Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2000–2001
26 419
Toerisme en recreatie
Nr. 5
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 2 oktober 2000 De vaste commissie voor Economische Zaken1 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij2 hebben op 31 augustus 2000 overleg gevoerd met staatssecretaris Ybema van Economische Zaken en staatssecretaris Faber van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de brief van 9 juni 2000 inzake de voortgang van het toeristisch en recreatief beleid (26 419, nr. 3). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies
1
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), M. B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA). Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA).
KST48334 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2000
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) constateerde dat de toeristisch-recreatieve sector een van de grootste economische, sociale sectoren in Nederland is. Toch ontbreekt er voldoende kwaliteit en juist daar liggen nog kansen. Te denken is aan ICT. EZ en LNV hebben in dezen een interventie- en stimuleringstaak, maar de eerstgenoemde taak blijft vaag of ontbreekt. Vandaar het verzoek om een beleidsvisie op de samenwerking terzake tussen deze ministeries. Het gaat om een geïntegreerd beleid. Kan EZ met het oog hierop ook toezien op een goede samenwerking tussen de VVV’s? In het toeristisch huis ontbreekt nog de samenwerking met de stichting Recreatie van de zijde van LNV en met het bedrijfsleven. Kan de beschikbare kennis wel door TRN (stichting Toerisme en recreatie Nederland) aan de regio’s geleverd worden? Immers, op dat niveau krijgt het beleid vorm. Wanneer komt de Vijfde nota ruimtelijke ordening? Wat is in dat verband
2
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF/GPV), M. B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Herrebrugh (PvdA),
Snijder-Hazelhoff (VVD), Dijsselbloem (PvdA). Plv. leden: Van Vliet (D66), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Rietkerk (CDA), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), Reitsma (CDA), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), Dijksma (PvdA), Belinfante (PvdA), O. P. G. Vos (VVD), De Boer (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Duivesteijn (PvdA).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 419, nr. 5
1
de ruimteclaim van LNV en EZ voor de toeristische en recreatieve sector? Niet vergeten mag worden dat er 300 000 ha extra groen rond de grote steden moet komen. Het is jammer dat de motie-Voûte over een revolving fund van 5 mln. voor het cultuurtoerisme mager is uitgevoerd. Als het goed loopt, betaalt dat zichzelf terug. In dit opzicht is een integrale aanpak van het grotestedenbeleid belangrijk. Dit alles maakt een nationaal beleidsplan toerisme en recreatie noodzakelijk. In dit kader is aandacht nodig voor de mogelijkheden van luchtschepen voor onder andere de bereikbaarheid van toeristisch-recreatieve sectoren. De vraag is of door de reorganisatie van de directie Groene ruimte bij LNV de doelstelling «recreatie dichterbij» wel wordt gehaald. In een volgende rapportage moet meer aandacht worden besteed aan onder andere de bereikbaarheid, de lokale lasten en de vaarbelasting. De heer Schoenmakers (PvdA) meende dat het rijk alert moet zijn en niet meer afstand moet nemen. De gemeentes nemen nu de regie over, terwijl de provincies een meer coördinerende functie vervullen. Uit een recente studie van de branche blijkt dat ICT een toenemende rol krijgt bij het boeken van reizen, wat kan leiden tot een koude sanering van de klassieke VVV’s en reisbureaus. Wat kan de rijksoverheid hieraan doen? Het is te overwegen om voor het verschijnen van de volgende notitie een rondetafelgesprek met de branche te voeren. Daarbij kan de toegankelijkheid aan de orde komen, alsook het grotestedenbeleid waarbij terecht veel ruimte voor groen wordt geclaimd. Dan kunnen ook de waterwegen aan de orde komen met in dat verband de nota Belvedere. Mevrouw Ravestein (D66) vond