Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1999–2000
21 501-02
Algemene Raad
Nr. 338
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 mei 2000 Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij de geannoteerde agenda van de Algemene Raad d.d. 22/23 mei 2000 aan te bieden. De Minister van Buitenlandse Zaken, J. J. van Aartsen
KST45772 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 21 501-02, nr. 338
1
Geannoteerde agenda van de Algemene Raad d.d. 22/23 mei 2000 Statuut van de leden van het Europees Parlement Het voorzitterschap zal de aandacht van de Raad vragen voor twee recent verschenen rapporten over de juridische, respectievelijk redactionele kwaliteit van het in december 1998 door het Europees Parlement (EP) ingediende voorstel voor het Statuut van zijn leden. Een inhoudelijk debat over dit voorstel of over het Statuut in meer algemene zin is niet voorzien. De Raad en het EP verschillen reeds geruime tijd van mening over een aantal substantiële punten van het Statuut, en deze zijn nog niet overbrugd. Het betreft dan met name het overgangsregime (de periode tot 2004) en de vergoeding van de onkosten. Wat betreft de onkostenvergoeding is het Voorzitterschap voornemens om in het statuut vooral de basisbeginselen te verhelderen, te weten transparantie en controleerbaarheid. Uitgangspunt moet zijn dat vergoeding alleen kan plaatsvinden indien deze is gebaseerd op werkelijk gemaakte kosten. Nederland blijft voorstander van een alomvattend Statuut, met inbegrip van een regime voor onkostenvergoeding. Voorbereiding van de EU-VS-top De Raad zal de topontmoeting tussen de EU en de VS voorbereiden die op 31 mei a.s. zal plaatsvinden in Queluz. Mede in het licht van de resultaten van de Europese Raad van Lissabon zal de top ruime aandacht besteden aan de thematiek rondom innovatie, groei en informatie. Het is de bedoeling dat de discussie over deze onderwerpen plaats vindt in een open en informeel debat, en dat geen schriftelijke conclusies zullen worden vastgesteld of verklaringen worden afgelegd. Verder zal, zoals gebruikelijk een groot aantal onderwerpen de revue passeren. Naar alle waarschijnlijkheid zullen onder meer gemeenschappelijke verklaringen over de Westelijke Balkan, Rusland en AIDS/HIV en besmettelijke ziekten in Afrika, worden opgesteld. Mogelijk zal met betrekking tot biotechnologie een gemeenschappelijke verklaring dan wel perscommuniqué worden uitgegeven inzake het mandaat en de samenstelling van het nieuw op te richten EU-VS Consultatieve Forum. Dit forum is een uitvloeisel van het door Commissievoorzitter Prodi en President Clinton vorig jaar gelanceerde Transatlantisch Biotechnologie-Initiatief. Tenslotte ligt het voor de hand dat tijdens de top diverse bilaterale handelsgeschillen aan de orde zullen komen en de (gebrekkige) voortgang in de nieuwe WTO-ronde. Gemeenschappelijke Strategie voor het Middellandse-Zeegebied De Raad zal spreken over de voortgang bij de opstelling van een Gemeenschappelijke Strategie voor het Middellandse-Zeegebied. De Europese Raad van Wenen (december 1998) nam reeds het besluit tot opstelling van deze strategie. De achtereenvolgende voorzitterschappen hebben sindsdien verschillende tekstvoorstellen aan de lidstaten voorgelegd, maar tot nog toe is het moeilijk gebleken om tot consensus te bereiken over vorm en inhoud. Daarvoor zijn verschillende redenen: • het beleid met betrekking tot het Middellandse-Zeegebied kent reeds een duidelijk kader, te weten het Euro-Mediterraan Partnerschap. De strategie dient enerzijds zo nauw mogelijk aan te sluiten bij het Barcelonaproces, anderzijds een duidelijke toegevoegde waarde te hebben. Het blijkt niet eenvoudig om de juiste balans in dezen te vinden; • het beleid van de Unie is op hoofdlijnen sterk in beweging: zo zijn de voorstellen bijgesteld in het licht van de besluiten van de Europese Raad van Tampere over migratie en justitiële samenwerking; ook de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 21 501-02, nr. 338
2
•
discussie over het EVDB heeft zijn weerslag op de vraag hoe de MZ-strategie moet worden vormgegeven. de Europese Raad van Helsinki heeft uitdrukkelijk de centrale rol onderstreept die SG/HV Solana zal moeten spelen bij het benutten van de nieuwe actiemogelijkheden die de gemeenschappelijke strategieën bieden. Nederland en andere lidstaten achten het daarom van essentieel belang dat de nieuwe MZ-strategie in nauwe samenwerking met de Heer Solana en zijn nieuwe beleidseenheid tot stand komt en wenst de adviezen van die beleidseenheid af te wachten.
