Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1976-1977
Rijksbegroting voor het dienstjaar 1977
14 100 XVI
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
Nr. 13
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET AANVULLEND VERSLAG Ontvangen 18 november 1976
2
1. I. Bestaande Rijksbijdrageregelingen 1. Interim Rijksbijdrageregeling vrijwilligers, jeugd- en jongerenwerk, peuterspeelzalen en speeltuinen. 2. Rijksbijdrageregeling plaatselijk vormings- en ontwikkelingswerk. 3. Tijdelijke Rijksbijdrageregeling standplaatsen buiten een openbaar centrum van woonwagens. 4. Rijksbijdrageregeling dienstencentra voor bejaarden. II. In voorbereiding zijn de Rijksbijdrageregelingen 5. Rijksbijdrageregeling Kinderdagverblijven. 6. Rijksbijdrageregeling maatschappelijke hulp en dienstverlening aan jongeren en jong-volwassenen. 7. Rijksbijdrageregeling gecoördineerd bejaardenwerk. Deze regeling zal in principe de ad 4 bedoelde regeling overbodig doen zijn hoewel deze weilicht in een overgangssituatie nog zal blijven functioneren. 8. Rijksbijdrageregeling Sociaal-Cultureel en Educatief Werk. Deze regeling zal in principe de ad 1 en 2 bedoelde regeling overbodig doen zijn hoewel deze wellicht in een overgangssituatie nog zullen blijven functioneren. 9. Rijksbijdrageregeling Algemeen Maatschappelijk Werk. §1
2. In de begroting 1977 is nog geen rekening gehouden met beleidsvoornemens in de binnenkort te verschijnen Nota's museumbeleid, orkestenbestel en toneelbestel. 3. Het is mij bekend dat het Holland Festival bezig is met de voorbereidingen van het seizoen 1977 op basis van de bekende begrotingsruimte. Ik heb niet de indruk dat de beschikbare middelen het onmogelijk maken een bevredigend programma op te stellen. Intussen heb ik van het bestuur van het Holland Festival het commentaar op het advies, dat de Raad voor de Kunst over het Holland Festival heeft uitgebracht, ontvangen. Daarin wordt inderdaad gepleit voor een ruimere beschikbaarstelling van middelen. Ik zal mijn beleid voor de toekomst nog nader moeten bepalen.
3 vel
Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14 100 XVI, nr. 13
§2
4. Aangezien de kosten voor een Centrum voor Milieukartering in 1977 nog gering zullen zijn, kunnen zij voor dat jaar binnen de begroting worden gevonden. Als in de loop van de komende maanden meer zicht op de kosten zal zijn verkregen, kanvoor 1978 en volgende jaren een bedrag worden geraamd binnen de meerjarenafspraken. 5. Mede namens de Minister van Landbouw en Visserij wordt op deze vraag geantwoord, dat bij de voorbereiding van de oprichting van een Centrum voor Milieukartering in ruime mate aandacht wordt geschonken aan de in de vraag bedoelde kritische opmerkingen. 6. Aan de doelstelling en de taakomschrijving, alsmede aan de vormgeving van de samenwerking tussen de betrokken instituten wordt thans gewerkt. Het ligt in het voornemen, dat in ieder geval de volgende instituten aan het centrum deelnemen: het Rijksinstituut voor Natuurbeheer; het Rijksinstituut voor Onderzoek in de Bos- en Landschapsbouw «De Dorschkamp», de Stichting voor Bodemkartering; het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding. Het is niet uitgesloten dat te zijner tijd nog andere instituten bij het centrum zullen worden betrokken. §3 7. Het standpunt van de Regering inzake de door de Tweede Kamer aanvaarde motie-Van der Sanden is verwoord door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat tijdens de behandeling van de Nota over het Massamediabeleid en de Nota betreffende het beleid inzake de aanleg en exploitatie van draadomroepinrichtingen (Handelingen van de Tweede Kamer, zitting 1975-1976, 27-29 januari 1976, blz. 2578 en 2579). Recentelijk, bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat op 28 oktober en 2-3 november jl. in de Tweede Kamer, heeft de Staatssecretaris dit standpunt nog eens uitvoerig uiteengezet. 