Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1990-1991
17895
Zuid-Afrika
Nr. 77
LIJST VAN ANTWOORDEN1
Ontvangen 20 februari 1991 HET NEDERLANDSE BELEID/ALGEMEEN Algemeen
1 De oorlog in de Golf en de ontwikkelingen in Centraal en Oost-Europa hebben geen invloed gehad op de betrokkenheid van Europa bij het hervormingsproces in Zuid-Afrika. Tijdens mijn recente bezoek aan de VS van 28-30 januari jl. heb ik kunnen constateren dat ook daar de belang– stelling voor de ontwikkelingen in Zuid-Afrika onverminderd is. Aangezien de Zuidafrikaanse regering deze «thuislanden» als onafhan– kelijk beschouwt, acht zij het noodzakelijk dat de «thuislanden» in eerste instantie zelf de wens tot reïncorporatie in Zuid-Afrika te kennen geven. De Zuidafrikaanse regering erkent echter dat de «thuislanden» een direct belang hebben bij de gebeurtenissen in Zuid-Afrika en heeft dan ook te kennen gegeven dat zij welkom zijn als zij hun constitutionele toekomst met Zuid-Afrika willen bespreken. Ingeval zij zouden besluiten een verzoek tot hereniging met Zuid-Afrika in te dienen, zou voorts deelname aan de onderhandelingen over een nieuwe grondwet voor Zuid-Afrika mogelijk zijn. Naar het oordeel van de Regering is er in een nieuw, non-raciaal, democratisch en verenigd Zuid-Afrika geen pfaats voor «thuislanden». Hieronder wordt verstaan de afschaffing van de in wet en grondwet verankerde ongelijkheid van de Zuidafrikaanse bevolking op basis van ras en kleur en de vervanging van deze wettelijk geïnstitutionaliseerde ongelijkheid door een democratisch bestel, waarin alle Zuidafrikanen, ongeacht ras, kleur of godsdienst, hun legitieme rechten zullen kunnen uitoefenen.
1
De vragen zijn gedrukt onder kamerstuk 17895, nr. 75.
112139 F ISSN0921 7371 SDU uitgeverij 's Gravenhage 1991
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
4 De Regering hoopt dat een zo breed mogelijk scala van politieke groeperingen aan het onderhandelingsproces over het nieuwe Zuid-Afrika zal deelnemen. Het is van essentieel belang voor de stabiliteit van de samenleving van een post-apartheid Zuid-Afrika dat de nieuwe grondwet kan bogen op een zo groot mogelijke politieke consensus. Derhalve zou geen politieke groepering bij voorbaat van de onderhande– lingen moeten worden uitgesloten.
5 Volledige normalisermg van de betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika zal pas mogelijk zijn wanneer het proces tot volledige afschaffing van de apartheid, zoals omschreven in het antwoord op vraag drie, zal zijn voltooid.
6 De gezamenlijke conclusie van ANC en regering vervat in de «Pretoria Minute», dat de weg naar onderhandelingen over een nieuwe grondwet nu open is, vormde een indicatie dat er in het veranderingsproces in Zuid-Afrika belangrijke vooruitgang was geboekt. De volledige opheffing van de noodtoestand in oktober 1990 bevestigde deze indruk. De toezegging door President de Klerk tijdens zijn bezoek aan Nederland dat de zogenaamde pijlers van de apartheid in de eerstvol– gende zittingsperiode van het parlement zullen worden ingetrokken heeft het vertrouwen in het streven van de Zuidafrikaanse regering naar de volledige en onomkeerbare afschaffing van de apartheid verder versterkt. Zoals bekend heeft President De Klerk in zijn rede voor het Zuidafri– kaanse parlement op 1 februari jl. de concretisering van deze voornemens op korte termijn in het vooruitzicht gesteld. Bovendien werd intrekking van de Bevolkingsregistratiewet aangekondigd. Op grond van wat op dat ogenblik aan verandering zichtbaar was geworden en om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de werkloosheid en de verbetering van de sociaal-economische situatie, besloot de Europese Raad van Rome (14-15 december 1990) een begin te maken met het proces van geleidelijke versoepeling van de tegen Zuid-Afrika ingestelde sanctiemaatregelen. Tegelijkertijd werd een verdere vermindering van de druk in het vooruitzicht gesteld wanneer «de Zuidafrikaanse regering een wetgevend initiatief zal hebben genomen om wetten inzake de gescheiden woongebieden («Group Areas Act») en het grondbezit («Land Acts») in te trekken». Zodra zulks daadwerkelijk zal zijn geschied, zullen de Twaalf het politieke besluit kunnen nemen tot de in het vooruitzicht gestelde intrekking van de in 1986 door de Twaalf ingestelde restrictieve maatregelen. Versoepelen van de overige restrictieve maatregelen blijft overigens afhankelijk van verdere vooruitgang in het proces van afschaffing van apartheid. 7en8 Sedert 1985 heeft het in Zuid-Afrika werkzame Nederlandse bedrijfs– leven op vrijwillige basis gerapporteerd conform de EG-gedragscode. De beslissing van de Europese Raad van Rome nodigt de Nederlandse Regering uit het wetsontwerp nummer 20 394 houdende regels inzake de rapportage EG-gedragscode en nieuwe investeringen in Zuid-Afrika in te trekken. Gezien het grote belang dat wordt gehecht aan het voortzetten van de rapportage heeft de Regering de daarvoor in aanmerking komende bedrijven schriftelijk gevraagd ook in de toekomst op vrijwillige basis over de naleving van de EG-gedragscode te blijven rapporteren. Aan de hand van de nog ingewachte reacties, zal worden bezien in hoeverre invoering van een wettelijke rapportageplicht kan worden afgezien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
9
Sedert de aanvaarding van de Gedragscode voor Europese onderne– mingen met vestigingen in Zuid-Afrika door de Ministers van Buiten– landse Zaken van de EG-landen op 20 september 1977, hebben de meeste daarvoor in aanmerking komende bedrijven vrijwillig gerappor– teerd over de toepassing van deze code. Voorzover door de Regering aangeschreven Nederlandse ondernemingen niet rapporteerden betrof het in de meeste gevallen bedrijven die hun meerderheidsbelang in de Zuidafrikaanse vestiging hadden afgestoten. Een drietal bedrijven kon aanvankelijk niet overtuigd worden van het belang van de rapportage. Vanaf de zevende verslagperiode, van 1 juli 1984 tot en met 30 juni 1985, hebben alle daarvoor in aanmerking komende bedrijven jaarlijks op vrijwillige basis gerapporteerd over de toepassing van de EG-gedragscode. Voorgeschiedenis
10 De relaties tussen Nederland en Zuid-Afrika in de vijftiger jaren kunnen worden gekenmerkt als vriendschappelijke bilaterale betrekkingen tussen twee landen die niet werden beïnvloed door enige vorm van restricties of sancties. 11 De Regering acht het thans nog te vroeg de verdragsrelatie op cultureei gebied met Zuid-Afrika te herstellen. Pas wanneer de gehele Zuidafrikaanse bevolking op democratische wijze in een nieuwe regering zal zijn vertegenwoordigd, kan worden overwogen een nieuw cultureel accoord met Zuid-Afrika aan te gaan. 12 De Regering vertrouwt erop dat de door President De Klerk op 1 februari jl. aangekondige wetgevende initiatieven tot intrekking van de groepsgebiedenwet en de landwetten op korte termijn zullen worden geconcretiseerd, zodat de formele afschaffing van deze wetten nog in het lopende parlementaire jaar zijn beslag zal kunnen krijgen.
Anti-apartheidsbeleid van Nederland en de Twaalf 13 In de bijlage van de evaluatienotitie is een overzicht opgenomen van de in het kader van het Eerste Spoorbeleid genomen maatregelen. Hierbij is tevens gepreciseerd op welke wijze Nederland uitvoering heeft gegeven aan de in Europees verband genomen maatregelen. Ook de overige landen hebben in overeenstemming met hun nationale wetgevingen de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen getroffen. Een aantal lidstaten heeft bovendien, naast de in communautair verband genomen restrictieve maatregelen, ook op nationale basis additionele economische sancties getroffen. 14 Frankrijk, Denemarken, Italië, Spanje en België en Griekenland hebben op directe of indirecte wijze (bij voorbeeld de instelling van een vergun– ningenstelsel) een verbod uitgevaardigd op de export van olieproducten naar Zuid-Afrika. Hierover volgt een overzicht van de Nederlandse uitvoer van aardolie– producten naar Zuid-Afrika (en Namibië). Volledigheidshalve is tevens een overzicht van de totale export van aardolieproducten toegevoegd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
Nederlandse uitvoer van aardolieproducten naar Zuid-Afrika en Namibië 1984 — juni 1990 (x mln. gld.)
