Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1997–1998
24 036
Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit
Nr. 77
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 22 januari 1998 De vaste commissies voor Economische Zaken1 en voor Justitie2 hebben op 27 november 1997 overleg gevoerd met de minister Wijers van Economische Zaken en minister Sorgdrager van Justitie over marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit. Het overleg vond plaats aan de hand van: – de voortgangsnota Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit d.d. 20 augustus 1997 (24 036, nr. 54); – het MDW-rapport accountancy d.d. 20 augustus 1997 (24 036, nr. 55); – de brief d.d. 17 oktober 1997 inzake de implementatie kabinetsstandpunt Markt en overheid (24 036, nr. 69); – de brief d.d. 10 september 1997 inzake aanbieding eindrapport onderzoek knelpunten regelgeving (EZ-97-518); – de brief d.d. 30 juni 1997 inzake nevenactiviteiten van energiedistributiebedrijven (EZ-97-395). Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
1
Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), G. de Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Hessing (VVD), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD). Plv. leden: Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), De Haan (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Verbugt (VVD), Meyer (groep-Nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Roethof (D66), Passtoors
KST27339 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1998
(VVD), Poppe (SP), Feenstra (PvdA). Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Rabbae (GroenLinks), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA),
2
Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), Van Boxtel (D66), O.P.G. Vos (VVD), Van Vliet (D66). Plv. leden: Smits (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Feenstra (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Apostolou (PvdA), Meyer (groep-Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Biesheuvel (CDA), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Wessels (D66), Van der Heijden (CDA), Leerkes (Unie 55+), Van den Doel (VVD), Roethof (D66), Weisglas (VVD), De Koning (D66).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
1
Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Van Middelkoop (GPV) herinnerde eraan dat het initiatiefwetsvoorstel dat vier jaar geleden Kamerbreed is aangenomen zekerheid bood omtrent de toekomst van in het bijzonder de accountantsadministratieconsulenten (AA’s). Toen is ook een evaluatieafspraak gemaakt. De wetgever moet, zo kort na 1993, voorzichtig zijn met nieuwe ingrijpende veranderingen uit een oogpunt van consistentie en betrouwbaarheid van de overheid. Dit leidt vooralsnog tot een behoudende opstelling van de GPV-fractie. Hij vroeg naar de gevolgde procedures. Volgens krantenberichten zou Economische Zaken al zijn begonnen met de uitvoering en zou de Nederlandse orde van accountantsadministratieconsulenten (NOvAA) niet door de ambtelijke werkgroep zijn gehoord. Hij ging akkoord met een nader onderzoek naar de mogelijkheid van de overheid als rechtstreekse opdrachtgever tot het afgeven van accountantsverklaringen die door diezelfde overheid worden gevraagd, bijvoorbeeld bij subsidieverstrekking. Ook een verduidelijking van het begrip «accountantsverklaring» is gewenst. Wellicht kunnen hierbij de suggesties van de NOvAA worden betrokken. De kwestie van het waarborgen van het publieke belang riep zowel inhoudelijke als procedurele bezwaren op. Aangezien de NOvAA pas in 1993 is ingesteld als openbaar lichaam ex artikel 134 Grondwet, rust op de regering de bewijslast om aan te tonen dat eventuele veranderingen noodzakelijk zijn. Eerst zal in de Kamer de principiële discussie over ZBO’s en PBO’s moeten worden gevoerd. Gevreesd wordt dat in het geval van een ZBO het instroomniveau van de wettelijke controleur wordt gebracht op het niveau van de universitair opgeleide registeraccountant (RA) en dat daardoor de AA op termijn zal verdwijnen. Voorts rust op de regering de bewijslast om aan tonen dat een ZBO-structuur een betere democratische legitimatie biedt dan de huidige vorm, waarin sprake is van een redelijke vorm van verenigingsdemocratie. Bovendien zal de regering moeten aantonen dat de marktwerking onvoldoende is. Vooralsnog is niet overtuigend aangetoond dat er sprake is van onvoldoende democratische legitimatie en onvoldoende marktwerking. De voorgestelde scheiding in de praktijkuitoefening van de accountants tussen controle en advies doet kunstmatig aan. In Europees verband zijn hiervoor geen voorstanders gevonden. Interessanter zijn suggesties om ook organisatiebureaus in staat te stellen accountants aan te trekken en accountantswerkzaamheden te laten verrichten. De heer Van Middelkoop was er voorstander van om de evaluatieafspraak te respecteren en honoreren. Het MDW-rapport kan daarbij worden betrokken, maar vooralsnog moeten geen ingrijpende beslissingen worden genomen die leiden tot voorstellen tot wetswijziging. De heer Van der Ploeg (PvdA) zei dat het begrip «accountantsverklaring» wettelijk moet worden geregeld. Het is echter ongewenst om de publiekrechtelijke status van het NIVRA en de NOvAA op te heffen en beide te vervangen door een ZBO. Gevreesd wordt dat het MKB door een dergelijke fusie te maken krijgt met de duurdere RA’s in plaats van de AA’s. Bovendien is het risico groot dat de AA-opleidingen in het HBO hierdoor geleidelijk zullen verdwijnen. In hoeverre heeft de minister van Onderwijs hiernaar gekeken? Hij vroeg zich af waarom de minister van Economische Zaken een dergelijk kartel in het leven zou willen roepen. Volgens het rapport-Cohen is het gewenst de controle- en de adviesfunctie te scheiden, omdat alleen dan de onafhankelijkheid van de externe accountant gegarandeerd kan worden en oneerlijke concurrentievoordelen kunnen worden vermeden. De heer Van der Ploeg keek uit naar de internationale studie. Hij ging ervan uit dat deze scheiding niet betekent dat controle en advies per definitie in aparte ondernemingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