Voorbereiding ER Feira De Algemene Raad zal een eerste inventarisatie maken van onderwerpen die aan de orde kunnen komen tijdens de Europese Raad van Feira (19–20 juni). Het Portugese voorzitterschap gaf als eerste indicatie de volgende agendapunten: IGC, EVBD, Handvest Grondrechten, Voedselveiligheid, Griekenland/EMU, JBZ/externe actie, Westelijke Balkan en Gemeenschappelijke Strategieën. Conflicten in Afrika
– Grote Meren Tijdens de Raad zal een debat worden gevoerd over conflicten in Afrika in het algemeen en de crisis in het Grote-Merengebied in het bijzonder. Op verzoek van Nederland heeft Hoge Vertegenwoordiger Solana een discussiestuk opgesteld over de crisis in het Grote-Merengebied. Nederland deelt in grote lijnen de analyse en aanbevelingen van de Hoge Vertegenwoordiger. Doel van het debat is te bezien op welke wijze verdere politieke invulling kan worden gegeven aan de EU-presentie in Afrika en met name welke concrete bijdragen de EU kan leveren aan het Lusaka-Vredesproces met betrekking tot het Grote-Merengebied. Gedacht wordt aan steun aan de Joint Military Commission, steun aan de bemiddelingspogingen van ex-President Masire voor de inter-Congolese dialoog, steun aan de United Nations Military Observor Mission in the Democratic Republic of Congo (MONUC), alsmede steun aan een bij de VN of Wereldbank in te stellen fonds voor ontwapening, demobilisatie en rehabilitatie. Voorts zal Nederland de EU-partners oproepen een actief beleid te voeren voor opsporing en uitlevering van verdachten van betrokkenheid bij genocide die zich op hun grondgebied bevinden. Verder zal Nederland aandacht vragen voor een strikte naleving van de EU-gedragscode inzake wapenleveranties.
– Zimbabwe Mogelijk zal de AR de situatie in Zimbabwe bespreken. Tijdens het Gymnich-overleg van 7 mei jl. is door de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU ernstige zorg uitgesproken over de verslechtering van de situatie in Zimbabwe. Besloten werd tot een demarche door de EU-ambassadeurs in Harare waarin bij de regering van Zimbabwe zou worden gepleit voor het aanvaarden en faciliteren van verkiezingswaarneming. Volgend op de demarche zal een delegatie van de Europese Commissie Zimbabwe bezoeken om de noodzakelijke regelingen voor dergelijke verkiezingswaarneming te bepalen. Op basis van de uitkomst van de demarche en het bezoek van de delegatie zal de Algemene Raad zich buigen over de gewenste vervolgstappen. Indien aan een aantal minimumvoorwaarden is voldaan, kan de Raad besluiten tot het beschikbaar stellen van internationale waarnemers. Nederland is in dat geval bereid een aantal waarnemers ter beschikking te stellen. In afwachting van de reactie van de regering van Zimbabwe wordt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 21 501-02, nr. 338
3
vooralsnog de mogelijkheid van het starten van consultaties onder het Lomé-verdrag volgens art 366a achter de hand gehouden.
