Tweede Kamer der Staten Generaal
2
Vergaderjaar 1987-1988
20 547
Adoptie anders dan door een echtpaar
Nr. 3
LIJST V A N VRAGEN Vastgesteld 21 juli 1988 De vaste Commissie voor Justitie' heeft over de notitie Adoptie anders dan door een echtpaar de volgende vragen gesteld ter voorbereiding van een uitgebreide commissievergadering. Zij nodigt de regering uit deze vragen tijdig te beantwoorden. I.
Inleiding
1 Waarom heeft het zo lang geduurd voordat er uitvoering is gegeven aan de motie-Korte-van Hemel en Nijpels van april 1981? I I . Adoptie in Nederland a. Huidige
adoptieregeling
1
Samenstelling: Leden: Haas-Berger (PvdA), Stoffelen (PvdA), Kosto (PvdA), voorzitter, Roethof (PvdA), K. G. de Vries (PvdA), De Kwaadsteniet (CDA), Stemerdink (PvdA), Gualthérie van Weezel (CDA), RemptHalmmans de Jongh (VVD), Van der Burg (CDA), Schutte (GPV), Krajenbrink (CDA), Korthals (VVD), Wiebenga (VVD), LaningBoersema (CDA), Dijkstal (VVD), Vermeend (PvdA), Kohnstamm (D66), Wolffensperger (D66), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA). Plv. leden: Ter Veld (PvdA), Jabaaij (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Lankhorst (PPR), Koetje (CDA), Van Traa (PvdA), Borgman (CDA), Hermans (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), J. T. van den Berg (SGP), Vreugdenhil (CDA), De Grave (VVD), Te Veldhuis (VVD), Kraaijeveld-Wouters (CDA), Van Es (PSP), Alders (PvdA), Eisma (D66), Groenman (D66), Doelman-Pel (CDA), Van Muiden (CDA), Leerling (RPF).
Kunnen de bewindslieden inzicht geven in de aantallen kinderen die voor adoptie beschikbaar zijn (waarbij een uitsplitsing naar Nederlandse en «derde wereld kinderen»)?
Kunnen de bewindslieden aangeven hoeveel kinderen in pleeggezinnen zijn ondergebracht? Kunnen zij inzicht geven in de wijze waarop die pleeggezinnen zijn samengesteld, gehuwd, ongehuwd, man/man, vrouw/vrouw, één-ouder? b. Het «echtpaarvereiste»
in discussie
Zijn er na de «Study on Adoption of Children» van de U.N. Department of Social Affairs (1953) recenter Nederlandse of buitenlandse onderzoeken die inzicht geven in het uitgangspunt dat «the best substitute home is one in which there is both a father and a mother»?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 547, nr. 3
1
5 Zouden de bewindslieden nog nader willen ingaan op de spanning tussen acceptatie, gelijkberechtiging c.q. gelijke behandeling van samenlevingsvormen en de verantwoordelijkheid van de wetgever voor «adoptief» kinderen? 6 Wat zijn in het verleden de belangrijkste bezwaren tegen éénpersoonsadoptie geweest? d. Samenhang adoptie en
afstammingsrecht
7 Welke verschillen tussen wettige en onwettige kinderen worden beoogd op te worden geheven in het wetsvoorstel tot herziening van het afstammingsrecht? 8 Wanneer zal het wetsvoorstel Nadere regeling ouderlijke zorg en omgang worden ingediend? I I I . Adoptie internationaal bezien a. Buitenlandse
rechtsstelsels
9 Kennen buitenlandse rechtsstelsels andere mogelijkheden dan adoptie ter institutionalisering van bijvoorbeeld «sociaal ouderschap»? Engeland 10 Kunnen de bewindslieden aangeven op welke wijze de familierechtelijke gevolgen (bijvoorbeeld ten aanzien van naam, nationaliteit, gezag en erfrecht) zijn geregeld in Engeland in het stelsel waarin ongehuwd samenwonenden vrij zijn ieder afzonderlijk een zelfde kind te adopteren (art. 11 Children Act)? 11 Geldt deze mogelijkheid van artikel 11 van de Children Act ook voor samenwonenden van gelijke kunne? 12 Kennen de andere genoemde rechtsstelsels deze mogelijkheid ook? 13 Kunnen de bewindslieden, in aanvulling op het gegeven overzicht, globaal inzicht geven in de opvattingen inzake adoptie in die landen, die het meest bij interlandelijke adoptie zijn betrokken, voorzover relevant? b. Verdragen op het terrein van adoptie 14 Waarom is Nederland nog steeds geen partij bij het Haags Adoptieverdrag uit 1965, en wanneer is de studie naar de vraag of Nederland dit verdrag dient te ratificeren gereed? 15 Zou dit Verdrag adoptie door twee niet-gehuwden in de weg staan?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 547, nr. 3
