Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1996–1997
25 000 V
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 1997
Nr. 74
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 17 april 1997 Ingevolge het verzoek bij brief van de Griffier Uwer Commissie van 24 maart jl., (zie bijlage), moge ik U hierbij, onder aanbieding van mijn verontschuldigingen voor de helaas opgetreden vertraging, een overzicht doen toekomen van de mensenrechtensituatie in Indonesië zoals deze zich sedert de laatste informatieverstrekking aan de Kamer heeft laten registreren. De Minister van Buitenlandse Zaken, H. A. F. M. O. van Mierlo
7K1332 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 V, nr. 74
1
Mensenrechtensituatie Indonesië
Pakpahan Het proces wegens subversie tegen vakbondsleider Mochtar Pakpahan is op 13 december 1996 aangevangen en is nog niet afgerond. Nadat betrokkene volgens de alhier ontvangen berichten gedurende 2 maanden regelmatig had verzocht om medische behandeling, is hij op 7 maart jl. in een politie-ziekenhuis opgenomen. Op eigen verzoek is hij op 10 maart jl. naar een privé-kliniek overgebracht, alwaar aanvankelijk een gezwel in een van zijn longen werd verondersteld. Een zitting van de rechtbank die aanvankelijk zou plaatsvinden op 12 maart jl., is vervolgens tot nader order verdaagd. Later werd de diagnose bijgesteld en bleek het om littekenweefsel te gaan dat verband zou kunnen houden met tuberculose, doch over zijn gezondheidstoestand bestaat, naar ik begrijp, nog in het algemeen onduidelijkheid. Overigens is hij blijkbaar inmiddels wel aan zijn appendix geopereerd. Hij is hiervan herstellende. Pakpahan’s eerdere veroordeling in Hoger Beroep wegens het aanzetten tot arbeidsonlusten te Medan heeft de aandacht van de Speciale VN-Rapporteur inzake de Onafhankelijkheid van de Rechtspraak. Voorts heeft het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen naar aanleiding van deze zaak een klacht ingediend bij het «Application of Standards»-comité van de International Labour Organisation (ILO), dat in juni a.s. zitting zal hebben. De klacht geldt het niet-eerbiedigen van het recht op collectief onderhandelen. Dit recht is vastgelegd in ILO-Conventie No. 98, waarbij Indonesië sinds 1957 partij is. Het huidige proces tegen Pakpahan is bij toerbeurt bijgewoond door vertegenwoordigers van EU-missies te Jakarta. Vertegenwoordigers van de Nederlandse Ambassade te Jakarta zijn steeds aanwezig geweest. Tijdens mijn ontmoeting met Minister Alatas op 15 februari jl., en marge van de EU/ASEAN en ASEM bijeenkomsten te Singapore, heb ik een klemmend beroep op mijn ambtgenoot gedaan om zich in te spannen voor Pakpahan. Hoewel dit ongebruikelijk is, heb ik gesteld te zullen overwegen om tijdens de jaarvergadering van de ILO in juni a.s. in het «Application of Standards»-comité de hogergenoemde klacht van de vakverenigingen te zullen steunen, mocht de situatie van Pakpahan zich voordien niet beduidend hebben gewijzigd. Voorts heb ik op humanitaire gronden het verzoek gedaan Pakpahan de resterende straf in verband met zijn veroordeling in de Medan-zaak te laten uitzitten in Jakarta en niet in Medan, mocht onverhoopt geen clementie worden verleend. Naar aanleiding van berichten over de urgentie van medische behandeling van Pakpahan heeft het Nederlandse EU-voorzitterschap te Jakarta begin april jl. in een stap bij de Indonesische autoriteiten namens de Unie steun uitgesproken voor medische behandeling in het buitenland overeenkomstig een verzoek van Pakpahan zelf. Voorts is bij die gelegenheid uitdrukking gegeven aan het vertrouwen dat betrokkene na behandeling in het buitenland naar Indonesië zal kunnen terugkeren. Ook in eerdere stadia heeft de Regering de in Nederland bestaande zorg over het lichamelijk welzijn van Pakpahan vertolkt en naar aanleiding van de gezondheidstoestand van betrokkene gepleit voor diens spoedige medisch onderzoek. Tot slot kan nog volledigheidshalve worden vermeld dat over Pakpahan nuttig en intensief overleg plaats vindt tussen mijn Ministerie en de vakverenigingen FNV en CNV.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 V, nr. 74
2
Subversiezaken Onder het mom van alertheid op een «communistische opleving» zijn de Indonesische autoriteiten na de onlusten te Jakarta eind juli 1996 overgegaan tot hernieuwd gebruik van de anti-subversie wet van 1963. Deze wet stelt uitingen van «vijandigheid, haat of minachting voor de Indonesische regering» strafbaar. Onder meer vanwege hun vermeende rol bij hogergenoemde onlusten is te Jakarta een twaalftal personen beschuldigd van subversie. Daarbij bevinden zich prominenten van de politieke partij PRD, onder wie voorzitter Budiman Sudjatmiko, alsook vakbondsleider Pakpahan. Een aantal betrokkenen heeft onlangs hoge vrijheidsstraffen tegen zich horen eisen. Voorts staat in Surabaya een drietal vakbondsactivisten terecht op beschuldiging van subversie. Betrokkenen zijn in juli 1996 gearresteerd wegens het organiseren van stakingen. Tegen hen is 5–8 jaar geëist. De Indonesische Nationale Mensenrechten Commissie en de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten hebben afschaffing van de anti-subversiewet bepleit.
