Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1990-1991
21837
Voorkoming van arbeidsongeschiktheid in de overheidssector
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 21 juni 1991 Bij dezen bied ik u - conform mijn toezegging in mijn brief aan de Tweede Kamer van 4 oktober 1990(21 837, nr. 1) en mijn toezegging tijdens het debat inzake de Grote Efficiency en arbeidsvoorwaarden van 8 mei j.l. - bijgaand de nota: « Stand van zaken actieplan Maatre– gelen Arbeidsongeschiktheid Overheid per mei 1991» aan. Voor de goede orde wijs ik erop, dat in de nota niet wordt ingegaan op maatregelen in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden. Ik ben van mening, dat terzake eerst het advies in dezen van de SER moet worden afgewacht. De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales
113822F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnslra.it 's Gravenhage 1991
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
STAND VAN ZAKEN ACTIEPLAN MAATREGELEN ARBEIDSOIM GESCHIKTHEID OVERHEID PER MEI 1991 Inleiding: De «Maatregelen Arbeidsongeschiktheid Overheid» (MAO) zijn gebaseerd op de doelstelling van het kabinet om de omvang van het ziekteverzuim en het aantal arbeidsongeschikten nog dit jaar te stabili– seren en daarna te verminderen. In het Naarjaarsoverleg is uitgesproken dat het kabinet en de Sociale Partners zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor dit probleem en is overeenstemming bereikt over een groot pakket maatregelen ter beheersing en terugdringing van het arbeidsongeschiktheidsvolume. Uitdrukkelijk is afgesproken dat de overheid zelf eveneens de nodige maatregelen neemt voor de overheidssector. In de Tussenbalans die in februari j.l. is uitgebracht, is deze doelstelling nog eens herhaald. In de tussenliggende periode is terugdringing van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid derhalve regelmatig onderwerp van politieke discussie geweest, waarbij van diverse kanten twijfel is geuit of de beleidsdoelstellingen met de reeds ingezette maatregelen gerealiseerd kunnen worden. De overheid als werkgever kent een andere systematiek inzake ziekte en arbeidsongeschiktheid dan de marktsector; deze systematiek vormt bij de overheid onderdeel van de arbeidsvoorwaarden, terwijl dit in de marktsector in de Ziektewet, AAW en WAO is geregeld. Vandaar dat de overheid met eigen maatregelen komt, waarbij als uitgangspunt geldt dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de maatregelen in de marktsector. Een krachtige inspanning is hierbij noodzakelijk. Om hier mede gestalte aan te geven is door het Centraal Georgani– seerd Overleg Ambtenarenzaken (CGOA) een werkgroep Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid ingesteld. De beleidsvoornemens opgenomen in het actieplan Maatregelen Arbeidsongeschiktheid Overheid kunnen worden onderverdeeld in: - maatregelen gericht op preventie; het voorkomen van arbeidsonge– schiktheid en met name het terugdringen van ziekteverzuim is hierbij van belang. - maatregelen gericht op vermindering van het volume arbeidsonge– schiktheid, derhalve maatregelen gericht op de terugkeer in het arbeids– proces van mensen, die arbeidsongeschikt zijn. De belangrijkste maatregel in het kader van preventie is ervoor te zorgen dat mensen niet arbeidsongeschikt raken. Dit kan theoretisch heel simpel door ervoor te zorgen dat mensen niet ziek worden; aan arbeids– ongeschiktheid gaat immers vrijwel altijd langdurig ziekteverzuim vooraf. Ziekteverzuim vindt plaats binnen het spanningsveld waarbij de werknemer, het management, de regelgeving en de bedrijfsgezondheids– dienst een plaats innemen. Vaak verwijst men naar de ander als het gaat om de oorzaken van ziekteverzuim. Wil men het ziekteverzuim reëel terugdringen dan zal het beleid gericht moeten zijn op al deze actoren. Hierbij zij aangetekend, dat taakstellingen voor het terugdringen van het ziekteverzuim slechts dan structureel hanteerbaar zijn, als men een aanvaardbaar gemiddeld ziekteverzuimpercentage vaststelt per
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