8. Inderdaad is, bij brief van 21 juni 1976, aan de Landelijke Werkgroep Aktie «Graag Gedaan» mededeling gedaan van het besluit de subsidiëring voor het landelijk bureau niet voort te zetten. Daarbij is overwogen, dat het (voort-)bestaan van een afzonderlijk landelijk bureau voor deze actie géén deugdelijk middel is om de bij de actie opgedane ervaringen blijvend ten goede te laten komen van het vrijwilligerswerk. Bij de actie is namelijk gebleken, dat het in de praktijk niet mogelijk is zich te houden aan het uitsluitend tot stand brengen van contact tussen individuele hulpvragers en -bieders. De actie is dus niet af te grenzen tegenover andere vormen van onderlinge hulpverlening en vrijwilligerswerk. Dan is het ook niet juist er een aparte organisatie voor in het leven te houden. §4 9. Aan een vooralsnog beperkt aantal vrouwenhuizen (gedacht kan worden aan als regel één per provincie) zal een bijdrage worden toegekend voor een experimentele periode van enkele jaren. Zulks conform een daarover van de Emancipatiecommissie ontvangen advies. Mede op grond van evaluatie-onderzoek zal dan tezamen met de betrokken gemeenten worden bezien, in hoeverre de experimenten al dan niet geslaagd zijn en - bij een gunstige ontwikkeling - in hoeverre een en ander tot het vaststellen van meer algemene beleidslijnen aanleiding geeft.
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 100 XVI, nr. 13
2
Voor wat betreft 1977 drukken deze bijdragen op artikel 35 van de begroting tot een bedrag van in totaal circa f 175 000. 10. Op grond van een kortgeleden afgesloten organisatie-onderzoek bij het Informatie en Documentatie Centrum is bij brief van 13 september 1976 een gedocumenteerd verzoek ontvangen tot subsidiëring van uitbreiding van het personeelsbestand. Ik sta hier welwillend tegenover gezien de belangrijke functie, door het IDC te vervullen bij de bevordering van het emancipatieproces in brede lagen van de bevolking. Naar aanleiding van de subsidie-aanvraag zal één dezer dagen een bespreking met het bestuur van het IDC plaatsvinden over enkele structurele en financiële punten. De tot op heden aan het IDC verleende subsidie kwam ten laste van de post «Ontwikkelingskosten gezinsbeleid» en bedroeg in 1976 (artikel 193) f134430. Ongeveer een zelfde bedrag is uit deze post voor 1977 (artikel 207) beschikbaar. Indien de gevraagde uitbreiding wordt toegestaan, zal deze uit artikel 35 («Kosten emancipatiewerk») worden bekostigd. In het verlengde van de beantwoording van de twee bovenstaande vragen wil ik tevens de toezegging inlossen, door mij gedaan in de openbare vergadering van de vaste Commissie voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk op 15 november jl., namelijk, dat ik nog voor de behandeling van de begroting van CRM in de Tweede Kamer een zo concreet mogelijk inzicht zou verschaffen in de uitvoering van de beleidsvoornemens ter bevordering van de emancipatie van de vrouw. Uit het veld zijn tot op heden enkele subsidie-aanvragen voor 1977 ontvangen. De meeste zijn van vrij recente datum. Op enkele zijn reeds beslissingen genomen. In veel gevallen wordt ook contact opgenomen met de betrokken gemeente. Er wordt naar gestreefd, de nu liggende aanvragen voor eind december af te wikkelen. Voor een gedetailleerd overzicht zij verwezen naarde bijlage.