2
moeten worden ondergebracht. Hoe kijkt de regering aan tegen het ontbreken van een Europese of internationale dimensie? Minder dan 5% van de omzet van energiedistributiebedrijven betreft niet-energieactiviteiten. Het risico van afwenteling van mogelijke verliezen hierop op gebonden energieafnemers is dan ook gering. Toch bestaat de vrees dat winsten uit de corebusiness worden geïnvesteerd in nevenactiviteiten. Hij vroeg de regering ervoor zorg te dragen dat dit niet zal gebeuren, bijvoorbeeld via Chinese muren. Welke waarborgen zijn er dat de commerciële nevenactiviteiten niet uit de opbrengsten van energieactiviteiten worden gefinancierd? EnergieNed komt in de contra-expertise van professor De Ru tot een andere conclusie dan het rapport-Cohen. Afstoting van commerciële nevenactiviteiten is niet altijd gewenst, maar alleen als er een perfecte en waterdichte scheiding kan plaatsvinden binnen het bedrijf. Dat bedrijf zal dan tegenover onafhankelijk toezichthoudend orgaan moeten aantonen dat er sprake is van een goede scheiding. Hoe kan de regering dat realiseren? Uit de voortgangsnota MDW blijkt een zekere trots op het uitvoeringstempo. Er is echter pas een klein aantal projecten gerealiseerd, terwijl vele nog geëffectueerd moeten worden. De regering wordt dan ook aangemoedigd om meer voortgang te maken in de richting van marktwerking onder sociale voorwaarden. De klacht van veel ondernemingen dat men er niet in geslaagd is om de regelgeving te verminderen of te vereenvoudigen en de administratieve lasten te verkleinen is te zwaar aangezet. De regering lijkt juist behoorlijke voortgang te hebben gemaakt met de vermindering van de administratieve lastendruk. De regering wil openbare inschrijving voor zorgaanbieders bij verzekeraars met minimum- en maximumtarieven, een deel van de fysiotherapie in het ziekenfonds herbezien en de mondhygiënist meer toegankelijk maken. Onder de juiste voorwaarden kan het de moeite waard zijn om dit te onderzoeken. De vraag is echter waarom de regering niet met een follow-up komt van de commissie-Koopmans over marktwerking in de ziekenhuiszorg. Juist in deze sector kan het instrument van benchmarking en maatstafconcurrentie een rol spelen. Met het bespaarde geld kan de kwaliteit van de zorg worden verbeterd en kunnen de premies worden verlaagd. De regering geeft echter te langzaam uitvoering aan de plannen van de commissie-Biesheuvel voor een continu zorgaanbod. Hoe reageert de regering op de kritiek van de werkgevers op het punt van het concurrentiebeding? De regering maakt te weinig voortgang op het punt van de gerechtsdeurwaarders. De agenda is evenwel ambitieus; er wordt gekeken naar de loodsen en de makelaars. Vooral in de sector van de makelaars zal serieus moeten worden ingegrepen, omdat de marktwerking op dit moment ongunstig lijkt uit te werken voor de consument. Dit dossier zal in de vierde tranche dan ook prioriteit moeten krijgen. De heer Remkes (VVD) was niet tevreden over het tempo van de MDW-operatie tot nog toe. Wel was hij van mening dat de goede richting is gekozen. Wellicht kan in een volgende voortgangsrapportage meer ongeduld doorklinken. Hij kon zich voorstellen dat de suggestie van VNO/NCW wordt gevolgd om bij de voortgangsrapportage een implementatieplan te koppelen aan de verschillende projecten. Hierdoor worden de tijdsdruk en de controleerbaarheid voor de Kamer vergroot. Het advocatuurproject verkeert nog steeds in een impasse wat de uniformiteit betreft van door de verzekeraars te bieden rechtshulp. De onafhankelijkheid van die rechtshulp zal gewaarborgd moeten zijn. In de begroting klinkt op een aantal punten ongenoegen door over de voortgang van het MDW-traject. Op de Europese top in Amsterdam zijn afspraken gemaakt over een taskforce. In dit verband vroeg de heer
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
3
Remkes naar de uitvoering van de aanbevelingen van het SLIM-project. Hij stelde voor eerst uit te voeren wat destijds is aangeboden. Ook vanuit het principe van de subsidiariteit is uiterste terughoudendheid geboden met nieuwe regelgeving. Frappant is dat er kennelijk sprake is van Nederlandse instemming met een Europees verbod op tabaksreclame. Volgens de VVD-fractie is hier sprake van volstrekt overbodige Europese inmenging. Ook wat Sociale Zaken en de medeoverheden betreft kan meer voortgang worden geboekt met de deregulering. Het is goed om bij de projecten in de derde en vierde tranche ook relaties te leggen naar de medeoverheden, bijvoorbeeld op het punt van de bouwregelgeving. In dit verband moet kritisch worden gekeken naar de berekeningswijze van bouwleges. Een consistente benadering in Den Haag in het kader van het project «stad en regels» in relatie tot het grotestedenbeleid kan leiden tot een grotere samenhang met andere steden. Ook het project «vergunningsprocedures bij bedrijfsvestiging» kan een olievlekwerking hebben. Waarom wordt er gesproken over Noord-Nederland, als alleen de provincie Friesland bij dit project is betrokken? In het algemeen kon de VVD-fractie instemmen met de keuze van projecten in de vierde tranche. Dit betekent dat deze