onderdeel van de organisatie. Dit percentage vormt de «norm» voor dat onderdeel en is het uitgangspunt bij de taakstelling Zo'n norm is geen statisch gegeven, maar kan in de tijd en bijvoorbeeld door verbetering van de arbeidsomstandigheden in positieve zin veranderen. Maatregelen gericht op terugdringen ziekteverzuim en arbeidsonge– schiktheid in de arbeidsvoorwaardelijke sfeer zijn tot nu toe niet gecon– cretiseerd. Ter zake zijn van belang de eventuele consequenties van de politieke besluitvorming naar aanleiding van het SER-advies over o.m. wijzigingen in de Ziektewet. Het kabinet hoopt dit advies nog voor de zomer te ontvangen. In Ambtelijk Werkgeversoverleg (AWO) en de Adviescommissie Overheidspersoneelsbeleid (AOP) is over dit onderwerp eveneens gesproken. Beide gremia hebben een voorkeur uitgesproken voor een aanpak op decentraal niveau. Met het oog op het arbeidsvoor– waardenoverleg 1992 willen de overheidswerkgevers gezamenlijk bezien welke maatregelen op centraal niveau moeten worden getroffen en bij welke maatregelen een decentrale aanpak de voorkeur verdient. Daarnaast is in de Centrale arbeidsvoorwaardenovereenkomst overheids– personeel 1 april 1991 - 1 april 1992 de aanbeveling opgenomen om in het decentrale arbeidsvoorwaardenoverleg 1991 te spreken over maatre– gelen tot beperking van het ziekteverzuim. Conform deze aanbeveling wil ik binnenkort in het sectoroverleg burgerlijk rijkspersoneel met de centrales hierover van gedachten wisselen. Ik bezin mij op dit moment evenwel nog op de konkrete inhoud van dergelijke maatregelen. Bij het voorgenomen experimentele project voor 1991 worden Bedrijfsgezondheidsteams (BGZ-team) ingesteld welke als scharnierpunt dienen voor de terugdringing van het ziekteverzuim (zie 3a en 3b). Naar de werknemer toe wordt via een vaste procedure gewerkt; ziek melden kan uitsluitend bij de chef of diens plaatsvervanger en een bezoek thuis door een lid van het team is standaard op de tweede ziektedag. Naar de manager toe wordt ook direct gewerkt door het team. Met de manager moet de ontwikkeling van het ziekteverzuim worden doorgenomen. Daar waar sprake is van verzuim door slechte arbeidsomstandigheden c.q. arbeidsrelaties wordt de doorstroom naar arbeidsongeschiktheid geblok– keerd. Het is de bedoeling om met deze methode, gevoegd bij een eenduidige ziekteregistratie een methodiek te ontwikkelen, waarmee een norm voor ziekteverzuim kan worden vastgesteld. Wil men daadwerkelijk het ziekteverzuim terugdringen dan zal dit alleen effect hebben als de maatregelen worden gedragen door het topmanagement. Gepleit wordt voor een top-downbenadering, waarbij het beleid wordt doorvertaald in concrete opdrachten, in meetbare taakstellingen, uit te voeren door het middenmanagement. Dit experimentele project inzake terugdringing ziekteverzuim kan per 1 juli (uiterlijk 1 september) 1991 starten bij enkele ministeries. Van deze pilot wordt een effectieve bijdrage verwacht aan de terugdringing van het ziekteverzuim en een verminderde intrede in de arbeidsongeschikt– heidsregeling; het betreft derhalve bij uitstek ook een preventie-maatregel in de sfeer van de arbeidsongeschiktheid. Het voorgaande laat onverlet dat in het kader van de volumebe– heersing de andere maatregelen die in het actieplan MAO worden aangekondigd, worden voortgezet. Voortgangsrapportage per onderwerp actieplan MAO Het actieplan MAO omvat de volgende onderwerpen:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
1a. Verantwoording personeelsbeleid door midden-management 1 b. Eenduidig ziektemeldingssysteem en verzuimregistratie 1c. Uitwerking kabinetsstandpunt tripartiete werkgroep/Wet Terug– dringing Arbeidsongeschiktheidsvolume (TAV) 2a. Verplichte AAW-keuring 2b. Blijvend ongeschiktverklaring 2c. Periodieke herkeuring 2d. Tijdelijk verlof 3. Terugdringing ziekteverzuim bij de overheid 4a. Stabilisering arbeidsongeschiktheid bij het onderwijs 4b. Preventieprojecten 4c. Scholings– en werkgelegenheidsproject 4d. Wijziging herplaatsbaarheid politie 4f. Maatregelen Gemeente Amsterdam 4g. Taakstellingen WAGW voor de overheidssectoren 5a. Aktieplan uitwerking maatregelen voor de MR 5b. Analyse van oorzaken van arbeidsongeschiktheid 5c. Invulling financiële taakstelling Tussenbalans door de overheids– sectoren 6a. Ontslagverbod arbeidsongeschikten met restcapaciteit. Zoals in het actieplan MAO is aangegeven worden een aantal - onder– delen van - maatregelen nog nader uitgewerkt. De plannen hiervoor verkeren in een dermate pril stadium, dat hierover thans nog geen concreet voorstel voorligt ofwel betreft het maatregelen, die eerst overleg met bijvoorbeeld de centrales van overheidspersoneel vereisen. la. Verantwoording personeelsbele/d door midden-management Najaar 1990 is een