Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
31 083
Corporate governance, hedgefondsen en private equity
Nr. 8
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 28 januari 2008
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Halsema (GroenLinks), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Anker (ChristenUnie), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA) en Mastwijk (CDA). 2 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Jan Jacob van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Kos¸er Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg
KST114749 0708tkkst31083-8 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2008
De vaste commissie voor Financiën1, de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2, de vaste commissie voor Economische Zaken3 en de vaste commissie voor Justitie4 hebben op 12 december 2007 overleg gevoerd met minister Bos van Financiën over: – de planning Corporate Governance (31 083, nr. 3); – de nadere analyse van achtergronden bij het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (31 083, nr. 4); – het feitenonderzoek naar hedgefondsen en private equity (31 083, nr. 5). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. (VVD), Koppejan (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Heerts (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), De Rouwe (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (ChristenUnie), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA). 3 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Rouwe (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD),
Samsom (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA). 4 Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, C q örüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie). Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Dezentjé Hamming (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Kos¸er Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
1
Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Irrgang (SP) noemt het feitenonderzoek naar private equity en hedgefondsen broddelwerk. Het is eerder een literatuuroverzicht dan een onderzoek. De verleende onderzoeksopdracht is eveneens gebrekkig en de onderzochte periode is verkeerd gekozen. Goede onderzoeksjournalistiek van de Volkskrant en NRC Handelsblad toont aan dat het beeld bij alle grote overnames van de afgelopen jaren, waarbij private equity aan de orde was, negatief is. Slechts één op de tien overgenomen grote bedrijvenblijkt naderhand winst te maken. De rest maakt verlies. De conclusie dat overgenomen bedrijven slechts incidenteel leeg worden gevreten, kan dus alleen getrokken worden door iemand die niet wil zien wat er aan de hand is. Na hoeveel «incidenten» is de minister bereid te spreken van een trend? De uitspraak dat forse maatregelen niet op hun plaats zijn omdat het zou gaan om incidenten, is verkeerd. Misdaden zijn in de regel ook incidenten, en toch is er een Wetboek van strafrecht en niemand oppert om het weg te doen. Ontkent de minister de steeds grotere nadruk op de aandeelhouderswaarde op korte termijn? Ziet hij niet dat ondernemingen in Nederland hun eigen overname mogen financieren, met als gevolg dat zij diep in de schulden geraken? Waar wil de minister naartoe met de Nederlandse ondernemingen? In heel Europa staat het Rijnlandse model onder druk. Wat gaat de minister daartegen doen? Maatregelen zoals een strakkere meldingsplicht of een nieuw Besluit openbare biedingen verdienen steun, maar in deze nieuwe tijd zijn zij eenvoudig lapwerk en niet langer afdoende. De manier waarop Nederlandse bedrijven bestuurd worden, behoort fundamenteel versterkt te worden. De balans tussen de verschillende stakeholders moet verbeterd worden. Zij is nu te veel doorgeslagen naar de aandeelhouders en daarom kunnen private-equity- en hedgefondsen doen wat zij doen. De onafhankelijke rol van de raden van commissarissen moet versterkt worden. Dat kan door het ontslaan van de raden door de algemene vergadering van aandeelhouders moeilijker te maken zoals de commissie-Tabaksblat voorstelt. Wat vindt de minister van die suggestie? Het is tijd om op dit punt over te gaan tot actie. Is de minister bereid om met wetgeving te komen? Er zijn sterke aanwijzingen dat de rendementen van private equity en hedgefondsen meer een vorm van «financial engineering» zijn. Er bestaan grote twijfels over de geloofwaardigheid van de geweldige rendementen van die fondsen. Het begint allemaal op een luchtbel te lijken. Na een correctie voor risico, leverage en belastingaftrek blijft er geen superieur rendement over. De minister zegt uit het feitenonderzoek geen eenduidige conclusie te kunnen trekken over de financiële stabiliteit. Dat lijkt de heer Irrgang verkeerd, zeker nu ook toezichthouders als DNB en de Engelse Financial Services Authority (FSA) zich daar zorgen over maken. Hoe denkt de minister daarover? Specifiek bij de hedgefondsen hoort marktmanipulatie via open brieven en persberichten tot de cultuur. Het Besluit openbare biedingen heeft de aanpak hiervan vergemakkelijkt. Als er geen bod is, zouden toezichthouders wel inzage moeten hebben in transacties, om na te gaan of uitlatingen van hedgefondsen sporen met hun gedrag in het handelsverkeer. Kan de minister toezeggen, op dat punt met nieuwe wetgeving te komen? Volgens berichten in NRC Handelsblad is de fiscus door opkoopfondsen 0,5 mld. aan belastinginkomsten misgelopen. Klopt dat? Het kan niet de bedoeling zijn dat de belastingbetalers de megawinsten van private equity financieren. De heer Irrgang pleit dan ook voor een beperking van de renteaftrek in de winstbelasting. Daar is het belastingstelsel immers niet voor bedoeld. Het is goed dat de meldingsplicht wordt aangescherpt en dat er een hogere drempel komt voor het agenderingsrecht op de aandeelhoudersvergadering. Op hoeveel procent komt de nieuwe drempel te
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
2
