Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1984-1985
2
Rijksbegroting voor het jaar 1985
18600 Hoofdstuk XV Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Nr. 93
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 1 mei 1985 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 voerde op 21 maart 1985 mondeling overleg met de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Landbouw en Visserij over een aantal werkgelegenheidsprojecten, te weten: -
' Samenstelling: Leden: Scholten, Poppe (PvdA), Weijers (CDA), Kraaijeveld-Wouters (CDA), voorzitter, Beckersde Bruijn (PPR), Spieker (PvdA), Moor (PvdA), De Korte (VVD), Gerritse (CDA), Buurmeijer (PvdA), ondervoorzitter, Toussaint (PvdA), Buikema (CDA), Rempt-Halmmans de Jongh (VVD), Leerling (RPF), Schutte (GPV), Groenman (D'66), Van der Vlies (SGP), Willems (PSP), Brouwer (CPN), Oomen-Ruijten (CDA), Ter Veld (PvdA), Paulis (CDA), Dales (PvdA), Ubels-Veen (EVP), Korthals (VVD), Linschoten (VVD), Nijhuis (VVD). Plv.leden: De Grave (VVD), Worrell (PvdA), Hermsen (CDA), G. C. van Dam (CDA), Leijnse (PvdA), Kombrink (PvdA), Van Erp (VVD), Van Muiden (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Salomons (PvdA), Van der Linden (CDA), Hermans (VVD), Nypels (D'66), Eshuis (CPN), Wolters (CDA), Wöltgens (PvdA), Evenhuis-van Essen (CDA), Knol (PvdA), Kamp (VVD), Metz (VVD).
het combinatiebanenplan van het Landbouwschap Friesland: Bouwen Werkt Isolatieprojecten Leasing Stichting Wijkdienstverlening Amsterdam Drukkerij Akhnaton te Amsterdam Meubelfabriek De Lijn te Amsterdam Plan Rijnmond Project (werk en welzijn) Leeuwarden Project Drenthse Experimentele Bedrijven te Emmen Project Herverdeling van Arbeid in de Gezondheidszorg Friesland Sporthal Geesteren (gemeente Tubbergen) Werkloosheid kansarmen -Dordrecht Nederlands-Hervormde Kerkte Dedemsvaart Verruimbouw Gemeentehuis te Borne.
Tevoren had de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de commissie schriftelijk geïnformeerd over een aantal van deze projecten (zie kamerstukken 18 600, hoofdstuk XV, nr. 78, blz. 6-8, en nr. 80). Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Combinatiebanenplan van het Landbouwschap VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE COMMISSIE De heer Tazelaar (P.v.d.A.) wees de bewindslieden op de aanvaarding door de Kamer van de motie-Tazelaar/Ter Veld (kamerstuk 18600, hoofdstuk XIV, nr. 38), waarin de regering wordt verzocht het daarheen te leiden dat het plan met behoud van de doelstellingen kan worden uitgevoerd. Hierover is overleg geweest met het Landbouwschap, zo had dit lid vernomen, hetgeen echter niet tot resultaten heeft geleid. Hij volstond derhalve met de vraag of het kabinet al dan niet bereid is de motie uitte voeren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18 600 hoofdstuk XV, nr. 93
1
De heer Linschoten (V.V.D.) erkende dat het combinatiebanenplan niet in alle opzichten voldoet aan de voorwaarden die gesteld worden om in aanmerking te komen voor subsidiëring in het kader van het Startplan. Dit gegeven was de Kamer bekend toe zij de motie aanvaardde. Zeer bewust heeft de Kamer aldus uitgesproken dat zij niettemin van oordeel is dat het plan moet worden uitgevoerd. Het plan is door het kabinet eveneens getoetst aan de intenties van het Startplan. Kan worden medegedeeld op welke onderdelen het combinatiebanenplan strijdig is met deze intenties? In de brief van 19 maart 1985 kondigt de minister aan dat hij het plan onder de aandacht heeft gebracht van de Gewestelijke Arbeidsbureaus als een bestedingsmogelijkheid van de middelen voor bijzondere regionale projecten. Zal dit niet gezien worden «als een sigaar uit eigen doos»? Kan worden toegezegd dat langs deze weg uitvoering gegeven wordt aan het combinatiebanenplan in zijn volle omvang? De heer Weijers (C.D.A.) was het opgevallen dat in het combinatiebanenplan wordt uitgegaan van een 40-urige werkweek. Is dit door de maatschappelijke ontwikkeling niet een achterhaald gegeven? Hoe moeten voorts de begeleiders van de combinatiebanen gezien