aanpak in een nieuwe kabinetsperiode kan worden gecontinueerd. Voorkomen moet worden dat verliezen op nevenactiviteiten van energiedistributiecentra worden afgewenteld op gebonden klanten. De sector zal dergelijke risico’s in beginsel niet moeten lopen. Uit de rapportage blijkt niet in hoeverre de omzet uit nevenactiviteiten, 4,5% in 1996, heeft bijgedragen aan de winstgevendheid van de ondernemingen. Wellicht kan er in het vervolg van het traject meer aandacht aan worden gegeven. De heer Remkes was niet onder de indruk van het commentaar van EnergieNed zoals verwoord door professor De Ru. De discussie raakt inderdaad aan de autonomie van provincies en gemeenten, maar in het algemeen is sprake van spanning tussen het leerstuk van de gemeentelijke of provinciale autonomie en zuivere concurrentieverhoudingen. De VVD-fractie geeft in dit verband prioriteit aan het nastreven van zuivere concurrentieverhoudingen. De principiële vraag is in hoeverre het wenselijk is dat private en publieke activiteiten met elkaar vermengd worden. Dit creëert onzuivere verhoudingen in de samenleving met alle daaraan verbonden risico’s. De scheiding tussen corebusiness en commerciële nevenactiviteiten moet worden bewerkstelligd door Chinese muren in vennootschapsrechtelijke zin. Voorkomen moet worden dat de schijn ontstaat van «bederf» bij het openbaar bestuur. Naar aanleiding van het algemeen overleg van 25 juni jl. is een duidelijke motie aangenomen. In de begroting wordt evenwel een slag om de arm gehouden wat betreft wetgeving. Uiteindelijk zal het gevolgde traject moeten leiden tot een wet-Cohen. In de rapportage wordt dit echter gemist. Mevrouw B. M. de Vries (VVD) vroeg of Economische Zaken al bezig is met evaluatie. Het NIVRA en de NOvAA zijn benaderd om te spreken over implementatieplannen, terwijl is vastgelegd dat de evaluatie in 1999 zal plaatsvinden. Specialisten uit zowel de overheidssector als de marktsector vragen zich af of de rapportage wel aansluit bij de praktijk. Is er een reëel beeld hoe de praktijk werkt? In het MDW-rapport accountancy wordt gesproken over het opschonen van de huidige 157 regelingen waarin om een accountantsverklaring wordt gevraagd. Het zou echter gaan om 104 regelingen waarin 157 maal het woord «accountantsverklaring» is vermeld. Bovendien zou een aantal wetten niet zijn genoemd. Zij vroeg om een lijst van de betrokken regelingen. Het domein van de accountant is vergroot, niet zozeer doordat de accountants het werk naar zich toe hebben getrokken, maar veeleer
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
4
doordat de overheid zelf in een groot aantal regelingen heeft gevraagd om accountantsverklaringen. In het kader van bijvoorbeeld de Wet registratie allochtonen kunnen vanwege de privacy van werknemers niet alle gegevens worden gecontroleerd. Hier ligt dan ook geen taak voor een accountant, maar wellicht voor een andere deskundige. Ook verklaringen omtrent innovatieve technische vondsten zijn geen taak voor accountants. In het maatschappelijk leven is de accountantsverklaring evenwel zo ingeburgerd dat enige terughoudendheid past bij het opschonen van de regelingen. Als de overheid zelf om een accountantsverklaring vraagt, moet zij dan ook zelf opdrachtgever zijn? Voor de VVD-fractie is onduidelijk of dit betekent dat er veel meer overheidsaccountants moeten komen die het werk moeten overdoen dat in de markt gebeurt dan wel of de overheid het werk moet uitbesteden. Het is dan ook zeer gewenst om dit te onderzoeken uit een oogpunt van efficiëntie. De voorgestelde strikte scheiding tussen advies en controle staat haaks op de praktijk. Het moet toch mogelijk zijn dat een accountant die zich bezighoudt met technische aspecten in dat kader adviezen uitbrengt ter verbetering van de financiële besluitvorming in dat bedrijf. Het kan niet de bedoeling zijn dat een bedrijf met twee accountants te maken krijgt. Is het de bedoeling dat een bedrijf met een accountant van een bepaalde maatschap geen belastingadviseur van diezelfde maatschap mag hebben? Dat zou vreemd zijn, ook uit een oogpunt van efficiëntie. De discussie over een ZBO ligt zeer gevoelig. Dit punt zal moeten worden betrokken bij de evaluatie in 1999. Mevrouw De Vries vroeg nadere informatie over het Engelse systeem, waarin de overheid beroepsorganisaties de mogelijkheid biedt om hun leden een certificerende bevoegdheid te geven. Met het oog op een toenemende marktwerking is het zinvol dat zowel de AA’s als de RA’s blijven bestaan. Het NIVRA en de NOvAA zullen zelf een goede oplossing moeten kunnen realiseren. De heer Van den Berg (SGP) pleitte vanwege de grote algemene belangen die in het geding zijn bij dit dossier niet alleen voor snelheid, maar ook voor een grote mate van zorgvuldigheid. In de stukken wordt op juichende toon gesproken over de voortgang van het proces en de op gang gebrachte maatschappelijke ontwikkelingen. Het is echter de vraag of het allemaal positieve ontwikkelingen betreft. Hij noemde in dit verband de verruiming van de winkeltijden en de zondagopenstelling. In de brief inzake de implementatie kabinetsstandpunt Markt en overheid wordt afstandelijk gesproken over de wetgeving. Al eerder heeft de Kamer echter duidelijk aangegeven dat een wetgevingstraject noodzakelijk is. Dit is ook tot uitdrukking gekomen in de destijds aangenomen motie. Er moet dan ook concreet aan worden gewerkt, want bij dergelijke ingrijpende maatschappelijke projecten is wetgeving het aangewezen instrument. Tot nog toe is niet zichtbaar geworden welke activiteiten al tot resultaten hebben geleid. Hij vroeg of de activiteiten op schema liggen. De heer Van den Berg