liggen? Bedrijven moeten weten welke aandeelhouders een onderwerp op de agenda kunnen zetten. Waarom wordt er nationaal niets gedaan tegen empty voting? Een internationale aanpak verdient de voorkeur, maar daarop wachten is niet effectief. Er kan ook nationaal iets gedaan worden. Zo kan de registratiedatum verlengd worden van zeven dagen naar dertig dagen. Waarom gebeurt dat niet? Uit de consultatieronde zijn verschillende andere suggesties voortgekomen. Kan de minister de Kamer een schriftelijke reactie doen toekomen op al die suggesties? De heer Irrgang wil niets afdoen aan de «slow politics» waar de minister mee bezig is door goed na te denken voordat hij tot actie komt. De Kamer heeft echter al een half jaar geleden een hoorzitting gehouden en de minister is zelfs al langer dan een half jaar in functie. Het wordt nu echt tijd voor politieke keuzes en actie. De heer Kalma (PvdA) dankt de minister voor de informatie over de achtergronden van de eerdere aanbevelingen van de commissie-Frijns en voor de planning met betrekking tot corporate-governanceonderwerpen. Hij concentreert zijn inbreng op het feitenonderzoek naar hedgefondsen en private equity en de daarmee samenhangende onderwerpen. De conclusie van het feitenonderzoek staat als een huis en is onbetwistbaar: private equity en hedgefondsen vertonen in termen van strategie en effecten een hoge mate van heterogeniteit. Generaliseren kan inderdaad niet. Nuances aanbrengen is goed, maar in dezen onvoldoende. De maatschappelijke zorgen over investeringsfondsen, althans over een aantal daarvan, komen in de studie niet of nauwelijks aan bod. Zij worden bevestigd noch ontkracht. Dit geldt voor zorgen over de risico’s van de zware financiële lasten waarmee private-equityfondsen overgenomen bedrijven soms opschepen, de belastingaftrek die zij daarvoor ook nog eens incasseren en de enorme bedragen waarmee het zittende management soms wordt verleid om met een overname akkoord te gaan. Te noemen zijn voorts het gebrek aan bescherming, ook in vergelijking met veel andere landen, van beursgenoteerde ondernemingen tegen activistische, op snelle winst en een snelle exit gerichte aandeelhouders, en het gebrek aan transparantie dat kenmerkend is voor de betreffende hedgefondsen en private equity. Vervolgonderzoek is dringend gewenst, maar niet voldoende. De heer Kalma vraagt van het kabinet een krachtig en geëngageerd beleid ter oplossing van deze problemen. De coalitiepartijen zijn nauw betrokken geweest bij de opbouw van de sociale markteconomie. Dan moet de verdediging van die markteconomie hun op het lijf geschreven zijn. De minister zegt die problemen serieus te nemen. Dat moet in het beleid zichtbaar worden. De PvdA-fractie is ervan overtuigd dat de problemen met betrekking tot hedgefondsen en private equity niet los staan van bredere ontwikkelingen in de economie, in het bijzonder de sterk toegenomen nadruk op beurswaarde en de groeiende invloed van aandeelhouders in het bestuur van grote ondernemingen. De financiële calculatie botst soms met de creatie van economische waarde op lange termijn. Eigendom wordt veel te snel gelijkgesteld met zeggenschap. Een tweede uitgangspunt is dat het bij het zoeken naar een betere balans niet alleen om de belangen gaat van andere stakeholders, hoe belangrijk ook, en om duurzame economische ontwikkeling, maar ook om de beheersing van macht. Waar macht wordt uitgeoefend, zal gecontroleerd moeten worden door openbaarheid, kritiek en democratische beïnvloeding. Dat geldt ook voor de economische macht van hedgefondsen en private equity. Onderschrijft het kabinet de noodzaak van grotere transparantie? Kunnen bijvoorbeeld op het gebied van private equity de vrijwillige afspraken die voorgesteld zijn door de commissie-Walker in Engeland ook in Nederland worden gemaakt? Komen dergelijke afspraken zonder maatschappelijke
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
3
en politieke druk tot stand? Deelt het kabinet het uitgangspunt van de commissie-Walker dat rendementen en andere kerngegevens van de betreffende fondsen ten principale openbaar horen te zijn? Is het niet merkwaardig dat een ieder die hier de gangen wil nagaan van in Nederland werkzame fondsen, aangewezen is op de websites van Amerikaanse pensioenfondsen? Zou intern onafhankelijk toezicht niet ook wettelijk verplicht moeten zijn in niet-beursgenoteerde ondernemingen vanaf een zekere omvang, bij uitstek het speelveld van private equity? Hoe oordeelt de minister over het CNV-voorstel om het structuurregime in dat soort opzichten van toepassing te verklaren op alle vennootschappen? Deelt het kabinet ten aanzien van fondsen die ondernemingen hun eigen overname laten betalen, met schulden en belastingaftrek voor de opkoper als gevolg, de mening van de hoogleraren Baud en Kools dat deze methode op gespannen voet kan staan met zorgvuldigheid en langetermijnwaardecreatie, en dus de verkeerde prikkels van het belastingstelsel toont? Is de minister bereid na te gaan op welke wijze de belastingvoordelen beperkt kunnen worden, zonder de renteaftrek in het algemeen in gevaar te brengen? In het algemeen overleg van 5 juli 2007 is door verschillende fracties gevraagd om een fiscale verkenning waarin wordt nagegaan op welke wijze het belastingstelsel het kortetermijnbelang van aandeelhouders bevordert en langs welke weg een focus op de lange termijn op de voorgrond kan treden. Een dergelijke verkenning is toegezegd. Wanneer mag de Kamer de uitkomst verwachten? Hoe kan het langetermijnaandeelhouderschap in ondernemingen zelf worden bevorderd, inclusief extra dividend en extra stemrechten? Welke initiatieven wil het kabinet op dit vlak samen met werkgevers, vakbonden en aandeelhouders nemen? Wie op de genoemde terreinen tot vrijwillige afspraken of wettelijke regelingen wil komen, is al gauw aangewezen op Europa. Op welke wijze zoekt de minister de steun van andere landen, bijvoorbeeld op het gebied van de topinkomens? Wil hij dat ook doen op het gebied van intern toezicht, transparantie en fiscale begeleiding? De heer Omtzigt (CDA) verwelkomt het feit dat er een goede planning ligt voor de komende maanden. Van slow politics