1985 1986 1987
1988 1989
6 maanden 1990
Zuid-Afrika
Totaal
4,7 15.2 2,9 2,2 10.0 3,0
33366 19233 16985 15613 18 188 8451
Gezien het vrije verkeer binnen de EG kan niet worden uitgesloten dat via Nederland olieprodukten afkomstig uit andere EG-landen naar Zuid-Afrika zijn uitgevoerd.
15 Voor de beantwoording van deze vraag zij verwezen naar bijlage 1. 16 Het Twaalf-beleid ten opzichte van Zuid-Afrika vormt een geactuali– seerde kwalificatie van de bedoelde VN-resoluties. Het proces van gelei– delijke intrekking van sancties is in het EPS-beleid immers afhankelijk gesteld van de vooruitgang op de inmiddels door de aangekondigde intrekking van de pijlers van de apartheid geopende weg naar volledige en onomkeerbare afschaffing van de apartheid.
17 De humanitaire hulp die wordt geboden aan slachtoffers van de apartheid bestaat uit de financiering van rechtshulp (juridische bijstand) en materiële steun voor gezinnen wier kostwinner is gedetineerd («dependants aid»). Daarnaast wordt hulp verschaft aan Zuidafrikaanse vluchtelingen buiten Zuid-Afrika door middel van de leverantie van goederen voor de leniging van primaire levensbehoeften.
18 Op Nederlands initiatief is in EPS-kader een aantal fundamentele beginselen geformuleerd, die naar het oordeel van de Regering essen– tieel kunnen worden geacht voor de totstandkoming van een recht– vaardige en duurzame oplossing van het conflict in Zuid-Afrika. Hoewel de Nederlandse gedachten algemeen werden onderschreven kon geen overeenstemming worden bereikt over de openbaarmaking van een verklaring waarin deze beginselen zijn vervat. Wel kunnen een aantal van deze beginselen worden teruggevonden in de talrijke verklaringen die in communautair verband aan Zuid-Afrika zijn gewijd. Voorts heeft Nederland fondsen ter beschikking gesteld voor het houden van een «Conference for a Democratic Future» in december 1989 en een «Conference on Negociations» in 1990. Nederland is ook in de toekomst bereid, dergelijke initiatieven die de vreedzame totstand– koming van een democratisch post-apartheid Zuid-Afrika kunnen bevor– deren, te steunen. 19 De Zuidafrikaanse President F. W. de Klerk heeft op 1 februari 1991, ter gelegenheid van zijn toespraak bij de opening van het Zuidafrikaanse parlement, een «Manifesto for a New South Africa» gepubliceerd waarin waarden en beginselen zijn geformuleerd die zouden kunnen dienen als uitgangspunt voor onderhandelingen. In dit document spreekt de Zuidafrikaanse President zich onder meer uit voor de verankering van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
rechten van alle individuen en minderheden, op non-raciale basis in een door de grondwet gegarandeerd en afdwingbaar Mensenrechten– handvest.
20 Via het Derde Spoor heeft Nederland een bijdrage willen leveren aan het nadenken over de constitutionele orde in een post-apartheid Zuid-Afrika door onder andere het formuleren en uitdragen van algemeen erkende beginselen die fundamenteel kunnen worden geacht voor het bereiken van een duurzame en rechtvaardige oplossing van het conflict in Zuid-Afrika. Gezien de samenstelling van de Zuidafrikaanse bevolking is het van groot belang dat de diverse bevolkingsgroepen en minderheden op basis van gelijkwaardigheid zullen kunnen participeren in de nieuwe democra– tische en multiraciale samenleving. Ontwikkelingen in Zuid-Afrika sedert het aantreden van President De Klerk
21 Naar het oordeel van de Regering hebben de opvoering van de externe druk op Zuid-Afrika en het daardoor toegenomen internationale isolement van Zuid-Afrika in de wereldgemeenschap een belangrijke rol gespeeld bij het totstandkomen van het veranderingsproces in Zuid-Afrika, naast de binnenlandse druk en de economische realiteit. Dit laat evenwel onverlet het belang van de moed en de vooruitziende blik van President De Klerk die samen met de heer Mandela de basis heeft gelegd voor een hoopvolle toekomst van een nieuw Zuid-Afrika.
22 Het doel van het Nederlandse driesporenbeleid is steeds gericht geweest op de volledige en vreedzame afschaffing van het apartheids– systeem. leder van de drie sporen beoogt op verschillende wijze een onmiskenbaar signaal te geven aan de Zuidafrikaanse regering dat apartheid onaanvaardbaar is. Het Eerste Spoor is gericht op het uitoefenen van druk terwijl het Tweede Spoor beoogt de emancipatoire machten in Zuid-Afrika te steunen en te bevorderen. Het Derde Spoor richt zich op het stimuleren van de interne dialoog in Zuid-Afrika en het formuleren en uitdragen van algemeen erkende beginselen op basis waarvan de betrokken partijen in Zuid-Afrika een oplossing zouden kunnen zoeken. Het signaal dat het Nederlandse driesporenbeleid en de Europese dimensie ervan hebben willen geven, heeft zeker een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkelingen die hebben geleid tot hervormingsge– zindheid bij de Zuidafrikaanse regering, die uiteindelijk werden geconcre– tiseerd in de historische rede van President De Klerk voor het Zuidafri– kaanse parlement op 2 februari 1990. Vanaf dat ogenblik werd duidelijk dat het beleid van President De Klerk reële perspectieven opende voor het ontstaan van een echte dialoog in Zuid-Afrika die moet leiden tot de volledige afschaffing van de apartheid. De Nederlandse Regering heeft zich op het standpunt gesteld dat deze positieve ontwikkelingen, erkenning, aanmoediging en ondersteuning verdienden. Het bezoek van President De Klerk aan Nederland in oktober 1990 was ongetwijfeld het belangrijkste positieve signaal van Nederlandse zijde aan Zuid-Afrika en heeft ertoe geleid dat er thans wederom uitzicht bestaat op een vruchtbare, kritische dialoog met Zuid-Afrika.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
23 In de «Grote Schuur Minute» spraken de Zuidafrikaanse regering en het ANC af gezamenlijk te streven naar een beëindiging van het geweld en naar een vreedzaam proces van onderhandelingen. Beide partijen kwamen overeen een werkgroep in te stellen die zich moest buigen over de kwestie van vrijlating van politieke gevangenen en terugkeer van ballingen. Het rapport van deze werkgroep werd op 21 mei 1990 aan de Zuidafrikaanse regering en het ANC overhandigd. Het accoord voorzag voorts in tijdelijke immuniteit van een aantal ANC ballingen teneinde hen in staat te stellen politieke activiteiten te ontplooien, bij te dragen aan de beëindiging van het geweld en deel te nemen aan onderhandelingen. De Zuidafrikaanse regering zegde toe de bestaande veiligheidswetgeving te heroverwegen en bevestigde opnieuw te zullen werken aan de opheffing van de noodtoestand. Ten slotte voorzag het accoord in het instellen van comminucatiekanalen tussen regering en ANC om het geweld en intimidatie tegen te gaan. 24 In de «Pretoria Minute» herbevestigden de Zuidafrikaanse regering en het ANC de afspraken die waren vastgelegd in de «Grote Schuur Minute». Beide partijen onderschreven het rapport dat de gezamenlijke werkgroep had uitgebracht. Afgesproken werd dat de vrijlating van politieke gevangenen met ingang van 1 september 1990 ter hand zal worden genomen. Voorts kwamen beide partijen overeen dat het groeps– gewijs verlenen van amnestie op 1 oktober 1990 zou aanvangen en voor het einde van 1990 zou worden afgesloten. De vrijlating van politieke gevangenen en individuele amnestieverlening van bailingen zou uiterlijk eind april 1991 moeten zijn voltooid. Het ANC zegde toe met onmiddel– lijke ingang alle gewapende acties op te schorten. De Zuidafrikaanse regering zou nauwkeurig onderzoeken of de noodtoestand in de provincie Natal op zo kort mogelijke termijn kon worden opgeheven. Voorts beloofde de Zuidafrikaanse regering de strengste bepalmgen op de binnenlandse veiligheid nauwkeurig te bestuderen en nog tijdens de eerstvolgende zittingsperiode van het parlement amendementen in te dienen om vrije politieke activiteiten te waarborgen. Tenslotte werd in het communiqué geconcludeerd dat de weg nu open was om over te gaan tot onderhandelingen over een nieuwe grondwet. 25 Op 22 juni 1990 is door het Zuidafrikaanse parlement de Criminal Law Amendment Bill aanvaard, waardoor wezenlijke veranderingen in de oplegging van de doodstraf zijn gerealiseerd. De belangrijkste wijziging ten opzichte van de vroegere situatie is het feit dat de rechter bij moord niet meer verplicht is om de doodstraf op te leggen, als er geen verzachtende omstandigheden zijn. In de huidige situatie krijgt de rechter in alle gevallen een discretionaire bevoegdheid. Na oplegging van de doodstraf is de verdere rechtsgang voorts met meer waarborgen dan vroeger omkleed, zodat een zorgvuldige behandeling wordt verzekerd. Zo hoeft bijvoorbeeld momenteel niet meer de verdachte om zogenaamde «Leave to appeal» te verzoeken, maar beschikt hij automatisch over het recht op beroep. Het beroepshof behoeft zich ook niet meer te beperken tot een marginale toetsing van de gevolgde procedure, en kan desge– wenst ook een andere straf opleggen. De aanvaarding van de Criminal Law Amendment Bill is gepaard gegaan met de instelling van overgangsbepalingen voor degenen die onder de oude wetgeving ter dood zijn veroordeeld en die niet meer over beroepsmogelijkheden beschikken, alsook voor lopende rechtszaken. De strekking van de bepalingen is, dat de gevallen van de ter dood veroor– deelden aan een panel, voornamelijk bestaande uit (ex-)leden van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
