Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2015–2016
31 568
Staatkundig proces Nederlandse Antillen
Nr. 172
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 4 maart 2016 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 11 december 2015 over aanbieding verslag «Bevindingen quick scan expertgroepen Papiaments en Nederlands» met bijbehorende rapporten (Kamerstuk 31 568, nr. 169). De vragen en opmerkingen zijn op 4 februari 2016 aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 3 maart 2016 zijn de vragen beantwoord. De voorzitter van de commissie, Wolbert De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
kst-31568-172 ISSN 0921 - 7371 ’s-Gravenhage 2016
Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 31 568, nr. 172
1
I Vragen en opmerkingen uit de fractie De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de bevindingen van de expertgroepen Papiaments en Nederlands, en de brief daarover van de Staatssecretaris. Zij hebben een aantal vragen. Deze leden achten het van groot belang dat de kwaliteit van het onderwijs in de Nederlandse taal op Bonaire verbeterd wordt. Veel inwoners spreken, lezen en schrijven de taal niet van huis uit en krijgen het onvoldoende mee, terwijl het voor een latere opleiding of baan in het Koninkrijk wel van belang kan zijn. Het onderwijs in het Nederlands is daarom cruciaal. De leden onderschrijven de conclusies van de Taalunie hierover. Des te meer zijn zij teleurgesteld over het werk van de expertgroepen Nederlands en Papiaments. Er is niet gekomen tot een gezamenlijk gedragen conclusie en plan van aanpak. Naar de mening van deze leden was dit veel beter geweest. Waarom zijn er twee expertgroepen ingesteld, en waarom is niet gekomen tot één eensluidend advies, zo vragen deze leden. Waar zitten de grootste verschillen in opvatting? De leden zijn ook benieuwd wat dit betekent voor het vervolg, nu er verdeeldheid is over de te volgen koers. Hoe weten de schoolbesturen nu welke richting ze op moeten gaan? En, het belangrijkste, wat zijn nu de concrete acties die uitgevoerd gaan worden om te waarborgen dat de adviezen van de Taalunie geïmplementeerd gaan worden? Welke garanties zijn er, gegeven de gebleken verdeeldheid, dat die van de grond komen, zo willen de leden weten. Op welke wijze is de Staatssecretaris bereid erop toe te zien dat er daadwerkelijk plannen komen en voldoende voortgang wordt gerealiseerd. Voor de leden van deze fractie is het onacceptabel dat er na zoveel geïnvesteerde tijd, inspanningen en onderzoeken uiteindelijk niks of te weinig gebeurt. Het belang van het leren van de Nederlandse taal is voor de inwoners op Bonaire te belangrijk om niet zo snel mogelijk te komen met onderwijsverbeteringen, aldus de leden. Kan de Staatssecretaris aangeven wat precies zijn inzet is omtrent de beslissingen die de schoolbesturen zullen moeten nemen? Deze leden zouden graag zien dat de Staatssecretaris daarbij een vinger aan de pols houdt. Zijn vragen daarom of de Staatssecretaris bereid is het verslag en de uitkomsten van de gesprekken met de schoolbesturen naar de Kamer te sturen. De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over het verslag van de bevindingen van de expertgroepen Nederlands en Papiaments. Zij stellen de volgende vragen. De leden vragen wat de visie van Staatssecretaris is ten aanzien van de verschillende bevindingen van de twee expertgroepen. De leden zijn met name benieuwd naar de mening van de Staatssecretaris over de punten waar de expertgroepen van standpunt verschillen. Hoe staat de Staatssecretaris hier tegenover? De leden vragen hoe de opmerking in de brief over de bevindingen van de quick scan dat de Scholengemeenschap Bonaire (SGB) nog geen standpunt heeft bepaald over hoe het Taalunieadvies zich verhoudt met de opmerking in de brief van de voorzitter van de expertgroepen dat de SGB het principieel oneens is met het advies. Wat is er bekend over het in die laatst genoemde brief aangehaalde andere taalbeleid? De leden vragen naar de visie van de Staatssecretaris ten aanzien van taalverwerving. Acht de Staatssecretaris het van belang dat jonge kinderen primair in hun moedertaal moeten worden onderwezen? Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat vreemde taalverwerving staat of valt met een goede beheersing van de moedertaal? Waarom wel of waarom niet, zo willen de genoemde leden weten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 31 568, nr. 172