interdepartementale werkgroep van start gegaan met als opdracht de maatregel om het middenmanagement een grotere rol te geven bij de preventie van en begeleiding bij ziekte en arbeidson– geschiktheid konkreet uit te werken. De werkgroep heeft februari j.l. haar rapport uitgebracht. Dit rapport wordt een dezer dagen op ruime schaal verspreid binnen het (personeels)management van de overheid. De hoofdkonklusie van het rapport is dat ziekteverzuim en arbeidson– geschiktheid door tal van oorzaken nog nauwelijks als een serieuze managementtaak in de Rijksdienst zijn opgepakt (maar dat veel minis– teries daar wel druk mee doende zijn). De middenmanagers worden niet aangesproken op het door hen gevoerde beleid, veelal is zelfs onduidelijk wat er van hen op dit punt verwacht wordt. Tegelijk is duidelijk dat middenmanagers een cruciale rol (moeten) spelen bij de terugdringing van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De werkgroep beveelt dan ook aan de middenmanagers (afdelings– en diensthoofden) duidelijk te maken wat hun taken, bevoegdheden en mogelijkheden zijn (bij voorkeur via een handboek voor managers per ministerie) en die taken op te nemen in de taakomschrijving, maar liever nog in de (zelfbeheer)kontrakten die tegenwoordig in toenemende mate binnen ministeries worden afgesloten. Belangrijk is vervolgens, naast deskundigheidsvergroting van het management, dat de managers door het hogere management worden aangesproken op het door hen terzake gevoerde beleid op eenzelfde wijze als dat met andere managementtaken gebeurt. Een beoordeling op het beleid t.a.v. ziekte en arbeidsongeschiktheid dient dus evenzeer te leiden tot korrektie (bij geen of onjuist beleid) en beloning (bij uitnemend beleid). De werkgroep geeft daartoe verschillende mogelijkheden, o.a. het sturen van het gedrag van managers via (afdelings)budgetten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
Met de ministeries is afgesproken dat de kabinetsdoelstelling, inzake ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, wordt overgenomen in de afzonderlijke departementale plannen. Jaarlijks zal via de Minister van Binnenlandse Zaken over de voortgang aan de MR gerapporteerd worden. Binnenlandse Zaken ondersteunt (onder andere door een aktieve verspreiding van het rapport) de ministeries zoveel mogelijk bij de reali– sering van de doelstelling. Een managementkursus omgaan met ziekte en arbeidsongeschiktheid kan hiertoe bijdragen. De Minister van Binnenlandse Zaken laat deze cursus door Rbb ontwikkelen en zal deze aan de departementen aanbieden. (zie punt 3) 1b. Eenduidig ziektemeldingsysteem en verzuimregistratie Een eerste notitie is afgerond en interdepartementaal besproken. De interdepartementale projectgroep Ziekteverzuimregistratie richt zich op de sector rijksoverheid. De hoofdlijn van het project Ziekteverzuimregis– tratie is: - het overeenkomen van eenduidige en uniforme basisdefinities m.b.t. ziekteverzuim, zodat basisgegevens op verantwoorde wijze onderling vergeleken kunnen worden; - de mogelijkheid tot relatering van ziekteverzuimgegevens aan andere gegevens uit de salarisadministratie via het persoonsnummer; - het maken van afspraken over welke gegevens worden toegeleverd voor bovendepartementale informatie en beleidsontwikkeling; - het maken van afspraken over de wijze van toelevering, zodat aggre– gatie van gegevens mogelijk is; - het verbeteren van de kwaliteit van de gegevens (vanaf de input aan de basis). Het kabinet zal op korte termijn terzake besluiten nemen. Hierbij is uitgangspunt, dat per 1 januari 1992, bij de departementen een gelijk– waardig registratiesysteem operationeel is. Er heeft overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de andere sectoren van overheidspersoneel. De sectoren zijn bereid tot een zekere samenwerking om de onderlinge vergelijkbaarheid van cijfers na te streven, men heeft geen behoefte aan uniforme administraties. Er is belangstelling voor collegiale afstemming en uitwisseling van informatie. Binnenlandse Zaken is bereid tot het leveren van een centraal contactpunt. Binnen het Ambtelijk Werkgeversoverleg is eveneens met de overige sectoren gesproken over de wijze, waarop zij vorm geven aan de eigen verantwoordelijkheid van een goede ziekteverzuimregistratie binnen hun sector. Daarbij is van de zijde van het Ministerie van Binnenlandse Zaken aangeboden collegiale afstemming en uitwisseling van algemene infor– matie over de irthoud en aanpak te verzorgen. 1c. Uitwerking kabinetsstandpunt rapport tripartiete werkgroep/Wet Terugdringing Arbeidongeschiktheidsvolume (Wet TAV) In de concept Wet Terugdringing Arbeidsongeschiktheidsvolume (TAV) wordt een bonus-malussysteem (bms) uitgewerkt. Ook voor de overheid zal dit bms van toepassing zijn. Gelet op de bestaande regelingen wordt er voor de overheid op enkele onderdelen afgeweken. a. Voor de afgekeurde ambtenaren met restvaliditeit wordt geen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