is geen sprake, gezien het grote aantal brieven en acties waar het ministerie mee bezig is. De voorgestelde meldingsplicht vanaf 3% acht hij een goede zaak, al verwacht hij niet dat daar de wereld mee zal veranderen. Hoe wil de minister het melden van intenties regelen? Een voorstel is er nog niet, en uit de VS is bekend dat de praktijk weerbarstig is. Het is wellicht moeilijk om met ja of nee te antwoorden op de vraag of een bepaald fonds activistisch is. Kan de minister voor 1 maart 2008 met een voorstel komen waaruit blijkt hoe hij die categorieën wil regelen? De heer Omtzigt denkt aan vier tot vijf categorieën, van compleet passief tot voornemens een bedrijf over te nemen. In het consultatiedocument geven velen aan, het stemmen met geleende aandelen een probleem te vinden. De regering ziet dit ook als potentieel probleem en stelt terecht dat het ingeperkt moet worden in Europees verband. Als 80% van de Nederlandse aandelen in buitenlandse handen zijn, kan een aanpak met Nederlandse wetgeving niet meer effectief zijn, op een paar lokale fondsen na. Kan de Kamer daar ook een tijdsplanning voor krijgen? Heeft de minister dit onderwerp aan de orde gesteld bij de laatste Ecofinraad? De minister geeft aan, de identificatie van aandeelhouders te willen regelen, maar hij zegt niet hoe. Graag ontvangt de heer Omtzigt ook hiervoor een tijdplan, waarin expliciet aan de orde komt hoe er wordt omgegaan met buitenlandse aandeelhouders binnen en buiten de EU. Hij dringt er voorts op aan dat daarin de mogelijkheid verkend wordt om aandelen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
4
op naam te stellen. Dan is het identificatieprobleem opgelost en is er een continue registratie, wat de voorkeur heeft boven zo nu en dan registreren. Dat de drempel voor het agenderingsrecht naar 3% gaat, wordt verwelkomd, al zal ook dit de wereld niet veranderen. Het kabinet wil zich nader beraden op het ontslag van de raad van commissarissen en het opzeggen van het vertrouwen daarin. Wanneer denkt de minister met een standpunt te komen? Wat bedoelt de minister met de zinsnede dat daarbij ook een rol speelt dat de markt over deze aanbeveling niet is geconsulteerd en dat voorts rekening moet worden gehouden met het gevoelen van de SER, dat een rol gespeeld heeft bij de totstandkoming van de structuurregeling? Hoe kijkt de minister aan tegen het structuurregime? Nog in het debat over de voorjaarsnota en tijdens de algemene financiële beschouwingen is er aandacht gevraagd voor hedgefondsen en privateequityinvesteringen. Volgens een artikel in het Financieel Dagblad zou de minister zich verzetten tegen het beeld van hedgefondsen en private equity als sprinkhanen. Op basis van een feitenonderzoek zou de minister de effecten van deze investeerders op economie en bedrijven gemiddeld genomen positief hebben genoemd, bijvoorbeeld op het gebied van winstgevendheid, productiviteit en innovatiekracht. Dat beeld is enigszins gecorrigeerd in artikelen die daarna verschenen. Waarom heeft de minister een feitenonderzoek gedaan naar Amerikaanse zaken uit de jaren 80? Is dat op enige wijze representatief voor wat er in Nederland anno 2007 gebeurt? De heer Omtzigt onderkent de noodzaak van een bepaald aantal gevallen, wil men tot een statistisch relevante uitspraak kunnen komen, maar hij zou nu toch graag een voorwaarts gerichte analyse willen zien van wat de minister denkt te gaan doen. Het artikel in NRC Handelsblad schetst een ander beeld van private equity: dankzij de activiteiten van deze fondsen is de fiscus in 2006 0,5 mld. aan belastinginkomsten misgelopen. Wanneer private equity en hedgefondsen inzetten op waardecreatie – en niet op het strippen van assets – kunnen zij nuttig zijn. De CDA-fractie heeft niet voor niets bij de behandeling van de Pensioenwet een motie ingediend waarin zij minister Donner vraagt om aan te geven of bijvoorbeeld de pensioenvermogens veilig zijn bij een overname. Kan de minister deze vraag hier beantwoorden? De heer Omtzigt is van mening dat bijvoorbeeld havens, energienetwerken en luchthavens in Nederlandse handen moeten blijven. Hoe kijkt de minister in dat opzicht aan tegen de innovatiebedrijven rondom Eindhoven? De heer Weekers (VVD) vindt dat het feitenonderzoek een genuanceerd beeld geeft van plussen en minnen van hedgefondsen en private equity. Het beeld van sprinkhanen en roofridders wordt in dat onderzoek behoorlijk gelogenstraft, al brengen private equity en hedgefondsen niet uitsluitend voorspoed. Zo’n 95% van deze fondsen hebben een positieve werking en creëren behoorlijk wat waarde voor ondernemingen. Slechts 2 tot 5% van de hedgefondsen treedt activistisch op, kan een onderneming compleet leeghalen en richt zich alleen op het kortetermijnbelang. Als er in nationaal verband maatregelen worden genomen om die enkeling te vatten, mag het middel niet erger worden dan de kwaal. Er moet nauwkeurig gekeken worden waar de risico’s zitten. Volgens de heer Weekers is dat met name bij de financiële stabiliteit, zeker als er een combinatie optreedt van opgedreven overnamepremies en te scherpe schuldfinanciering. Sommige Kamerleden willen in reactie daarop de renteaftrekbaarheid van vreemd vermogen ter discussie stellen. Dat lijkt de heer Weekers met een kanon op een mug schieten en het zou veel negatieve bijeffecten hebben. Door de veranderde marktsituatie is de kredietdiscipline al toegenomen, het indirecte toezicht op dit soort
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
5