2
II Reactie van de Staatssecretaris Ik ben beide fracties erkentelijk voor hun inbreng, waarop ik mede namens de Minister reageer, en voor hun betrokkenheid bij het onderwijs in Caribisch Nederland. De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de bevindingen van de expertgroepen Papiaments en Nederlands, en de brief daarover van de Staatssecretaris. Zij hebben een aantal vragen. Deze leden achten het van groot belang dat de kwaliteit van het onderwijs in de Nederlandse taal op Bonaire verbeterd wordt. Veel inwoners spreken, lezen en schrijven de taal niet van huis uit en krijgen het onvoldoende mee, terwijl het voor een latere opleiding of baan in het Koninkrijk wel van belang kan zijn. Het onderwijs in het Nederlands is daarom cruciaal. De leden onderschrijven de conclusies van de Taalunie hierover. Des te meer zijn zij teleurgesteld over het werk van de expertgroepen Nederlands en Papiaments. Er is niet gekomen tot een gezamenlijk gedragen conclusie en plan van aanpak. Naar de mening van deze leden was dit veel beter geweest. Waarom zijn er twee expertgroepen ingesteld, en waarom is niet gekomen tot één eensluidend advies, zo vragen deze leden. Waar zitten de grootste verschillen in opvatting? De Taalunie heeft in haar advies vastgesteld dat de twee belangrijke talen op Bonaire, het Papiaments en het Nederlands, elkaar aanvullen en zelfs versterken. De ene taal kan niet zonder de andere. Daarom is geadviseerd om bij de implementatie van het advies, naast een intensivering van het aanbod Nederlands, ook versterkt aandacht te besteden aan de borging en zelfs versterking van de positie van het Papiaments. Met het oog hierop heeft de Taalunie aanbevolen twee expertgroepen samen te stellen, één voor het Nederlands en één voor het Papiaments. Om de wisselwerking en onderlinge samenwerking tussen beide groepen te borgen is er gekozen voor een gezamenlijke voorzitter en een gezamenlijke secretaris. Uit het verslag van bevindingen komt naar voren dat de expertgroepen als gevolg van verschillen van inzicht op een tweetal punten geen overeenstemming hebben bereikt. De expertgroepen denken verschillend over de vraag in welke taal alfabetisering (technisch lezen en schrijven) plaats moet vinden én over de vraag hoe de verdeling in onderwijstijd (taalaanbod) van beide talen eruit moet komen te zien in het primair onderwijs. De expertgroep Nederlands heeft zich onthouden van een antwoord op de vraag in welke taal moet worden gealfabetiseerd. De vraag wat de beste taal is voor technisch lezen en schrijven in situaties waarin meer talen in het geding zijn, is volgens deze groep al decennialang onderwerp van (literatuur)onderzoek en discussie, maar laat geen eenduidige conclusies toe met betrekking tot het vraagstuk van de alfabetisering op Bonaire. Wel heeft deze groep een aantal criteria en aandachtspunten beschreven met betrekking tot drie varianten (alfabetisering in het Papiaments, in het Nederlands of gelijktijdig in beide talen), zodat de scholen enigszins zicht krijgen op de praktische consequenties van de verschillende opties. De expertgroep Papiaments acht alfabetisering in het Papiaments, als moedertaal van de meeste leerlingen, op zijn plaats. Voor wat betreft de gewenste verdeling in onderwijstijd is de expertgroep Nederlands van mening, dat herziening van het huidige schooltaalbeleid met name plaats moet vinden in de onderbouw van het primair onderwijs en dat daar aanzienlijke uitbreiding van het taalaanbod Nederlands dient
Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 31 568, nr. 172
3