6
rechterlijke macht, zullen worden voorgelegd. Het panel beoordeelt, of de doodstraf ook onder de nieuwe wetgeving zou zijn opgelegd. Indien het panel hierover negatief oordeelt, dan wordt de Staatspresident geadviseerd om gratie te verlenen, terwijl bij een instemmend oordeel de zaak aan het Hof van Appèl zal worden overgedragen en als een beroepszaak verder zal worden behandeld. Alle nog lopende rechtszaken zullen worden voortgezet alsof de wetswijziging vanaf het begin van de zaak van kracht zou zijn geweest. Sedert de aanvaarding van de Criminal Law Amendment Bill hebben er in Zuid-Afrika voor zover bekend geen executies plaatsgevonden. Verder zijn er enkele gevallen bekend waar de toepassing van de nieuwe wetgeving aanleiding is geweest tot omzetting van de doodstraf in gevangenisstraf. In enkele andere gevallen is de doodstraf bevestigd; het gaat hier om zuiver criminele zaken. De wetgeving strekt zich niet uit tot de «onafhankelijke thuislanden». Op 1 november 1990 maakte de Minister van Justitie bekend op welke wijze de vrijlating van politieke gevangenen zal worden geregeld. De regeling is het resultaat van intensief overleg tussen de Zuidafrikaanse regering en het ANC. In essentie komt de regeling er op neer dat elk geval afzonderlijk op grond van een daartoe strekkende aanvraag zal worden beoordeeld. De Staatspresident zal, eventueel na het horen van diverse advieslichamen welke paritair zijn samengesteld uit vertegen– woordigers van de regering en van de organisatie waartoe de betrokken politieke gevangene behoort, het uiteindelijke besluit tot amnestie nemen. Er is derhalve geen sprake van een algemene amnestie. De toepassing van de regeling heeft ertoe geleid, dat eind december 1990 in totaal 236 politieke gevangenen waren vrijgelaten. In de praktijk blijkt de tenuitvoering van de regeling traag te verlopen, als gevolg van de gekozen legalistische individuele benadering. Het valt derhalve te betwijfelen, of het vrijlatingsproces per 30 april 1991 zal zijn voltooid. Deze twijfel wordt nog versterkt door het feit dat de regering uitgaat van 300-600 als politieke gevangenen aan te merken personen, terwijl het ANC en mensenrechtenorganisaties het aantal politieke gevangenen schat op 2500-3000. In dit verband is ten slotte relevant dat de Zuidafri– kaanse regering de voortgang van het vrijlatingsproces heeft gekoppeld aan de mate van voortgang aan ANC-zijde met de realisering van de toezegging om de gewapende strijd op te schorten. In dit verband is het resultaat van het overleg tussen Nelsen Mandela en President De Klerk op 12 februari jl., bemoedigend. Ten aanzien van de opheffing van het verbod op politieke organisaties kan worden opgemerkt, dat geen enkele organisatie op het ogenblik is verboden.
26 Te verwachten is dat de behandeling gedurende de huidige zittingspe– riode van het parlement, dat wil zeggen vóór juli 1991, zal plaatsvinden. De desbetreffende wetsontwerpen zijn echter op dit moment nog niet ingediend, evenmin als het door de Staatspresident aangekondigde «white paper», waarin het nieuwe beleid van de regering op het gebied van landkwesties zal worden uiteengezet. 27 en 28 Tijdens zijn toespraak op 1 februari 1991 bij de opening van het zittingsjaar van het Zuidafrikaanse parlement, kondigde de Zuidafrikaanse President aan dat wetgevende voorstellen zullen worden ingediend die het mogelijk maken door middel van tijdelijke maatregelen, vooruitlopend op een nieuwe grondwet, over te gaan tot intrekking van de Bevolkings– registratiewet. Hiermee heeft de Zuidafrikaanse President afstand genomen van het eerder ingenomen standpunt, dat de Bevolkingsregis–
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
tratiewet slechts door middel van een grondwetswijziging zou kunnen worden ingetrokken. Belemmeringen in het proces van afschaffing van het apart– heidssysteem
29 Op 8 januari jl. riep het National Executive Committee van het ANC op tot een meerpartijenconferentie als «eerste etappe in het proces naar het aanvaarden van een nieuwe grondwet» voor Zuid-Afrika. De meerpartij– enconferentie zou zich moeten bezighouden met: - het scheppen van een algemeen kader voor een constituerende vergadering of een ander lichaam, waar de nieuwe grondwet kan worden opgesteld; - het bepalen wat voor een forum het meest geschikt is voor het voeren van onderhandelingen over en het opstellen van een nieuwe grondwet; - het instellen van een interim regering die gedurende de overgangs– periode verantwoordelijk zal zijn voor het dagelijks bestuur van het land. De Zuidafrikaanse regering heeft positief gereageerd op het voorstel. 30 De Regering is van mening dat de aan de onderhandelingen deelne– mende partijen zelf de wijze dienen te bepalen waarop hun vertegen– woordigers worden aangewezen. 31 Het officiële standpunt van het ANC over de wijze waarop de onder– handelmgen over een nieuwe grondwet gevoerd moet worden, is dat daartoe eerst een constituerende vergadering op grond van algemene verkiezingen moet worden verkozen. 32 Voor de beantwoording van deze vraag zij verwezen naar het antwoord op vraag drie. 33 Tot heden heeft geen diepgaand onderzoek naar de beschuldigingen van partijdigheid aan het adres van de ordehandhavende krachten door de Zuidafrikaanse regering plaatsgevonden. Het is het beleid van de regering geweest om per voorval zonodig een al dan niet intern onderzoek te laten uitvoeren. Het gedrag van de politie en/of het Zuidafrikaanse leger is derhalve alleen in enkele specifieke gevallen onderwerp van juridisch onderzoek geweest. Deze specifieke gevallen waren: - de «Judicial Commission of Inquiry», onder leiding van rechter L C. Harms, ingesteld door de Staatspresident om het bestaan van doodses– kaders binnen de politie en het leger te onderzoeken; - de «Judicial Commission of Inquiry», onder leiding van rechter R. J. Goldstone, ingesteld door de Staatspresident om het schieten op deelnemers aan een protestmars door de politie in de township Sebokeng nabij Vereeniging in maart 1990 te onderzoeken. Inmiddels heeft de Minister van Justitie meegedeeld, dat naar aanleiding van de bevindingen van rechter Goldstone tegen een aantal politie-agenten gerechtelijke stappen zullen worden ondernomen; - een «Judicial Inquest», waarbij de onderzoeksrechter beperktere onderzoeksmogelijkheden heeft dan bij een «judicial commission of inquiry», naar het neerschieten van een elftal zwarte Afrikanen in september 1990 in de township Sebokeng.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
Daarnaast hebben enkele malen interne onderzoeken door speciale politiefunctionarissen onder leiding van een procureur-generaal plaatsge– vonden om ernstige uitbarstingen van geweld en de rol van de politie daarbij te onderzoeken. De Zuidafrikaanse regering heeft in september 1990 meegedeeld van plan te zijn om een onafhankelijke, gerespec– teerde persoon te benoemen om de betrokkenheid van de ordehandha– vende krachten bij het geweld te onderzoeken, welke benoeming eerst na overleg met diverse instanties plaats zou vinden. Tot nu is een derge– lijke functionaris niet benoemd.