het jammer dat het kabinet op dit gebied op afstand blijft en geen stimulerende initiatieven neemt. Ook het platform toerisme en recreatie van VNO/NCW vraagt aandacht voor de arbeidsontwikkelingen en de start van toeristisch-recreatieve opleidingen op agrarische scholen. Er wordt nog aandacht voor gevraagd dat Nederland Europa als toeristische bestemming gaat promoten. Het is heel goed als ook het Nederlands congresbureau (NCB) bij het toeristisch huis aanschuift. Als grote steden in het kader van het grotestedenbeleid meer aan toerisme doen, levert dat leefbare en verfraaide steden op die ook toeristisch aantrekkelijk zijn. Het gaat erom dat in de Vijfde nota ruimtelijke ordening de verschillende functies worden geïntegreerd en dat er aandacht komt voor het begrip nationaal landschap. Hoe beoordeelt de staatssecretaris van LNV het artikel van Paul Schnabel in Trouw over de toename van het groen in Nederland? Doen de bewindslieden op hun buitenlandse reizen ook aan Hollandpromotie? Volgens mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) moest er vanwege de economische activiteiten vaker een AO aan dit onderwerp gewijd worden. Wat zijn de plannen voor bijvoorbeeld scholing? Kan de beleidsinzet van het toeristisch huis verhelderd worden? In dit verband moet de samenwerking tussen de diverse ministeries transparanter gemaakt worden, bijvoorbeeld in een interdepartementaal nationaal beleidsplan. Overigens moeten de regio’s meer bevoegdheden krijgen. Kan een toeristische effectrapportage geen positieve bijdrage leveren? Komen in de Vijfde nota ruimtelijke ordening en het structuurschema Groene ruimte 2 (SGR2) nog de mogelijkheden aan de orde voor versterking van de concurrentiekracht van het platteland? Gedacht kan worden aan de Veluwe. Door verschillende belangen ontstaan er spanningen, bijvoorbeeld over het stankbeleid. Hierover is contact nodig met de minister van VROM.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 419, nr. 5
2
De betrokkenheid van de toeristische brancheorganisaties bij het toeristisch huis moet vergroot worden. Wat is de bijdrage van het rijk aan het toeristisch huis? Doordat de internationale concurrentie scherper is dan ooit en veel Europese verkeersbureaus meer geld van de overheid krijgen, is een vergroting van het budget voor het NBT gerechtvaardigd. Hoe hard is in het kader van het POP de 320 mln. euro voor toerisme en recreatie? Er moet duidelijkheid komen over de feitelijke beschikbaarheid hiervan. Hoe beoordelen de bewindslieden de suggestie van de heer Van Moorsel in Tribuut om de toeristenbelasting te vervangen door een toeristenbijdrage, gerelateerd aan de recreatieve omzet? Het lijkt erop dat hiermee een aantal bezwaren kunnen worden weggenomen. Komt er een evaluatie van Sail 2000 in Amsterdam? Antwoord van de staatssecretarissen De staatssecretaris van Economische Zaken beaamde dat het toerisme een van de snelst groeiende sectoren is. Daarom moet die sector niet aan de hand van de overheid lopen. Het kabinetsbeleid terzake heeft de volgende elementen: 1. integratie van het toerisme, 2. stimuleren van het organiserend vermogen van de toeristische sector, 3. actieve ondersteuning van enkele grote projecten en 4. specifieke interventies in het beleid van collega’s. Ad 1. kan het grotestedenbeleid genoemd worden, waarbij de expertise van het NBT wordt betrokken. Bovendien zijn hiervoor forse Europese budgetten. Ad 2. geldt als voorbeeld de totstandkoming van het toeristisch huis. Ad 3. kan gemeld worden dat EZ 5 mln. bijdraagt aan Rotterdam culturele hoofdstad. Ad 4. geldt de Vijfde nota ruimtelijke ordening als groot voorbeeld. De planning is dat deze nota aan het eind van dit jaar gereed komt. In dit kader is er voor toerisme en recreatie door LNV en EZ gezamenlijk een claim ingediend van 50 000 ha, die in het geheel geïntegreerd moet worden. Voorts is het gelukt om in verband met de bereikbaarheid het vrijetijdsverkeer op de agenda van Verkeer en Waterstaat te krijgen. De beleidsrealiteit is dat er ontzettend veel gebeurt. Vanwege de diversiteit van dit beleidsonderdeel