Tweede Kamerzitting 1976-1977, 14100 XVI, nr. 13
3
Bijlage
Overzicht aanvragen emancipatiewerk 1977 a. Reeds afgewikkeld: - A d v i e s in rapport «Beleid Bevrijdt» t o t subsidiëring van 2 landelijke consulentes en een administratieve kracht. Principe-toezegging is uit aan NCVO. - V r o u w e n h u i z e n . Principe-toezeggingen (variërend van f 7000 tot f 1 5 0 0 0 ) zijn uit aan de V r o u w e n h u i z e n in G r o n i n g e n , Utrecht, A m s t e r d a m , Leiden, Rotterdam en Dordrecht. - Stichting Bevordering Emancipatie en Feminisme te Utrecht. Principetoezegging in afwachting van nadere gegevens. - Stichting Cinemien te A m s t e r d a m . Principe-toezegging in afwachting van nadere gegevens. Het totaal v o o r deze projekten te reserveren bedrag (t.l.v. artikel 35) w o r d t g e r a a m d op circa f 3 9 0 0 0 0 . b. Binnenkort af te wikkelen aanvragen: - Informatie en Documentatie C e n t r u m - Instituut O m b u d s v r o u w - W e r k g r o e p V r o u w , Taal, Media - V r o u w e n In De Overgang - Feministische uitgeverij «De Bonte Was» - Aktie «Tijd voor School» - Stichtingen «Vrouwen bellen V r o u w e n » in Friesland en Rotterdam - Cabaret « V r o u w e n , V r o u w e n , V r o u w e n » - 2 aanvragen v o o r bijdragen in e m a n c i p a t i e - v o r m i n g s t o n e e l - 2 aanvragen voor bijdragen in emancipatie-films - Project «Vrouwen in de Pijp» te A m s t e r d a m - Projecten van de stichting «Brood en Rozen» te 's-Hertogenbosch - Stichting Radikaal-Feministische Therapie - W e r k g r o e p Europese B e w u s t w o r d i n g van de NVR - Bijdrage in internationaal V r o u w e n f e s t i v a l - enkele aanvragen voor v r o u w e n h u i z e n in o p r i c h t i n g - diverse aanvragen v o o r subsidiering in de deelname (z.g. «Consumentensubsidie») van groepen v r o u w e n aan cursussen kadertraining - enkele aanvragen voor subsidiëring in onderzoeksprojecten. Het totaal van de gevraagde bedragen beloopt ongeveer f 1,8 m i n . De verm e l d i n g in deze o p s o m m i n g zegt uiteraard nog niets over een al dan niet gunstige beslissing op de ingediende aanvragen. c. Zoals in de m e m o r i e van t o e l i c h t i n g reeds is v e r m e l d , is er een groot aantal emancipatoire activiteiten, w a a r i n via bestaande subsidie-/rijksbijdrageregelingen bijgedragen w o r d t , c.q. die betaald w o r d e n uit andere CRMbegrotingsposten dan artikel 35. O m enkele belangrijke van deze activiteiten te n o e m e n : - Stichting O p v o e d i n g s v o o r l i c h t i n g K. en O. - Informatie en Dokumentatie C e n t r u m (ten dele) - Scholing/bijscholing van leid(st)ers en meewerkende ouders in kindercentra - Training diskussieleid(st)ers (uit v r o u w e n v e r e n i g i n g e n e.a.) ten behoeve van kursussen w a a r i n sexualiteit, g e b o o r t e r e g e l i n g , man/vrouw-relatie centraal staan - Internationaal Archief v o o r Vrouwenzaken - Nederlandse V r o u w e n Raad - Stichting «Blijf van m'n lijf» - M e d e w e r k i n g aan div. voorlichtingsprojecten - Regionale konsulentes edukatief w e r k met v r o u w e n - Emancipatie v o r m i n g s t o n e e l - Experimenten kreatieve centra - Funktionaris gezinsproblematiek (met emancipatie als hoofdtaak) bij het Ned. Centrum Buitenlanders
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 100 XVI, nr. 13
4
- Taal en andere cursussen vrouwen van buitenlandse werknemers - Subsidies voor crèches voor buitenlandse kinderen - Bijdrage in training van provinciale kontaktvrouwen met betrekking tot relatie Nederlandse-Turkse vrouwen - VOS-cursussen - Onderzoek niet-huwelijkse relaties - Samenstelling en uitgave «emancipatieboekje» - Plaatselijke projecten educatief werk voor vrouwen in het kader van club- en buurthuiswerk - Idem voor vrouwen van woonwagenbewoners. Naar schatting beloopt het totaal van bijdragen aan deze activiteiten f 4 min. Recapitulatie van de ten laste van de CRM-begroting 1977 komende uitgaven voor emancipatie-activiteiten: • artikel 35 «Projekten emancipatiewerk» f2 500000 • via andere artikelen (zie ad c) f4000000 f 6 500 000 §5 Gezinsverzorging 11. De wachtlijsten hebben in de gezinsverzorging bij bepaalde instellingen altijd bestaan. Incidenteel kunnen als gevolg van de nieuwe situatie in de gezinsverzorging bij bepaalde instellingen de wachtlijsten zijn toegenomen. Er zijn op dit moment echter geen harde gegevens dat dit overal en algemeen het geval is. Overigens wordt bij de evaluatie van de indicatiecriteria met dit punt rekening gehouden. Met name wordt nagegaan of er nogal eens geen hulp kan worden geboden waar deze wel is geïndiceerd. 