worden? Zou deze functie niet evenzeer door ambtenaren van de GAB's kunnen worden uitgeoefend? Is onderzocht, zo vroeg dit lid, welke financiële mogelijkheden het Europees Sociaal Fonds (of andere «landbouwpotten») kan bieden ter financiering van het plan? In welke mate is men binnen landbouwkringen bereid financieel bij te dragen? Hij zei het tenslotte met de minister eens te zijn dat plannen in het kader van het Startplan de hoogste prioriteit hebben. De heer Spieker (P.v.d.A.) merkte nog op dat onbetwistbaar is dat het combinatiebanenplan niet geheel voldoet aan de voorwaarden van bestaande subsidieregelingen. Dit achtte hij niet verwonderlijk omdat het plan betrekking heeft op, en tegemoet kan komen aan problemen binnen de agrarische sector. Hij meende dat het toch mogelijk moet zijn uitvoering te geven aan het plan, hetzij door aanpassing van bestaande subsidieregelingen, dan wel door het creëren van een eigen, daarop toegesneden regeling. Het gaat niet aan om middelen aan te wenden voor sectorale problemen, welke middelen bestemd zijn ter financiering van regionale projecten. Tenslotte vroeg dit lid welk subsidiebedrag gemoeid zal zijn per arbeidsplaats, rekening houdend met de inverdieneffecten. ANTWOORD VAN DE REGERING De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid antwoordde getracht te hebben de kameruitspraak uit te voeren door een deel van de voor het combinatiebanenplan in aanmerking komende personen te subsidiëren uit het Startplan. Gebleken is echter dat de agrarische sector geen langdurig werkloze jeugdigen kent, ten behoeve van welke categorie het Startplan juist bedoeld is. Vervolgens is onder ogen gezien op welke andere wijze financiële steun gegeven kan worden aan het combinatiebanenplan. Daaruit is voortgevloeid dat de Gewestelijke Arbeidsbureaus zijn aangeschreven en attent gemaakt op het plan. De GAB's hebben een ruimte van 10% van het beschikbare budget ter vrije besteding, veelal ten behoeve van lokale of regionale projecten. In de provincie Gelderland zijn 35 personen opgeroepen, doch niemand van hen bleek in aanmerking te komen voor werk in het kader van het combinatiebanenplan. Uiteraard bestaat er tussen het combinatiebanenplan en het Startplan, qua intentie, geen strijdigheid. Beide plannen hebben ten doel werkgelegenheid te scheppen. Wel bestaat er uitdrukkelijk verschil waar het de doelgroep betreft. Het Startplan blijft ongewijzigd bedoeld voor jeugdige werklozen die langer dan twee jaar werkloos zijn. Ten slotte merkte de bewindsman nog op dat een aanvraag is ingediend bij het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor een financiële bijdrage ten behoeve van het combinatiebanenplan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18600 hoofdstuk XV, nr. 93
2
Eind april, begin mei a.s. wordt een beslissing verwacht over de toewijzing van middelen over de diverse projecten. In het jaar 1984 is aan ongeveer 50% van het aantal projecten een financiële bijdrage toegekend, hetgeen beduidend meer was ten opzichte van het jaar 1983. De Minister van Landbouw en Visserij zei in het combinatiebanenplan positieve elementen terug te vinden. Hij noemde met name het gegeven dat het plan de arbeidsvoorziening binnen de agrarische sector oplost, binnen welke sector slechts ten dele vraag is naar een volledige arbeidsplaats, alsmede het feit dat structurele arbeidsplaatsen zullen ontstaan. Naast het Landbouwschap heeft ook het ministerie gelden ter beschikking gesteld. Recentelijk is daar f 3 min. voor uitgetrokken, afkomstig uit de middelen die bestemd waren ter compensatie van de afbraak van de MCB. Behalve deze overheidsbijdrage aan het plan, met name bedoeld als infrastructurele bijdrage heeft het Landbouwschap verzocht om een bijdrage in de loonkostensfeer. Daaromtrent heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hiervoor een uiteenzetting gegeven van het kabinetsstandpunt. GEDACHTENWISSELING IN TWEEDE TERMIJN De heer Tazelaar zei zich geheel te kunnen vinden in de woorden van de heer Linschoten, waar deze opmerkte dat