stemde in met de keuze van de onderscheiden groepen. Wat de groep water betrof, pleitte hij voor een goede afstemming met de Vierde nota waterhuishouding. Positief is dat de regering in overleg is met de Unie van waterschappen. Hij legde een relatie met de wetgeving inzake de ZBO’s. Ook die trajecten moeten met elkaar sporen. Hij was het eens met de keuze van de projecten in de vierde tranche. Wel drong hij aan op spoed in verband met het loodsenproject. Binnen afzienbare tijd zal daarover duidelijkheid moeten zijn, ook om nadelige consequenties voor de sector te voorkomen. Het is niet acceptabel dat er op het terrein van de accountants ingrijpende beslissingen worden genomen vooruitlopend op de aangekondigde evaluatie in 1999. Met het oog op de hiermee gemoeid zijnde belangen is het noodzakelijk dat het destijds afgesproken traject tot zijn recht komt,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
5
ook wat de gekozen bestuurlijke en juridische structuren betreft. Het is onjuist om vooruitlopend op de evaluatie de gekozen grondwettelijke structuur ter discussie te stellen, los van de vraag of het belang van de markt daarmee gediend is. Ook het risico dat de AA’s op termijn mogelijk verdwijnen is niet acceptabel. Hij vroeg de regering toe te zeggen dat het eerder afgesproken wetgevingstraject volledig wordt gehonoreerd en dat voordien geen ingrijpende beslissingen worden genomen. De discussie over de nevenactiviteiten van energiedistributiebedrijven zal niet alleen bij de Elektriciteitswet, maar ook bij de Waterleidingwet moeten worden gevoerd. De heer Van Walsem (D66) zei dat de MDW-operatie ervan blijk geeft dat wordt ingezien dat men ten dienste staat van burger en bedrijf. Die instelling mag rekenen op grote sympathie. Weliswaar wordt met de implementatie niet de gewenste voortgang gemaakt, maar men dient zich er rekenschap van te geven dat voor het eerst een dergelijke operatie in gang is gezet. Hij had er vertrouwen in dat datgene wat in de eerdere tranches is afgesproken zo snel mogelijk zal worden gerealiseerd. Hij stemde in met de projecten in de vierde tranche. De makelaars en in het bijzonder de praktijktoets vormen terecht een punt van aandacht. Wat de advocaten betreft is de toegang tot de balie goed geregeld. Er is nog onduidelijkheid omtrent de rechtsbijstandsverzekeraars. Hij vroeg naar de stand van zaken. Burgers en bedrijven klagen terecht over gemeentelijke regelgeving. Het is goed dat er in de vierde tranche aandacht aan wordt besteed in het project «stad en regels». Hetzelfde geldt voor de bouwregelgeving. Positief is dat de regering niet schuwt dat er kritisch wordt gekeken naar de knelpunten. Het aandeel van de nevenactiviteiten van de elektriciteitsbedrijven is weliswaar relatief beperkt, maar het gaat om grote bedragen. Punt van aandacht moet zijn dat verliezen niet worden afgewenteld. Chinese muren hebben daarbij geen zin. Gedacht moet worden aan aparte BV’s en aparte identiteiten, waarbij de bewijslast bij de bedrijven ligt. Marktconform vennootschapsbelasting betalen is in dit verband ook een aardige gedachte. De MDW-operatie accountancy is een misser. Gelet op de eerder gemaakte afspraken moet deze operatie worden stopgezet in afwachting van de resultaten van de evaluatie in 1999. Er moet sprake blijven van «certificerende accountantsverklaring». De overheid moet zelf verantwoordelijk blijven voor het toezicht op haar regelingen, maar er moet wel een opschoning van het bestand plaatsvinden. Is er rekening gehouden met de kosten, als de overheid het zelf moet doen en zelf de verantwoordelijkheid daarvoor neemt? De bescherming van de publieke taak van de accountant moet worden gehandhaafd. Er is echter nog geen aanleiding om te kiezen voor een ZBO. Ook de democratische legitimatie is in de huidige situatie beter gewaarborgd dan bij een ZBO. Te vrezen valt dat de door de MDW-werkgroep voorgestelde maatregelen tot gevolg zullen hebben dat de HBO-opleiding voor de AA op termijn verdwijnt. Uit de conclusies en aanbevelingen van de MDW-werkgroep blijkt duidelijk dat men te ver afstaat van de praktijk in het midden- en kleinbedrijf, dat toch de motor vormt van de Nederlandse economie. Het is in het belang van het MKB dat de AA blijft bestaan. Het is niet in het belang van het MKB om advies en controle te scheiden, niet alleen vanwege de oplopende kosten, maar ook vanwege de vertrouwensfunctie van de AA voor het MKB. Met het oog op de marktwerking en de concurrentieverhoudingen noemde hij de mogelijkheid van een scheiding tussen economisch eigendom en vaktechnische zeggenschap.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
6
De heer Van Walsem plaatste vraagtekens bij de noodzaak van een aparte regeling voor de slechts 9000 bedrijven die een certificerende verklaring nodig hebben, terwijl 400 000 bedrijven die niet nodig hebben. Hij zei een voorstander te zijn van afschaffing van het reclameverbod. Mevrouw De Koning (D66) was onaangenaam getroffen door de afstandelijke formulering dat de spelregels, indien de noodzaak zich aandient, als eindperspectief mogelijk leiden tot een wettelijke regeling, terwijl de Kamer juist uitziet naar een lex-Cohen. In de stukken wordt gesproken over de mogelijke afweging tussen het belang van gelijke concurrentie en andere daarmee conflicterende belangen. Dit lijkt op een aanvulling op de reeds benoemde uitzonderingen in het rapport-Cohen. Het is toch niet de bedoeling dat, als iets te duur is om aan te pakken, de afweging wordt gehanteerd dat het ene belang moet wijken voor het andere. In de eerste tranche zijn de ambtelijke diensten van Economische Zaken, VROM, Financiën