Recente onlusten Tussen de jaarwisseling en medio februari vonden in West-Kalimantan onlusten plaats tussen de oorspronkelijke Dayak-bevolkingsgroepen en Madurese migrantengroeperingen. Schattingen variëren van 200 tot 1200 doden, die vooral onder Madurezen zouden zijn gevallen. Grote aantallen Madurezen zouden naar elders zijn gevlucht. Aanvankelijk zouden politie en militairen zich terughoudend hebben opgesteld uit vrees voor escalatie. Uiteindelijk zou evenwel toch door veiligheidstroepen gebruik zijn gemaakt van vuurwapens, waarbij doden zijn gevallen. Achtergrond van het conflict is de gespannen verhouding, tussen streng islamitische Madurezen en de oorspronkelijke, animistische/christelijke Dayakbevolking. Begin januari jl. heeft een missie van de Indonesische Nationale Mensenrechten Commissie een bezoek gebracht aan de betrokken regio. In haar eindrapport, dat voornamelijk van beschrijvende aard is, wordt een en ander bevestigd. Aanbevelingen betreffen met name de uitvoering van het transmigratiebeleid. In oktober 1996 braken ongeregeldheden uit in Situbondo op Oost-Java. Misnoegen over een eis inzake laster tegen de Islamitische godsdienst vormde in Situbondo en omgeving aanleiding tot brandstichtingen in kerken en overheidsgebouwen en tot vernieling van een groot aantal eigendommen van etnische Chinezen. Volgens een rapport van de eerdergenoemde Nationale Mensenrechten Commissie vonden tijdens de ongeregeldheden 5 personen de dood. In december en januari jl. kwamen in diverse plaatsen op West-Java eveneens spanningen tot gewelddadige uitbarsting. Slachtoffers van deze ongeregeldheden waren veelal etnisch-Chinezen en Christenen. Sociaal antagonisme, economische naijver, religieuze en etnische tegenstellingen, arbeidsgeschillen, geschillen over landrechten en politieke tegenstellingen kunnen daarbij een rol hebben gespeeld. Ter preventie van toekomstige onlusten hebben politie- en veiligheidsautoriteiten z.g. «alert command centres» opgericht, waar voor burgers de gelegenheid bestaat, ontwikkelingen die aanleiding zouden kunnen vormen voor ongeregeldheden, te melden.
Verkiezingen Op 29 mei a.s. worden parlementsverkiezingen gehouden. Deze zijn aan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 V, nr. 74
3
strakke regels gebonden. De campagnevoering is beperkt tot de periode 27 april t/m 23 mei, waarna een 5-daagse afkoelingsperiode is voorzien. Begin februari jl. werd bekend gemaakt dat het Indonesische Instituut voor Algemene Verkiezingen alle toespraken zal toetsen voordat zij zullen worden uitgezonden. Eveneens zijn restricties afgekondigd voor publieke debatten, waaronder de aanwijzing door de overheid van discussieleiders. Voorts heeft de Minister van Binnenlandse Zaken een aantal richtlijnen uitgevaardigd om campagnes ordelijk te laten verlopen, ondermeer met betrekking tot vorm en thematiek. De nieuwe richtlijnen hebben tot verzet geleid van de kant van de officiële oppositiepartijen PPP en PDI. Ook de Indonesische bisschoppen hebben zich kritisch uitgelaten over de gang van zaken rond de verkiezingen. Recentelijk heeft de Indonesische overheid hogergenoemde restricties overigens enigszins versoepeld. Naar aanleiding van het verspreiden van schriftelijke oproepen, niet te gaan stemmen, is het voormalige PPP-Parlementslid Sri Bintang Pamungkas, tezamen met een tweetal aanhangers, op 5 maart jl. gearresteerd. Laatstgenoemde tweetal zou inmiddels zijn vrijgelaten. Sri Bintang zou zich nog in voorarrest bevinden. Op haar aanvankelijk voornemen andere landen uit te nodigen om de verkiezingen als waarnemer bij te wonen, is de Indonesische regering blijkbaar inmiddels teruggekomen. Een onafhankelijke Indonesische NGO, het «Independent Election Monitoring Committee» – KIPP – werpt zich op als waarnemer, maar de autoriteiten zullen hiertoe wellicht geen toestemming verlenen, omdat KIPP niet officieel is erkend.