34 Het ANC is vanaf zijn oprichting steeds een multiraciale organisatie geweest. Een feit is echter dat met name het ANC grote aanhang heeft onder de Xhosa's, terwijl Inkatha grote populariteit onder de Zulu's geniet. Inkatha heeft tijdens zijn jaarvergadering van 14 juli 1990 besloten zich om te vormen van een culturele «bevrijdingsbeweging» tot een politieke partij, waarvan lidmaatschap open zal staan voor alle Zuidafrikanen. 35 Het is niet uitgesloten dat nog gedurende de maand februari meer duidelijkheid omtrent de herziening van de Internal Security Act en andere veiligheidswetgeving zal ontstaan, maar hierover valt niets met zekerheid te zeggen. Dit temeer omdat er naar verluidt nog geen overeenstemming met het ANC bestaat over de eis van deze organisatie om met name artikel 29 (gevangenhouding zonder proces) van deze wet te schrappen. De Zuidafrikaanse regering betoogt dat de politie niet buiten dit artikel kan teneinde gewelddadige, extreem-rechtse elementen aan te kunnen pakken. 36 Naast de Internal Security Act bestaat volgende andere repressieve wetgeving voor de handhaving van de openbare orde: - de Public Safety Act no. 3 van 1953; - de Public Safety Amendment Act no. 67 van 1986; - de Intimidation Act no. 72 van 1982. Onder de Public Safety Act is het mogelijk om de noodtoestand voor (delen van) Zuid-Afrika uit te roepen, terwijl de Amendment Act de mogelijkheid biedt om een bepaalde regio tot «unrest area» te verklaren, waardoor de politie in dat gebied ruime bevoegdheden tot ordehand– having verkrijgt. In punt 7 van de Pretoria Minute heeft de regering zich ertoe verbonden om veiligheidswetgeving in algemene zin te herzien, en nog in de eerstvolgende zittingsperiode van het parlement amendementen in te dienen. Voorts heeft het ANC ook herziening geëist van wetten die op zich niet repressief zijn, maar die volgens het ANC wel op repressieve wijze worden toegepast. Dit betreft: - de Arms and Ammunitions Act no. 75 van 1969; - de Explosives Act no. 26 van 1956; - de Police Act no. 7 van 1958; - de Defence Act no. 44 van 1957; - de Publications Act no. 42 van 1974. 37 De Regering is van mening dat de gebieden die door de Zuidafrikaanse regering «onafhankelijke thuislanden» worden genoemd, integraal deel uitmaken van de Republiek Zuid-Afrika.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
9
38 De Zuidafrikaanse regering heeft nog geen concreet plan voor de toekomstige staatsinrichting gepresenteerd. Wel zijn een aantal gedachten en uitgangspunten bekend gemaakt, waarvan de belangrijkste zijn: De regering streeft naar een democratische staat met een meer-partij– enstelsel en één staatsburgerschap. Vanwege de heterogeniteit van de bevolking zouden in een nieuw systeem echter «checks and balances» ter bescherming van minderheden ingebouwd moeten worden: - Een uit twee kamers bestaand parlement, waarbij één kamer op basis van evenredige vertegenwoordiging en één algemene kieslijst wordt gekozen, en de andere kamer samengesteld zou worden uit verte– genwoordigers van minderheden. Waar praktisch mogelijk zou besluit– vorming moeten plaatsvinden door middel van consensus of een gekwali– ficeerde meerderheid. Besluiten die voor minderheden van groot belang zijn zouden in ieder geval door beide huizen goedgekeurd moeten worden; - Decentralisatie door maximale delegatie van beslissingsbevoegdheid naar lagere bestuursniveaus; - Een handvest van mensenrechten, waarvan naleving door de rechterlijke macht kan worden afgedwongen; - De grondwet kan slechts met een gekwalificeerde meerderheid worden gewijzigd. «Minderheden» zullen in dit concept in ieder geval niet meer op basis van ras of kleur worden gedefinieerd, maar - zo ziet het ernaar uit - in de eerste plaats geografisch bepaald worden (streekvertegenwoordiging). In hoeverre vrijwillig op basis van andere criteria dan taal, cultuur en godsdienst gevormde groepen of gemeenschappen eveneens in de kamer voor minderheden vertegenwoordigd zullen kunnen zijn is nog een open vraag. Voorts voorziet de regering onder andere een constitutioneel hof, dat wetten en maatregelen aan de grondwet kan toetsen, een maximale scheiding tussen uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende macht en geregelde vrije verkiezingen. In dit stadium valt nog moeilijk een vergelijking te maken met het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. 39 Tijdens de besprekingen in Durban tussen delegaties van het ANC en de Inkatha Freedom Party onder leiding van respectievelijk Nelson Mandela en Chief Buthelezi op 25 januari 1991 zijn beide partijen overeengekomen formeel elkaars bestaansrecht te erkennen en hebben hun aanhangers opgeroepen het geweld met onmiddellijke ingang te staken. Om implementatie van dit voornemen mogelijk te maken, zullen gezamenlijke toezichtsgroepen in het leven worden geroepen en zullen beide leiders gezamenlijke bezoeken afleggen aan door het geweld geteisterde gebieden. Voorts werd afgesproken dat beide partijen hun achterban zullen oproepen het resultaat van de besprekingen te respec– teren. De Regering heeft zowel nationaal als in het kader van de Twaalf in een verklaring haar grote waardering uitgesproken voor het moedige besluit van Nelson Mandela en Chief Buthelezi om een begin te maken met hun dialoog die een wezenlijke bijdrage is van hun kant aan de beëindiging van het geweld in de zwarte woonoorden. Gehoopt mag worden dat de aanhangers van ANC en Inkatha gevolg geven aan de oproep van hun leiders.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
10
40 Het gebruik van geweld als middel om de ontmanteling van het apart– heidssysteem te verwezenlijken, is door het ANC opgeschort in augustus 1990. Dit is uitdrukkelijk geschied in het kader van de afspraken neergelegd in de Pretoria Minute, echter onder het voorbehoud dat de regering haar verplichtingen voortvloeiende uit dit document nakomt. Het ANC behoudt zich het recht voor om werving en training van militair kader te continueren en wapenopslagplaatsen in stand te houden en uit te breiden. Hoewel er binnen het ANC genuanceerd over dit punt wordt gedacht, heeft de consultatieve conferentie van deze organisatie boven– aangehaald standpunt in december 1990 bevestigd. Ten aanzien van de sancties is het ANC de mening toegedaan dat deze gehandhaafd moeten worden om de onomkeerbaarheid van het hervor– mingsproces te verzekeren. Het ANC ziet in de huidige situatie echter af van pleidooien om sancties te intensiveren. Tijdens de genoemde consul– tatieve conferentie bleek wel dat een deel van het ANC de bereidheid heeft het sanctiebeleid in het licht van de veranderende politieke situatie aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Wat betreft het econo– mische beleid zij verwezen naar het antwoord op vraag 41.
41 Aan de basis van het ANC-denken over het toekomstige sociaal-economische beleid staat de passage uit het Freedom Charter van 1955 die zegt dat de vruchten van de nationale rijkdom dienen toe te komen aan de gehele bevolking. Hiervan is als eerste prioriteit afgeleid het verkleinen van de enorme (veelal langs raciale lijnen lopende) verschillen in welvaart en welzijn in Zuid-Afrika. Deze herverdeling van welvaart kan volgens het ANC gerealiseerd worden enerzijds door het stimuleren van de economische groei, en anderzijds door bij de toewijzing van middelen prioriteit te geven aan de economisch zwakkeren. Hoewel het ANC daarbij uitdrukkelijk ruimte laat voor het particulier initiatief, is het van mening dat deze doelen niet gerealiseerd kunnen worden zonder een actief ingrijpen van de overheid in het econo– misch proces. De vraag in welke mate de overheid daarbij dient in te grijpen, heeft het ANC nog niet uitputtend beantwoord. Wel kan worden vastgesteld dat de nadruk langzamerhand lijkt te verschuiven van vormen van directe sturing (bijvoorbeeld nationalisatie) naar een meer indirectie sturing (bijvoorbeeld door middel van investeringsbeleid). Bovengenoemde opvattingen voeren binnen het ANC de boventoon. Niettemin is er binnen de organisatie een stroming die de voorkeur geeft aan een sterker ingrijpen van de overheid in het economisch proces, onder meer door het controleren van de zogenaamde sleutelsectoren (bijvoorbeeld de mijnen en de banken). Het verschil in opvatting is terug te voeren op het feit dat laatstgenoemde groep ervan overtuigd is dat zonder controle van de sleutelsectoren geen substantiële herverdeling van welvaart tot stand kan worden gebracht. Gevolgen voor het Nederlandse beleid
42 In het blanke bevolkingsdeel verzetten zich met name de extreem behoudende groeperingen, die niet in het parlement zijn vertegen– woordigd, tegen elke substantiële verandering. Ook de grootste parle– mentaire oppositiepartij in de blanke kamer van het parlement (de Conservatieve Partij) heeft bezwaren tegen de wijze waarop het hervor– mingsproces zich voltrekt. Binnen het zwarte bevolkingsdeel hebben tot dusver het PAC en het AZAPO afwijzend gereageerd op de uitnodiging tot deelnemen aan onderhandelingen over een nieuwe grondwet. Het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
11
ANC, de Democratische Partij, de Nationale Partij en de Inkatha Freedom Partij hebben te kennen gegeven op positieve wijze te willen bijdragen aan het hervormingsproces door de uitnodiging tot een meer-partijen– conferentie over een nieuwe grondwet aan te nemen. Inkatha en de Conservatieve Partij zijn voorstander van het volledig opheffen van sancties. De overige oppositionele groeperingen bepleiten over het algemeen het handhaven van druk op Zuid-Afrika.