de Kamer een uitspraak heeft gedaan in de wetenschap dat het plan niet in alle opzichten voldoet aan de criteria, geldend voor het Stadplan. Uitdrukkelijk heeft de Kamer uitgesproken dat het combinatiebanenplan uitgevoerd moet wolden. Het is dan vervolgens aan het kabinet daarvoor de geschikte wegen te vinden. Het kwam hem niet logisch voor daarmede te wachten tot de ESFtoewijzing van middelen bekend is. Indien toewijzing voor dit plan geschiedt vanuit de ESF-middelen behoeft men immers slechts de financieringsbron te wijzigen. Echter nu reeds behoort het kabinet uitvoering van het plan mogelijk te maken, zoals de Kamer dat heeft verzocht. De heer Linschoten was het opgevallen dat beide bewindslieden slechts lovende woorden hadden gebruikt voor het combinatiebanenplan. Waarom wordt uitvoering daarvan dan niet mogelijk gemaakt? Hoe formeel worden de Startplan-criteria beoordeeld? Zal een jeugdige werkloze, die de werkloosheidsduur onderbreekt door een maand in de bollenindustrie te werken, niet in aanmerking komen, ondanks dat geen uitzicht bestaat op structurele arbeid? Verdient het geen aanbeveling de gestelde criteria te hanteren in het licht van de eigen structuur van de landbouwsector? Met deze interpretatie van de criteria voor het Startplan wordt bovendien geen geweld gedaan aan de vooropgestelde prioriteit, die dat plan ook voor zijn fractie heeft. De heer Weijers wenste nog te ve, nemen met welke prioriteit het combinatiebanenplan aan het ESF is voorgelegd. De heer Spieker verklaarde geen argumenten te hebben vernomen van de bewindslieden die voldoende zijn om geen uitvoering te geven aan de reeds eerder genoemde Kameruitspraak. Hij drong er dan ook op aan, aan de motie gevolg te geven en uitvoering van het plan mogelijk te maken. De Minister van Landbouw en Visserij wilde er geen misverstand over laten bestaan dat het combinatiebanenplan niet zou functioneren. In 5 regio's is het, zij het in experimentele zin, in uitvoering genomen. Het geschilpunt betreft echter de loonkostensubsidie in de vorm van een gewenningstarief. Dit nu is in wezen een inkomenspolitieke maatregel, waarvan het treffen niet behoort tot de bevoegdheden van het Landbouwschap, reden waarop het verzoek is gedaan aan de rijksoverheid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18 600 hoofdstuk XV, nr. 93
3
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid antwoordde in vervolg hierop dat hij vast van plan was geweest de motie uit te voeren. Het had hem evenwel verrast dat in de agrarische sector, volgens zeggen van het Landbouwschap, geen jeugdige werkozen zijn die langer dan twee jaar werkloos zijn. Daarbij deed niet af of toe dat de Startcriteria naar de letter zouden worden gehanteerd. Hij verklaarde zich bereid de criteria zodanig te hanteren dat voorop zal staan dat de betrokken jongere geen uitzicht heeft op een structurele arbeidsplaats. Deze handelwijze behoeft er dan ook niet toe te leiden dat een opsomming wordt opgesteld van werkloosheidsonderbrekingen die al dan niet deelneming aan het plan in de weg staan. De bewindsman had er niets op tegen in een andere regio/ provincie nog eens te doen uitzoeken of in het werklozenbestand wel gegadigden voorkomen voor het plan van het Landbouwschap, anders dan in Gelderland. De projecten die aan het ESF worden voorgelegd hebben geen rangorde. Het ESF bepaalt de prioriteit van de projecten en stemt de financiële steun hierop af. In eerste instantie komen de «superprioriteiten»gebieden in aanmerking voor deze steun. Na deze toewijzingen is echter veelal reeds een groot gedeelte van de te verdelen middelen aangewend. Afsluitend merkt de bewindsman nog op dat hij, ondanks soepelheid in het hanteren van de criteria voor het Startplan, nog niet toe was aan het aanbrengen van wijzigingen in de criteria zelf. Binnenkort zullen de criteria getoetst kunnen worden aan de opgedane praktijkervaringen. TWEEDE DEEL (overige projecten) De heer Wolters (C.D.A.) wenste van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te vernemen op welke wijze