plaats te vinden. Daarentegen benadrukt de expertgroep Papiaments het belang van moedertaalonderwijs en vindt dat er in de onderbouw van het primair onderwijs een Papiamentstalig onderwijsprogramma moet komen aangevuld met een vak Nederlands als vreemde taal. De leden van de PvdA-fractie zijn ook benieuwd wat dit betekent voor het vervolg, nu er verdeeldheid is over de te volgen koers. Hoe weten de schoolbesturen nu welke richting ze op moeten gaan? En, het belangrijkste, wat zijn nu de concrete acties die uitgevoerd gaan worden om te waarborgen dat de adviezen van de Taalunie geïmplementeerd gaan worden? Welke garanties zijn er, gegeven de gebleken verdeeldheid, dat die van de grond komen, zo willen de leden weten. Op welke wijze is de Staatssecretaris bereid erop toe te zien dat er daadwerkelijk plannen komen en voldoende voortgang wordt gerealiseerd. Voor de leden van deze fractie is het onacceptabel dat er na zoveel geïnvesteerde tijd, inspanningen en onderzoeken uiteindelijk niks of te weinig gebeurt. Het algemeen wettelijk kader is helder: Nederlands is de instructietaal in het voortgezet onderwijs en Nederlands en Papiaments zijn de instructietalen in het primair onderwijs. De invulling van het schooltaalbeleid binnen dit kader is primair de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen. De expertgroepen hebben, ondanks de onderlinge verschillen van inzicht, aanbevelingen geformuleerd om het Bonairiaanse onderwijs een handvat te bieden om invulling te kunnen geven aan hun schooltaalbeleid. Volgens de opsteller van het advies van de Nederlandse Taalunie biedt het verslag van bevindingen van de expertgroepen (met de daarbij behorende rapporten) de schoolbesturen voldoende houvast om vorm te kunnen geven aan hun eigen schooltaalbeleid. Wat mij betreft zijn de scholen nu aan zet. De afdeling Onderwijs van de Rijksdienst Caribisch Nederland en de voorzitter van de expertgroepen voeren gesprekken met de schoolbesturen en schoolleiders. Het doel daarvan is in beeld te krijgen welke vragen er nog bij hen leven en hoe deze vragen zo kunnen worden beantwoord dat zij in staat zijn invulling te geven aan hun eigen schooltaalbeleid. Dit betekent dat het aan de schoolbesturen is om, op basis van de inhoud van het Taalunie-advies en de bevindingen van de expertgroepen, keuzes te maken als het gaat om zaken als de precieze verdeling in onderwijstijd van beide talen en de taal van alfabetisering. Ik heb vertrouwen in de inzet en de betrokkenheid van de scholen om het taalbeleid te verbeteren, waarbij ik er graag op wijs dat het merendeel van de scholen in het primair onderwijs op Bonaire basiskwaliteit heeft behaald of in bereik heeft. Hiermee breekt er een volgende fase van de ontwikkeling van het onderwijs aan, waarbinnen ik de scholen wil aansporen om hun eigen verantwoordelijkheid te pakken. De bestuurscoach blijft ook in deze fase beschikbaar om de schoolbesturen te ondersteunen. Uiteindelijk betrekt de Inspectie van het Onderwijs bij haar kwaliteitsonderzoek de vraag of het taalbeleid van de scholen effectiever is geworden. Het belang van het leren van de Nederlandse taal is voor de inwoners op Bonaire te belangrijk om niet zo snel mogelijk te komen met onderwijsverbeteringen, aldus de leden van de PvdA- fractie. Kan de Staatssecretaris aangeven wat precies zijn inzet is omtrent de beslissingen die de schoolbesturen zullen moeten nemen? Deze leden zouden graag zien dat de Staatssecretaris daarbij een vinger aan de pols houdt. Zijn vragen daarom of de Staatssecretaris bereid is het verslag en de uitkomsten van de gesprekken met de schoolbesturen naar de Kamer te sturen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 31 568, nr. 172
4
Het is mijn inzet om samen met het Bonairiaanse onderwijsveld, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid, te doen wat nodig is om de prestaties van de leerlingen te verbeteren. Het verbeteren van het schooltaalbeleid en de implementatie daarvan is daartoe een belangrijke voorwaarde. Ik ben benieuwd naar de gemeenschappelijke punten die uit het schooltaalbeleid van de schoolbesturen naar voren komen en ik heb de scholen reeds bij de aanbieding van het Taalunie-advies toegezegd bereid te zijn de ontwikkeling van een eigen leerlijn voor het Nederlands te ondersteunen. Ook heb ik toegezegd zijn steun aan de versterking van het Papiaments – onder meer door de ontwikkeling van lesmateriaal – te zullen continueren. Aan de afdeling Onderwijs van de Rijksdienst Caribisch Nederland is gevraagd te rapporteren over de voortgang die de scholen boeken. In mijn komende brief over de voortgang van de onderwijsverbeteringen in Caribisch Nederland zal ik de Kamer nader