en Defensie onderzocht. Waarom zijn Verkeer en Waterstaat en Justitie, vooral de bureaus voor rechtshulp, niet onderzocht? Wat Verkeer en Waterstaat betreft speelt mee dat Rijkswaterstaat en de verschillende ingenieursbureaus ook op de markt opereren en hun offerte kunnen uitbrengen na een grondige vergelijking met offertes vanuit de markt. Bij de inventarisatie van de OEM’s zijn 3200 organisaties en 129 categorieën betrokken. In dit verband vroeg mevrouw de Koning nadere informatie over het Kadaster. Waarom zijn de recreatieschappen niet hierbij betrokken? Uit Gelderland zijn zeer verontrustende berichten gekomen, zowel uit de marktsector als van de recreatieschappen zelf. In de richting van provinciale staten van Gelderland, die op 10 december een beslissing zullen nemen, moet worden aangegeven dat men die beslissing niet moet nemen vanwege de implementatie van het rapport-Cohen. Zij vroeg naar de notitie inzake de omdraaiing van de vennootschapsbelastingplicht. Destijds heeft zij ook gevraagd naar de BTW-plicht voor de gemeente. Is er uitzicht op dat over de eerste tranche verslag wordt gedaan aan de MDW-groep? Wat is de stand van zaken van het bestuurlijk overleg met de VNG, het IPO en de Unie van waterschappen en hoe staat het met de toezichtnotitie inzake regelgeving en de ZBO’s? Namens de vier grote fracties vroeg mevrouw de Koning om het KNMI te laten vallen onder het onderzoek conform de Cohentoets, aangezien het KNMI en KNMI Advies zich in de concurrentie met Meteo Consult schuldig maken aan kruissubsidies en structurele dumping, zelfs zodanig dat er sprake is van onbehoorlijk gedrag. Inzicht in de onduidelijke boekhouding van het KNMI en KNMI Advies is dan ook gewenst. De heer Smits (CDA) stemde in met de voorstellen gericht op concurrentie en prijsvorming in de gezondheidssector. Liberalisering in deze sector is begrijpelijk, maar ook de toezichtsfunctie zal waarschijnlijk moeten worden aangescherpt. Hoe verdraagt dat zich met elkaar en hoe zal dat worden georganiseerd? Hij stemde in met de keuze van de projecten in de vierde tranche, met name het loodsenproject. Hij wees erop dat de opleidingen zijn gemonopoliseerd door de loodsen zelf. Zijns inziens is meer ruimte voor concurrentie gewenst. Hij constateerde dat er geen aandacht was besteed aan de vrije toetreding van loodsen tot het Nederlandse loodswezen. De heer Smits plaatste kritische kanttekeningen bij de voornemens om de titels van makelaars af te schaffen. Achter de deregulering, de versoepeling van de vestigingswetgeving en het afschaffen van de titels van de makelaars lag destijds de gedachte dat men vanuit de sector zelf zou komen met erkenningsregelingen. Kennelijk stokken de voornemens op dat punt echter. Terwijl de opleidingseisen en de daaraan gekoppelde titel
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
7
worden aangetast, neemt de kwaliteit van de opleiding af. Er is sprake van een relatie met het geringe aantal erkenningsregelingen waarover in de afgelopen jaren afspraken zijn gemaakt. Het project «Stad en regels» achtte hij positief. In hoeverre is ook de fiscus bij dit project betrokken en hoe krijgt de eenloketgedachte vorm? De vruchten van de marktwerkingsoperatie zijn nogal zuur voor de accountants. De huidige structuur moet zorgvuldig worden geanalyseerd. De heer Smits was er een voorstander van om de AA in stand te houden als accountant en adviseur van het MKB. Het voortbestaan van de AA’s komt echter in gevaar, als het advies van de werkgroep wordt gehonoreerd om alleen universiteiten de opleiding tot wettelijk accountant te laten verzorgen. Hij verwees naar de in 1991 aangenomen motie-Vos, waarin de Kamer unaniem heeft uitgesproken dat de hogeschoolopleiding voor AA’s voldoet aan de Achtste Europese richtlijn. Hij ging ervan uit dat de Kamer aan deze richtlijn zal vasthouden. Hij merkte op dat veel PBO’s een democratische structuur kennen. Hij vroeg aandacht voor de geschiedenis van de wet die het beroep van accountant regelt en sloot zich aan bij het pleidooi om de afgesproken evaluatie te honoreren. Een strikte scheiding van de controle- en de adviesfunctie achtte hij onnodig. De wenselijkheid van de accountantsverklaring bij overheidsregelingen zal nader onderzocht moeten worden. De organisatie van de accountants laat ruimte voor de in de wet neergelegde evaluatie. Hij had de indruk dat beide groepen goed samenwerkten en bepleitte om de RA en de AA ruimte te laten voor samenwerking. De heer Lansink (CDA) constateerde dat in de toekomst de niet-energieactiviteiten zullen toenemen. Weliswaar kan hier uit de conclusie worden getrokken dat de communicatie van de bedrijven met de gebonden afnemers moet worden verbeterd, maar ook bij andere zaken zijn de nodige vraagtekens te plaatsen. Hij vroeg zich af of er niet meer moet worden gedaan. In dit verband is gesproken over een verdere verfijning door energiebedrijven van het systeem van vermogenskostentoerekening en het beperken van de garantstellingen van moeder- aan dochterbedrijven. Bij de behandeling van de Elektriciteitswet kan verder hierop worden ingegaan. Hij vroeg of de minister van Economische Zaken op basis van de brief inzake de energiedistributiebedrijven bereid is nota’s van wijziging op het wetsvoorstel in te dienen ter vergemakkelijking van de discussie en bespoediging van de behandeling. Antwoord van de regering De minister van Justitie was van mening dat er in het kader van de MDW-operatie veel tot stand is gekomen waardoor de kwaliteit van de regelgeving is verbeterd. In het kader van de EG-regelgeving is op initiatief van Nederland uiteindelijk een verklaring opgenomen bij