voortgang gegeven wordt aan het project Bouwen Werkt in de provincie Friesland. Hij deed een dringend beroep op de bewindsman om op een creatieve manier voortzetting van het project mogelijk te maken. Over leasing, als vorm van financiering van overheidsinvesteringen, en over de isolatieprojecten verzocht dit lid de minister hierover contact op te nemen met zijn ambtgenoten van VROM, Financiën en EZ ten einde te bezien welke mogelijkheden hierin gelegen zijn. Enkele jaren geleden, zo vervolgde dit lid, nam de Kamer een motie aan ten gunste van de bevordering van werken met behoud van uitkering door werklozen. Als één van de mogelijkheden werd het aanleggen van onrendabele aansluitingen genoemd. Waarom, zo vroeg hij, is die gedachte niet of nauwelijks ontwikkeld? Ten slotte wenste hij de opvatting van de minister te vernemen over het verstrekken van een rijksbijdrage aan het instituut van de «winterschilders», zoals dat voorheen ook gebeurde, nu blijkt dat de schilderaftrekregeling in de inkomstenbelasting geen nieuwe werkgelegenheid heeft opgeleverd voor de schildersbedrijfstak, doch slechts enkele tientallen miljoenen guldens extra in de schatkist zijn gevloeid als gevolg van het verhoogde huurwaardeforfait. De heer Weijers (C.D.A.) zou graag zien dat de bewindsman inging op de mogelijkheid om overheidsgebouwen te isoleren door middel van financiering door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Is deze mogelijkheid in het kabinet overwogen? Heeft overleg plaatsgevonden met de sociale partners over het project herverdeling van arbeid in de gezondheidszorg in Friesland. Zo ja, wat waren daarvan de resultaten? Dit lid zei het gevoel te hebben dat het meningsverschil tussen het ministerie en het project Werk en Welzijn niet te groot is. Kan de bewindsman hierover nadere mededeling doen? Vervolgens stond hij stil bij de procedure van toetsing van projecten. Vele projecten, die voldoen aan de gestelde criteria (arbeidsintensief en additioneel) blijven om de een of andere reden onuitgevoerd. Hij betreurde dit en wenste een uiteenzetting over de wijze waarop hierin verbetering gebracht kan worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18 600 hoofdstuk XV, nr. 93
4
De heer Nijhuis (V.V.D.) sloot zich aan bij de laatste opmerking van de heer Weijers. Ook dit lid uitte grote zorgen omtrent de traagheid waarmee projecten de procedures doorlopen. Voorts wenste hij het oordeel van de minister over de binnenkort in stemming te brengen motie-Schartman c.s. over het terugploegexperiment en winkelconcentratie (18 600, hoofdstuk XIII, nr. 96). Zullen de hiervoor bestemde gelden, uitgaande van aanvaarding van de motie, extra zijn of onderdeel uitmaken van het reeds uitgetrokken bedrag ten behoeve van het experiment? Ook dit lid verzocht de bewindsman welwillend te staan tegenover het project Bouwen Werkt in de provincie Friesland. Door de minister van Financiën is een notitie toegezegd waarin de vooren nadelen van leasing als financieringsinstrument zullen worden verwoord. Is de bewindsman bereid aan te dringend bij zijn ambtgenoot op een spoedige inzending van deze notitie? Over de drukkerij Akhnaton vroeg dit lid of verwacht mag worden dat na 1 april a.s. het werk voortgezet zal kunnen worden. Vervolgens wenste dit lid te vernemen of de bezwaren die bestonden tegen de loonvariant zoals voorgesteld in het oorspronkelijke Plan Rijnmond thans nog bestaan indien dat plan zal worden uitgevoerd analoog aan de leer-werk-beloningsformule die overeengekomen is in de Stichting van de Arbeid. Eind mei zal bekend worden op welke wijze het ESF de gelden heeft verdeeld over de onderscheiden projecten. Is de bewindsman voornemens, indien ESF-gelden ter beschikking worden gesteld aan het project Drenthse experimentele bedrijven te Emmen, de aanvullende gelden voor 1986 ter beschikking te stellen? De heer Nypels (D'66) pleitte er voor dat de provincie Friesland in staat gesteld zal worden om de inverdieneffecten van het terugploegexperiment Bouwen Werkt te herbesteden. Deze provincie heeft