– Sierra Leone Voorts ook de zeer zorgwekkende situatie in Sierra Leone aan de orde komen in de Algemene Raad. De Nederlandse regering maakt zich grote zorgen over het stagnerende vredesproces, het oplaaien van het conflict en niet in de laatste plaats het feit dat de VN is aangevallen en VN troepen zijn gegijzeld door de rebellen. De Raad zal een krachtig signaal willen afgeven ter ondersteuning van het vredesproces en de VN-operatie, UNAMSIL. Hierbij kan eventuele additionele ondersteuning door de lidstaten aan UNAMSIL aan de orde komen. Nederland stelt militair transport ter beschikking voor het vervoer van troepen ten behoeve van UNAMSIL. De Raad zal ook stil staan bij regionale initiatieven, zoals met name de bereidheid van ECOMOG militair te interveniëren, en deze verwelkomen. Nederland is tenslotte uiterst bezorgd over de humanitaire situatie en het feit dat noodhulp-activiteiten nagenoeg onmogelijk zijn geworden. Voor de uitvoering van noodhulp dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan, zoals veiligheid voor de humanitaire hulpverleners en toegang tot alle gebieden. Oost-Timor Het Voorzitterschap zal verslag doen van de stand van zaken van het moment op Oost-Timor, en aandacht vragen voor het wederopbouwproces onder leiding van UNTAET, inclusief de financiering daarvan. Nederland is bezorgd over de wederopbouw van het eiland en de mate van betrokkenheid (ownership) van de lokale bevolking bij dat proces. Tevens zal van de gelegenheid gebruik gemaakt worden om opnieuw de Nederlandse bezorgdheid uit te spreken over de situatie van de OostTimorese vluchtelingen op West-Timor. WTO-China Commissaris Lamy (Internationaal Handelsbeleid) zal de Raad verslag uitbrengen van de onderhandelingen die op 15 mei 2000 zullen plaatsvinden in Peking tussen de EU en China over de toetreding van dat land tot de WTO. Het is een vervolg op onderhandelingen die op 31 maart 2000 zonder resultaat zijn afgebroken. Het streven is dat deze onderhandelingsronde leidt tot een definitief akkoord tussen de EU en China. De EU hecht groot belang aan de toetreding van China tot de WTO, doch heeft tevens vastgesteld dat dit belang niet prevaleert boven de feitelijke inhoud van een akkoord tussen China en de EU. Het gaat daarbij niet alleen om markttoegangsafspraken die voor de EU als geheel van bijzonder belang zijn (zoals in de verzekerings- en in de telecommunicatiesector) en die niet gedekt zijn door akkoorden die China met andere landen gesloten heeft over de toetredingsvoorwaarden. Tevens is van belang dat het akkoord bevredigende afspraken bevat over aangelegenheden die WTO-lidstaten bilateraal moeten regelen. Een specifiek Nederlands belang daarbij is de noodzaak om tot goede afspraken komen op veterinair en fytosanitair gebied.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 21 501-02, nr. 338
4
WTO/Bananen Commissaris Lamy (Internationaal Handelsbeleid) zal de Algemene Raad verslag uitbrengen over het verloop van zijn recente besprekingen met Ecuador en met de VS over het EU-bananenrégime. Met Ecuador overlegt de EU over de gevolgen van de WTO-paneluitspraak van 17 maart 2000. Daarin machtigde de WTO Ecuador om handelsretaliatiemaatregelen tegen de EU te treffen ter grootte van ruim $ 200 mln, vanwege de voortdurende niet-comformiteit van het bananenrégime met de WTO-regelgeving. De EU kan deze retaliatie ontlopen door het aanbieden van compenserende maatregelen, waarvoor Ecuador voorstellen heeft ingediend. Met de VS heeft overleg plaatsgevonden over de aanpassing van bananenrégime. Hiertoe heeft de Commissie in november 1999 een voorstel ingediend dat zal leiden tot de invoering van een zuiver tariefsysteem voor de import van bananen na een overgangsperiode lopende tot uiterlijk 1 januari 2006. Dit voorstel is thans voorwerp van overleg binnen de EU en heeft tevens geleid tot consultaties met betrokken externe partijen, in casu de VS, de ACS- en de Latijnsamerikaanse bananenproducenten. De producenten in het Caraïbisch gebied hebben een tegenvoorstel ingediend dat de steun van de VS heeft verkregen, maar dat op verzet stuit van met name Ecuador. De consultaties gaan in het bijzonder over de modaliteiten van de overgangsperiode. Westelijke Balkan De Algemene Raad zal vooral spreken over de concrete invulling van de opdracht van de Europese Raad van Lissabon aan HV Solana en Commissaris Patten om het Balkanbeleid beter te coördineren, meer vaart te geven en de zichtbaarheid van de EU-inspanningen te