Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1989-1990
Suriname
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMEN– WERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 11 september 1990 Hierbij moge ik U een verslag over mijn bezoek aan Suriname van 21 tot 25 juli 1990 aanbieden. Hierin wordt tevens informatie gegeven over enige recente ontwikkelingen met betrekking tot de totstandkoming van een economisch aanpassingsprogramma in Suriname. Als bijlagen zijn ter informatie een aantal relevante passages uit de Financiële Nota 1991 van Suriname en de tekst van de rede van President Shankar in de Nationale Assemblee op 3 september 1990 ter gelegenheid van de indiening van de Begroting 1991 bijgevoegd.1 De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, J. P. Pronk
Ter inzage gelegd op de bibliotheek
014656F ISSN0921 7371 SDU uitgeverij 's Gravenhage 1990
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 20361, nr. 43
Van 21-25 juli 1990 heb ik een bezoek aan Suriname gebracht. De bedoeling van dit bezoek was het voeren van oriënterende gesprekken over de ontwikkelingsrelatie tussen Suriname en Nederland en over de sociaal-economische situatie en vooruitzichten van het land. Gesprekken werden gevoerd met President Shankar, met Vice-President Arron, met Assembleevoorzitter Lachmon en met de ministers van Financiën, Onderwijs, Volksgezondheid en Regionale Ontwikkeling. Voorts met vertegenwoordigers van mensenrechtengroeperingen en van de kerken en met werkgevers– en werknemersorganisaties. Op de laatste dag van mijn bezoek heb ik een bezoek gebracht aan een aantal opvangcentra voor ontheemden die zich als slachtoffer van het binnenlandconflict in Paramaribo bevinden. Namens de Nederlandse regering heb ik een krans gelegd bij het monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van de vliegramp op Zanderij van juni 1990. Sociaal economische situatie
De economische situatie in Suriname is zorgwekkend. De besluite– loosheid van de Surinaamse regering ten aanzien van het te voeren economische beleid, besluiteloosheid die mede het gevolg is van het zich voortslepende conflict in het binnenland en de gespannen verhouding met de militairen, heeft geleid tot een deplorabele economische situatie die zich kenmerkt door een begrotingstekort over de laatste jaren van omstreeks 25 procent, stagnerende economische groei, inflatie, werkloosheid, enorme deviezenschaarste en een welig tierende zwarte markt. Het gevolg is dat de prositie van de laagste inkomensgroepen en de sociaal zwakkeren steeds slechter wordt. Slechts een krachtig herstel– en aanpassingsprogramma zal in staat zijn de huidige interne en externe onevenwichtigheid van de Surinaamse economie tot aanvaardbare proporties terug te brengen. Tijdens mijn contacten heb ik geconstateerd dat men thans serieus een begin wenst te maken met een economisch aanpassingsbeleid. De Surinaamse regering erkent dat een aanpasingsprogramma nodig is. Het met steun van de Europese Commissie opgestelde eerste rapport over de wenselijke aanpak van een aanpassingsbeleid heeft de Surinaamse autoriteiten er van overtuigd dat het nemen van maatregelen onont– koombaar is. Inmiddels heeft President Shankar op 3 september jl. in de Nationale Assemblee de jaarlijkse uiteenzetting van het door de Surinaamse regering te voeren beleid uitgesproken en een toelichting gegeven op de ingediende ontwerpbegroting 1991 en de Financiële Nota 1991. In zijn rede over het regeringsbeleid heeft de President aangekondigd dat de Surinaamse regering, vooruitlopend op een concreet aanpassingspro– gramma, reeds nu een aantal maatregelen zal formuleren die haar vastbeslotenheid tot uiting zal brengen om over te gaan tot structurele aanpassing van de economie gericht op herstel en groei. In zijn rede over de begroting 1991 voegde de President daaraan de constatering toe dat interne aanpassings– en saneringsmaatregelen op het fiscale, budgettaire en monetaire vlak onvoldoende zijn om stabiliteit tot stand te brengen en dat daarom externe aanpassingsmaatregelen, onder andere met betrekking tot wisselkoersregiem en het export– en importbeleid, niet langer kunnen uitblijven. In de begroting voor 1991 wordt een stringent begrotingsbeleid aangekondigd gericht op het terugdringen van het financieringstekort, onder meer door in het vooruitzicht gestelde belas– tingverhogingen (zie bijlagen).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 20361, nr. 43