hierin zeer nadrukkelijk initiatieven genomen, welk baanbrekend werk beloond behoort te worden. Bovendien heeft de provincie in financieel opzicht in belangrijke mate bijgedragen aan hetterugploegexperimentprogramma. Hij drong dan ook aan op een spoedig besluit met betrekking tot de renovatie van het Valeriuskwartier nadat het ETIF-rapport, houdende evaluatie van de inverdieneffecten, zal zijn uitgebracht. De heer Spieker (P.v.d.A.) verklaarde het eens te zijn met het uitgangspunt dat zoveel mogelijk jongeren uitzicht moeten hebben op reguliere betaalde arbeid. Dat voor de ten behoeve van deze jongeren gestarte projecten criteria gesteld worden is onontkoombaar. Sterke kritiek uitte dit lid echter op de weinig flexibele hantering van deze criteria. Hij verzocht de bewindsman dan ook op korte termijn een beleidsnotitie op te stellen waarin wordt weergegeven aan de hand van welke criteria de voorgestelde projecten worden getoetst. Dit lid zei hevig teleurgesteld te zijn dat een werkelijk goed plan zoals dat in Rijnmond is opgesteld gefrustreerd wordt door de starre houding van de minister. Een plan, waarmee 6000 jongeren aar, werk geholpen kunnen worden, waarmee alle betrokkenen hebben ingestemd, strand omdat de bewindsman vasthoudt aan de eis dat het plan slechts gefinancieerd kan worden door middel van werken met behoud van uitkering. Geen enkele andere wijze, zoals de voorgestelde loonvariant blijkt voor hem bespreekbaar te zijn. Hij drong er bij de minister ten sterkste op aan dit plan positief te benaderen dan tot nog toe. Afrondend merkte dit lid nog op dat zijn fractie geen voorstander is van werken met behoud van uitkering. Op deze wijze immers worden geen structurele arbeidsplaatsen geschapen. Het minste wat verlangd mag worden van de minister, zo meende hij, is dat deze projecten niet zonder meer afwijst omdat niet aan de criteria voldaan wordt en oog zal hebben voor uitvoerbare initiatieven, die kunnen bijdragen aan het terugdringen van langdurige werkloosheid onder jongeren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18 600 hoofdstuk XV, nr. 93
5
ANTWOORD VAN DE MINISTER De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ging allereerst in op het project Bouwen Werkt. Voor dit project zijn, vooruitlopend op de start van het terugploegexperiment, Rama-gelden (Regionale Arbeidsmarktafspraken) ingezet in de provincie Friesland ten behoeve van restfinancieringsprojecten. Daarna is het terugploegexperiment van grotere omvang van start gegaan. Gegeven de gekozen bruto-benadering gaat het nu niet aan om de bespaarde uitkeringsgelden terug te vorderen. Uitgegaan wordt van een bruto-budgettering, hetgeen betekent dat bespaarde uitkeringsgelden wel berekend worden, doch niet de basis vormden voor de financieringsgrondslag. In de nota Beleid inzake overheidsinvesteringen (18869) wordt ingegaan op leasing als financieringsinstrument, bij voorbeeld ten behoeve van isolatie van overheidsgebouwen. Hieraan zijn met name twee bezwaren verbonden. In de eerste plaats het bezwaar dat geen duidelijk inzicht meer zal bestaan door wie en in welke omvang gelden geleend worden. Bovendien zullen verplichtingen aangegaan worden voor een termijn van maximaal 10 jaar, waarvoor garanties verlangd zullen worden. Deze nadelen zijn evenwel in bespreking. Er zijn projecten gaande, zo vervolgde de bewindsman zijn betoog, in de provincie Gelderland en Noord-Brabant met betrekking tot onrendabele gasaansluitingen. Inde komende evaluatie zal hierop worden teruggekomen. De aftrekregeling in de inkomstenbelasting voor schilderswerk is inderdaad uit werkgelegenheidsoogpunt niet succesvol gebleken. Op de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn evenwel geen middelen beschikbaar ten behoeve van het instituut van de «winterschilder». De bewindsman zegde toe met de minister van Financiën te bespreken welke mogelijkheden erzijn, gelet op de extra belastinginkomsten als gevolg van het tegelijkertijd met de invoering van de aftrekregeling verhoogde huurwaardeforfait. Voorts zullen met de