12. Vooreen juiste beoordeling van de bureau- en organisatiekosten zal het lopende kalenderjaar afgelopen moeten zijn. Ik streef ernaar in december een circulaire aan de instellingen te richten die beoogt aan de hand van een uniforme kostenopstelling vast te stellen welke dekkingsmogelijkheden de voorlopige afkoopsom ad f 0,40 performatie-uur heeft geboden en waar de afwijkingen liggen en waardoor deze zijn veroorzaakt. Verwacht kan worden dat eerst in het voorjaar 1977 de resultaten van dit onderzoek bekend zullen zijn. 13. De criteria vooreen aanvullend subsidie zijn gedeeltelijk reeds neergelegd in de circulaire van 5 maart jl. Daarnaast is voor 1976 gesteld dat de instellingen aanspraak kunnen maken op een kostendekkende subsidiëring. Dit kan bovendien inhouden dat wel zal worden bezien in hoeverre de instellingen een ten opzichte van voorgaande jaren normaal financieel gedrag hebben vertoond. Bij afwijkingen hiervan zal per situatie moeten worden beoordeeld of en in hoeverre alle extra niet normale uitgaven subsidiabel zijn, waarbij tevens de mogelijkheid van dekking uit eigen inkomsten zal worden bezien. 14. Voor zover mij bekend is, is het aanbod van krachten uit de TAP-regeling voldoende om aan de vraag vanuit de gezinsverzorging te voldoen. Slechts in incidentele situaties kan men geen of geen geschikte mensen krijgen. 15. Voor wat betreft defunkties ondersteunend huishoudelijk werk en aankomend administratief werkten behoeve van de instellingen voor gezinszorg zijn er vrijwel geen problemen ten aanzien van de plaatsing van jeugdige werklozen. Eén en ander hangt uiteraard af van de beoordeling van elke aanvraag afzonderlijk door het betreffende GAB en de buitendienst van CRM.
2
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 100 XVI, nr. 13
5
Inzake de jeugdige werklozen die geplaatst kunnen worden op tijdelijke werkgelegenheidsobjecten die de funktie ongediplomeerde gezinshulp betreffen doet zich de problematiek voor dat een aantal instellingen een zodanige personeelsformatie hebben dat in principe geen uitbreiding kan worden toegestaan. In dergelijke gevallen wordt geen positief advies uitgebracht ten aanzien van een tijdelijk werkgelegenheidsobject. Indien de formatieve bezetting geen aanleiding geeft het personeelsbestand te consolideren en in de situaties waarin voor komende jaren (het komende jaar) een uitbreiding van formatieplaatsen is voorgenomen, wordt uiteraard medewerking verleend aan de tijdelijke plaatsing van jeugdige werklozen als ongediplomeerde gezinshulp. 16. De gezinsverzorging is de afgelopen jaren enorm uitgebreid, juist om toegerust te zijn voor een gewijzigd opnemingsbeleid met betrekking tot bejaardenoorden. Of dit voldoende is kan nu nog niet beoordeeld worden. Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 11. Of en in hoeverre en vooral op welke termijn structurele aanpassingen in de gezinsverzorging nodig zijn als gevolg van de voorgenomen vermindering van het aantal ziekenhuisbedden, wordt thans nagegaan. 17. Improduktieve uren zijn die formatie-uren, welke niet rechtstreeks in daadwerkelijke hulpverlening worden omgezet. De formatie-uren zijn de uren van de uitvoerende krachten die gesubsidieerd worden. 18. Componenten van de improduktieve uren: 1 a. improduktiviteit door ziekteverzuim b. overig improduktief - vakantie en buitengewoon verlof - ondernemingsraden - cursussen, werkoverleg en overig
10,1% 8,4% 0,3% 4,0% 12,7% 22,8%
1
Cijfers op basis 1975.