43 Gezien de voorkeur van rechtstreekse samenwerking tussen instel– lingen en personen wordt gerefereerd aan onafhankelijke instellingen die rechtstreekse belangen hebben bij of belangstelling voor samenwerking met Zuidafrikaanse instellingen op cultureel gebied. Voorbeelden van autonome culturele instellingen zijn onder meer universiteiten, kunstaca– demies, conservatoria, theatergroepen of culturele koepelorganisaties. 44 Het overleg over de wijze waarop inhoud aan de verruiming zal worden gegeven is nog niet afgesloten. 45 Voor de beantwoording zij verwezen naar het antwoord op vraag 11. 46, 47, 48 en 49 De sportboycot is op basis van resoluties van de Algemene Verga– dering van de Verenigde Naties tot stand gekomen. Het verdient voorkeur dat ook in dat kader tot versoepeling wordt besloten. Zoals in de evaluatienotitie Zuid-Afrika in het kader van de verruiming van culturele contacten wordt aangegeven zal worden bezien welke contacten op sportgebied wel kunnen worden bevorderd. Deze contacten zullen vooral gericht worden op het inhalen van achterstand op sport– technisch en bestuurlijk terrein bij non-raciale organisaties. Het visum– beleid zal niet belemmerend mogen werken op deze vorm van contacten. Sportcontacten met raciaal niet-geïntegreerde organisaties zullen ook in de toekomst worden tegengegaan.
50 en 51 In het kader van de algemene verruiming van de contacten met Zuid-Afrika is de Regering van oordeel dat, met uitzondering van de terreinen die door sancties worden getroffen, ook het bilaterale handels– verkeer zich op normale wijze moet kunnen ontwikkelen. In de afgelopen jaren heeft de Nederlandse overheid zich onthouden van actieve handels– bevordering met Zuid-Afrika. De Regering acht de tijd gekomen om deze belemmering voor de groei van de bilaterale handel weg te nemen. 52 Het besluit van de Europese Raad van Rome om het verbod op nieuwe investeringen in Zuid-Afrika in te trekken beoogde in communautair verband een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de werkloosheid en de verbetering van de sociaal-economische situatie in Zuid-Afrika. Zonder een forse economische groei zal geen enkele Zuidafrikaanse regering in staat zijn tegemoet te komen aan de hooggespannen verwachtingen van de snel groeiende bevolking. Via het nationale Tweede Spoor beleid en het Europese Programma van Positieve Maatregelen zal worden getracht een verdere bijdrage te leveren aan de sociaal-economische ontwikkeling in Zuid-Afrika door bestaande ongelijkheden te verminderen. Hierbij kan worden gedacht aan activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, training, stimulering van zwart ondernemerschap, aandacht voor gemarginaliserende groepen, onderwijs en steun aan vakbondsactiviteiten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
12
Voorts wordt gedacht aan de mogelijkheid van een samenwerkings– verbond met het in Zuid-Afrika aanwezige Europese bedrijfsleven, eventueel samen met andere maatschappelijke groeperingen in Zuid-Afrika. Tenslotte zou in een later stadium onder nader overeen te komen voorwaarden, hetzij nationaal hetzij in het kader van de Twaalf, een bijdrage kunnen worden overwogen aan het door de Zuidafrikaanse regering ingestelde ontwikkelingsfonds.
53 Bij de oplossing van de economische problemen waar Sub-Sahara– Afrika zich voor geplaatst ziet, zal Zuid-Afrika een rol van belang kunnen spelen. In het bijzonder als mogelijk toekomstig lid van de Southern African Development Coordination Conference (SADCC) en van de Preferential Trade Area (PTA), zal het land een nuttige functie kunnen vervullen door het deelnemen aan de activiteiten van deze samenwerkingsverbanden. Tijdens de laatste SADCC-Conferentie, die van 30 januan tot en met 1 februari jl. te Windhoek in Namibië plaatsvond, werd door vertegenwoor– digers van de SADCC en van de SADCC-lidstaten alsmede door ANC-vice-voorzitter Nelsen Mandela de verwachting uitgesproken dat Zuid-Afrika in de nabije toekomst tot de SADCC zal toetreden. De omvang van de Zuidafrikaanse economie is van een geheel andere orde dan die van de SADCC-lidstaten. Het Bruto Nationaal Produkt van Zuid-Afrika bedroeg in 1988 bijna 80 miljard dollar; de grootste economie binnen de huidige SADCC is die van Zimbabwe welke in 1988 een omvang had van ruim 5,5 miljard dollar. Ter vergelijking moge dienen dat het Bruto Nationaal Produkt van geheel Sub-Sahara-Afrika in hetzelfde jaar bijna 150 miljard dollar bedroeg, en dat van Nederland bijna 230 miljard dollar. (Gegevens afkomstig van het World Devel– opment Report 1990). Uit de bovenstaande cijfermatige vergelijking kunnen echter niet op eenvoudige wijze conclusies getrokken worden omdat de hieronderge– noemde factoren van invloed zullen zijn op de economische rol van Zuid-Afrika in Sub-Sahara-Afrika. In de eerste plaats zal de uitvoering van het hervormingsproces in Zuid-Afrika zelf grote financiële en economische inspanningen vereisen. Enorme investeringen zullen vereist zijn om het onderwijs, de medische voorzieningen en de huisvesting van de niet-blanke bevolking in de komende jaren op een aanvaardbaar peil te brengen. De rol van Zuid-Afrika als donorland zal dan ook beperkt zijn. In de tweede plaats dient er op gewezen te worden dat Zuid-Afrika zich in een moeilijke economische situatie bevindt. Een hoge werkloosheid, een hoge inflatie, een gebrek aan investeringen en onzekerheid over de toekomstige prijsontwikkeling van belangrijke exportprodukten zoals goud hebben in Zuid-Afrika een situatie geschapen die een snelle groei van de economie in de komende jaren niet waarschijnlijk maakt. Wel zullen de politieke hervormingen die inmiddels zijn aangekondigd en ten dele reeds uitgevoerd, naar verwachting bijdragen aan de totstandkoming van een economisch herstel, met name omdat het vertrouwen van buitenlandse en binnen– landse investeerders in de Zuidafrikaanse economie zal toenemen. In de derde plaats zij vermeld dat de Zuidafrikaanse rol als handels– partner in de komende periode zal worden versterkt, zij het dat de landen van Sub-Sahara-Afrika op korte termijn slechts in beperkte mate in staat zullen zijn op grote schaal Zuidafrikaanse produkten aan te kopen. Hoewel er derhalve beperkingen zijn aan de Zuidafrikaanse rol als donor en handelspartner, neemt het bovenstaande niet weg dat er naar verwachting meer Zuidafrikaanse investeringen in de buurlanden zullen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
13
plaats vinden en dat de buurlanden bereid zullen zijn om waar zulks economisch voordelig is, produkten en technologie uit Zuid-Afrika te betrekken.