fondsen door de nationale toezichthouders wordt aangescherpt – DNB is met een nieuwe beleidsregel alternatief beleggen gekomen – en in internationale gremia wordt er eveneens uitvoerig over gesproken. Kan de minister nader duiden hoe de internationale discussie verloopt en hoe de acties van DNB kunnen worden afgezet tegen acties van de nationale autoriteiten in andere landen? Hoe wordt elders hierop gereageerd? Zijn de regels rondom «thin capitalization» en de fiscaliteit voldoende om grote ongelukken te voorkomen? Volgens het werkprogramma ontvangt de Kamer in december al een kabinetsreactie op het SER-advies dat in november is uitgebracht over de werknemersrechten. De SER heeft zich ook uitgelaten over de toegang tot de ondernemingskamer. De minister heeft daar al wat kritische kanttekeningen bij geplaatst, die de heer Weekers terecht acht, maar waarom heeft de Kamer de kabinetsreactie nog niet ontvangen? Wanneer mag de Kamer die reactie verwachten? In het najaar 2007 werd ook de nadere rapportage verwacht van de commissie-Frijns. Weet de minister waarom die er nog niet is? Is het moeilijk om op bepaalde onderdelen tot conclusies te komen? De heer Weekers heeft er behoefte aan, snel kennis te nemen van de diverse alternatieven die in de commissie-Frijns circuleren. Die commissie zou in het najaar ook komen met voorstellen tot verbetering van de rekrutering, de samenstelling en de werking van de raad van commissarissen. Dat is erg belangrijk om het systeem van checks and balances te verbeteren. Waar blijft dat advies? In het voorjaar 2007 is gesproken over voorstellen ter vergroting van de transparantie. De VVD-fractie is voorstander van maatregelen die dat doel dienen, mits zij effectief zijn en mits er inzicht is in de daarmee verbonden administratieve lasten. Daar wordt nauwelijks iets over gezegd en een specifieke berekening van de administratieve lasten blijft achterwege. De drempel voor de melding van intenties wordt verlaagd, evenals die voor de zeggenschap. Welke administratieve lasten heeft dat tot gevolg? De Wet effectenverkeer zal worden aangepast op het punt van de identificatie van de aandeelhouders. Dat kan een prima zaak zijn. Hoe ziet de minister het internationale aspect? Wie kan men wel en wie kan men niet identificeren? Als het alleen in Nederland kan, is het nut beperkt. Is deze informatie straks alleen voor de onderneming beschikbaar of ook voor de andere aandeelhouders? De heer Weekers bepleit het laatste en kan zich goed voorstellen dat een onderneming graag met de eigen aandeelhouders wil communiceren. Dan moet bekend zijn, wie dat zijn. In het kader van checks and balances is het echter net zo belangrijk dat aandeelhouders desgewenst ook onderling kunnen communiceren. Hoe wil de minister de melding van intenties uitwerken? Wordt dat een ingewikkeld en gedetailleerd systeem of een eenvoudig systeem waarbij het zetten van een kruisje volstaat bij «actieve belegger» dan wel «passieve belegger»? Er bestaat onduidelijkheid over wat de minister wil met de verhoging van de drempel van het agenderingsrecht. In de stukken staat dat de minister de drempel van 1 naar 3% wil verhogen en dat de nu bestaande dubbele of alternatieve drempel in verband met grote/kleine ondernemingen wegvalt. In een vorig overleg heeft de minister echter gezegd dat hij daar nog een keer over na wilde denken. Het was niet zijn bedoeling, het moeilijker te maken voor kleine aandeelhouders om zich te roeren in een aandeelhoudersvergadering. Dat lijkt een zekere tegenstrijdigheid. Hoe ziet de minister dat? Het zogenaamde «securities lending» wil de minister op Europees niveau aanpakken. Die aanpak moet vooral gericht zijn op empty voting. De heer Weekers ziet daar toch een nuanceverschil in. In een stuk leest hij dat er in het najaar 2007 een Europese aanbeveling zal komen, en in een ander stuk staat voorjaar 2008. Wanneer mag de Kamer hierop rekenen? Of ligt die aanbeveling er al, en zo ja: welke richting gaat die uit?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
6
De heer Weekers wil een tweetal punten toevoegen aan het werkprogramma dat de minister de Kamer heeft voorgelegd. Het eerste punt is dat er in de overnamerichtlijn bijvoorbeeld in verband met het uitbrengen van een verplicht bod de woorden staan: «acting in concert». Wat wordt daar precies onder verstaan? De wetgever is daar niet duidelijk over en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) evenmin. Er zijn signalen dat dit in het ene land anders wordt uitgelegd dan in het andere land. Kan de minister via de Ecofinraad een aanbeveling van de Europese Commissie uitlokken, zodat dit begrip overal gelijkluidend wordt uitgelegd? Dan pas weten partijen wat zij hieraan hebben. Het tweede toe te voegen punt is de directe toegang voor de vennootschap zelf tot het enquêterecht. Aandeelhouders en ondernemingsraad hebben toegang daartoe, maar de vennootschap niet. Als bijvoorbeeld hedgefondsen zich onbehoorlijk gedragen tegenover een onderneming, dan zou naar de mening van de heer Weekers ook de onderneming zelf naar de ondernemingskamer moeten kunnen stappen voor een voorziening. De minister heeft eerder dit jaar toegezegd zich daarover te willen buigen. Kan dit punt worden toegevoegd aan het werkprogramma? In een van zijn brieven stipte de minister het feit aan dat de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde onlangs een preadvies heeft uitgebracht over de thema’s die hier aan de orde zijn. Kan de minister daar een complete reactie op geven? Dat lijkt de heer Weekers zeer de moeite waard. De heer Tony van Dijck (PVV) vindt het rapport zalvend en erg genuanceerd als het gaat om hedgefondsen en private equity. De minister noemt in zijn brief drie punten die aandacht verdienen: activistisch aandeelhouderschap, empty voting en overnames met gebruik van geleend geld. Wat het activistische aandeelhouderschap betreft, heeft op dit moment niemand een antwoord. De minister stelt een drempelverhoging voor om de net geïntroduceerde invloed weer een beetje af te zwakken, zodat het activistische gedrag weer ingeperkt wordt. De drempel voor het melden van een belang moet naar 3% en daarnaast moet elke mutatie van 1% worden gemeld. Het agenderingsrecht wordt van 3 naar 1% bijgesteld en intenties moeten bij 3% kenbaar worden gemaakt. De heer Van Dijck ziet daar niets in. Het is symboolpolitiek en het afzwakken van de invloed van aandeelhouders lijkt hem geen antwoord op activistisch aandeelhouderschap. Wel goed is daarentegen dat de dialoog tussen aandeelhouders en bestuur op gang komt. Identificatie is wel een goede zaak, evenals de voorgenomen rol voor de raad van commissarissen