het verdrag van Amsterdam, zijn juridische diensten richtsnoeren aan het opstellen voor wetgeving binnen Europa en is een taskforce opgesteld voor vermindering en vereenvoudiging van EG-regelgeving. Ten onrechte worden vraagtekens geplaatst bij het advocatuurproject. Voor het eerst is een doorbraak bereikt in het domeinmonopolie van de advocatuur. In intensief overleg met de Orde van advocaten zijn als gevolg van een nieuwe verordening 100 nieuwe advocaten tot de balie toegelaten. Er worden wel eisen gesteld aan de onafhankelijkheid van de advocaat, als gevolg waarvan het mogelijk is dat bepaalde categorieën rechtshulpverleners niet tot de balie kunnen worden toegelaten. Het overleg hierover met de rechtsbijstandsverzekeraars is nog niet afgerond. Voor geschillenbeslechting buiten de rechter om is er veel belangstelling. In dit verband wordt veel aandacht besteed aan de stichting Geschillencommissies voor consumentenzaken en aan bemiddeling door anderen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
8
dan rechters. Voorts wordt gewerkt aan een vereenvoudiging van civiele procedures bij de kantonrechter voor geschillen van relatief gering belang. Wat het concurrentiebeding betreft, staat de regering positief tegenover de gedane aanbevelingen. Het advies van de Stichting van de arbeid wordt evenwel afgewacht alvorens een definitief standpunt wordt ingenomen. Voorzichtigheid is geboden bij het introduceren van marktwerking in de gezondheidszorg, aangezien het een kwetsbare sector betreft. Voorkomen moet worden dat de zwakkeren in een ongunstigere positie komen te verkeren. Wat de accountants betreft, heeft Justitie geen klachten over de huidige praktijk op het terrein van de jaarrekeningen volgens het Burgerlijk Wetboek. Er is dan ook geen aanleiding om hierin verandering te brengen. Voor wat betreft de voorstellen inzake markt en overheid is wetgeving wel degelijk een optie, maar de weg daar naartoe is vrij lang. Voordat wordt overgegaan tot wetgeving moet men weten wat men daarin wil vastleggen. Hiervoor moet enige tijd worden uitgetrokken. Als de rijksoverheid in een periode van vijftien jaar een draai van 180 graden maakt in de opvattingen over markt en overheid, dan moeten de organisaties en medeoverheden de gelegenheid krijgen om zich aan te passen. Er is voor gekozen om een aantal ambtelijke diensten door te lichten, die als voorbeeld kunnen dienen voor andere diensten. De besluitvorming daarover zal in januari 1998 worden afgerond, waarna het toe te passen normenkader definitief kan worden vastgesteld. Vervolgens komen instanties van medeoverheden of ZBO’s aan de orde, waaraan consequenties moeten worden verbonden voor dat normenkader. De medeoverheden zullen moeten meewerken in het hele traject en zich uiteindelijk in wetgeving moeten kunnen vinden. Omdat ook derden belangen zullen ontlenen aan die wetgeving moet men zorgvuldig te werk gaan. De nota over toezicht op geprivatiseerde nutsvoorzieningen zal op zeer korte termijn in de ministerraad worden besproken en hoogstwaarschijnlijk nog voor het kerstreces aan de Kamer worden aangeboden. De werkgroep die zich bezighoudt met het project «stad en regels» bestaat voor een groot deel uit vertegenwoordigers van de gemeente Den Haag. In eerste instantie betreft het project geen fiscale regelgeving. Er wordt een enquête gehouden naar de vraag welke regelgeving als belemmerend of hinderlijk wordt ervaren. De belanghebbende burgers en bedrijven vormen het uitgangspunt van het project. Op grond daarvan wordt bekeken hoe vereenvoudiging en versoepeling kan plaatsvinden. De eenloketgedachte krijgt hierbij de nodige aandacht. De minister van Economische Zaken beschouwde de uitingen van ontevredenheid over het tempo van de voortgang van de MDW-operatie als zetje in de rug. Wellicht zijn er door de voortgang in het kader van de Winkeltijdenwet verwachtingen gewekt over het mogelijke tempo in het MDW-traject. Er is evenwel tijd nodig voor wetgevingstrajecten en veranderingsprojecten. Na de eerste tranche van de MDW-operatie is besloten dat implementatieplannen voor eventuele voorstellen in de ministerraad worden besproken en dat de betrokken ministers zich daaraan committeren. Hij stond positief tegenover de suggestie om deze implementatieplannen ook aan de Kamer toe te zenden. Sinds de start van de MDW-operatie in januari 1995 is veel bereikt. De verruimde openstelling van de winkels moet nog geëvalueerd worden, maar het is duidelijk dat veel winkels langer geopend zijn, met name supermarkten en bouwmarkten. Het intrekken van de richttarieven voor de advocatuur en de komst van 1200 tot 1600 nieuwe advocaten zullen leiden tot prijsconcurrentie; verwacht wordt een prijsdaling van 15% ten gunste van de gebruikers oftewel in totaal 70 mln. tot 75 mln. per jaar. In het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
9