kan dat niet bij één bewindspersoon worden ondergebracht; er wordt wel collegiaal en interdepartementaal overleg gevoerd. Bovendien wordt er tussen LNV en EZ heel nauw samengewerkt inzake het landelijk gebied. De interdepartementale samenwerking loopt over het algemeen heel behoorlijk en een nationaal c.q. interdepartementaal beleidsplan voor toerisme en recreatie is dan ook niet zinvol. Nogmaals, via de integratie- en interventietaak heeft dit onderdeel daar al een plaats. Hij kende het artikel van Van Moorsel niet, maar was geen voorstander van een toeristenbijdrage. Er is bewust gekozen voor toeristenbelasting om het gemeentelijke belastinggebied uit te breiden. Hierover wordt overigens geregeld overleg gevoerd met de staatssecretaris van Financiën, die hiervoor verantwoordelijk is. Jaarlijks wordt getoetst hoe de gemeentes met hun autonomie op dit punt omgaan. Met het toeristisch huis is er een bundeling van kennis ontstaan. De stichting Toerisme en recreatie Nederland (TRN) werkt samen met de brancheorganisaties, dus het bedrijfsleven. In de loop der tijd zal er een andere werkwijze ontstaan, alsook een andere taakverdeling tussen EZ/LNV en TRN. Uiteraard zal daarover regelmatig bestuurlijk overleg zijn. TRN zal de regio’s daar zeker bij betrekken. Bovendien is er via de ANVV een directe koppeling met de VVV’s, waarvan een clustering op korte termijn gewenst is. TRN is daar al mee bezig. Hoewel toetreding van het Nederlands congresbureau (NCB) niet kan worden afgedwongen, wordt dat door EZ sterk gestimuleerd. Toetreding van het NCB zal TRN versterken. Dit geldt ook voor de stichting Recreatie, maar deze zelfstandige organisatie zal zelf over een fusie moeten beslissen. EZ kan door middel van veelvuldig
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 419, nr. 5
3
overleg de doelstelling bereiken; een pressiemiddel daarbij is de subsidieverlening. Er moet voortdurend gewerkt worden aan het verbeteren van de kwaliteit van het toeristische product. Daarbij speelt de internationale concurrentie via internet een heel belangrijke rol. Tegen deze achtergrond zijn de VVV’s actief bezig met internet en andere nieuwe media. Dit geldt ook voor TRN, wat mogelijk is door een bijdrage van EZ. Bovendien is dit aspect onderdeel van de ANWB/VVV-uitwinkels. Tegenover de bescheiden bezuiniging op TRN van 3 mln., uitgesmeerd over enkele jaren, staat een directe compensatie voor loon- en prijsstijging van 1,17 mln. Dit is in goed overleg tot stand gekomen. Daarbij komt dat de organisaties in TRN efficiënter kunnen werken. Het totale subsidiebudget voor TRN bedraagt jaarlijks bijna 47 mln. en daarmee worden heel goede dingen gedaan. Onder verwijzing naar pagina 6 van de brief deelde hij mee dat er samen met staatssecretaris Van der Ploeg van OCW hard aan is gewerkt om cultuur en toerisme meer inhoud te geven. Bij het organiseren van bijvoorbeeld een grote schilderijententoonstelling heeft de rijksoverheid niet direct een rol. Er is in dit kader ook nooit één regierol voor verschillende verantwoordelijkheden. Het begint met een particulier initiatief: bij Rotterdam culturele hoofdstad, waarbij er sprake is van een nationale verantwoordelijkheid, lag het initiatief bij het gemeentebestuur. Brussel is bezig geweest met één Europees toeristisch beleid, maar een nationaal beleid heeft toch de voorkeur. TRN gaat wel samen met collegaorganisaties in andere landen na wat de mogelijkheden zijn om in Europees verband Europa internationaal toeristisch te promoten. Op dat niveau is er al informatie-uitwisseling. Op buitenlandse reizen doen de bewindslieden zeker aan Hollandpromotie en dan is er ook een wisselwerking tussen TRN en de vergelijkbare organisatie in het buitenland. Arbeid en scholing lopen via OCW. Er zijn prima opleidingsfaciliteiten, zoals de hotelscholen en de Nederlandse hogeschool voor toerisme en verkeer. Specifieke interventie op dit punt is dan ook niet nodig. Gezien de papierwinkel van allerlei effectrapportages moet er niet nog een algemene toeristische effectrapportage komen. Het is wel belangrijk dat