Persvrijheid De redacteur van het blad van de NGO PIJAR is medio maart jl., na het uitzitten van zijn straf uit gevangenschap ontslagen. De twee journalisten van de Alliantie van Onafhankelijke Journalisten AJI die in hoger beroep tot drie jaar gevangenisstraf werden veroordeeld, hebben inmiddels 2/3 van de hun opgelegde straf uitgezeten. Tijdens zijn bezoek aan Indonesië heeft Vice-Premier Dijkstal in een gesprek met de Coördinerend Minister voor Politieke Zaken en Veiligheid op 2 januari jl. de ook in Indonesië bestaande mogelijkheid ter sprake gebracht van voorwaardelijke kwijtschelding van de resterende straf. Ik heb diens pleidooi herhaald tijden mijn ontmoeting met Minister Alatas op 15 februari jl. te Singapore. Recente berichten dat een hunner zou zijn onderworpen aan een zwaarder regime vanwege het versturen van berichten uit de gevangenis, konden tot dusverre niet worden bevestigd. Onlangs is de drukker van het AJI-blad Andi Syahputra veroordeeld tot twee en een half jaar met aftrek van zes maanden voorarrest, wegens belediging van de President. Zijn proces werd regelmatig bijgewoond door vertegenwoordigers van de Nederlandse Ambassade te Jakarta.
Oost-Timor De 9e gespreksronde tussen Indonesië en Portugal onder auspiciën van de Secretaris-Generaal van de VN (SGVN), gepland op 21 december jl. te New York is door de vertrekkende SGVN tot nader order verdaagd. Beide partijen hebben evenwel hun bereidheid uitgesproken het overleg onder auspiciën van de SGVN te hervatten. Ook hebben partijen hun bereidheid uitgesproken tot voortzetting van de «All-inclusive East Timorese Dialogue». Voorts heeft de nieuwe SGVN mij bij verschillende gelegenheden verzekerd met voortvarendheid zijn goede diensten beschikbaar te zullen stellen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 V, nr. 74
4
Begin februari jl. benoemde de SGVN de voormalige Permanent Vertegenwoordiger van Pakistan bij de VN, de heer Jamsheed Marker, tot zijn Speciale Vertegenwoordiger voor Oost-Timor. Deze heeft inmiddels Portugal, Indonesië en Oost-Timor bezocht. Betrokkene streeft er naar dat onder zijn auspiciën spoedig verkennende gesprekken zullen aanvangen op het niveau van Permanent Vertegenwoordigers. Deze gesprekken zouden vervolgens dienen over te gaan in een permanente dialoog. In bemoeienis van derde partijen is in dit stadium niet voorzien. De mensenrechtensituatie op Oost-Timor geeft nog steeds aanleiding tot bezorgdheid. Tijdens een demonstratie, vorige maand, voor het hotel te Dili waar de heer Marker verbleef, zou de politie hardhandig hebben ingegrepen en op demonstranten hebben geschoten. Hierbij zouden doden en gewonden zijn gevallen. Bevestiging van de precieze aantallen kon niet worden verkregen. Volgens de plaatsvervangend politie-chef van Oost-Timor zouden 48 personen zijn gearresteerd, van wie 24 zich nog in detentie bevinden en mogelijk zullen worden aangeklaagd wegens «haat of minachting tegen de regering». De demonstranten zouden de Speciale VN-Vertegenwoordiger een petitie hebben willen aanbieden. De demonstranten zouden niet hebben verzocht om een gesprek. Een tweetal leden van de Nationale Mensenrechten Commissie, heeft de 24 gearresteerden, van wie de meesten tevens gewond zijn geraakt bij het politie-ingrijpen tijdens de demonstratie, in de gevangenis kunnen bezoeken. Eind maart jl. zijn een dertigtal Oosttimorezen de Oostenrijkse Ambassade te Jakarta binnengedrongen, met het doel de heer Marker, die zich daar overigens niet zelf bevond, een petitie aan te bieden. Betrokkenen hebben geen asiel aangevraagd en hebben enkele dagen later de Ambassade verlaten. Na ondervraging door de politie zijn betrokkenen inmiddels weer op vrije voeten gesteld. Een door de EU ingediende resolutie inzake Oost-Timor is op 16 april jl. in Genève door de Mensenrechten Commissie aanvaard. Tenslotte kan ik vermelden dat ik vermoedelijk eind deze maand een gesprek zal hebben met Nobel-prijswinnaar Ramos Horta.