54 De sancties hadden tot doel druk uit te oefenen op Zuid-Afrika en een signaal te geven dat apartheid volstrekt onaanvaardbaar is. Door dit signaal op verschillende terreinen en in internationaal verband te herhalen is de doeltreffendheid en geloofwaardigheid ervan versterkt. Het is het totale sanctiepakket geweest dat de politieke ontwikkelingen gunstig heeft beïnvloed. Wat daarbij het effect is geweest van iedere sanctie op zich is moeilijk meetbaar. 55 Het tempo van het proces van verdere geleidelijke intrekking van sancties is afhankelijk van de vooruitgang op weg naar de volledige afschaffing van de apartheid en consensus tussen de Twaalf over de beoordeling hiervan. Zoals bekend heeft de Europese Raad van Rome besloten het proces van geleidelijke drukvermindering op Zuid-Afrika te beginnen met het pakket maatregelen uit 1986 (investeringsverbod, invoer verbod op ijzer en staal, invoerverbod op gouden munten). Over eventuele volgorde bij verdere intrekking van sancties zijn nog geen besluiten genomen. Daarbij dient te worden bedacht dat sommige sancties zijn ingesteld als gevolg van besluiten van andere instanties dan de Twaalf, zoals de Verenigde Naties. Intrekking van deze maatregelen zal dan ook bij voorkeur eerst kunnen geschieden nadat de betrokken instantie daartoe heeft besloten. 56 Sedert het aantreden van President De Klerk is voor het eerst door de Zuidafrikaanse regering met woord en daad aangegeven dat de tijd is gekomen fundamentele hervormingen die beogen het sinds 1948 in wet en grondwet vastgelegde apartheidssysteem definitief af te schaffen. De in zijn rede voor het Zuidafrikaanse parlement op 1 februari jl. aangekondigde beleidsvoornemens vormen naar het oordeel van de regering een overtuigend bewijs dat President De Klerk de positieve lijn van het afgelopen jaar heeft doorgetrokken en verdere diepgaande hervormingen nastreeft. De aangekondigde intrekking van de zogenaamde pijlers van de apartheid openen de weg naar de volledige en onomkeerbare afschaffing van de apartheid. 57 De Europese Raad van Rome heeft besloten dat, zodra de Zuidafri– kaanse regering een wetgevend initiatief zal hebben genomen om de wetten inzake de gescheiden woongebieden («Group Areas Act») en het grondbezit («Land Acts») in te trekken, de Gemeenschap en haar Lidstaten de in 1986 aangenomen maatregelen zullen versoepelen. De mogelijkheid om ook andere EG-sancties af te schaffen zal afhankelijk zijn van de mate waarin onder de EG-partners consensus bestaat over de vraag, in hoeverre van verdere en daadwerkelijke vooruitgang in het hervormingsproces sprake is. Bij het beoordelen van verdere vooruitgang zal onder andere worden bekeken: - in hoeverre de door de regering uiterlijk op 30 april aanstaande toegezegde vrijlating van politieke gevangenen in de praktijk is gebracht; - in hoeverre het proces van amnestieverlening aan politieke ballingen vordert; - in hoeverre de door de regering toegezegde herziening van de veilig– heidswetgeving is gematerialiseerd;
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
14
- in hoeverre werkelijke onderhandelingen over een nieuwe grondwet zich ontwikkelen.
58 Zoals aangekondigd door de Europese Raad van Rome kan een volgende stap worden gezet in het proces van geleidelijke intrekking van economische EG-sancties zodra de Zuidafrikaanse regering een wetgevend initiatief zal hebben genomen om de «Group Areas Act» en de «Land Acts» in te trekken. Indien terzake bevredigende wetsont– werpen zijn ingediend bij het Zuidafrikaanse parlement zal Nederland een beslissing tot intrekking van de resterende sanctiemaatregelen uit 1986 steunen. 59 De slachtoffers van de apartheid zijn alle Zuidafrikanen aan wie door wet en Grondwet op grond van hun huidskleur of ras, fundamentele rechten worden ontzegd. 60 De Gemeenschap zal het Programma van Positieve Maatregelen voort– zetten, waarbij, gelet op de nieuwe situatie, de volgende punten in aanmerking worden genomen: - geen onmiddellijke wijziging of aanpassing van de bestaande criteria en richtlijnen; - geen verandering in de vier Zuidafrikaanse bemiddelingsorganisaties, doch aanwending van invloed ten einde meer dan in het verleden een zekere flexibiliteit te bevorderen; - aanmoediging van verdere pogingen om van een beleid van projecten over te gaan naar een aanpak in de vorm van een programma; - bevordering van verdere initiatieven om van politiek georiënteerde projecten over te gaan naar programma's met een meer specifiek ontwikkelingskarakter; - geleidelijke eliminering van projecten die zich richten op de pers in Zuid-Afrika; - beperkte betrokkenheid bij huisvesting door middel van programma's voor microprojecten die zelfbouw mogelijk maken; - grotere betrokkenheid bij onderwijsprojecten (opleiding van onder– wijzend personeel, en studiebeurzen); - een passende tegemoetkoming aan de behoeften van teruggekeerde ballingen, vooral wat herintegratie betreft. Voor de uitvoering van het programma is in 1991, mede dankzij een amendement van het Europees Parlement, een zogenaamde vastleg– gingskrediet van 60 miljoen ECU uitgetrokken, hetgeen een verdubbeling betekent ten opzichte van 1990 (30 miljoen ECU). 61 Bij het ontbreken van een gecoördineerd en door alle partijen geaccep– teerd programma voor terugkerende ballingen verloopt het proces van terugkeer tot heden traag en moeizaam. De Zuidafrikaanse regering heeft in een amnestie-regeling voor terug– kerende ballingen voorzien. Op 1 november 1990 maakte de Minister van Justitie een regeling bekend, waarbij voor vertrek langs illegale weg uit Zuid-Afrika amnestie wordt verleend. Op 18 december 1990 werd deze regeling uitgebreid met een «blanket amnesty» voor het lidmaatschap van (indertijd) verboden organisaties. Voor alle andere wetsovertredingen die ballingen hebben begaan, kan amnestie worden aangevraagd, voor de verlening waarvan de Staatspresident verantwoordelijk is. Op 18 december 1990 was aan 787 personen amnestie verleend voor het op illegale wijze verlaten van Zuid-Afrika. Aangenomen wordt dat nu de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
15
regering en het ANC overeenstemming hebben bereikt over de interpre– tatie van de opschorting van de gewapende strijd, de weg vrij lijkt voor een snellere afwikkeling van de vrijlating van politieke gevangenen en van de amnestie-aanvragen, aangezien de regering deze zaken aan elkaar heeft gekoppeld.