in het toezicht op het bestuur en op het al dan niet behartigen van alle belangen. Kan de minister verduidelijken in hoeverre de melding van een intentie bindend is? Wat is precies de bedoeling van die intentieverklaring? Voorkomen moet worden dat de aandeelhouder monddood wordt gemaakt zodra hij eenmaal een intentie heeft uitgesproken. Dat empty voting een probleem is, wordt breed erkend. In wezen wil de minister het zoeken naar een oplossing uitstellen en vooralsnog afwachten tot Europa met een voorstel komt. De constructie dat men tijdelijk aandelen van anderen leent om zo stemrecht te kunnen laten gelden, lijkt de heer Van Dijck niet wenselijk. Hij vraagt de minister dan ook om niet af te wachten tot Europa ergens mee komt, maar om vaart te maken met maatregelen waarmee empty voting kan worden tegengehouden. Alle aanwezigen hebben kennis genomen van het bericht in NRC Handelsblad dat de Nederlandse fiscus als gevolg van private-equityovernames 500 mln. is misgelopen. Grote Nederlandse bedrijven die in handen zijn gekomen van buitenlandse investeerders betalen op één na geen vennootschapsbelasting, omdat zij verlies lijden en gebukt gaan onder grote schulden. Hoe verhoudt zich dit met de zalvende woorden in het rapport dat de Kamer voorligt als zou het allemaal wel meevallen? De tien
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
7
grootste overgenomen bedrijven hebben na de overname 500 mln. minder belasting betaald dan voor de overname, terwijl hun schuld verviervoudigde. Die bedrijven betalen hun eigen overname door dure leningen aan te gaan en investeerders wentelen de overnamekosten af op de bedrijven en sluizen op die manier kapitaal van de onderneming naar zichzelf toe. De heer Van Dijck acht deze situatie onwenselijk. Graag hoort hij hoe dit zich verhoudt met de uitspraak van de minister dat private equity gemiddeld genomen positieve effecten heeft. Hoe staat de minister tegenover het feit dat investeerders de overname met geleend geld bekostigen en de schuld afwentelen op het overgenomen bedrijf? Het bedrijf financiert zo zijn eigen overname. Niet alleen loopt de fiscus daardoor geld mis, deze praktijk bedreigt ook de continuïteit van het bedrijf en de werkgelegenheid. Nadere regels op dit punt zijn noodzakelijk. Het enige wat de minister hieromtrent aangaf, is dat hij kredietverstrekkers wil verzoeken meer discipline te betrachten als zij leningen verstrekken aan dergelijke fondsen. De heer Van Dijck is er niet van overtuigd dat de markt dit zelf zal regelen. Enkele dagen voor dit overleg kopte het FD: «Hedgefondsen duiken op Philips». Twee activistische aandeelhouders bleken ontevreden met het beleid van het concern en deden een greep naar de ruime kaspositie van 5 mld. van Philips. De daarmee verbonden geruchten als zouden partijen Philips willen overnemen, deden de prijs van aandelen Philips met 5% stijgen. Hoe denkt de minister hierover? Is hier sprake van marktmanipulatie? Welke rol speelt de AFM hierin? Is Philips de volgende in de rij die wordt overgenomen? Antwoord van de minister De minister onderstreept dat de financiering van overnames met vreemd vermogen, verstrekt door de over te nemen entiteit, helemaal niet voorbehouden is aan private equity. Het wordt juist in toenemende mate een gewone vorm van financiering bij het onderling zakendoen tussen bedrijven. In veel gevallen worden private-equityfondsen gezien als redder in de nood, die in problemen verkerende bedrijven kunnen helpen de weg te vinden naar enige vorm van herstel. De minister is zeer gemotiveerd om misstanden en kwalijk gedrag rondom te activistische vormen van aandeelhouderschap aan te pakken, evenals een te grote focus op de korte termijn, het uit elkaar rukken van evenwichten binnen het stakeholdermodel, de onfaire financiering van deals et cetera. Hij verzet zich echter tegen de versimpeling dat het bestaan van deze misstanden zou bewijzen dat private-equity- of hedgefondsen niet deugen. Het is uiteindelijk productiever om onacceptabel gedrag op kapitaalmarkten te identificeren en dat in toom te houden, dan simpelweg te stellen dat bepaalde partijen op de markt niet deugen en die partijen buiten de markt proberen te houden. De vraag welk gedrag op de markt wenselijk zou zijn, is al eerder dit jaar gesteld. Naar aanleiding van de rapportage-Frijns is een aantal zaken geïdentificeerd en zijn er maatregelen benoemd. Zo is het in het belang van de ondernemer genoemd dat het bestuur van een onderneming in dialoog kan treden met aandeelhouders en er langetermijnrelaties mee kan onderhouden. Dat kan alleen als bekend is wie die aandeelhouder zijn en wat zij van plan zijn. Dat verklaart de verlaging van die drempel: het moment waarop een aandeelhouder zichzelf en zijn intenties bekend moet maken, wordt naar voren gehaald. Tegelijkertijd wordt het voor aandeelhouders die dat niet doen, moeilijker gemaakt om zaken op een aandeelhoudersvergadering te agenderen. In lijn met wat bestempeld wordt als gewenst dan wel ongewenst gedrag is het goed om naar aanleiding van het opkomende aandeelhoudersactivisme het evenwicht tussen ondernemingsbestuur en aandeelhouders te redresseren en om dreigende onevenwichtigheden bij te stellen. Het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
8