vergroten. Nederland is voorstander van versnelling van de toenadering van de landen in de regio tot de EU in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces. In het licht hiervan hecht Nederland er in het bijzonder aan dat spoedig concrete uitvoering wordt gegeven aan de voorziene eenzijdige maatregelen door de EU ter verdere liberalisering van de handel met de landen in de regio. Voorts zal worden gesproken over de door de Europese Raad voorgestane intensivering van de samenwerking met de Servische «civil society» en bevolking. Volgens Nederland zouden Solana en Patten de verschillende in omloop zijnde suggesties terzake («asfalt voor democratie», «onderwijs voor democratie», «media voor democratie» etc.) daartoe moeten vertalen in een concreet voorstel voor één alomvattend aanvullend steunpakket, dat ook duidelijk gepresenteerd moet worden als handreiking naar de Servische bevolking. De Raad zal naar verwachting instemmen met een verdere uitbreiding van de lijst van personen uit FRJ/Servië waarvoor visumrestricties gelden. Gesproken zal ook worden over steunverlening aan Montenegro, naar aanleiding van. de instemming door ECOFIN op 8 mei jl. met het verlenen van begrotingssteun ter waarde van 20 Meuro, mits aan enkele conditionaliteiten is voldoen. De Europese Investeringsbank (EIB) en de Commissie is verzocht om een oplossing te vinden voor de juridische obstakels die een lening van 50 Meuro aan Montenegro door de EIB in de weg staan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 21 501-02, nr. 338
5
Vredesproces in het Midden-Oosten De Raad zal spreken over de stand van zaken in het Midden Oosten Vredesproces (MOVP). Inzake het Palestijnse spoor zal de Raad vooral aandacht besteden aan de voortgang in het overleg tussen Israël en de Palestijnen dat moet leiden tot een raamovereenkomst betreffende de finale status (Framework Agreement on Permanent Status). De streefdatum voor deze overeenkomst (oorspronkelijk 13 februari 2000) is reeds meerdere malen verschoven bij gebrek aan overeenstemming tussen de partijen. Het Syrische spoor lijkt vrijwel stil te liggen. Het grootste geschilpunt is de Syrische eis dat Israël zich terugtrekt tot de demarcatielijnen van 1967, waarbij Syrië via de noordoostelijke oever toegang zou krijgen tot het Meer van Tiberias. Israël acht het niet bespreekbaar dat Syrië zeggenschap zou kunnen krijgen over het voor Israël belangrijkste zoetwaterreservoir. De Raad zal zich tevens buigen over de situatie in Libanon en de mogelijke gevolgen van de door Israël voor juli dit jaar aangekondigde eenzijdige terugtrekking uit de bezette «veiligheidszone» in Zuid-Libanon. Meda II De Raad zal spreken over de ontwerpverordening die de Commissie in het najaar van 1999 heeft ingediend ter vervanging van de verordening van 23 juli 1996 inzake de financiële en technische maatregelen (MEDA) in het kader van het Euro-Mediterraan Partnerschap. Het gaat om de tenuitvoerlegging van het MEDA-programma in zijn tweede fase (MEDA-II, 2000– 2006). Het was de bedoeling van de Commissie deze voorstellen veel eerder in te dienen, zodat de verordening nog voor 1 januari 2000 had kunnen worden vastgesteld. Na de val van de Commissie-Santer vorig jaar is de indiening van MEDA-II echter doorgeschoven naar de nieuwe Commissie. De tenuitvoerlegging van het MEDA-programma vindt voorlopig nog plaats op basis van de bestaande MEDA-verordening. De belangrijkste kwesties die aan de orde zijn, betreffen: 1. de hoogte van het referentiebedrag voor de totale omvang van MEDA-II; 2. de wijze van besluitvorming over individuele projecten; de Commissie stelt voor voor dat de lidstaten wel beslissingsbevoegdheid hebben ten aanzien van de bilaterale en regionale MEDA-strategieën, maar niet langer ten aanzien van individuele projecten. De Nederlandse inzet op deze punten is als volgt: 1. Nederland wenst de hoogte van de MEDA-envelop vast te stellen op basis van een voorstel van de Commissie voor de verdeling van de fondsen die op grond van de financiële perspectieven beschikbaar zijn voor begrotingscategorie 4 (extern beleid); 2. Nederland acht op zichzelf een verdergaande delegatie van bevoegdheden aan de Commissie bespreekbaar, doch alleen indien duidelijk is dat de Commissie krachtige maatregelen zal nemen om kwaliteit en tempo van de tenuitvoerlegging van MEDA te verbeteren. In het bijzonder geeft de ernstige betalingsachterstand van MEDA aanleiding tot bezorgdheid. Van de 3 424,5 MEURO die beschikbaar waren onder MEDA-I (1995–1999) is nog slechts ca. 25% daadwerkelijk uitbetaald. De Commissarissen Patten en Nielsen zijn zich bewust van de ernst van de situatie (ook in andere EU-hulpverleningsprogramma’s) en werken op dit moment aan concrete voorstellen voor verbetering.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 21 501-02, nr. 338