(extra) malus ingevoerd boven het reeds bestaande herplaatsings– wachtgeld. b. Er wordt een bonus ingevoerd door middel van het langer doorbe– talen van het herplaatsingswachtgeld. 2a. Verplichte AA W-keuring In het kader van de fictieve uitvoering van de AAW vindt thans geen formele medische beoordeling door het Abp plaats. Om duidelijkheid te krijgen of inderdaad sprake is van arbeidsongeschiktheid en in welke mate het is aan te bevelen dat het Abp een formele beoordeling verricht voor het einde van de wachttijd van 52 weken. Deze keuring zal alleen leiden tot vermindering van instroom in de AAW als deze is ingepast in een samenhangend pakket. Overeenkomstig de marktsektor zal de werkgever verplicht worden om na uiterlijk 6 maanden ziekte melding te doen aan het Abp. Op deze wijze wordt de eigen verantwoordelijkheid van de werkgever benadrukt; de werkgever dient - in overleg met o.a. de bedrijfsgeneeskundige dienst - de noodzakelijke maatregelen te treffen bij ziekte en kan op een eerder tijdstip de diensten van het Abp gebruiken. Indien de werkgever zich hiervoor onvoldoende inspant krijgt het Abp de bevoegdheid om de AAW-claim te blokkeren. Invoering van een verplichte AAW-keuring wordt als een zinvolle maatregel beschouwd. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bereidt terzake een wijziging voor van artikel 8 AAW en het daarop gebaseerde ministeriële besluit. Deze wijzigingen zullen meegenomen worden in de TAV-wet. 2b. Afschaffing blijvend karakter van ongeschiktverklaring Het Abp spreekt bij een keuring uit of de ambtenaar door ziekte of gebrek «blijvend ongeschikt is voor zijn betrekking». Door de hantering van het begrip «blijvend» ongeschikt bestaat in een aantal gevallen –ten onrechte - de indruk dat terugkeer in het arbeidsproces voorgoed onmogelijk is geworden. Mogelijk roept de uitspraak «blijvend» ongeschikt daarnaast het beeld op dat ook de uitkermgspositie definitief is, waardoor inspanningen om terug te keren in het arbeidsproces kunnen worden belemmerd. Vanuit dit oogpunt was afschaffing van het begrip ingegeven. Uit het ontvangen advies terzake van het bestuur van het Abp blijkt dat afschaffen van het «blijvend» karakter zal leiden tot verhoging van het aantal arbeidsongeschikten. Dit omdat hiermee de toelatingscriteria worden versoepeld. Een gerichte voorlichting over het begrip «blijvend» ongeschikt kan eerder leiden tot het verdwijnen van de onterechte indrukken die thans aan dit begrip kleven. Het kabinet is dan ook van mening, dat deze voorgestelde maatregel geen doorgang moet vinden. Wel bereidt de Minister van Binnenlandse Zaken een aanvullende maatregel terzake voor. Zo'n 45% van de uitkeringen betreft namelijk afkeuringen om psychische redenen. Factoren betreffende werkplek en persoonlijke omstandigheden zijn hier vooral de oorzaak. De relatie werkgever, werknemer en het BGZ-team dient vooral in deze gevallen intensief te blijven. Immers binnen deze categorie van afkeuringen stromen ambte– naren, onder meer vanwege slechte arbeidsrelaties uit het arbeidsproces. De Minister van Binnenlandse Zaken zal in overleg met het Abp een maatregel voorbereiden, die inhoudt dat als regel definitieve afkeuring
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