stakeholdermodel kent echter ook nog een derde partij, de werknemers, die ook een plek horen te hebben in dat evenwicht. Daarom is de SER gevraagd om het bestaande evenwicht in het licht van de actuele ontwikkelingen te bezien en om aan te geven of stappen noodzakelijk zijn voor de werknemers. Het advies van de SER wordt in januari of februari 2008 verwacht en het kabinet zal zo snel mogelijk daarna met een reactie komen. Als derde aspect van gewenst dan wel ongewenst gedrag op de kapitaalmarkt noemt de minister de manier waarop overnames gefinancierd worden en de vraag in hoeverre dat invloed heeft op de prestaties van een bedrijf. Enkele Kamerleden trekken dit aspect door naar de fiscale dimensie en willen weten of er sprake is van belastingderving voor de overheid. De onderzoekers wordt verweten, de fiscale dimensie niet meegenomen te hebben. De minister wijst op het feit dat de fiscale dimensie in de Kamer nooit aan de orde is geweest en geen onderdeel vormde van de onderzoeksopdracht. Het is zeker een relevant aspect, maar verwijten aan de onderzoekers zijn niet fair. De minister ontkent niet dat sprinkhanengedrag voorkomt en vindt elke keer dat dit gebeurt, één keer teveel. Dat wil hij echter wel afwegen tegen een aantal grotere aspecten die ook aan de orde zijn. De Erasmus Universiteit heeft in haar onderzoek naar private-equityfondsen elke bestaande studie bekeken over wat bedrijven teweeg brengen nadat zij zijn overgenomen door private-equityfondsen. Daaruit blijkt dat de prestaties gemiddeld genomen na de overname beter zijn dan daarvoor. Dat feit moet afgewogen worden tegen het feit dat de financiering een aantal kwalijke aspecten vertoont. Er is gewezen op het belang van een langetermijnbinding tussen aandeelhouders en bedrijf. Private-equityfondsen blijven gemiddeld genomen langer bij overgenomen bedrijven betrokken dan andere aandeelhouders. Hetzelfde geldt voor sovereign wealth funds; ook zij staan bekend om hun langdurige betrokkenheid bij bedrijven. Er is een veelheid van actoren actief op de kapitaalmarkt. Zij vertonen allemaal goed gedrag en sommigen vertonen soms slecht gedrag. De financieringspraktijken die hier aan de orde zijn, spelen ook buiten private equity een rol in de overnamewereld. De minister is bereid om na te gaan hoe een goede aanpak eruit kan zien, maar dan dient de Kamer zich te realiseren dat men iets aanpakt wat niet beperkt is tot de wereld van private equity. Excessen moeten bestreden worden en de kwalijke praktijken horen aangepakt te worden, maar het vestigingsklimaat in Nederland mag niet worden aangetast door de te nemen stappen. De zorgvuldigheid vereist enige relativering van de negatieve effecten waarover in de media is bericht. In het NRC-artikel kwamen diverse bedrijven aan de orde ter onderbouwing van de stelling dat privateequityfondsen in Nederland de laatste jaren alleen maar schade hebben aangericht. In reactie op de kritiek op hun onderzoek wijzen de onderzoekers op het feit dat die stelling op twee punten mank gaat: ten eerste bestaat er geen meerjarig beeld van de prestaties van de bedrijven in kwestie voor, tijdens en na de overname, in relatie tot vergelijkbare bedrijven in de bedrijfstak waar geen private equity aan te pas kwam, en is dus onduidelijk hoe men de huidige prestatie moet wegen. Die informatie bestaat wel op basis van langlopende wetenschappelijke studies bijvoorbeeld in de VS, waar precies dezelfde fondsen bij betrokken zijn als in het NRC-artikel aan de orde komen. Ten tweede merken de onderzoekers ten aanzien van de financiële schade op dat het bekijken van de nettowinst de slechtste indicator is om te bepalen of bedrijven lijden onder de financiering. Daaruit valt namelijk niet op te maken of winstverlies te maken heeft met omzetdaling, met financieringsconstructies of met andere zaken. In het eerste jaar na een overname moeten allerlei extra kosten gedragen worden, zodat over meerdere jaren gemeten operationele kasstromen altijd een veel betere
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
9
indicator zijn. In de gevallen waar het nu over gaat, zijn die gegevens nog niet beschikbaar, maar het wordt interessant om dit in de komende jaren in het oog te houden. De minister wijst er ook op dat 60% van de in het desbetreffende artikel genoemde omzetderving afkomstig was van een enkel bedrijf, waarvan bekend is dat men het ene jaar enorme winst kan maken en het andere jaar enorm verlies kan lijden, ook zonder enige betrokkenheid van private-equityfondsen. De minister onderkent ten volle dat er problematische aspecten zijn. Daarom zal het ministerie de komende tijd met een hele reeks zaken aan de slag gaan. Het aangekondigde wetsvoorstel naar aanleiding van de rapportage-Frijns wordt uitgewerkt, waarbij ook de openbaarmaking van intenties en van de identiteit van aandeelhouders wordt meegenomen. De minister verwacht de consultatiedocumenten hierover in de komende maanden naar buiten te brengen. Het SER-advies wordt verwacht in januari of februari en zal zo snel mogelijk worden voorzien van een kabinetsreactie. De tweede rapportage-Frijns wordt verwacht in de week na dit overleg en zal vermoedelijk de nodige discussie aanzwengelen over de positie van de raad van commissarissen. De minister van Justitie heeft aangekondigd, zich te zullen bezighouden met het one-tier/two-tier-bestuur in een vennootschap. Hij zoekt uit of commissarissen in een one-tier-vennootschap nauwer betrokken kunnen zijn bij een onderneming en of een one-tier-bestuur ten goede komt aan de onafhankelijkheid van het toezicht. Het ministerie van Justitie komt voorts met een evaluatie van de geschillenbeslechting binnen een vennootschap. Daarbij zal ook de vraag aan de orde komen of de vennootschap zelf toegang zou moeten krijgen tot een enquête. De Kamer eist terecht een blijvend kritische houding tegenover de onbedoelde effecten van de renteaftrek. De preadviezen van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde bevatten ook materiaal dat nuttig zal zijn voor het uitwerken van een kabinetsreactie op de rapportage-Frijns en op het advies van de SER. De rol van het structuurregime is onderwerp van overleg binnen de SER, in het kader van de adviesaanvraag over de positie van werknemers in vennootschappen. De kwestie van de topbeloningen staat op initiatief van de minister nu ook in Europees verband op de agenda. De discussie daarover schijnt nu ook in Duitsland en in het Verenigd Koninkrijk op gang te komen en de Europese Sociale Partners zijn er in hun overleg eveneens mee bezig. Het toezicht door DNB op de positie van pensioenvermogens bij overnames functioneert goed. Als er al sprake zou zijn van het leeghalen van een onderneming, dan waarborgt dit toezicht dat de daar rustende pensioenvermogens in ieder geval buiten schot blijven. Op vragen zoals of een pensioenregeling bij een overname van