2
16 Kan meer uitgebreid worden aangegeven om welke redenen, naast het beperkte belang, Nederland geen partij is bij de Europese Conventie over de adoptie van kinderen van 24 april 1967? 17 Delen de bewindslieden thans nog het in 1979 door de toenmalige Minister van Justitie ingenomen standpunt inzake eventuele toetreding tot deze confentie? IV. Verruiming van de adoptiemogelijkheden 18 Kunnen de bewindslieden de mogelijkheden, de onmogelijkheden, de voor- en nadelen aangeven van een institutionalisering van sociaal ouderschap? Eénpersoonsadoptie 19 Aan de hand van welke criteria, omstandigheden en afwegingen wordt in de praktijk het kennelijk belang van het kind vastgesteld? 20 Welke procedure(s) wordt gevolgd om het kennelijk belang van het kind vast te stellen? In hoeverre prevaleert de juridische band tussen de verzorgers boven de affectieve band tussen verzorgers en kind?
21 Welke personen (en instanties) zijn betrokken bij de vaststelling van het kennelijk belang van het kind en aan welke vereisten moeten deze personen voldoen? 22 Als aangevoerd wordt dat adoptie door één persoon een bedreiging zou vormen voor het wettige huwelijk, aan welke orde van grootte van die bedreiging moet dan gedacht worden? 23 Zijn er na 1975 geen procedures meer aanhangig gemaakt over het vraagstuk dat een recht op of een vrijheid terzake van adoptie toekomend aan kinderen of pleegouders niét behoort tot de rechten en vrijheden die door het EVRM (met name art. 8.) worden beschermd? 24 Hoe oordelen de bewindslieden over de wenselijkheid van adoptie, terwijl de verzoekers in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn? 25 Wat is het principiële verschil, gezien vanuit het belang van het kind, tussen de mogelijkheid tot eénpersoonsadoptie door de gescheiden echtgeno(o)t(e) die tijdens het bestaan van het huwelijk samen met de andere huwelijkspartner met een adoptieprocedure is begonnen, en een eénpersoonsadoptie in het algemeen? 26 Zou éénouderadoptie mogelijk zijn als de ene ouder getrouwd is en de andere geen bezwaar maakt?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 547, nr. 3
3
27 Welke mogelijkheden zijn er om een alleenstaande pleegouder te worden? Kunnen uit een pleegouder-pleegkindverhouding zekere rechten op adoptie worden geconstrueerd? 28 Zou de éénouder-adoptie (tante/nichtje-geval), als voldaan is aan de overige voorwaarden, ook mogelijk zijn als die ene ouder samenwoont? 29 Kunnen de bewindslieden verduidelijken, hoe de in deze notitie vervatte voorstellen inzake leeftijdsgrenzen voor adoptanten zich verhouden tot de in het wetsvoorstel opneming buitenlandse pleegkinderen (20 046) opgenomen leeftijdsgrenzen? 30 Betekent het invoeren van een minimum leeftijd voor adoptie en het afzien van een maximum leeftijd ook dat de leeftijdsgrenzen bij opneming van buitenlandse kinderen worden afgeschaft? 31 Waarom wordt, als zich het gevaar van een identiteitscrisis voordoet, eenpersoonsadoptie onder voorwaarden wel toegestaan, en wordt adoptie door paren van gelijke kunne afgewezen? 