pas na bijvoorbeeld 5 jaar mag worden gerealiseerd. Uiteraard zal een uitzondering moeten worden gemaakt voor gevallen, waarbij op grond van een diagnose genezing wordt uitgesloten. Deze maatregel zal nader gestalte moeten vinden in de maatregelen tot terugdringing van het ziekteverzuim (zie ook punten 3a en 3b). 2c. Uitbreiding periodieke herkeuring Teneinde het aantal arbeidsongeschikten terug te dringen, moet de uitstroom uit de arbeidsongeschiktheidsregeling naar de arbeidsmarkt worden bevorderd. Om dit te realiseren wordt gedacht aan uitbreiding van de periodieke herkeuring van het bestand arbeidsongeschikten. Uitbreiding richt zich hoofdzakelijk op de groep die bij de eerste keuring is ingedeeld in de klasse 80-100%, voor de overige groepen bestaat al een intensieve begeleiding. Voor de groep 80-100%, de groep zonder restcapaciteit, zal herkeuring niet gericht dienen te zijn op afschatting, maar gericht te zijn op reïntegratie. Aangezien de inspanning van de periodieke herkeuring niet opweegt tegen de effecten kent het Abp geen hoge prioriteit aan deze maatregel toe. De Minister van Binnenlandse Zaken is bereid het advies van het bestuur van het Abp te volgen indien de terugdringing van het ziekte– verzuim daadwerkelijk met 10%- 20% van het bestaand ziekteverzuim kan worden gerealiseerd. Tevens dient de reïntegratie van om psychische redenen afgekeurde ambtenaren, dus terugdringing van het huidige volume, succesvol te zijn. Terzake zal de Minister van Binnenlandse Zaken in overleg met het Abp een experiment starten om 80 - 100% om psychische redenen - afgekeurde ambtenaren te doen reïntegreren. Het experiment zal najaar 1991 starten. 2d. Mogelijkheid tot tijdelijk verlof Aan ambtenaren in vaste dienst wordt de mogelijkheid geboden om, na een aantal jaren zonder noemenswaardige uitval werkzaam te zijn geweest, tijdelijk verlof op te nemen voor een langere periode; bijv. een half jaar. Het idee achter dit voorstel is dat de zgn. grijze arbeidsongeschiktheid vermindert door werknemers een aantrekkelijk aanbod te doen, zodat ze blijven doorwerken. In plaats van een negatief sanctiebeleid wordt hiermee ingezet op een positief sanctiebeleid. Daarnaast is het voorstel gebaseerd op het idee dat werknemers die gedurende een bepaalde periode afstand nemen van hun werkomgeving en die deze periode op een eigen wijze invullen, weer voldoende rek opbouwen om daarna op een hoog produktieniveau verder te gaan. Het gaat dan om die groepen waarin de uitval structureel bijzonder hoog is, zoals bv. stadsbus-chauffeurs en gevangenisbewaarders. Een voorstel voor drie maanden verlof voor gevangenisbewaarders heeft in (informeel) overleg met de centrales van overheidspersoneel en de departementen geen draagvlak opgeleverd. Voornaamste tegen– werping was dat de oorzaak voor het hoge verzuim, o.a. de arbeidsom– standigheden, onaangetast blijft. Daarnaast was de opmerking, dat langere afwezigheid van de werkplek de terugkeer en inpassing bemoei– lijkt, waardoor het verlof mogelijk contraproductief werkt, doorslag– gevend. Dit voornemen is dan ook teruggenomen. De mogelijkheid van sabbatical leave wordt nader uitgewerkt. Dit verlof kan opgebouwd worden doordat een ambtenaar atv-dagen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
opspaart en de werkgever een aanvulling daarop geeft. Degenen die geen behoefte hebben om van deze mogelijkheden gebruikte maken, nemen jaarlijks hun atv-dagen op en werken gewoon door. Uiteraard blijft het mogelijk, dat in het decentraal overleg terzake nadere afspraken worden gemaakt. 3a/b Versterking rol en interventiemogelijkheden RBB Versterking rol en interventiemogelijkheden Abp Zowel ten aanzien van de RBB als het Abp is versterking rol en inter– ventiemogelijkheden geen doel op zich, maar een voorwaarde voor invuliing van concrete maatregelen. Met beide organen vindt dan ook regelmatig overleg plaats. De gezamenlijke rol van Rbb en Abp ligt met name in de sfeer van de terugdringing van het ziekteverzuim. Hiertoe heeft het kabinet terzake naast mogelijke maatregelen in het kader van arbeidsvoorwaarden het volgende plan ontwikkeld: Project:«Terugdringing ziekteverzuim bij de overheid». Algemeen: Sinds 1989 is er grote aandacht voor de naar de mening van velen onaanvaardbare hoge ziekteverzuimcijfers en hoge aantallen arbeidson– geschikten in Nederland. Met name de discussies n.a.v. het Najaars– overleg in de Stichting van de Arbeid en de Tussenbalans hebben de druk op de te nemen maatregelen vergroot. De discussie richt zich op maatregelen gericht op de werknemer c.q. ambtenaar. Deze voorge– stelde maatregelen in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden kennen een tweeslag; ofwel een sanctie voor de werknemer, zoals de eerste twee ziektedagen voor rekening van de werknemer dan wel het kunnen verkrijgen van extra verlofdagen bij laag ziekteverzuim. Een andere aanvullende benadering is de zogenaamde «managementbenadering». Veel onderzoeksresultaten richten sterk de aandacht op de arbeidsorga– nisatie als zodanig. Deze benadering wordt onderstaand nader uitge– werkt. Het kabinet start het experiment terzake per 1 september a.s. Ziekteverzuim wordt door vele oorzaken bepaald. Vanuit de werksi– tuatie kan niet op alle factoren worden ingegrepen, het experiment beperkt zich daarom tot die factoren waarop wel actie mogelijk is. Het probleem van het ziekteverzuim is vaak een managementpro– bleem, waarbij arbeidsomstandigheden, verhouding manager/personeel etc. een belangrijke rol spelen. Er zijn vier participanten te onderscheiden in het krachtenveld van het ziekteverzuim. 