6
Ondertekening Samenwerkingsovereenkomst met Bangladesh Met Bangladesh is in de loop van 1998 een Samenwerkingsovereenkomst uitonderhandeld, die op 17 januari 1999 werd geparafeerd. Het betreft een niet-preferentieel akkoord, waarin wordt afgesproken een regelmatige dialoog aan te gaan over internationale, economische en handelskwesties, alsmede de samenwerking tussen de EU en Bangladesh te intensiveren, onder meer op het gebied van economische aangelegenheden, ontwikkelingssamenwerking, cultuur en milieu. Het akkoord bouwt voort op het samenwerkingsakkoord uit 1976 tussen de EG en Bangladesh, dat een beperktere reikwijdte had. De uiteindelijke ondertekening van de overeenkomst heeft enige tijd op zich laten wachten, onder meer vanwege agendaproblemen aan de zijde van Bangladesh en omdat het een aantal maanden duurde voordat een officiële vertaling in het Bengali beschikbaar kwam. De Algemene Raad zal nu het officiële besluit nemen tot ondertekening van de Samenwerkingsovereenkomst (mogelijk als A-punt), die vervolgens en marge van de vergadering in een ceremoniële bijeenkomst met Bangladesh zal worden ondertekend. Samenwerkingsraad met GCC En marge van de Algemene Raad zal de tiende samenwerkingsraad tussen de EU en de Gulf Cooperation Council (GCC) plaatsvinden. De belangrijkste onderwerpen op de agenda zijn: 1. handelskwesties; 2. investeringen; 3. samenwerking op het terrein van standaarden, douane, energie, milieu, alsmede de oprichting van een EU-GCC Technology Information Centre in Muscat; 4. gedecentraliseerde samenwerking tussen bedrijven, universiteiten en media; 5. onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst; 6. regionale en politieke vraagstukken. Wat betreft de vrijhandelsovereenkomst houdt de EU vast aan haar uitgangspunt dat deze overeenkomst pas in werking kan treden wanneer er sprake is van een GCC-douane-unie. De GCC heeft inmiddels besloten dat deze douane-unie uiterlijk in maart 2005 zal worden gerealiseerd. Het streven is nu om de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst op een zodanig tijdstip af te ronden dat de ratificatieprocedures kunnen zijn voltooid op het moment dat de douane-unie in werking treedt. Op 11 april jl. heeft de laatste onderhandelingsronde plaatsgevonden; dit jaar zullen opnieuw twee rondes volgen. Samenwerkingsraad met Oekraïne En marge van de Raad zal de derde samenwerkingsraad plaatsvinden met Oekraïne. De Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst en de in december 1999 aangenomen Gemeenschappelijke Strategie Oekraïne zijn de belangrijkste kaders waarin de samenwerking tussen de EU en Oekraïne wordt uitgevoerd. De EU zal het belang van verdere hervormingen van de Oekraïense economie onderstrepen, in het bijzonder in de agrarische en energiesector. Wat dit laatste onderwerp betreft zal Commissaris Patten benadrukken dat de EU zeer hecht aan volledige tenuitvoerlegging van het Memorandum of Understanding uit 1995 inzake de sluiting van de kerncentrale Tsjernobyl. Ook zal de regering worden opgeroepen om het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 21 501-02, nr. 338
7
investeringsklimaat te verbeteren teneinde buitenlandse investeringen te kunnen aantrekken. De politieke dialoog zal zich ondermeer richten op de gevolgen van het referendum van 16 april jl., waarin President Kuchma aan de kiezers een aantal vragen heeft voorgelegd over de constitutionele bevoegdheden van het Oekraïense Parlement. De uitslag was gunstig voor President Kuchma. De EU zal pleiten voor een transparante en democratische constitutionele hervorming en de verwachting uitspreken dat de oppositiepartijen volwaardig in dit proces zullen worden betrokken. EER-Raad En marge van de Algemene Raad zal de dertiende bijeenkomst van de Raad van de Europese Economische Ruimte (EER) plaatsvinden. Tijdens deze Raad zal zoals gebruikelijk het algehele functioneren van de EER-overeenkomst worden beoordeeld. Daarnaast zullen onderwerpen als de uitbreiding en GBVB-kwesties worden besproken. Associatieraad met Marokko En marge van de Raad zal de eerste Associatieraad met Marokko plaatsvinden (deze zou reeds op 20 maart jl. hebben plaatsgevonden, maar