32 Op welke onderzoeksgegevens of -publikaties is de conclusie gebaseerd dat een kind dat door één persoon geadopteerd is een groter gevaar loopt in een identiteitscrisis te raken dan in geval van een adoptie door twee personen? Welke onderzoeksgegevens zijn er bekend die deze conclusie tegenspreken? (Hierbij tevens de reacties vanuit de wetenschapswereld op deze conclusie in de nota betrekken). Adoptie door een ongehuwd paar 33 Is er binnenkort een standpunt van het kabinet te verwachten over het rapport «samenlevingsvormen»? 34 Hoe valt de opvatting dat adoptie door homoseksuele paren ongewenst is te rijmen met de doelstelling genoemd in de recente brief van de minister van WVC «Overheidsbeleid en homoseksualiteit», dat mensen ongeacht hun seksuele voorkeur op voet van gelijkheid aan alle facetten van het maatschappelijk leven kunnen deelnemen? 35 Mag gesteld worden dat de persoonskenmerken van het kind, die van de aspirant-adoptief-ouders, hun onderlinge relatie en de bijzondere omstandigheden van het geval de bepalende factoren zijn voor de vaststelling van het kennelijk belang van het kind? Zo ja, is het mogelijk dat adoptie door paren van gelijke kunne de evenwichtige ontwikkeling van het kind niet in de weg staat? 36 Wat is de reactie op het commentaar van de Nederlandse Gezinsraad als het gaat om adoptie door paren van gelijke kunne?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 547, nr. 3
4
37 Op welke onderzoeksgegevens of -publikaties is de conclusie gebaseerd dat voor adoptie door paren van gelijke kunne betwijfeld wordt of dit niet een evenwichtige ontwikkeling van het kind in de weg staat en of een dergelijke situatie niet uitnodigt tot idealisering van het andere geslacht? Welke onderzoeksgegevens zijn er bekend die deze conclusie tegenspreken? (Hierbij de reacties vanuit de wetenschapswereld op de conclusie in de notitie betrekken). 38 Wat wordt bedoeld met «idealisering van het andere geslacht» en op grond waarvan nodigt adoptie door paren van gelijke kunne hiertoe uit?
39 Kunnen nog meer argumenten worden aangevoerd tegen adoptie door paren van gelijke kunne, anders dan de genoemde identiteitsrisicodreiging? 40 Worden er in de praktijk pleegkinderen bij paren van gelijke kunne geplaatst en hoe zijn de ervaringen daarmee? 41 Wat is het commentaar van de bewindslieden op het rapport «Kinderen bij homoseksuele ouders», door drs. T. Kras, uitgegeven door de Nederlandse Gezinsraad in juli 1986? 42 Wat betekent de opmerking dat ook in de buitenlandse wetgeving adoptie door paren van gelijke kunne niet mogelijk is? Moet dan niet ook een vergelijking gemaakt worden met het homobeleid in die desbetreffende landen? 43 Waarom is in dit opzicht buitenlandse wetgeving relevant, zeker nu we de Europese Conventie van 1967 wegens het geringe belang niet zullen ratificeren? 44 Hoe staat het met de mogelijkheid tot een evenwichtige ontwikkeling van het kind bij toewijzing na echtscheiding van de ouders, aan één van de ouders die inmiddels een bestendige relatie is aangegaan met iemand van gelijke kunne? 45 Op welke manier(en) zou een aanvaardbare controleerbare aantekening kunnen worden gedaan van de relatie tussen ongehuwd samenwonenden, ten einde de bestendigheid van de relatie met betrekking tot de eis in tijd (bijv. 5 jaar zoals voorgesteld) aan te tonen? 46 Speelt stabiliteit van het ouderlijk milieu eenzelfde rol bij pleeggezin als bij adoptie? Indien er verschil is, wat is daarvan de reden? 47 Wat is het verschil voor de ontwikkeling van het kind tussen het als pleegkind opgroeien binnen een homoseksuele relatie en het als adoptiekind daarbinnen opgroeien?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 547, nr. 3