1. de manager. 2. de ambtenaar. 3. de bedrijfsgeneeskundige i.c. het Rbb. 4. de verzekeringsgeneeskundige i.c. het Abp. Terugdringing van het ziekteverzuim wordt niet gelegd bij één parti– cipant. Maatregelen zullen binnen deze gedachtengang het meest effectief zijn, indien deze vier participanten bij elkaar gebracht worden. Uitgangspunten: a. De bereidheid moet bestaan vooraf financieel te investeren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
b. Het top-management moet het beleid terzake bij het middenmana– gement qua taakstelling opleggen (top-down benadering). c. Bedrijfsgeneeskunde is niet uitsluitend een medische benadering maar is tevens een management-tool. d. Verzekerïngsgeneeskunde kent zijn legitimering niet uitsluitend op grond van de desbetreffende wet en regelgeving, maar heeft eigen verantwoordelijkheid naar de arbeidsorganisatie i.c. de werkgever. e. expertise-opbouw vindt plaats met enkele pilots binnen de rijks– overheid. Deze duren maximaal een jaar en dienen daarna voldoende aanknopingspunten voor algemene maatregelen voor de overheid te geven. f. De pilots dienen een - overigens niet statische - norm voor ziekte– verzuim voor diverse (onderdelen van ) overheidsorganisaties op te leveren. Invulling rol Rbb en Abp: Een intensieve aanpak van het ziekteverzuim impliceert, dat vanuit het Rbb zeer direct naar werkgever en werknemer moet worden geopereerd. Het Rbb heeft daarmee reeds een zekere ervaring opgedaan binnen enkele penitentiaire inrichtingen. Naar zeggen van het Rbb moet een Bedrijfsgezondheidsteam (BGZ-team) ongeveer 2000 ambtenaren kunnen bedienen. Tijdens een pilot moet ervan uitgegaan worden dat dit aantal 1500 zal zijn. Het BGZ-team vormt het centrale punt van de voorgestelde pilots. Van hieruit worden de overige participanten benaderd. Dit team is samengesteld uit een bedrijfsarts, een bedrijfsverpleeg– kundige (tevens huisbezoeker), een bedrijfsmaatschappelijk werk(st)er en administratieve ondersteuning. De volgende voorshands globale activiteiten worden door het BGZ-team uitgevoerd: 1. Het team voert voor de desbetreffende onderdelen van de rijks– overheid de ziekteregistratie. Deze registratie wordt ingericht conform de interdepartementaal gemaakte afspraken. 2. De ziekmelding vindt plaats bij de directe chef of diens plaatsver– vanger. 3. Indien een ambtenaar zich ziek meldt, wordt deze de tweede dag van ziekte bezocht door een lid van het team. 4. Indien betrokkene naar verwachting langer ziek zal zijn, waarbij het risico van arbeidsongeschiktheid aanwezig is, wordt door het team direct contact opgenomen met het Abp, zodat verzekeringsarts en arbeidsdes– kundige kunnen bezien in hoeverre andere maatregelen ter voorkoming van instroom in de arbeidsongeschiktheid kunnen worden genomen. Hetzelfde geldt als betrokkene feitelijk drie maanden ziek is. 5. Indien sprake is van verzuim gerelateerd aan de arbeidsomstandig– heden c.q. verhoudingen verstaat het team zich direct met de betrokken chef. Wanneer blijkt dat het ziekteverzuim te wijten is aan arbeidsverhou– dingen binnen het dienstonderdeel en overleg niet tot een oplossing, wordt dit gemeld bij het diensthoofd. Uitstroom op termijn naar arbeids– ongeschiktheid wordt in die gevallen door het Abp geblokkeerd. Een claim van de werkgever op AAW-gelden wordt niet gehonoreerd. 6. Het team heeft met alle betrokken managers periodiek overleg over ontwikkeling van de ziekteverzuimcijfers en adviseert de betrokken managers. Aan de leiding van het departement wordt elk halfjaar gerap– porteerd. 7. Tussen betrokken departement en het Rbb dient een formeel
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
reglement te worden opgesteld. Hierbij wordt de betrokken dienstcom– missie betrokken. Periode en duur: - De duur is 1 jaar. - De periode 1 juli/september 1991 tot 1 juli/september 1992. Financiën: 1. 2. voor 3. 4.