werd op het laatste moment van Marokkaanse zijde afgezegd). Op 1 maart jl. is het Euro-Mediterraan associatieverdrag met Marokko in werking getreden. De ratificatieprocedure van dit verdrag, dat reeds in februari 1996 was getekend, heeft bijzonder lang geduurd, onder meer door de weerstand die in Italië bestond tegen de overeengekomen verruiming van de toegang tot de EU-markt voor Marokkaanse landbouwproducten. De Unie zal tijdens de Associatieraad beginnen eraan te herinneren dat de associatie is gebaseerd op wederzijds respect voor democratie, mensenrechten en rechtsstaat. De toewijding van de Marokkaanse regering aan deze waarden acht de Unie zeer bemoedigend; in het bijzonder zal de EU de wetsvoorstellen verwelkomen met betrekking tot de integratie van de vrouw in de Marokkaanse samenleving. Blijvende aandacht is evenwel vereist, aan Marokkaanse zijde onder meer voor de gevallen van vermissingen, aan EU-zijde voor uitingen van racisme en xenofobie. Voorts zal de EU de samenwerking met Marokko in het kader van het nieuwe migratiebeleid van de Unie zal aan de orde stellen; in oktober jl. is aan de autoriteiten in Rabat het EU-Actieplan voorgelegd dat tot doel heeft ook op dit terrein tot een intensieve samenwerking met Marokko te komen. De Unie zal daarbij de wens naar voren brengen, te komen tot een terug- en overnameverdrag met derde landen, waaronder Marokko. Andere onderwerpen die aan de orde komen zijn de hulpverlening in het kader van MEDA, het Euro-Mediterraan Partnerschap en de toekomstige gemeenschappelijke strategie van de Unie voor het MiddellandseZeegebied, alsmede de politieke ontwikkelingen in de regio. Tenslotte zullen enkele belangrijke economische onderwerpen ter sprake komen. De EU zal de hoop uitspreken dat op zeer korte termijn de onderhandelingen kunnen worden geopend over een nieuw visserij-akkoord; het vorige akkoord verliep op 31 januari 1999. Voorts zal de Commissie aangeven binnenkort een onderhandelingsmandaat aan de Raad te zullen vragen voor de herziening van de landbouwprotocollen bij het associatieverdrag; deze herziening zal nog dit jaar plaatsvinden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 21 501-02, nr. 338
8
IGC/Institutionele hervormingen En marge van de Algemene Raad vindt de vierde ministeriële bijeenkomst van de intergouvernementele conferentie (IGC) over de institutionele hervormingen van de Unie plaats. Het Voorzitterschap wil de positie van het Europees Parlement, het Hof van Justitie en andere instellingen bespreken. Het is nog niet bekend op welke concrete vraagstellingen het Voorzitterschap de discussie wil toespitsen. Een document terzake zal kort voor de bijeenkomst worden verspreid. Verwacht mag worden de nodige aandacht uit zal gaan naar de kwestie van de zetelverdeling in het Europees Parlement en de voortgang in de besprekingen over de hervormingen van het Hof van Justitie. Het functioneren van de Europese Rekenkamer zou aan de orde kunnen komen. Ook de omvang en de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité en van het Comité van de Regio’s zouden kunnen worden besproken. Voorafgaand aan deze discussie zal wederom een gedachtenwisseling met de Voorzitter van het Europees Parlement, mevrouw Fontaine, plaatsvinden. In deze gedachtenwisseling zal worden ingegaan op de stand van zaken in de onderhandelingen. Mevrouw Fontaine zal naar verwachting de gelegenheid gebruiken om het advies van het Europees Parlement van 13 april jl. aan de ministers toe te lichten. Besluit tot ondertekening van de ACS-EG Overeenkomst (mogelijk wordt dit een A-punt). De Algemene Raad moet een besluit nemen ter goedkeuring van de ondertekening door de EG van de nieuwe Overeenkomst tussen de ACS en de EG. Hiertoe zullen het Voorzitterschap en de Commissie worden gemandateerd. Over deze Overeenkomst is op 3 februari jl. te Brussel overeenstemming bereikt. Overigens zijn bij deze Overeenkomst ook de individuele lidstaten van de EU partij. Zij zullen derhalve ook de Overeenkomst moeten ondertekenen. De ondertekeningsceremonie zal plaatshebben op 8 juni te Fiji. Top EU/Russische Federatie op 29 mei a.s. De voorbereiding van deze Top is nog niet geagendeerd, maar Nederland zal zich er voor inzetten dat dit alsnog gebeurt. Dit gezien het belang dat de Nederlandse regering hecht aan de ontwikkelingen in Tsjetsjenië en de lange termijn strategische relatie tussen Rusland en de Europese Unie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 21 501-02, nr. 338
9