een onderneming gewijzigd mag worden, wie daar toestemming voor moet verlenen, en wat er met de buffers mag gebeuren, zal de minister de Kamer in overleg met de minister van Sociale Zaken informatie verstrekken voordat de Kamer haar hoorzitting houdt. De minister ziet geen noodzaak voor aanvullende wetgeving in verband met mogelijk marktmisbruik door hedgefondsen. Ministerie en AFM houden de ontwikkelingen continu in de gaten. Op Europees niveau is de regelgeving op dit punt maximaal geharmoniseerd. Verboden vormen van marktmisbruik – handel met voorkennis, tipverbod, marktmanipulatie – zijn gedefinieerd in de Wet financieel toezicht, evenals de boetes die daarop kunnen volgen. De AFM houdt toezicht en zodra er signalen zijn dat zich kwalijke zaken afspelen in de markt, wordt de noodzaak voor aanvullende regelgeving opnieuw bezien. Op dit moment is die er niet. Evenmin is er aanleiding, te denken dat de AFM instrumenten tekort komt om adequaat toezicht uit te oefenen. De bevindingen van de commissie-Walker uit het VK zullen meegenomen worden bij het verder bestuderen van de vraag hoe de transparantie vergroot kan worden rondom het handelen van private-equityfondsen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
10
Aan de orde was niet zozeer de transparantie die een belegger heeft op het moment van instap in een private-equityfonds, maar de transparantie tegenover de markt van private-equityfondsen als geheel: wat zit er in portefeuille, hoe zijn de risico’s verdeeld, wat is de strategie? Op dat punt is er behoefte aan meer transparantie. Daarover heeft de commissieWalker zich gebogen. Haar bevindingen worden bestudeerd. Zodra de voorgenomen maatregelen in wetsvoorstellen zijn omgezet, volgt het debat daarover. De aankomende regels met betrekking tot de identificatie van aandeelhouders zullen ook betrekking hebben op buitenlandse aandeelhouders van binnen en buiten de EU. Overwogen is ook om de aandelen op naam te stellen, maar dit bleek niet noodzakelijk te leiden tot identificatie van de economisch gerechtigden; er kan immers met stromannen gewerkt worden. De voorkeur gaat uit naar een regeling die zowel stemgerechtigden als economisch gerechtigden identificeert. Het consultatiedocument met daarin de voorgenomen wetgeving ten aanzien van de identificatie van aandeelhouders en de melding van intenties, wordt naar verwachting in januari 2008 openbaar gemaakt. De minister heeft ten aanzien van securities lending een brief gestuurd aan Eurocommissaris McCreevy. Ook op ambtelijk niveau is er in deze zaak overleg geweest met de Commissie. Verwacht wordt dat de Commissie binnen een paar maanden een aanbeveling dan wel een statement zal uitbrengen. Ook in de communicatie met de Commissie zet Nederland in op drie punten: behoefte aan transparantie, behoefte om op alle mogelijke manieren te ontmoedigen dat er geleend wordt om te kunnen stemmen, en de vraag hoe er tot goede zelfregulering kan worden gekomen. Het openbare consultatiedocument over het agenderingsrecht is voor januari 2008 gepland. Het kabinet denkt nog steeds aan een drempel van 3%. In combinatie met een verlaging van de drempel voor de zeggenschapsmelding naar 3% ontstaat er dan een situatie waarin alleen openbaar bekende aandeelhouders punten kunnen agenderen op een aandeelhoudersvergadering. Stock lending en empty voting kunnen in ieder geval worden tegengegaan met vormen van zelfregulering. De in Nederland van toepassing zijnde codes worden vrij goed nageleefd. Door het vervroegen van de registratiedatum voor de algemene vergadering van aandeelhouders zou zichtbaar kunnen worden, welke aandelen enkel om het stemrecht worden uitgeleend. De minister van Justitie werkt aan een wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn aandeelhoudersrechten, waarin dit zal worden geregeld. De informatie verstrekt bij identificatie van de aandeelhouders wordt toegankelijk voor de vennootschap en voor de andere aandeelhouders bij het melden van de zeggenschap, dus op het moment dat de 3%-drempel wordt overschreden. Bij identificatie krijgt in de eerste plaats de vennootschap de informatie over de aandeelhouder. Op een later tijdstip zal er een regeling worden ontwikkeld over de uitwisseling van informatie met betrekking tot dit soort aspecten tussen aandeelhouders onderling. Nadere gedachtewisseling De heer Irrgang (SP) verwijst naar de aanbevelingen van de commissieTabaksblat inzake de ontslagbeperkingen voor commissarissen en wil daar graag een toezegging over. De minister is kritisch over de renteaftrek. Kan het kabinet toezeggen dat het de mogelijkheden zal bezien om de renteaftrek te beperken bij extreme soorten van schuldfinanciering? Nog onduidelijk is het standpunt van het kabinet over one-tier/two-tier. Het wegvallen van een tweede controlerende bestuur zou een aantasting betekenen van het Rijnlandse model. De controleurs mede verantwoordelijk maken, kan niet de oplossing zijn en zou ten koste gaan van de onafhankelijke rol van de raden van commissarissen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
11
De heer Kalma (PvdA) memoreert dat er in juli gesproken is over een fiscale verkenning die in kaart zou moeten brengen hoe het belastingstelsel uitwerkt op langetermijn- en kortetermijnaandeelhouderschap. Kan de minister toezeggen dat een dergelijke verkenning wordt uitgevoerd? Gevraagd is ook naar initiatieven van het kabinet om het langetermijnaandeelhouderschap te bevorderen en te belonen. Is het kabinet bereid om daarvoor draagvlak te gaan zoeken bij de betrokken partijen? De heer Omtzigt (CDA) wil graag nog antwoord op zijn vraag hoe de minister aankijkt tegen de innovatieve bedrijven die zich rondom Eindhoven gevestigd hebben. Past dat cluster in de strategische sectoren? Gezien de nota van de minister over staatsdeelnemingen, is de heer Omtzigt benieuwd naar de visie van de minister hierop. Kan de Kamer die voor de voorjaarsnota krijgen? De heer Weekers (VVD) mist nog antwoord op zijn verzoek om een tweetal actiepunten toe te voegen aan het werkprogramma, namelijk de toegang van