Overigens moet ook niet al te voortvarend te werk worden gegaan als het gaat om additionele lastenverlichtingen. Met het oog op het oververhittingsgevaar moet over de jongste ontwikkelingen op het gebied van de euro en de internationale conjunctuur positief worden geoordeeld. De stijging van de groei zal enigszins worden getemporiseerd en de signalen wijzen erop dat die trend in de richting van afkoeling zich doorzet. De discussie over de richtlijnen voor de openbare financiën richt zich met name op het vergrijzingsaspect. Het gaat hierbij met name om de vraag hoe de overheidsfinanciën zodanig vorm kunnen worden gegeven dat economische groei en werkgelegenheid worden bevorderd en tegelijkertijd voorzieningen kunnen worden getroffen met het oog op de toekomstige vergrijzingsproblematiek. De minister zegt toe de commissie op de hoogte te zullen stellen van het kabinetsstandpunt in dezen. Het dechargeproces met betrekking tot het verslag van de Europese Rekenkamer is nog niet afgerond. Nederland zal niet opnieuw tegenstemmen, maar zet zich met een aantal andere lidstaten ervoor in dat de Rekenkamer de volgende keer weer met foutenpercentages komt. Zodra die cijfers er zijn moet de Commissie toezeggingen doen met betrekking tot het daarop te baseren tijdpad. In maart staat deze kwestie wederom op de agenda. Landbouwprotectie is niet de belangrijkste oorzaak van de positieve ontwikkelingen in Zweden, al was het maar omdat ook in dat land de landbouwsector aan betekenis voor de nationale economie heeft ingeboet. De misverstanden in Brussel met betrekking tot de vergrijzingsproblematiek zijn inmiddels goeddeels weggewerkt. De commissaris heeft toegezegd dat de volgende keer er meer adequate stukken voorliggen. De staatssecretaris deelt mee dat in het algemeen het standpunt van de Commissie wordt gedeeld dat door middel van een BTW-heffing een level playing field moet worden gecreëerd als er sprake is van een concurrentienadeel voor Europese aanbieders van e-commerce ten opzichte van niet-Europese aanbieders. Nu wordt nog gesproken over de vraag of gekozen moet worden voor een single place of registration. Als dat het geval is, dient er ook sprake te zijn van een zekere revenu sharing. Er zijn diverse subvarianten in dit dossier, maar het algemene uitgangspunt wordt inmiddels wel gedeeld. De spaartegoedenrichtlijn dient op 1 januari 2003 in te gaan. Wat betreft de associated en dependent countries heeft Nederland inmiddels een principeakkoord gesloten met de Nederlandse Antillen. Er is medewerking beloofd aan het uitwisselen van informatie conform de Europese richtlijn. De gesprekken met Aruba zijn inmiddels gestart. De richtlijn overstijgt niet de nationale belastingwetgeving en er zal dus geen sprake zijn van enigerlei vorm van dubbele belasting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 21 501-07, nr. 312
4
Over de harmful tax competition is inderdaad een akkoord bereikt. Uiteraard zal de Kamer in de gelegenheid worden gesteld haar standpunt kenbaar te maken. Op 22 december 2000 is het besluit gepubliceerd dat betrekking heeft op de uitvoeringstechnische aspecten. De staatssecretaris zegt te hopen dat er tijdens de eerstvolgende Ecofinraad besluitvorming zal plaatsvinden over het accijnzendossier in relatie tot de derogaties. Nederland heeft altijd aangedrongen op een samenhangende behandeling van alle relevante zaken. Enkele landen hadden bezwaren tegen het oneindige karakter van de derogaties in termen van tijd en steunintensiteit. Alle afspraken over tijdelijkheid en steunintensiteit hebben betrekking op de huidige derogaties en vormen aldus geen belemmering voor beleidsvorming op het gebied van ecotaksen en zwavelarme brandstoffen. Ook de derogatie voor paarse diesel zal in de tijd worden beperkt. Of dat ook voor alle andere derogaties geldt, zal tijdens de Ecofin-raad duidelijk worden. De voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken, Patijn De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Gijzel De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Janssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 21 501-07, nr. 312
5