de specifieke knelpunten aandacht krijgen. Een eerste evaluatie door de gemeente Amsterdam van Sail 2000 is positief. VW en EZ vinden de ontwikkeling van luchtschepen c.q. zeppelins interessant. Dit geldt zeker ook voor de markt, want in Lelystad start een bedrijf met de bouw van luchtschepen. De ontwikkelingen op dat gebied worden door EZ met belangstelling gevolgd. Het is goed als ook de Kamer nagaat of de begroting van alle ministeries de onderwerpen toerisme en recreatie bevat. Een bijdrage hieraan kan volgend jaar geleverd worden door een rapportage over toerisme en recreatie aan de hand van de genoemde vier beleidselementen. De Kamer kan specifieke onderwerpen voor deze rapportage aandragen. De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij meldde dat het bij de beleving van de vrije tijd, wat steeds meer een integraal onderdeel van het dagelijks bestaan wordt, gaat om de kwaliteit van de woon- en leefomgeving en om de toegankelijkheid. Deze integrale benadering is ook terug te vinden in de nota NBL21 over het nieuwe natuurbeleid. Er wordt aan de hand van onder andere de natuurbalansen ook gestreefd naar een landschappelijke opwaardering en naar een voor de recreant toegankelijke versterking van de kwaliteit van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Voor dit alles wordt ook geld uitgetrokken. Het agrarisch natuurbeheer kent overigens een inkomensvergoeding in het geval van een gewijzigde situatie, maar de recreant moet wel betalen voor wat de geleverde dienst waard is. Dit is een kwestie van marktwerking. De
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 419, nr. 5
4
benodigde kwaliteitsslag moet zowel door de rijksoverheid, de andere overheden als de sector geleverd worden. Met de nota NBL21 wordt ingezet op de multifunctionaliteit van het landelijk gebied. Daarbij is vooral te denken aan de combinaties van landbouw en water en landbouw en recreatie. Het ministerie van VROM is daar ontvankelijk voor, zo is uit overleg gebleken, maar richtlijnen blijven nodig. De nota Belvedere wordt hier ook bij betrokken. Overigens wordt er al gewerkt aan ontsnippering van de Veluwe. Dat multifunctionaliteit niet overal mogelijk is, blijkt uit een aantal kwesties over het stankbeleid. De 320 mln. euro voor recreatie en toerisme in het kader van plattelandsontwikkeling zijn op zich hard, omdat er afspraken over gemaakt zijn. Het rijk zal er evenwel op toezien dat provincies hun plannen volgens de eisen maken. Het ministerie is volop bezig met het structuurschema groene ruimte 2 (SGR2), waarin de plek van de openluchtrecreatie met PKB-status wordt aangegeven. Naar aanleiding daarvan verschijnt er op verzoek van de Kamer rond de jaarwisseling een beleidsbrief recreatie. De heer Schnabel constateert gelukkig ook dat het nu en dan de goede kant op gaat. Het streven moet desondanks zijn dat het zogeheten schaamgroen niet meer nodig is en dat bedrijventerreinen er vanaf heden goed gaan uitzien. De Directie groene ruimte is niet zozeer opgeheven als wel opgegaan in de afdelingen die gaan over de inrichting en de ontwikkeling van de groene ruimte. Dit heeft te maken met een effectieve organisatorische aansturing en met de integrale benadering. Het agrarisch onderwijs is uiteraard voortdurend in beweging en sluit aan op nieuwe thema’s, zoals recreatie. Dit geldt ook voor veterinaire ondersteuning; de opleiding is gericht op het werken op c.q. in dan wel het beheer van kinderboerderijen en dierentuinen. Met ingang van 1 augustus 2000 biedt iedere instelling voor hoger agrarisch onderwijs een opleiding plattelandsontwikkeling aan, waarvan recreatie een geïntegreerd onderdeel is. Mevrouw Voûte-Droste (VVD) overwoog met het oog op de behoefte aan een integraal beleid voor toerisme en recreatie, hierover een uitspraak aan de Kamer te vragen. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Biesheuvel De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Ter Veer De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Tielens-Tripels
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 419, nr. 5
5