minister van Binnenlandse Zaken de mogelijkheden besproken worden van financiering van isolatieprojecten door het ABP. Over het project Herverdeling van arbeid in de gezondheidszorg (Friesland) zei de bewindsman in afwachting te zijn van een brief van het provinciaal bestuur. Een beslissing zal eerst na ontvangst van de brief, waarin een nadere uiteenzetting gegeven zou worden van het project, genomen worden. In antwoord op een desbetreffende vraag zegde de bewindsman toe aandacht te zullen schenken aan bedoelde motie-Schartman c.s. Het plan Rijnmond wenst men ondergebracht te zien in het terugploegexperiment op basis van de loonvariant. Dit nu achtte de bewindsman onverenigbaar. Immers, daarmee zou een fors beslag gelegd worden op de beschikbare middelen en, anderzijds, heeft het plan sterke overeenkomsten met schoolverlatersprogramma's. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verklaarde hoopvol gestemd te zijn dat de Drenthse experimentele bedrijven een financiële steun zullen krijgen vanuit het ESF-fonds. In die situatie zal onderzocht moeten worden op welke wijze het resterende deel gefinancierd kan worden. Geen verschil van mening bestaat er over de prioriteit die aan de renovatie van het Valeriuskwartier wordt toegekend. Voor dit jaar zijn echter alle middelen uit het terugploegexperiment reeds gevoteerd en, zoals reeds gememoreerd, zal het kabinet nog een beslissing moeten nemen over eventuele voortzetting van het terugploegexperiment. Indien deze beslissing positief uitvalt zal tevens aandacht geschonken worden aan de te hanteren criteria. Ook in het nog in te dienen wetsvoorstel onbeloonde arbeid door uitkeringsgerechtigden wordt aandacht besteed aan criteria die gehanteerd moeten worden, zodat een beleidsnotitie op dit onderdeel voorbarig lijkt. De criteria die nu aangelegd worden staan overigens vermeld in de nota Werkgelegenheid, te weten concurrentievervalsing, budgetvervuiling en onvoldoende beschikbare financiële middelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18 600 hoofdstuk XV, nr. 93
6
De heer Keulen (Hoofd van de Hoofdafdeling Aanvullende Werkgelegenheid) vulde het antwoord van de minister nog aan met op te merken dat ten aanzien van drukkerij Akhnaton, een EAJ-project in de grafische sector, overleg gaande is met sociale partners, de gemeente Amsterdam en het ministerie van Economische Zaken om te komen tot een regionaal leerwerkbedrijf. Voorwaarde hierbij is dat het project op enig moment overgaat in handen van derden. Over de Stichting wijkdienstverlening te Amsterdam zei de heer Keulen datervan wordt uitgegaan dat de gemeente Amsterdam de subsidieverlening na 1 mei 1985 zal overnemen, zoals is toegezegd. GEDACHTENWISSELING IN TWEEDE TERMIJN De heer Nijhuis bepleitte nogmaals dat de bewindsman er bij zijn ambtgenoot van Financiën op aan zal dringen spoedig een notitie in te zenden bij de Kamer over leasing. Voorts verzocht hij de minister in te gaan op de nota «Ander werk» van de provincie Zuid-Holland, waarin naar wegen gezocht wordt om uitkeringsgelden om te zetten in enigerlei vorm van beloning. De heer Nypels achtte het verantwoord om de besparing uitkeringsgelden terug te storten naar de provincie Friesland omdat men daar zelfstandig besloten heeft Rama-gelden in te zetten. Het kan toch niet zo zijn dat slechts de begrotingssystematiek dit verhindert? De minister zegde toe contact op te nemen met de minister van Financiën over de uit te brengen notitie over leasing. Over de nota «Ander werk» merkte hij op dat, ondanks een andere aankleding, de kern van de voorstellen overeenkomen met het terugploegexperiment. De Rama-gelden zijn ingezet conform het f 1 mld.-programma. Zo min de bespaarde uitkeringsgelden terugkomen uit het f 1000 mln.-programma geschiedt dit ook niet ten aanzien van de f 5 min. aan Rama-gelden. Uitgangspunt is immers een bruto-budgettering. De voorzitter van de commissie, Kraaijeveld-Wouters De griffier van de commissie, Van der Windt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18600 hoofdstuk XV, nr. 93
7