informeren over de uitkomsten van de gesprekken met de schoolbesturen en schoolleiders. De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over het verslag van de bevindingen van de expertgroepen Nederlands en Papiaments. Deze leden vragen wat de visie van Staatssecretaris is ten aanzien van de verschillende bevindingen van de twee expertgroepen. De leden zijn met name benieuwd naar de mening van de Staatssecretaris over de punten waar de expertgroepen van standpunt verschillen. Hoe staat de Staatssecretaris hier tegenover? De leden vragen hoe de opmerking in de brief over de bevindingen van de quick scan dat de Scholengemeenschap Bonaire (SGB) nog geen standpunt heeft bepaald over hoe het Taalunie-advies zich verhoudt met de opmerking in de brief van de voorzitter van de expertgroepen dat de SGB het principieel oneens is met het advies. Wat is er bekend over het in die laatst genoemde brief aangehaalde andere taalbeleid? Zoals hiervoor aangegeven, verschillend de expertgroepen op een tweetal punten van mening, namelijk de vraag in welke taal alfabetisering (technisch lezen en schrijven) plaats moet vinden én de vraag hoe de verdeling in onderwijstijd (taalaanbod) van beide talen eruit moet komen te zien. De expertgroepen dragen wel argumenten en suggesties aan op basis waarvan de scholen hun keuze kunnen maken. Volgens de opsteller van het advies van de Taalunie bieden de bevindingen van de expertgroepen de schoolbesturen voldoende houvast om vorm te kunnen geven aan hun eigen schooltaalbeleid. De invulling van het schooltaalbeleid is, binnen het algemeen wettelijk kader, primair de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen. De scholen zijn aan zet om, op basis van het advies van de Taalunie en de bevindingen van de expertgroepen, hun eigen mening te vormen en keuzes te maken. Ten tijde van de inventarisatie van de expertgroepen waren er bestuurlijke problemen bij de SGB. Uiteindelijk is er, zoals de Kamer bekend is, een nieuw bestuur aangetreden. Dit bestuur heeft in november 2015 aangegeven zijn definitieve standpunt te zullen bepalen ten aanzien van het te voeren taalbeleid. Dit standpunt is nog niet bekend. Ik dring er bij het bestuur op aan om zo spoedig mogelijk een standpunt in te nemen. De leden van de SP-fractie vragen naar de visie van de Staatssecretaris ten aanzien van taalverwerving. Acht de Staatssecretaris het van belang dat jonge kinderen primair in hun moedertaal moeten worden onderwezen? Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat vreemde taalverwerving staat of valt met een goede beheersing van de moedertaal? Waarom wel of waarom niet, zo willen de genoemde leden weten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 31 568, nr. 172
5
Het is vooral van belang dat de instructietaal leerlingen in staat stelt het onderwijs zo goed mogelijk te volgen en ze voorbereidt op hun vervolgopleiding. Het algemeen wettelijk kader bepaalt dat Nederlands en Papiaments de instructietalen zijn in het primair onderwijs. Hoe er in de praktijk met deze twee instructietalen wordt omgegaan is een verantwoordelijkheid van de scholen. Op dit moment wordt in de onderbouw van het primair onderwijs veelal in het Papiaments en in de bovenbouw overwegend in het Nederlands les gegeven. In het voortgezet onderwijs is volgens de wet Nederlands de instructietaal. Het is dus van belang dat de leerlingen bij de overgang naar het voortgezet onderwijs het Nederlands voldoende beheersen om daarin onderwijs te kunnen volgen. Zoals de Kamer bekend is hebben veel leerlingen daar nu problemen mee. Dat is ook de reden dat de Taalunie heeft geadviseerd over te gaan naar een situatie waarin de leerlingen vroeger en intensiever les krijgen in het Nederlands. Onderzoek wijst uit dat al vanaf jonge leeftijd succesvolle resultaten te behalen zijn met het leren van een vreemde taal. In dat geval is het leren van de moedertaal ook nog in ontwikkeling. Het verwerven van een vreemde taal staat of valt dus niet met een goede beheersing van de moedertaal. (Bron: Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit Utrecht, Voorstudie pilot tweetalig primair onderwijs, Groningen: 2014.)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 31 568, nr. 172
6