Ontwikkelingsrelatie en structurele aanpassing Ondanks de grote bezwaren die van Surinaamse zijde daartegen werden geuit heb ik zowel in mijn gesprekken met de overheid als met vertegenwoordigers van de vakbeweging en de werkgevers met nadruk gesteld dat het restrictieve beleid ten aanzien van het beschikbaar komen van verdragsmiddelen, zoals dat ook is neergelegd in mijn notitie aan de Tweede Kamer van 27 juni 1990 (kamerstuk 20 361, nr. 41), gehand– haafd blijft. In mijn diverse gesprekken heb ik gesteld te willen vasthouden aan de koppeling tussen financiële steun aan productieve sectoren en grote infrastructurele investeringen enerzijds en aan de acceptatie van - en een begin maken met - een aanpassingsprogramma en een langere termijn ontwikkelingsplan anderzijds. Vlak voor mijn bezoek aan Suriname is het hierboven genoemde eerste tussenrapport van de door de EG-Commissie gefinancierde consultant aan de Surinaamse regering uitgebracht. Hierin staat in globale termen beschreven hoe een aanpassingsprogramma er uit zou kunnen zien en welke maatregelen daartoe genomen dienen te worden. Ik heb in Suriname verklaard dat de conclusies en het oordeel van de Europese Commissie over de uiteindelijke concrete inhoud van het aanpassingsprogramma voor de Nederlandse regering zeer zwaar zullen wegen. Op die manier wordt een koppeling gelegd tussen het volledig beschikbaar komen van verdragsmiddelen en Suriname's eigen beleid zoals dat samen met de Europese Commissie tot stand zal komen. Op basis van de reacties van de Surinaamse autoriteiten op het eerste tussenrapport is inmiddels besloten dat de EG-consultant in de komende maanden zal werken aan een gedetailleerd aanpassings– en herstelpro– gramma. Het ontwerp-rapport zal naar verwacht half december gereed komen. Wanneer de Europese Commissie voldoende vertrouwen zal blijken te hebben in de politieke en maatschappelijke aanvaarding door Suriname van een concreet aanpassings– en herstelprogramma dan, zo heb ik gesteld, zou dit voor Nederland een voldoende basis kunnen bieden om over te gaan tot een hervatting van de ontwikkelingsrelatie in alle sectoren. In dit verband heb ik herhaald dat Nederland bereid is om, wanneer Suriname overgaat tot de uitvoering van een aanpassingspro– gramma, verdragsmiddelen te gebruiken voor programma's voor het opvangen van negatieve sociale effecten. Ik heb opgemerkt dat de in Suriname veel gehoorde kritiek dat aanpassingsprogramma's altijd gepaard gaan met een verslechtering van de positie van de laagste inkomensgroepen in het geval van Suriname niet behoeft op te gaan, omdat het land, in tegenstelling tot andere landen, reeds over finan– ciering (i.c. verdragsmiddelen) zou kunnen beschikken op het moment dat met aanpassing wordt begonnen. Dit maakt het mogelijk om een langere termijn investeringsprogramma gericht op groei te koppelen aan een aanpassingsprogramma. Dat zou tevens kunnen inhouden dat een programma ter verhoging van de binnenlandse besparingen (en belas– tingen) wordt opgesteld, samen met een investeringsprogramma voor de publieke sector. De EG-consultant zal Suriname assisteren bij het opstellen van een dergelijk «Public Sector Investment Programme». Nederland is bereid hierbij eveneens assistentie te verlenen. Ik heb in mijn overleg met Vice-President Arron ook gezegd dat zodra Suriname zich politiek zou committeren aan een aanpassingsprogramma, waarvan de contouren en belangrijkste elementen door de EG-consultant zijn beschreven, Nederland bereid zou zijn om, vooruitlopend op de volledige acceptatie van een concreet aanpassingsprogramma (begin 1991), voorbereidende studies te helpen financieren in die sectoren, waar thans nog een beslag op ligt. Op grond van de inhoud van de Finan– ciële Nota 1991 en de toelichting van President Shankar daarop in de Nationale Assemblee kan geconcludeerd worden dat de Surinaamse
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 20361, nr. 43
regering thans bereid is om een ingrijpend aanpassingsprogramma te accepteren en uit te voeren. Lopende programma In het overleg met vice-president Arron en het Surinaamse Planbureau heb ik nogmaals de verzekering gegeven dat de conclusies van het eerste en tweede beleidsoverleg (respectievelijk in juli 1989 en in februari 1990) en de bij die gelegenheden overeengekomen committe– ringen en reserveringen onverkort gehandhaafd blijven. Ten aanzien van de formulering en goedkeuring van projecten heb ik herinnerd aan de conclusie van het tweede beleidsoverleg dat projecten dienen te passen binnen een gezamenlijk overeengekomen beleidskader. Voor de vier sectoren onderwijs, gezondheidszorg, het binnenland en technische en institutionele steun aan het overheidsapparaat, waar niet of minder een relatie bestaat met het macro-economische evenwichts– beleid geldt niet de voorwaarde dat met financiering gewacht moet worden op een aanpassingsbeleid. Deze voorwaarde geldt wel voor de productieve sectoren en voor investeringen in de publieke infrastructuur. Voor deze sectoren is het niet mogelijk om een beleidskader overeen te komen wanneer niet duidelijk is hoe het te voeren evenwichtsbeleid eruit ziet. Om die reden heb ik de goedkeuring van een aantal, overigens zinvolle en nuttige financieringsvoorstellen, aangehouden. Behalve