19. Op dit moment wordt subsidie verleend aan drie functionarissen bij de jhr. mr. J. A. Schorerstichting, welke ten behoeve van het COC gedetacheerd zijn. De vraag van het COC om rechtstreeks ten behoeve van bepaalde taken in aanmerking te worden gebracht voor subsidiëring hangt samen met de constatering dat deze taken verschillende beleidsregieën regarderen. Als vervolg op reeds eerder gevoerd intern overleg zal binnenkort beslist worden of en zo ja op welke titel(s) aan de genoemde vereniging subsidie zal kunnen worden verleend. Een eventuele subsidieverlening aan het COC zal niet vallen onder het emancipatiebeleid zoals omschreven in § 4 van het hoofdstuk IV van de memorie van toelichting en dus ook niet onder de begrotingspost «Projecten emancipatiewerk».
HOOFDSTUK 7 20. Het is de bedoeling dat het onderzoek van de Nederlandse Gezinsraad naar niet-huwelijkse relaties ongeveer anderhalf jaar gaat duren. In deze tijdsplanning is tevens de rapportage van de resultaten begrepen. Overigens is de opdracht tot dit onderzoek nog niet gegeven, omdat de Minister van Justitie nog akkoord moet gaan. Het ambtelijk overleg daarover is afgerond.
Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14100 XVI, nr. 13
6
2 1 . Kosten effectiviteitsonderzoek j e u g d - en j o n g e r e n w e r k : f 2 8 5 029 1976 artikel 170. f 2 9 3 579 1977 artikel 169. 22. De bepalingen van de subsidieregelingen gaan er inderdaad v a n uit, mede o m w i l l e van wettelijke bepalingen inzake de comptabiliteit, dat de bev o o r s c h o t t i n g van de personeelslasten niet v o o r 100% plaatsvindt. 23. De s a m e n h a n g in het jeugdbeleid w o r d t op het niveau van de rijksoverheid onderkend door de acht jaar geleden ingestelde lnterdepartementale S t u u r g r o e p J e u g d v r a g e n , door de instelling van de G e m e n g d e lnterdepartementale W e r k g r o e p Jeugdwelzijnsbeleid (Commissie-Mik) en door de op het Ministerie van CRM ingestelde intra-departementale Coördinatieg r o e p Jeugdbeleid CRM. In de ISJ zijn v e r t e g e n w o o r d i g d de d e p a r t e m e n t e n van Defensie, Justitie, Onderwijs en W e t e n s c h a p p e n , Sociale Zaken en Volksgezondheid en M i l i e u h y g i ë n e ; het voorzitterschap en het secretariaat zijn ondergebracht bij CRM, dit ministerie is ook nog met een lid v e r t e g e n w o o r d i g d in de ISJ. In de C o m m i s s i e - M i k zijn v e r t e g e n w o o r d i g d de Ministeries van Justitie, Volksgezondheid en M i l i e u h y g i ë n e en C R M . In de Coördinatiegroep J e u g d b e l e i d CRM zijn de van belang zijnde sectoren van het gehele departement v e r t e g e n w o o r d i g d . Het voorzitterschap en het secretariaat zijn ondergebracht bij de Hoofdafdeling Jeugdzaken en Cluben Buurthuiswerk. Voorts neemt het Ministerie van CRM deel aan een aantal interdepartementale werk- en s t u u r g r o e p e n , w a a r v a n de eerste v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d ligt o p het terrein van een ander departement. Dit betreft onder meer de j e u g d w e r k l o o s h e i d , de problematiek van w e r k e n d e j o n g e r