5
48 Hoe verklaart u dat in het rapport «Echtscheiding en het beslag op collectieve middelen» een beduidend hoger percentage echtscheidingen wordt genoemd voor het laatste decennium, dan in de gegevens van het WODC waarop u zich baseert? Het is toch algemeen bekend dat thans één op de drie a vier nieuw gesloten huwelijken in echtscheiding eindigt? 49 Welke betekenis moet worden gehecht aan statistische gegevens (in het algemeen) waar het bij adoptie altijd gaat om het - kennelijk - belang van het - individuele - kind? 50 Kunnen de bewindslieden aangeven welke gevolgen het openstellen van de mogelijkheid tot adoptie door een ongehuwd paar (eventueel van gelijke kunne) zou hebben voor de interlandelijke adopties, gelet op de opvattingen terzake in die landen? 51 Achten de bewindslieden het jaartal 1992 (harmonisatie regelgeving EEG) van betekenis voor nadere standpuntbepaling over de adoptie? 52 Betekent het verdwijnen van de Europese grenzen dat Nederland zich wat betreft het familierecht geen enkele afwijkende filosofie, neergelegd in wetgeving, meer mag of kan veroorloven? V. Het vetorecht bij stiefouderadoptie 53 Welk belang heeft biologische afstamming voor het geluk van het kind? 54 Zou rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming geen goed alternatief hulpmiddel zijn bij onderzoek naar «onredelijke weigering» (van de vader) omdat bij stiefouderadoptie juist jonge kinderen lijden onder het gegeven geen «echte» vader of moeder te hebben? 55 Welke zijn de overwegingen bepaalde personen uit te sluiten van adoptie, als toch in ieder geval de rechter beoordeelt of iemand al dan niet voor adoptie in aanmerking komt? 56 Maakt de omgangsregeling niet een dusdanig essentieel onderdeel van de echtscheidingsregeling uit, dat het formeel onmogelijk maken van het treffen van een omgangsregeling, ten einde later het argument aan te kunnen voeren, dat hij/zij nooit meer contact heeft gehad met het kind, louter denkbeeldig is? 57 Welke juridische mogelijkheden zijn er om het nakomen van een getroffen omgangsregeling af te dwingen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 547, nr. 3
6
58 Waarom wordt bij stiefouderadoptie voor wat betreft de leeftijd van het kind, waarop deze het vetorecht zou kunnen overrulen, niet aangesloten bij de grens van 12 jaar als bij het Omgangsrecht? 59 Zijn de bewindslieden van plan een voorstel tot wet betreffende het vetorecht bij stiefouderadoptie in te dienen en zo ja, op welke termijn? Vraagpunten 60 Welke gevolgen heeft eventuele aanvaarding van alle in de notitie vervatte onderscheidene voorstellen voor het bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel opneming buitenlandse pleegkinderen? 61 Zien de bewindslieden bezwaren om bij de heroverweging van de adoptieregeling in deze notitie ook de vraag te betrekken of het aanbeveling verdient de oorspronkelijke afstamming geregistreerd te laten staan? Zo nee, zijn de bewindslieden dan bereid een paragraaf aan dit vraagstuk te wijden? 62 Mag uit het formuleren van een aantal vraagpunten aan het slot van de notitie worden afgeleid, dat, voorzover de bewindslieden in de notitie reeds standpunten hebben ingenomen over verschillende adoptie-modaliteiten, deze standpunten van voorlopige aard zijn? 63 Waarom is de notitie Adoptie anders dan door een echtpaar niet mede ondertekend door de coördinerend bewindsman voor het Homobeleid? De voorzitter van de commissie, Kosto De griffier van de commissie, Coenen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 547, nr. 3
7