aanvragen voor investeringen in de bouw– en constructiesector, de rijst– sector en voor een investeringsfonds ten behoeve van de particuliere sector die tijdens het tweede beleidsoverleg (februari 1990) zijn aange– houden en de projecten genoemd in mijn brief van 27 juni 1990 (Kamerstuk 20 361, nr. 41, blz. 3) betreft dit een recentelijk ontvangen verzoek ter financiering van de electriciteitscentrale te Paramaribo. Voor wat betreft de afgesproken activiteiten en nog te formuleren projecten in de sectoren waar geen beslag op ligt heb ik toegezegd te zullen bevorderen dat de voorbereiding en uitvoering bespoedigd wordt. Inmiddels is een aantal concrete maatregelen genomen om de imple– mentatie van met name onderwijsprojecten, medicijnenleveranties en technische en institutionele ondersteuning van de publieke en particu– liere sector te versnellen. Binnenland In mijn gesprek met minister Vreedzaam van Regionale Ontwikkeling heb ik herhaald dat Nederland bereid is om projecten in het binnenland te ondersteunen op basis van de ingediende concept-nota Binnenland. Deze concept-nota kan na vaststelling door het Surinaamse kabinet de basis vormen voor een gezamenlijk beleidskader voor het binnenland, ervan uitgaande dat de definitieve nota tot stand komt in samenspraak met de vertegenwoordigers van de bewoners van het binnenland. Projecten vervat in deze nota behoeven niet te wachten op een aanpassingsprogramma. Wel dient het binnenland toegankelijk te zijn, waarvoor het noodzakelijk is dat er geen gewelddadige activiteiten plaatsvinden, hetgeen thans helaas nog steeds het geval is. Afgesproken is dat, vooruitlopend op het overeen te komen beleids– kader, in aanvulling op reeds overeengekomen projecten lastens de gereserveerde Hfl. 25 mln. voor het binnenland, voor financiering in aanmerking kunnen komen activiteiten in het kader van de fasen noodhulp en hervestiging van vluchtelingen en ontheemden en het daarmee samenhangende herstel van de infrastructuur met inbegrip van een financieringsvoorstel betreffende medische zorg in het binnenland. Minister Vreedzaam benadrukte dat Suriname uit eigen middelen een behoorlijke bijdrage zou leveren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 20361, nr. 43
Het nog steeds voortgaande conflict in het binnenland en het gebrek aan uitzicht op een vreedzame oplossing heeft er toe geleid dat ongeveer 8000 binnenlandbewoners hun toevlucht in Paramaribo hebben gezocht. Deze mensen leven veelal in zeer moeilijke omstandigheden. Ik heb besloten om voor deze groep humanitaire noodhulp buiten verdragsmid delen om beschikbaar te stellen. Deze hulp zal worden gekanaliseerd via de kerken in Paramaribo. Hiertoe heb ik de vertegenwoordigers van de katholieke en protestantse kerken verzocht een gezamenlijk financie– ringsvoorste! bij de Ambassade te Paramaribo in te dienen. Onderwijs In mijn gesprek met minister Venetiaan van Onderwijs en Volksontwik– keling heb ik herhaald dat de onderwijssector niet valt onder het beslag van het restrictieve beleid en dat implementatie van de door de missie Van Kemenade geïdentificeerde projecten, waarvoor voor een periode van 5-7 jaar een bedrag van Hfl. 135 mln. is gereserveerd, niet hoeft te wachten op de aanvaarding van een aanpassingsprogramma. Erkend werd dat goed onderwijs onontbeerlijk is voor de ontwikkeling van het land en de economie en dat met het oog daarop het onderwijs en de onderwijsfaciliteiten dringend verbetering behoeven. Afspraken zijn gemaakt om het voorbereidings– en goedkeuringsproces van projecten te bespoedigen. Met name geldt dit maatregelen om aan het begin van het schooljaar 1990-1991 de studiefinancieringsregeling buitenland, de voorziening van leermiddelen en herstel als gevolg van achterstallig onderhoud wordt veiliggesteld. Volksgezondheid Minister Alimahomed van Volksgezondheid noemde in zijn gesprek met mij als belangrijkste knelpunten in de gezondheidssector de achter– stand in investeringen in medische apparatuur en gebouwen en perso– neelsgebrek. Ik heb het belang van de sector Volksgezondheid onder– streept en herhaald dat projecten in uitvoering kunnen worden genomen nadat een gemeenschappelijk beleidskader is overeengekomen met de aantekening dat overeenstemming over een dergelijk beleidsplan niet afhankelijk is van de aanvaarding van een aanpassingsprogramma. Afgesproken werd dat in oktober 1990 een gezondheidssector missie onder leiding van dr. R. J. H. Kruisinga een bijdrage zal leveren aan de voorbereiding van een beleidskader voor de gezondheidszorg. Toegezegd is dat medicijnenleveranties ten laste van de reservering van Hfl. 7 mln. en voorstellen voor medische zorg in het binnenland terstond in behan– deling kunnen worden genomen. Ook hier is afgesproken dat de besluit– vorming bespoedigd zal worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 20361, nr. 43