62 Voor de beantwoording van deze vraag zij verwezen naar het antwoord op de vragen 50 en 51. 63 De omstandigheid dat er thans een reëel perspectief bestaat op de totstandkoming van een democratisch Zuid-Afrika heeft geen directe gevolgen voor de omvang van de Nederlandse samenwerking met de lidstaten van de Southern African Development Coordination Conference (SADCC). De samenwerking met de lidstaten der SADCC is gericht op de ontwik– keling van de nationale economieën van deze landen en op de bevor– dering van regionale samenwerking. De behoefte aan deze samen– werking zal in de komende jaren onverminderd blijven bestaan. Indien Zuid-Afrika, zoals verwacht (zie vraag 53), over enkele jaren lid zal worden van de SADCC, ligt een uitbreiding van de regionale samen– werking in de rede. Over de gevolgen van een dergelijke uitbreiding voor het samenwerkingsprogramma tussen de huidige SADCC-lidstaten en Nederland zal in de komende jaren overleg plaats vinden. 64 Er bestaat thans nog onvoldoende duidelijkheid over de houding van de verschillende groeperingen ten aanzien van het door het ANC in januari jl. gedane voorstel voor een voor alle groeperingen toegankelijke conferentie over een nieuwe grondwet. Er bestaat evenwel gegronde hoop dat een dergelijke conferentie op brede deelname zal kunnen rekenen. In de loop van de maand maart zal tussen alle groeperingen van de zwarte bevolking terzake nader overleg plaatsvinden. 65 De Regering is bereid om met de Europese partners te bezien of het in Zuid-Afrika werkzame Europese bedrijfsleven een aanvullende rol zou kunnen spelen bij de activiteiten van het Europese Programma van Positieve Maatregelen. In dit programma verschuift, evenals in het nationaal Tweede Spoorbeleid, het accent van politiek gerichte, opposi– tionele activiteiten, naar meer ontwikkelingsgerichte projecten, waarbij het bedrijfsleven een nuttige functie zou kunnen vervullen. Bij een eventueel samenwerkingsverband zouden met name vakbonds– en werkgeversorganisaties kunnen worden ingeschakeld. 66 De doelstelling van het ontwikkelingsbeleid van de Zuidafrikaanse regering is het redresseren van sociaal-economische achterstanden van het achtergestelde deel van de bevolking. De belangrijkste aandachts– punten daarbij zijn onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg. De verantwoordelijkheid voor dit beleid berust bij de betrokken ministers. Daarnaast is er een aantal semi-overheidsorganisaties dat zich met de uitvoering van ontwikkelingsbeleid bezighoudt, waarvan de belangrijkste de Development Bank for Southern Africa en de Independent Development Trust zijn. Laatstgenoemde instantie is in 1990 in het leven geroepen om het speciale ontwikkelingsfonds van 3 miljard Rand te beheren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 1 7 895, nr. 77
16
67 De Regering beschikt nog niet over voldoende informatie om te beoor– delen of, en zo ja wanneer, zinvol kan worden bijgedragen aan het door de Zuidafrikaanse regering ingestelde ontwikkelingsfonds. HETTWEEDE SPOOR BELEID (1985-1990) Beleidsuitgangspunten
68 Op onderwijsterrein heeft de implementatie van de apartheidswet– geving ertoe geleid dat het zwarte onderwijs structureel van veel mindere kwaliteit is dan het blanke onderwijs. In 1970 gaf de regering per kind elfmaal zoveel uit aan het blanke dan aan het zwarte onderwijs. Ondanks het feit dat deze reatio is verbeterd tot 3,6-1, blijft een groot kwaliteits– verschil bestaan. Reeds decennia wordt het zwarte onderwijs geplaagd onder meer door te grote klassen, onvoldoende gekwalificeerde leraren, slechte faciliteiten en een gebrek aan onderwijsmateriaal. Zo beschouwd is het niet verwonderlijk dat de motivatie onder de leerlingen voor het genieten van onderwijs erg laag is. De ANC-leuze «no education without liberation» heeft een negatieve invloed gehad op het scholingsniveau, maar de mate waarin dat het geval is geweest, valt moeilijk vast te stellen. Zeker is wel dat de leuze, mede in het licht van de hiervoor geschetste beroerde onderwijssituatie, een legitimatie heeft gevormd voor veel jeugdigen om regelmatig van school weg te blijven of deze geheel te verlaten. De leuze heeft derhalve bijgedragen aan het verder verslechteren van een toch al kwetsbaar onderwijsklimaat, aan de totstandkoming van een hele generatie leerlingen zonder opleiding en met weinig toekomstperspectief. Ook moet worden vastgesteld dat de politisering van de leerlingen de reali– satie van een effectief onderwijssysteem op langere termijn niet vercen– voudigt. Het ANC gebruikt de leuze inmiddels niet meer en roept de jeugd op naar school te gaan. 69 Verwezen zij naar het antwoord op vraag 17. 70 Het overgrote deel van de activiteiten die door Nederland in het kader van het Tweede Spoor worden gesteund vindt plaats in Zuid-Afrika zelf. Daarnaast worden enkele initiatieven buiten Zuid-Afrika gesteund. Humanitaire hulp wordt verschaft aan Zuidafrikaanse vluchtelingen buiten Zuid-Afrika terwijl ook steun wordt verstrekt aan onderwijs ten behoeve van deze vluchtelingen, bijvoorbeeld via het United Nations Educational Training Programme. De Vrije Universiteit te Amsterdam verzorgt op verzoek van de Educational Opportunities Council te Johan– nesburg de uitvoering van een beurzenprogramma, waarbij Zuidafri– kaanse studenten een post-doctorale studie aan instellingen in Nederland kunnen volgen. 71 Bij de aanvang van het programma in 1986 heeft de Europese Gemeenschap zogeheten «positieve» en «negatieve richtlijnen» opgesteld voor projectbeoordeling. Deze luiden als volgt: Postieve richtlijnen - Met alle goedgekeurde en ondersteunende projecten zou het concept van non-racisme moeten worden onderschreven en bevorderd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
17
- Alle goedgekeurde projecten zouden moeten dienen tot onder– steuning en bevordering van het algemene ideaal dat mensen van verschillende cultuur, ras en volksgroep eendrachtig kunnen samenleven, hetgeen inhoudt dat projecten waardoor opzettelijk of onopzettelijk ethnische, culturele of rasverdeeldheid wordt gecreëerd of bevorderd niet zouden moeten worden ondersteund. - Met de projecten zouden democratische praktijken moeten worden aangemoedigd en zij zouden de goedkeuring moeten wegdragen van de gemeenschappen waarin zij zijn gesitueerd. Er zou zoveel mogelijk naar moeten worden gestreefd dat de bevolking van het gebied optimaal bij de projecten wordt betrokken en haar democratische structuren zoveel mogelijk in aanmerking worden genomen. Negatieve richtlijnen Er zou geen steun moeten worden verleend aan: - programma's van de Zuidafrikaanse regering of welke verband houden met de Regering; - programma's waarvan logischerwijze kan worden verwacht dat zij in het kader van het apartheidsbeleid onder regeringsprogramma's of regeringsverantwoordelijkheid worden gefinancierd (bijvoorbeeld gezondheidszorg, sociale voorzieningen); - programma's of organisaties welke worden opgezet, georganiseerd of gecontroleerd door de regeringen van de thuislanden of door zogenaamd onafhankelijke landen (Transkei, Ciskei, Bophutatswana, Venda); - politieke organisaties. De Regering is van mening dat deze criteria weliswaar niet in bewoording, maar wel in essentie overeenkomen met door Nederland reeds in 1984 geformuleerde criteria. Financiering
72 De omvang van de uitgaven ten behoeve van KAP-projecten in 1990 was f 464 000. Voor 1991 zal voor de uitvoering van het KAP-programma in Zuid-Afrika een bedrag beschikbaar zijn van f 550000. Een lijst van in 1990 uitgevoerde KAP-projecten in Zuid-Afrika ligt ter inzage op de bibliotheek. 73 Uit de fondsen voor het Culturele Tweede Spoor is in 1990 een bijdrage geleverd aan de volgende activiteiten: - Musical «Streetwise». Aangevraagd door de theatergroep «The Mamu Players» (Crown Mine). - Optreden van Mzwakhe Mbuli in Nederland. Aangevraagd door South African Community Cultural Centre (SACCC). - Cultureel festival in Pietermaritzburg. Aangevraagd door de «Natal Midlands Cultural Coordinating Committee». - Cultureel programma voor Zuidafrikaanse studenten. Aangevraagd door de Stichting Studiefonds Zuidafrikaanse Studenten. - Musical «Pity Maritzburg». Aangevraagd door «The Natal Witness». - Toneelstuk «Confused Mhlaba». Aanvraagd door de Maybuye Community Arts organisatie (Port Elizabeth). - Publicatie «Afrikaners tussen die tye». Aangevraagd door de organisatie «Kultuur Inisiatief vir 'n Nuw Suid Afrika» (KINSA) en het Komite Zuidelijk Afrika (KZA).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
18
Organisatie van de uitvoering van het programma 74 Gelet op de betrokkenheid en de positieve inbreng van de maatschap– pelijke organisaties bij de uitvoering van het programma acht de Regering het verantwoord deze kanalen ook in de gewijzigde omstandig– heden van de nabije toekomst te handhaven. 75 Bij zijn projectbeoordeling stelt de NCO als voorwaarde dat voorlich– tingsactiviteiten in Nederland over Zuid-Afrika een aanvullend karakter moeten hebben op de grote informatiestroom die via de normale kanalen over Zuid-Afrika beschikbaar komt. Niet alle solidariteitsgroepen slagen er in doeltreffend op de veranderde omstandigheden in Zuid-Afrika in te spelen. In vergelijking met 1990 is de NCO-subsidie in 1991 voor organi– saties die zich met Zuid-Afrika bezig houden met circa 30% verminderd. 76 Het Komitee Zuid-Afrika (KZA) is de afgelopen jaren betrokken geweest bij het verschaffen van humanitaire hulp aan Zuidafrikaanse vluchtelingen in kampen in Tanzania, Angola en Zambia. Deze door de Nederlandse overheid uit het Tweede Spoor gefinancierde hulp betrof met name de levering van goederen als voedingswaren, medicijnen en kleding. Het KAZ droeg zorg voor de inkoop en verzending van deze goederen en het ANC voor distributie ervan ter plaatse in de vluchtelin– genkampen.