e n (Nota Grosheide/ Roolvink) en het d r u g b e l e i d . .24. Voor het eerste gedeelte van deze vraag w o r d t verwezen naar het antw o o r d op vraag 23. Het is duidelijk dat de aandacht van de rijksoverheid ten aanzien van het beleid met betrekking t o t de j e u g d v o r m heeft g e v o n d e n d o o r deelname aan diverse v o r m e n van inter- en intradepartementaal overleg. Van een betere equipering ten behoeve van deze v o r m e n van overleg kan gelet op de huidige personeelssituatie geen sprake zijn. De inventarisatie met betrekking t o t het s a m e n h a n g e n d j e u g d b e l e i d betreft een overzicht van de aspecten van beleid met betrekking tot j e u g d i g e n , zoals dat w o r d t gevoerd door de in de ISJ v e r t e g e n w o o r d i g e d e p a r t e m e n ten. Deze inventarisatie heeft geleid tot het stellen van een aantal prioriteiten o p g r o n d waarvan in de laatste jaren en de k o m e n d e periode met name aandacht is besteed aan die groepen j e u g d i g e n die m i n of meer in een risicoc.q. achterstandssituatie verkeren. Dit is onder meer tot uitdrukking g e k o m e n in het d r u g b e l e i d van de Regering, in het beleid met betrekking tot jeugdige werklozen (met name de g r o e p m e e r - l a n g d u r i g werklozen), in de InterimRijksbijdrageregeling Vrijwilligers J e u g d - en J o n g e r e n w e r k , Peuterspeelzalen en Speeltuinen. 25. Met de Raad voor de J e u g d v o r m i n g v i n d t van de zijde van de ISJ overleg plaats op g r o n d van eerder gemaakte afspraken inzake de agenda en de behandeling van o n d e r w e r p e n die v o o r beide organen van belang zijn. Daarnaast bestaat er overleg tussen het Ministerie van CRM en de Raad v o o r de J e u g d v o r m i n g op tal van terreinen en ten aanzien van vele o n d e r w e r p e n . Als voorbeeld diene het overleg met betrekking tot het o n d e r w e r p 'jeugd en w o o n s i t u a t i e ' , waarin besloten is tot het instellen van een onderzoek w a a r b i j naast de raad zelve en het Ministerie van CRM ook het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is betrokken. Indien met de 'verzwaring van de ISJ' in de laatste alinea van deze vraag w o r d t gedoeld op de personeelsbezetting van het ISJ-secretariaat kan w o r d e n volstaan met een v e r w i j zing naar de eerste alinea van het a n t w o o r d op vraag 24.
Tweede K a m e r z i t t i n g 1976-1977,14100 XVI, nr. 13
7
26. In de vraag wordt gesuggereerd de evaluatie van projecten die door de Commissie-Mik, het Nationaal Plan GVO en de Landelijke Stuurgroep Sociaal-Culturele Aktiviteiten ten behoeve van Werkloze Jongeren in gang zijn gezet, met de uit deze experimenten voortkomende beleidsadviezen, op te dragen aan de Raad voor het Jeugdbeleid. Deze gedachtengang ligt voor de hand, in zoverre dat in bepaalde gevallen de evaluatie reeds is opgedragen aan een of meer ambtelijke werkgroepen en dat een raad als genoemd een College van Advies en Bijstand is, en op grond daarvan uiteraard gevraagd en ongevraagd adviezen kan uitbrengen met betrekking tot deze en andere onderwerpen. Hierbij zij aangetekend dat de Raad voor het Jeugdbeleid thans nog niet bestaat en dat de in de vraag genoemde Landelijke Stuurgroep zich niet ten doel stelt experimenten in gang te zetten, doch te stimuleren dat plaatselijke instellingen voor uitvoerend sociaal-cultureel en educatief werk zich in hun programmering adequaat richten op (jeugdige) werklozen. 