Rbb/Twee BGZ-teams: Ontwikkeling cursus bestrijding ziekteverzuim managers. Opzet uniforme ziekteverzuimregistratie: Abp-inzet. (Voor rekening Abp)
f
800.000,-
f f f
50.000,— p.m. p.m.
De betrokken departementen zullen zelf de daaraan verbonden kosten dragen. De ontwikkeling van de cursus onder punt 2 komt voor rekening van de Minister van Binnenlandse Zaken. Taakstelling: - Op grond van de aanwezige ziekteverzuimgegevens bij de betrokken overheidsorganisaties een teruggang tijdens de duur van het project met 10% tot 20% van het bestaand (nu geregistreerd) ziekteverzuim. 4a. Stabilisering arbeidsongeschiktheid bij het onderwijs De nota terzake van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen is afgerond en aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer. Op 31 januari j.l. is de nota besproken in de Vaste Kamercommissie voor onderwijs. Te volgen verdere procedure: - Bespreking van de nota in de bijzondere Commissie voor georgani– seerd overleg voor arbeidsvoorwaarden van onderwijspersoneel. Dit overleg wordt binnenkort afgerond. - Bespreking van de nota in de Commissie besturenorganisaties (overleg werkgevers) is afgerond. - Tweede Kamer/Vaste Kamercommissie voor onderwijs De Minister van Onderwijs en Wetenschappen heeft ter realisering van de voorgenomen maatregelen een projectgroep Terugdringing Ziekte– verzuim en Arbeidsongeschiktheid ingesteld. Het kabinet zal de Tweede Kamer over de voortgang informeren. Over het onderdeel van de nota m.b.t. een Vervangingsfonds (inclusief een premierestitutiesysteem) is advies gevraagd aan een commissie van externe deskundigen, onder voorzitterschap van dr. A. J. Vermaat (voorzitter Verzekeringskamer). 4b. Preventieprojecten bij de rijksoverheid Doel/produkt: Het betreft een drietal gestarte onderzoeken. De onder– zoeken worden uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Binnen– landse Zaken bij onderdelen van departementen. Het betreft de volgende onderzoeken
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
10
1. Gevangeniswezen bij het Ministerie van Justitie (hoog invaliderings– risico; uitvoering TNO/NIPG). 2. een onderzoek bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgele– genheid inzake afkeuringen om psychische redenen en bewegingsor– ganen. Uitvoering door TNO/NIPG. 3. Bij BiZa is de directie Brandweer aangewezen als proeftuin om methodiek en systematiek nader uit te werken. Hierbij wordt samenge– werkt met Rbb. De onderzoeken zijn in februari 1991 gestart en hebben een looptijd van één jaar. Een vierde onderzoek naar verwachting bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gaat binnenkort van start. Dit onderzoek richt zich op de diagnose en aanpak van fysieke belasting. 4c. Scholings– en werkgelegenheidsproject bij de rijksoverheid Dit lopende project wordt uitgevoerd door REAT Opleidingen i.s.m. BiZa. Dit project richt zich op leden van minderheidsgroepen, WAGW-ers en wachtgelders. Het betreft een cursus coördinator informatievoorziening en een cursus systeembeheerder. De opleidingsfase is nu afgerond. In december 1990 zijn de stageplaatsen ingevuld. Van de zijde van de departementen bestaat redelijke belangstelling voor instroom, 4d. Wijziging herplaatsbaarheidsprocedure executieve politie Om de reïntegratiemogelijkheden van executieve politiefunctionarissen te vergroten is een wijziging van de eisen van algemene inzetbaarheid nodig. De Commissie voor Georganiseerd Overleg in Politie-ambtenaren– zaken heeft recentelijk een werkgroep WAGW ingesteld. De taakopdracht is als volgt: «De werkgroep zal concrete voorstellen ontwikkelen om te komen tot een WAGW-beleid voor de sector politie. Hierbij zal aandacht worden geschonken aan - preventief - beleid, dat de uitstroom van politie– personeel naar een invaliditeitspensioen vermindert en de instroom van gehandicapten in een functie vergroot, in het bijzonder aan de belemme– ringen, die inherent zijn aan de executieve functie.» De werkgroep zal het volgende tijdspad hanteren: 1 april 1991: vaststellen taakopdracht en het samenstellen van de werkgroep. september 1991: eerste tussenrapportage. 