Uitvoering van het programma 77 en 78 Sedert de aanvang van het Zuidelijk Afrika Programma in 1985 tot en met 1990 werden voor het Tweede Spoor in totaal 198 projecten goedgekeurd. De fondsen werden in grote lijnen onder de volgende aandachtsvelden verdeeld: Hulpcommittering naar sector periode 1985—1990 (in miljoenen guldens) Sector Onderwijs en training Humanitaire hulp/mensenrechten Gemeenschapsontwikkeling Vakbondsactiviteiten Conferenties («Derde Spoor») Totaal
1985
1986
1987
1988
1989
1990
Totaal
3,9 6,0 0,4 1,6 -
2,7 2,7 1,0 0,8 -
6,3 3,5 4,1 0,9 -
5,9 4,5 0,8 1,7 -
5,5 5,2 0,5 0,7 0,1
7,3 1,6 1,6 1,7 0,1
31,6 23,5
11,9
7,2
14,8
12,9
12,0
12,3
71,1
8,4 7,4 0,2
Zoals uit bovenstaande tabel moge blijken werd circa 44% van het totaal van de gecommitteerde fondsen bestemd voor projectactiviteiten in onderwijs en training, circa 33% voor humanitaire hulpverlening en mensenrechtenactiviteiten, circa 12% voor gemeenschapsontwikkeling, circa 10% voor aan vakbonden gerelateerde activiteiten en 0,3% voor activiteiten als steun aan conferenties in Zuid-Afrika die ook onder de noemer «Derde Spoor» kunnen worden gebracht. De door Nederland gesteunde activiteiten hebben een brede uitstraling onder de doelgroepen waarop het programma zich richt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17895, nr. 77
19
Aanzet tot nieuw beleid
79 In het verleden richtte het Tweede Spoor programma zich vooral op de bestrijding van de effecten van de apartheid en het vergroten van de weerbaarheid van dat deel van de bevolking dat door de apartheid wordt getroffen. In de huidige situatie dient meer aandacht te worden besteed aan het begeleiden en versterken van het veranderingsproces in Zuid-Afrika, waarbij het doel van de hulp zal zijn het bijdragen aan de totstandkoming van democratisch en sociaal-economisch stabiel post-apartheid Zuid-Afrika. In concreto betekent dit dat projecten met een puur oppositioneel karakter, gericht op de afschaffing van de apartheid, gaandeweg plaats zullen maken voor projecten die een positieve bijdrage vormen aan de investering in menselijk potentieel. Hierbij kan worden gedacht aan een afname van de vraag naar rechtshulp en toename van opleidingen en training van kader.
82 Het antwoord op de eerste vraag luidt positief, gezien het feit dat de verruiming zich zoveel mogelijk moet richten op de gehele Zuidafrikaanse bevolking en bovendien bij voorkeur elementen van overdracht van kennis en/of vaardigheden dient te bevatten. Hierover is overleg gaande tussen de bewindslieden, waarbij voorop staat dat culturele contacten zoveel mogelijk rechtstreeks tussen onafhankelijke instellingen zullen plaatsvinden. Subsidie-aanvragen zullen aan de hand van de bovenge– noemde criteria worden beoordeeld. Het beraad van het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie heeft niet geleid tot specifieke beleidsvoornemens voor samenwerking met Zuid-Afrika door de Nederlandse taalunie. 83 Sedert de aanvang van het programma in 1986 tot heden werden 370 projecten goedgekeurd voor een totaalbedrag van 121,8 miljoen ECU. In grote lijnen werden deze fondsen benut voor financiering van opleiding en onderwijs (circa 45%), projecten van sociale en humanitaire aard (circa 44%) en rechtsbijstand (circa 11%). 84 De kritiek van een aantal Zuidafrikaanse particuliere organisaties op de Kagiso Trust, als zou deze bevooroordeeld zijn ten aanzien van niet aan het ANC gelieerde organisaties, is de Regering bekend. De klacht van organisaties dat zij slechts moeizaam of in het geheel niet voor hulp in het kader van het programma «Positieve maatregelen» in aanmerking worden gebracht is door de lidstaten reeds verscheidene malen onder de aandacht van de Commissie gebracht. De Commissie heeft op haar beurt hierover gesproken met de leiding van de Kagiso Trust, hetgeen heeft geleid tot de verzekering van de Kagiso Trust dat projectvoorstellen, met inachtneming van de criteria van de Europese Gemeenschap voor hulp, slechts op hun eigen merites worden beoordeeld. De Regering zal er op toe blijven zien dat in het Europese programma wordt gestreefd naar een brede spreiding van de middelenstroom over projecten welke door diverse organisaties worden voorgelegd. 85 Het beeld ten aanzien van de raciale samenstelling van sportbonden in Zuid-Afrika is nog zeer wisselend. In een aantal takken van sport is er nog nauwelijks sprake van integratie, terwijl in sommige gevallen het lidmaatschap van organisaties nog is voorbehouden aan blanken. In andere takken van sport (bijvoorbeeld voetbal) zijn besprekingen zodanig
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 1 7 895, nr. 77
20
gevorderd dat de totstandkoming van een overkoepelende non-raciale organisatie voor de betrokken tak van sport op korte termijn verwachtbaar is. Van de 212 geregistreerde vakbonden in Zuid-Afrika (volgens de stand van ultimo 1989) hebben er 72 lidmaatschap voorbehouden aan leden van een bepaald ras. Van het totale aantal georganiseerde werknemers is 21% lid van een raciaal georganiseerde bond. De multiraciale vakbonden kunnen 79% van de georganiseerde werknemers tot hun aanhang rekenen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17895, nr. 77
21
BIJLAGE 1
Beantwoording vraag 15: 44e AWN APARTHEIDSRESOLUTIES 44/27
Policies of apartheid of the Government of South Africa.
44/27A
International solidarity with the liberation struggle in South Africa Twaalf: Duitsland, België, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Griekenland, lerland, Italië, Luxemburg en Nederland onthouden. Portugal en Verenigd Koninkrijk tegen.
44/27B
International support for the eradicatïon of apartheid in South Africa through genuine negotiations consensusresolutie
44/27C
Comprehensive and mandatory sanctions against the racist règime of South Afrika Twaalf: Duitsland, België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk tegen. Denemarken, Spanje, Griekenland en lerland onthouden.
44/27D
Imposition, co-ordination and strict monitoring of measures against racist South Africa Twaalf: Duitsland, België, Spanje, Frankrijk, Griekenland, lerland, Italië, Luxemburg en Nederland onthouden. Denemarken voor. Portugal en het Verenigd Koninkrijk tegen.
44/27E
International financial pressure on the apartheid economy of South Africa Twaalf: Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk tegen. België, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Portugal onthouden. Denemarken, Spanje, Griekenland en lerland voor.
44/27F
Relations between South Africa and Israel Twaalf: tegen.
44/27G
Programme of work of the Special Committee against apartheid Twaalf: Duitsland, België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk onthouden. Denemarken, Spanje, Griekenland en lerland voor.
44/27H
Oil embargo against South Africa Twaalf: Duitsland, België, Frankrijk, Griekenland, Luxemburg, Nederland en Portugal onthouden. Denemarken, Spanje, lerland en Italië voor. Het Verenigd Koninkrijk tegen.
44/271
Military collaboration with South Africa Twaalf: tegen.
44/27J
United Nations Trust Fund for South Africa consensusresolutie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
22
44/27K
Concerted international action for the elimination of apartheid Twaalf: Duitsland en Portugal onthouden. België, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Griekenland, lerland, Italië, Luxemburg en Nederland voor. Het Verenigd Koninkrijk tegen.
44/27L
Support for the work of the Commission against apartheid in Sports Twaalf: onthouden.
44/69
Status of the International Convention on the Suppression and Punishment of the Crime of Apartheid Twaalf: onthouden.
44/244
Policies of apartheid of the Government of South Africa consensusresolutie
45e AWN APARTHEIDSRESOLUTIES 45/176
Policies of apartheid of the Government of South Africa.
45/176A
International efforts to eradicate apartheid consensusresolutie.
45/176B
Concerted and effective measures aimed at eradicating apartheid Twaalf: België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk tegen. Denemarken, Griekenland, ierland en Spanje onthouden.
45/176C
Military Collaboration with South Africa Twaalf: Verenigd Koninkrijk tegen. België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, lerland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje onthouden.
45/176D
Relations between South Africa and Israel Twaalf: tegen.
45/176E
Programme of work of the Special Committee against Apartheid Twaalf: Denemarken, Griekenland, lerland en Spanje voor. België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk onthouden.
45/176F
Oil embargo against South Africa Twaalf: Denemarken, lerland, Italië en Spanje voor. Verenigd Koninkrijk tegen. België, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Luxemburg, Nederland en Portugal onthouden.
45/176G
Support for the work of the Commission against Apartheid in Sports Twaalf: onthouden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
23
45/176H
United Nations Trust Fund for South Africa consensusresolutie.
45/84
Adverse consequences for the enjoyment of human rights of political, military, economic and other forms of assistance given to the racist and colonialist régime of South Africa Twaalf: België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederiand, Portugal en het Verenigd Koninkrijk tegen. Denemarken, Griekenland, lerland en Spanje onthouden.
45/90
Status of the International Convention on the Suppression and Punishment of the Crime of Apartheid Twaalf: onthouden op stemming.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 17 895, nr. 77
24