kader van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer zullen de administratieve lasten voor het bedrijfsleven waarschijnlijk met 100 mln. dalen, terwijl het aantal door de gemeenten af te geven milieuvergunningen in de eerste helft van 1999 zal dalen van 170 000 tot 60 000. De implementatie van het rapport-Koopmans had er eerder moeten zijn; het is inmiddels opgepakt door VWS. Gekozen is voor een voorfase met uitgebreid extern overleg alvorens de operationalisering wordt uitgewerkt. De Kamer zal het implementatieplan op korte termijn ontvangen. Marktwerking in de zorg is een kwestie van zorgvuldig balanceren. Het voorstel van de regering zal dan ook genuanceerd zijn. Wat het concurrentiebeding betreft is er sprake van een probleem, omdat er wurgcontracten worden afgesloten. De Stichting van de arbeid heeft zelf aan de regering gevraagd om een nieuw evenwicht te vinden tussen de werknemer en de werkgever. In januari 1998 wordt het advies van de Stichting van de arbeid over de voorstellen van de regering verwacht. Er wordt aan gedacht om de bouwleges meer te baseren op de administratieve kosten van de gemeenten voorzover dit kan leiden tot een verlaging van de kosten. In overleg met de betrokkenen zal worden bekeken hoe de leges kunnen worden gerelateerd aan zowel de bouwkosten als de administratieve kosten. Het vergunningsproject is niet alleen gerelateerd aan Friesland. Ook Groningen is hierbij betrokken, terwijl er voorts steekproeven buiten deze provincies worden gedaan. Het is de bedoeling dat de uitkomsten een olievlekwerking over het land zullen hebben. Over de vierde tranche zal in maart 1998 worden gerapporteerd. Dan zal worden bezien of er in het kader van het loodsenproject meer tempo kan worden gemaakt. Dan zal ook worden gekeken naar de beroepsopleidingen. Gevraagd is of de totstandkoming van de erkenningsregeling voor makelaars stokt. Doel van het project is te bekijken of de waarborging van vakbekwaamheid en de bescherming van de consument op andere wijze moeten worden geregeld. Dit kan ertoe leiden dat gebruik wordt gemaakt van een erkenningsregeling. Dat moet worden afgewacht. De Vierde nota waterhuishouding wordt betrokken bij de discussie in de werkgroep-Cohen. Wat de prijsvorming in de gezondheidszorg betreft, wordt een bandbreedte voorgesteld door naast het maximumtarief een minimumtarief in te voeren. Hierdoor worden de verzekeraars ondersteund in hun onderhandelingen. Uitgangspunt is dat het COTG toezicht houdt door de bandbreedte vast te stellen, terwijl de ECD controleert. Een jaar geleden is het accountantsproject voor het eerst besproken met de Kamer. Het project past in de aanpak om zowel in als buiten het MDW-traject een aantal vrije beroepen te bekijken. Een dergelijke traject levert nuttige input op voor de evaluatie van accountantswetten. Ook geeft het antwoord op de vraag hoe met de regelgevende bevoegdheid van beide PBO’s moet worden omgegaan. Uit het kabinetsstandpunt blijkt duidelijk dat er geen keuze wordt gemaakt wat de toekomstige positie van de PBO’s betreft. Dat zal gebeuren bij de evaluatie, waarbij de PBO’s ook zullen worden betrokken. Blijkbaar zijn er misverstanden over de inhoud van het kabinetsstandpunt en het proces dat gaande is. Er is inderdaad sprake van 104 regelingen waarin 157 keer de accountantsverklaring wordt vermeld. De lijst met deze regelingen zal aan de Kamer worden toegezonden. De doorlichting van de regelingen wordt binnenkort gestart. Daarbij zal aandacht worden besteed aan de controle van niet-financiële stukken. Er zal onderzocht worden of het efficiënt is om de overheid in dezen te laten optreden als opdrachtgever. De minister zei geen voorstander te zijn van uitbreiding van ambtelijke accountantsdiensten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
10
De uitbreiding van het domein van de accountant is vooral veroorzaakt door de wetgever en niet zozeer door de sector zelf. De overheid zal zich in dezen terughoudender moeten opstellen. Beroepsorganisaties op publieke basis behoren uitsluitend publieke taken te behartigen. Dit is in lijn met eerder ingenomen standpunten ten aanzien van de advocatuur, de gerechtsdeurwaarders en de PBO’s. Over de PBO’s zal het debat met de Kamer nog plaatsvinden. Gewezen werd op het gevaar dat publieke taken en deelbelangen van beroepsbeoefenaars door elkaar gaan lopen. De evaluatie van de aanpassing van de accountantswetgeving zal in 1998 moeten starten om uiterlijk in september 1999 gereed te kunnen zijn. De werkzaamheden die worden voorbereid passen in de afspraken die eerder met de Kamer zijn gemaakt. De evaluatiewerkzaamheden zullen zorgvuldig worden gestructureerd en er zal overleg worden gevoerd met de verschillende beroepsorganisaties met behoud van eigen verantwoordelijkheden. Dan zal ook de kwestie ZBO of PBO aan de orde komen. In de evaluatie zal ook de certificering in het Engelse systeem aan de orde komen. Het is niet realistisch om in het MKB een rigoureuze scheiding aan te brengen tussen de controle- en adviestaak van accountants. Er is evenwel belangenverstrengeling mogelijk bij het uitoefenen van een wettelijke taak en van commerciële taken die voortvloeien uit een monopolie. Zorgvuldigheid is dan ook een must. In middelgrote en grote bedrijven is in de praktijk al sprake van een dergelijke principiële scheiding. Duidelijk moet zijn dat, tenzij als gevolg van internationaal onderzoek en besluitvorming in Europees verband andere invalshoeken ontstaan die te maken hebben met conflicterende belangen, de regering niet uitgaat van een splitsing van advies en controle. De regering wil verder overleggen met de verschillende beroepsgroepen over de vraag hoe moet worden omgegaan met het toestaan dan wel verbieden van samenwerking. Op het ogenblik is geen sprake van een discussie over een verbod dat een accountant en een belastingadviseur uit hetzelfde bedrijf voor dezelfde klant werken. Er mag geen misverstand bestaan over het belang van de rol van de AA’s in het economisch leven en met name in het MKB. De huidige situatie is echter niet heilig. De vraag is in hoeverre de overheid monopolies moet creëren, hoe breed zo’n monopolie moet zijn en in welke mate een beroepsgroep een publieke taak kan uitoefenen. In de evaluatie zullen ook de kosten van de verschillende opleidingstrajecten worden betrokken. Overigens zal niet iedere verandering per definitie een verslechtering betekenen voor