27. Studie en signalering worden door de rijksoverheid voornamelijk gerealiseerd met behulpvan onafhankelijke colleges van advies en bijstand. In de praktijk komt dit er op neer dat de Raad voor de Jeugdvorming kennis neemt van de onderwerpen aan de orde in de ISJ en zo nodig overleg pleegt met betrekking tot deze onderwerpen. Tevens wordt door de departementen in toenemende mate het advies van de Raad voor de Jeugdvorming gevraagd met betrekking tot aspecten het beleid ten aanzien van jeugdigen betreffend. In de werkgroepen van de Raad voor de Jeugdvorming nemen, zo nodig na overleg met het eerst-verantwoordelijke departement, ambtenaren van CRM en zonodig van andere departementen deel aan de werkzaamheden. Gelet op het onafhankelijk karakter van deze adviescolleges gebeurt dit voornamelijk door «actieve» waarnemers. Het spreekt vanzelf dat vanuit de beleidsvoorbereiding ten departemente er sprake is van inbreng van recente ontwikkelingen en meningsvorming. Overigens zij opgemerkt dat het terrein van «gezamenlijke actie» niet tot het terrein van een dergelijk adviescollege behoort, maar is voorbehouden aan de departementen (met name ten aanzien van beleidsuitvoering). In de Commissie Jeugdwerkloosheid van de Raad voor de Jeugdvorming wordt via «waarnemers» deelgenomen door de departementen van Onderwijs en Wetenschappen, Sociale Zaken en CRM. Het is mij bekend dat deze commissie thans de laatste hand legt aan een uitvoerig rapport inzake de jeugdwerkloosheid; naar het zich laat aanzien zal dit rapport nog dit kalenderjaar door de Raad voor de Jeugdvorming kunnen worden uitgebracht. Met betrekking tot de vraag inzake het mede-beïnvloeden van het beleid ten aanzien van jeugdwerkloosheid door de werkzaamheden van genoemde Commissie Jeugdwerkloosheid, moet er in eerste instantie op worden gewezen dat het eindrapport van deze commissie nog niet is uitgebracht door de Raad voor de Jeugdvorming. Hiervoor is al gesteld dat deelname aan de werkzaamheden van commissies en werkgroepen van de Raad voor de Jeugdvorming door ambtelijke waarnemers leidt tot wederzijdse beïnvloeding. Vooralsnog ga ik er van uit dat dit ook het geval is ten aanzien van de werkzaamheden van de Commissie Jeugdwerkloosheid. De vraag inzake de stage-problematiek ressorteert onder de bewindslieden van Sociale Zaken en Onderwijs en Wetenschappen. 1 Op het terrein van de jeugdwerkloosheid neemt de secretaris thans eveneens deel aan de werkzaamheden van de Commissie Jeugdwerkloosheid van de Raad voor de Jeugdvorming, van de Interdepartementale Werkgroep Jeugdwerkloosheid, alsmede aan het interdepartementaal overleg met betrekking tot de lnterimmaatregel Jeugdige Werklozen; tevens is betrokkene waarnemer namens CRM bij de Landelijke Stuurgroep Sociaal Culturele Aktiviteiten ten bate van Jeugdige Werklozen.