de vennootschap tot de ondernemingskamer, en het uitlokken, via de Ecofinraad, van een nadere duiding door de Europese Commissie van het begrip «acting in concert» in de overnamerichtlijn. Als de adviezen van de commissie-Frijns en van de SER afzonderlijk van een kabinetsreactie worden voorzien, wil de heer Weekers ook graag een afzonderlijke reactie op het preadvies van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde. De heer Tony van Dijck (PVV) wijst erop dat niet alle overnames met private equity te maken hebben, maar de tendens naar overnames met geleend geld, waarbij een gezond bedrijf met schulden wordt opgezadeld, moet zijns inziens toch nader bekeken en bediscussieerd worden. De heer Van Dijck meent dat regelgeving vereist is om vast te stellen in hoeverre een gezond bedrijf door een overnamekandidaat kan worden opgezadeld met een grote schuld en met rentelasten. De minister vindt de artikelenreeks in het NRC en het boek van de heer Wester getuigen van goede onderzoeksjournalistiek, waarmee een belangrijke discussie wordt aangezwengeld. De artikelenreeks heeft een aantal feiten naar voren gebracht die voor Kamer en ministerie aanleiding vormen voor een duchtig debat over de verhouding tussen renteaftrek en vestigingsklimaat. De minister is het niet eens met de conclusie dat de misstanden zich concentreren op private equity. De staatssecretaris heeft tijdens een wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2008 in antwoord op een vraag van de heer Irrgang al toegezegd, in de loop van 2008 – dus nog voor de behandeling van het volgende belastingplan – met de Kamer van gedachten te willen wisselen over de eventuele mogelijkheid om de renteaftrek verder aan te scherpen. Die toezegging herhaalt de minister, zij het met de waarschuwing, het belang van het vestigingsklimaat niet uit het oog te verliezen. Het punt van de ontslagbeperkingen voor de raad van commissarissen, waardoor het voor de aandeelhouders moeilijker wordt om commissarissen te ontslaan, is specifiek genoemd in de adviesaanvraag aan de SER. Gevraagd is of er verandering aangebracht zou moeten worden in de benoemings- en ontslagprocedures van bestuurders en commissarissen in de onderneming, en in de positie die werknemers of hun vertegenwoordiging daarin innemen. De minister wil voor de beantwoording het advies van de SER afwachten. De aanname dat een one-tier-model per definitie een aantasting betekent van het Rijnlandse model is volgens de minister een misverstand. Ook in een one-tier-model wordt immers onderscheid gemaakt tussen executives en non-executives en tussen hen die toezicht houden en hen die de operationele gang van zaken besturen. Desgewenst kunnen dus ook nadere
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
12
eisen worden gesteld aan de toezichthouders. Er zijn mogelijkheden om ook met een one-tier-model binnen het Rijnlandse model te blijven. Het kabinet heeft in zijn reactie op de eerste rapportage-Frijns gezegd dat het de waarde van langetermijnaandeelhouderschap inziet en bereid is, te bezien op welke wijze dat bevorderd kan worden. Nu de advocaatgeneraal in de DSM-zaak in cassatie is gegaan, zal er verdere informatie naar voren komen over de vraag hoe zoiets binnen bedrijven vormgegeven kan worden. Als duidelijk is dat iets rechtens mag, is nog de vraag of men het wil stimuleren of niet. De minister meent dat men zich, in plaats van een fiscale verkenning uit te voeren, moet afvragen op wat voor manier men langetermijnaandeelhouderschap zou kunnen bevorderen – als men dat al wil – en in hoeverre het fiscale stelsel daartoe kan bijdragen. Zodra de rechterlijke uitspraak er is en het ministerie meer inzicht heeft in de finesses van de materie, ontvangt de Kamer een brief met daarin een tijdpad. Begin 2008 zal de minister, samen met de minister van Economische Zaken, stap twee met de Kamer bespreken van de analyse hoe verder om te gaan met de problematiek van staatsfondsen en buitenlandse investeringen in vitale sectoren van de Nederlandse economie. Stap één is beschreven in de Nota Staatsdeelnemingen. Afscherming tegen een bedreiging van buitenaf is daarin relatief gemakkelijk gemaakt, door aandelen niet naar de beurs te brengen. Gaat het echter om een particulier bedrijf, dan is het een heel ander verhaal. Die discussie is ook elders in Europa en op Europees niveau volop gaande. De minister zegt toe de Kamer daarover begin 2008 te rapporteren. In reactie op de eerste rapportage-Frijns heeft het kabinet aangekondigd dat de minister van Justitie met een evaluatie komt van de manier waarop geschillen beslecht worden binnen vennootschappen en tussen daarmee verbonden partijen. In dat kader zal de vraag aan de orde komen of het bestuur van een vennootschap zelfstandig gerechtigd moet zijn om een enquête in te stellen. Een deel van de ontvangen preadviezen betreft de positie van werknemers. Een ander deel gaat meer over aandeelhoudersactivisme, bezoldigingsbeleid en dergelijke. Het kabinet is voornemens om het werknemersgerelateerde gedeelte van het preadvies van commentaar te voorzien als het SER-advies er is, terwijl het Frijns-gerelateerde gedeelte van commentaar zal worden voorzien bij de kabinetsreactie op de tweede rapportageFrijns. Het begrip «acting in concert» komt in twee Europese richtlijnen voor en is in beide net iets verschillend uitgewerkt. Dat is dus ook in de Nederlandse wetgeving het geval, of het nu gaat om overnameregels of om de melding van zeggenschap. Harmonisering vereist aanpassing van de Europese richtlijnen. Als zich een goed moment aandient om dit in Europa aan te kaarten, dan kan de minister zich voorstellen dat hij dat doet. De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Blok De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De Wit De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Kraneveldt-van der Veen De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, De Pater-van der Meer De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Berck
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 083, nr. 8
13