de AA’s. Het lijkt logisch dat een goedkoper en laagdrempeliger opleidingstraject voor de AA’s ten opzichte van de universitaire RA’s consequenties heeft voor de kostenstructuur van de dienstverlening. Dat zal men in het oog moeten houden bij reorganisaties in het kader van andere doelstellingen, zoals een duidelijke scheiding tussen publieke en private verantwoordelijkheden. Wat de implementatie van Markt en overheid betreft is geen sprake van vertraging. Wel is in het kader van de vennootschapsbelasting meer tijd nodig dan voorzien. Naar verwachting zullen de resultaten van het extern onderzoek naar de administratieve en financiële gevolgen alsmede de uitvoerbaarheid van invoering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsorganisaties in december bekend zijn, waarna de regering in januari of februari 1998 een beslissing zal nemen. De Wet energiedistributie schetst duidelijke kaders voor een scheiding van de corebusiness en de commerciële nevenactiviteiten van energiedistributiebedrijven. In de nieuwe elektriciteitswet wordt dit verder aangepast. Bovendien worden de energiedistributiebedrijven meegenomen in de eerste tranche. De Mededingingswet is hierbij niet van toepassing, omdat het hier bedrijven in de overheidssfeer betreft in een monopoloïde situatie. Als er echter een vorm van marktwerking is, is ook
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
11
de mededingingsautoriteit bevoegd. Risicoafwenteling op gebonden energieafnemers moet worden voorkomen. Er zal worden bekeken in hoeverre de omzet in de nevenactiviteiten bijdraagt aan de winst van de energiedistributiebedrijven. Door middel van Chinese muren in vennootschapsrechtelijke zin moet de scheiding tussen corebusiness en nevenactiviteiten worden bevorderd. Minister Wijers deelt dan ook de mening van de heer Remkes over het rapport van prof. De Ru voor EnergieNed. De raad van commissarissen van een elektriciteitsdistributiebedrijf kan door de aandeelhouders worden aangesproken op zijn gedrag als goed bestuurder. Het is dan ook niet gewenst dat een individuele minister de verantwoordelijkheid draagt voor alle individuele beslissingen van deze bedrijven. Wel kan vanuit de algehele verantwoordelijkheid voor de elektriciteitsvoorziening en de gebonden klanten worden bekeken of er een patroon is dat leidt tot beangstigende effecten. Dan kunnen algemene kaders worden gesteld aan de hand van wetgeving. Weliswaar zijn goed georganiseerde nevenactiviteiten niet per definitie niet geoorloofd, maar in het geval van onrechtmatige activiteiten moet worden ingegrepen. Deze bedrijven moeten actief kunnen zijn in segmenten waar sprake is van marktwerking, al past hierbij kritische aandacht. Er zijn wel degelijk situaties denkbaar waarin nutsbedrijven investeringen doen die mede het publiek belang kunnen dienen. Het bestuur van een dergelijk bedrijf zal zich evenwel het gevaar moeten realiseren van het risicodragend inzetten van een deel van het vermogen op terreinen die niet rechtstreeks te maken hebben met de taak van dat bedrijf. Soms zijn dergelijke organisaties in staat risico’s op een andere manier in te schatten dan klassieke particuliere ondernemingen. Dat biedt weliswaar ruimte, maar alertheid is geboden. In internationaal verband treden nutsbedrijven naar voren die op een aantal gebieden tegelijkertijd activiteiten ontwikkelen. Dergelijke ondernemingen doen ook aan acquisitie in Nederland. Een restrictievere opstelling in Nederland dan in het buitenland kan betekenen dat er in het buitenland meer risico’s worden genomen, maar strategisch gezien kan die opstelling ook betekenen dat dergelijke bedrijven bepaalde sectoren in Nederland overnemen. Naar aanleiding van het onderzoek hiernaar zal deze kwestie te zijner tijd met de Kamer worden besproken. Het overleg van de ministers van Economische Zaken en Binnenlandse Zaken met de VNG en het IPO zal op 10 december plaatsvinden. In dat verband zal ook worden gekeken naar de voorgenomen beslissing van provinciale staten van Gelderland inzake de recreatieschappen. Bij de doorlichting van publieke gegevensbestanden zal ook worden gekeken naar het kadaster. Bekeken zal worden of een doorlichting van het KNMI mogelijk is. De minister zegde toe dat deze kwestie met de grootst mogelijke spoed wordt besproken met de minister van Verkeer en Waterstaat. Nadere gedachtewisseling De heer Remkes (VVD) kon zich vinden in de stelling dat wetgeving een optie is en alleen aan de orde is wanneer strikt noodzakelijk. Het gaat primair om het bereiken van resultaten. Als daarvoor wetgeving nodig is, dan moet die er ook komen. In de kwestie van de recreatieschappen doet zich het dilemma voor waaraan prioriteit wordt toegekend: de leer van de gemeentelijke autonomie of de zuivere concurrentieverhoudingen. Als de VNG en het IPO niet willen meewerken, is het mogelijk dat wetgeving nodig is. Mevrouw De Koning (D66) herinnerde eraan dat het KNMI in eerste instantie expliciet op de lijst van te onderzoeken instanties heeft gestaan, maar binnen de ministerraad van die lijst is afgevoerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
12
De minister van Economische Zaken zei zich niet bewust te zijn van een expliciet besluitvormingsproces op politiek niveau om het KNMI niet te onderzoeken. Hij herhaalde zijn toezegging omtrent de mogelijkheid om het KNMI door te lichten. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, H. Vos De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, V. A. M. van der Burg De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Tielens-Tripels
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 036, nr. 77
13