4f. Extra maatregelen voor onderdelen van de gemeente Amsterdam In de Cie WAGW is het zeer hoge invalideringsrisico bij onderdelen van de gemeente Amsterdam besproken. Een gerichte aanpak wordt wenselijk geacht. Binnen het College van B&W is een beleidsnotitie terzake in discussie. De strekking past goeddeels binnen beleidsvoornemens van het rijk. Afhankelijk van besluitvorming binnen het College heeft de Minister van Binnenlandse Zaken ondersteuning aangeboden voor projecten (wellicht samen met Abp en Rbb). Een brief van die strekking heeft de Minister
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
11
van Binnenlandse Zaken aan de Burgemeester van de gemeente Amsterdam inmiddels gezonden. 4g. Taakstellingen voor de overheidssectoren Van de departementen zijn recentelijk de WAGW-cijfers per 1-1-91 ontvangen. De Tweede Kamer zal voor het zomerreces een notitie bereiken over de nadere voorstellen betreffende de taakstelling. 5a. Actieplan voor uitwerking maatregelen voor de MR De Minister van Binnenlandse Zaken heeft afgesproken om na een half jaar te rapporteren. Hierna zal jaarlijks een rapportage over de voortgang volgen De eerstvolgende rapportage zal derhalve mei 1992 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. 56. Analyse van oorzaken van arbeidsongeschiktheid Het IVA en het ABP hebben beide een vooronderzoek ingesteld: Het IVA verrichtte een secundaire analyse van oorzaken en ontwik– keling van instroom in arbeidsongeschiktheidsregelingen. Het ABP deed een oriënterend onderzoek naar oorzaken en achter– gronden van arbeidsongeschiktheid bij de overheid. Door het Ministerie van Binnenlandse Zaken is een opdracht gegeven voor een fundamenteel onderzoek en analyse van de oorzaken van arbeidsongeschiktheid. Per 1 maart 1991 is hiermee gestart. Naar verwachting zal dit onderzoek september 1991 zijn afgerond. 5c. Invulling financiële taakstelling i.v.m. rijksbegroting Conform de tussenbalans wordt in 3 gelijke stappen in de jaren 1992-1994 het ziekteverzuim voor de departementen en het onder– wijsveld taakstellend en voor de lagere overheden via nominale methodiek teruggedrongen met voor: - de departementen 150 mln - het onderwijsveld 300 mln - de lagere overheden (GF/PF) 140 mln. 5d. Overleg over de rol van de keuringsartsen Dit punt wordt geschrapt. Zie punten 3a en 3b. 6a. Ontslagverbod m.b.t. arbeidsongeschikte ambtenaren met restcapa– citeit Door een ontslagverbod bij restcapaciteit blijft de band met de werkgever in stand en is uittrede uit de arbeidsmarkt niet mogelijk op grond van arbeidsongeschiktheid. De uitspraak blijvend ongeschikt vormt in de rechtspositieregelingen een ontslaggrond. De Abp-wet bepaalt dat men pas recht heeft op (invaliditeits-)pensioen na ontslag uit de betrekking. Hetzelfde geldt voor herplaatsingswachtgeld en –toelage. Een ontslagverbod bij restvaliditeit, gevolgd door een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering, vergt derhalve wijziging van de ambte– lijke regelgeving, zowel t.a.v. ontslag als t.a.v. het recht op pensioen. Een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
12
en ander geldt tevens voor de Militaire Pensioenwet en het Spoorweg– pensioenfonds. De Minister van Binnenlandse Zaken zal er zorg voor dragen dat op zo kort mogelijke termijn de benodigde wijzigingen worden doorgevoerd. Tot dat moment is het alternatief zoals door het Abp voorgesteld uitvoerbaar. Het Abp stelt het volgende alternatief voor: «Alvorens over te kunnen gaan tot ontslag zal de werkgever moeten aangeven, dat hij al het mogelijke heeft gedaan om dit ontslag te voorkomen. Dit dient te worden getoetst door een onafhankelijke instantie met een advies van het ABP (de Arbeidskundige dienst), zoals ook in de marktsector door de GMD gebeurt».
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 837, nr. 2
13