Nationale Mensenrechten Commissie De door President Soeharto in het leven geroepen Nationale Mensenrechten Commissie (KOMNASHAM) is actief en geeft blijk van een onafhankelijke opstelling. Zij heeft ondermeer rapporten uitgebracht over incidenten in Irian Jaya (najaar 1995), studentenprotesten te Ujung Pandang (april 1996), de onlusten te Jakarta (juli 1996) en de recente ongeregeldheden op Java en West-Kalimantan. Onderzoek van incidenten buiten Java wordt veelal bemoeilijkt door gebrek aan medewerking van lokale autoriteiten, hetgeen ook van invloed is op het functioneren van het kantoor van de Commissie in Oost-Timor. De militaire autoriteiten hebben zich voorts kritisch uitgelaten over de werkzaamheden van de Commissie en zouden hebben geadviseerd zich te richten op minder controversiële kwesties. Voor wat betreft een tweetal vragen tijdens het Algemeen Overleg op 17 oktober 1996, die nog beantwoording behoefden, kan ik het volgende mededelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 V, nr. 74
5
Irian-Jaya/Freeport Beschikbare informatie is nog altijd schaars en laat zich moeilijk toetsen. Tijdens en na de bekende gijzelingsactie door de verzetsorganisatie OPM, vorig jaar, zouden zich tal van mensenrechtenschendingen hebben voorgedaan. Inspanningen van mijnbouwmaatschappij Freeport om in samenwerking met lokale bevolkingsgroepen en lokaal bestuur tot duurzame ontwikkeling in de regio te komen, schijnen neveneffecten te hebben: het streekontwikkelingsplan («Integrated Timika Development Plan») met een budget van 15 miljoen dollar zou oorzaak zijn geweest van toenemende naijver tussen en binnen de verschillende etnische groepen. Van de kant van de verschillende kerken en de Nationale Mensenrechten Commissie is bij herhaling bezorgdheid geuit over de mensenrechtensituatie in Irian Jaya. Het leger heeft inmiddels een militair witboek uitgegeven met nieuwe instructies voor omgang met de lokale bevolking. De Nationale Mensenrechten Commissie heeft sinds september 1995 geen bezoek mogen brengen aan de regio. De Nederlandse Ambassadeur te Jakarta en enkele leden van zijn staf hebben onlangs een werkbezoek gebracht aan het gebied teneinde een indruk te krijgen van de situatie van de Papoea-bevolking in West-Irian, met inbegrip van de sociaal-economische implicaties van mijnbouwactiviteiten van Freeport. Het ligt in mijn voornemen, de Kamer aangaande hun bevindingen op enigszins korte termijn nader in te lichten.
Pulau Yamdena Besprekingen met Indonesië in de desbetreffende gezamenlijke werkgroep hebben zich geconcentreerd op het bevorderen van duurzaam bosbeheer en de handel in hout(produkten). Bij dat overleg hebben mensenrechtenaspecten en de situatie op Yamdena tot op heden geen punt van speciale aandacht gevormd. Voor het standpunt van de Regering aangaande de sociaal-economische situatie van de lokale bevolking moge ik verwijzen naar het antwoord d.d. 11 juli 1996 op schriftelijke vragen van de Leden Roethof en AugusteijnEsser. De informatie over Yamdena waarover de regering momenteel beschikt is van een algemeen karakter en is voornamelijk afkomstig van NGO’s. De Nederlandse Ambassade te Jakarta is om meer gedetailleerde informatie gevraagd. Binnenkort is een ontmoeting voorzien tussen een medewerker van de Ambassade en vertegenwoordigers van Yamdena. Bij die gelegenheid zal zeker de nodige aandacht worden gevraagd voor de mensenrechtensituatie op het eiland in kwestie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 V, nr. 74
6
Bijlage
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken ’ s-Gravenhage, 24 maart 1997 Namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken moge ik U verzoeken met het oog op het algemeen overleg op 17 april 1997, waarbij een brief over de Indonesische vakbondsleider Pakpahan geagendeerd is, de commissie te informeren over de huidige mensenrechtensituatie in Indonesië. Voorts herinnert de commissie U aan de nog openstaande vragen van het algemeen overleg op 16 oktober 1996 , die U schriftelijk zou beantwoorden. De commissie hecht eraan tijdig voor het algemeen overleg op 17 april over deze antwoorden te beschikken. De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Janssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 000 V, nr. 74
7