28. Bij schrijven d.d. 29 oktober 1974 is op grond van een bespreking in de Interdepartementale Coördinatiecommissie Welzijnsbeleid de aandacht gevraagd van de bewindslieden vertegenwoordigd in de ISJ voor de behoefte aan interne coördinatie- of voorbereidingsgroepen. Voor wat betreft het Ministerie van CRM functioneert als intradepartementale overleg-groep de Coördinatiegroep Jeugdbeleid CRM. De voorzitter en secretaris van deze coördinatiegroep zijn namens CRM lid van de ISJ (c.q. plv. lid) en zijn tevens waarnemers bij de Raad voor de Jeugdvorming. 1
Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14100 XVI, nr. 13
8
De coördinatiegroep J e u g d b e l e i d CRM vergadert g e m i d d e l d zes keer per jaar en is niet g e h o u d e n een jaarverslag te publiceren aangezien het een interne aangelegenheid van het Ministerie betreft. In de v e r g a d e r i n g e n , die uiteraard w o r d e n g e h o u d e n aan de hand van een agenda zijn onder meer aan de orde geweest: onderzoek ten dienste van j e u g d b e l e i d , Commissie-Mik, j e u g d w e r k l o o s h e i d , adolescentenhulpverlening en crisisinterventiecentra (hulpverlening aan jongeren en j o n g v o l w a s s e n e n ) , allochtonen-jeugdbeleid, bijdrage aan de ontwikkeling van de m a a t s c h a p p i j - c o m p o n e n t , gespecialiseerd j e u g d - en v o l w a s s e n e n w e r k (ten behoeve van gehandicapten), d r u g b e l e i d , peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Van de vergaderingen van de c o ö r d i n a t i e g r o e p w o r d e n uiteraard verslagen gemaakt. Gegeven bovenstaande o p s o m m i n g van behandelde onderw e r p e n komt het mij niet van belang v o o r deze verslagen te publiceren. 29. O m t r e n t de vraag naar meer bevredigende procedures van overleg tussen de departementen in de ISJ v e r t e g e n w o o r d i g d en de noodzaak van interne v o o r b e r e i d i n g s g r o e p e n bij deze d e p a r t e m e n t e n , w o r d t verwezen naar het eerste deel van het a n t w o o r d op vraag 28. Aangezien het tot de v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d van de desbetreffende bew i n d s l i e d e n behoort op welke wijze de inrichting van het eigen departement w o r d t gerealiseerd, onttrekt het zich aan de bevoegdheden van de b e w i n d s lieden van CRM een uitspraak te doen over deze andere d e p a r t e m e n t e n . Ter zake is het mij bekend dat enkele in de ISJ v e r t e g e n w o o r d i g d e ministeries een naar samenstelling m i n of meer vaste v o o r b e r e i d i n g s g r o e p hebben. Artikelsgewijze toelichting
Arf/*e/ 17 Hoe w o r d t de verlaging van ca. 2 5 % ten opzichte van 1976 d o o r g e v o e r d : w o r d t het rijkssubsidie v o o r 2 5 % van de j e u g d r a d e n beëindigd of o n t v a n g t iedere jeugdraad 2 5 % m i n d e r subsidie. Het ligt in het v o o r n e m e n o m in principe iedere functionele raad 2 5 % m i n der subsidie te verlenen. Op korte t e r m i j n zal overleg g e v o e r d w o r d e n met de andere overheden o m te bereiken dat die raden, die hun functie op goede wijze vervullen en waarvan het voortbestaan op prijs w o r d t gesteld, in stand g e h o u d e n kunnen w o r d e n d o o r de eerstverantwoordelijke o v e r h e i d . Op g r o n d daarvan zal een zekere nuancering in de v o o r g e n o m e n wijze van afb o u w kunnen w o r d e n o v e r w o g e n . Artikel
25
Kan aangegeven w o r d e n welk deel van de g e n o e m d e f 17 076 000 gereserveerd is o m eventueel aan te w e n d e n voor het betaald voetbal? Zie het a n t w o o r d op deze vraag betreffende artikel 125, 1e in de m e m o r i e van a n t w o o r d op het v o o r l o p i g verslag. 30. Hoeveel subsidie w o r d t d o o r het Ministerie van CRM verstrekt en o p basis van welk artikel aan het landelijk o m b u d s t e a m stadsvernieuwing? Kan v o o r de komende jaren op een stijging van dit subsidie gerekend worden? Sinds 1973 w o r d t het LOS door CRM en VRO gesubsidieerd met een jaarlijks vast te stellen bedrag w a a r v a n beide departementen elk de helft betalen. Dit gebeurt uit artikel 18 van de CRM-begroting. In overleg met de betrokken bewindslieden van het Ministerie van VRO, de staatssecretarissen Van Dam en Schaefer, w o r d t nog bezien hoe groot de ruimte in 1977 zal zijn voor een v e r h o g i n g van het subsidie. Binnenkort spreken de betrokken bewindslieden daarover met het LOS.
Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14 100 XVI, nr. 13
9