Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1981-1982
16 720
Verslag van de Algemene Rekenkamer over 1980
Nr. 22
ANTWOORDEN V A N DE MINISTER V A N ECONOMISCHE ZAKEN Ontvangen 15 december 1981 De door de vaste Commissie v o o r de Rijksuitgaven gestelde v r a g e n betreffende het Verslag van de A l g e m e n e Rekenkamer over 1980, gericht aan de Minister van Economische Zaken, kunnen als v o l g t w o r d e n b e a n t w o o r d . Paragraaf
5.4
Ad1 1 De omzetten van in- en uitvoerende bedrijven die w e l en geen gebruik maken van de door het Centraal Bureau v o o r de Statistiek op c o m p u t e r s t r o k e n ter beschikking gestelde informatie zijn niet bekend. Zonder een u i t v o e r i g , gericht onderzoek kan hierover geen schatting w o r d e n gegeven. De met een onderzoek g e m o e i d e kosten zijn dermate h o o g , dat deze niet o p w e g e n tegen de w a a r d e van de te verkrijgen i n f o r m a t i e . 2 Het aantal gebruikers van de statistische gegevens kan niet zonder meer w o r d e n afgeleid uit de aantallen a b o n n e m e n t e n . Voor een juiste beoordeling zijn ook de aantallen schriftelijke, telefonische of m o n d e l i n g verstrekte inlichtingen van belang. Veel i n f o r m a t i e w o r d t voorts via andere instanties verstrekt. In het geval van de statistieken van de buitenlandse handel kan hierbij gedacht w o r d e n aan de universiteitsbibliotheken, de Kamers van Koophandel, de Produktschappen, de Economische Voorlichtingsdienst, branche-organisaties, werkgeversorganisaties en daarnaast aan de statistische bureaus van EEG, Benelux, V N , IMF, OESO e.d. Deze laatste organisaties maken niet alleen gebruik van de door het CBS verzamelde gegevens, maar verwerken ze ook in eigen publikaties en zorgen daarmee v o o r een verdere verspreiding ervan. Dit neemt niet w e g dat het CBS er bij v o o r t d u r i n g naar streeft systematisch nog meer bekendheid te gaan geven aan zijn p u b l i katies. 3 In statistiek van de buitenlandse handel w o r d e n de gegevens van de Nederlandse invoer en uitvoer maandelijks verzameld. De gegevens w o r d e n onderscheiden naar ca. 200 landen van o o r s p r o n g of b e s t e m m i n g en naar
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 720, nr. 22
1
ruim 7000 verschillende goederensoorten. De verzamelde gegevens op macro-niveau zijn van belang voor de beleidsvorming op een groot aantal terreinen van economische politiek. De verzamelde micro-gegevens zijn van groot belang voor de ondersteuning van het beleid van onder meer bedrijfstakorganisaties en vooral ook voor het marketingbeleid van individuele ondernemingen. Of en in hoeverre deze «baten» opwegen tegen de kosten van deze statistiek voor de overheid, te weten f 22,5 min. in 1980, en voorts tegen de verdere maatschappelijke kosten, is moeilijk direct te meten. In vergelijking met hetgeen bedrijven en instellingen bereid zijn te betalen voor statistische onderzoekingen van particuliere marktonderzoekbureaus of adviesbureaus lijken de kosten van deze statistiek echter niet hoog. Ad 3 4 In de intra-Beneluxhandel wordt in vele gevallen de omzetbelasting ter zake van de invoer geheven met toepassing van de z.g. verleggingsregeling waarbij met een mondelinge aangifte ten invoer tot verbruik kan worden volstaan. De fraude die, zowel in Nederland als in België, met behulp van het «enig document» kan worden bestreden, is de fraude die erin bestaat dat men goederen uit het vrije verkeer van de ene Benelux-lid-staat op regelmatige wijze - en derhalve voor de omzetbelasting met toepassing van het nultarief" uitvoert, doch deze goederen in de andere Benelux-lid-staat nietten invoer aangeeft en deze goederen buiten de boekhouding om doorverkoopt waardoor niet alleen de omzetbelasting doch ook andere belastingen kunnen worden ontdoken. Zowel in Nederland als in België wordt deze vorm van fraude thans tegengegaan door inneming aan de grens van een kopiefactuur of ander passend bescheid, waaruit blijkt dat de goederen voor toepassing van de verleggingsregeling in aanmerking komen. In België worden daarnaast altijd nog bescheiden - bij voorbeeld voor de statistiek - geëist. In Nederland wordt voor de statistiek rechtstreeks opgave aan het CBS gedaan, doch worden in een aantal gevallen bepaalde bescheiden geëist. Onderzocht wordt of in het intra-Benelux-handelsverkeer alle formaliteiten door inlevering van het «enig document» kunnen worden vervangen. 5 Het ging hierbij niet om fraudes die verband houden met EG-regelingen omdat er in het handelsverkeer binnen de Benelux geen EG-heffingen en/of restituties bestonden. Nu na de revaluatie van 4 oktober jl. in het intra-Beneluxverkeer z.g. monetair compenserende bedragen worden geheven c.q. gerestitueerd is eventuele fraude in verband hiermede wellicht ook met behulp van het «enig document» te bestrijden. 6 Voor de registratie van de handel met België en Luxemburg is in 1971 op grond van een afspraak binnen de Benelux overgeschakeld naar een systeem van rechtstreekse waarneming bij de ondernemingen. Erkend moet worden dat het tot op heden niet gelukt is om met dit systeem dezelfde mate van nauwkeurigheid te bereiken als met het traditionele systeem, dat berust op waarneming aan de grens. Overigens is de mate van nauwkeurigheid van de gegevens niet exact bekend. Sommige gebruikers vergelijken de cijfers van het CBS met die van NIS en constateren verschillen. De cijfers van het CBS over de invoer uit België en Luxemburg komen voor een aantal goederensoorten lager uit dan de cijfers van het NIS; daar staat tegenover dat voor een aantal andere goederensoorten de cijfers hoger uitkomen. In nauwe samenwerking met het NIS onderzoekt het CBS op dit moment waaruit deze verschillen voortvloeien.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 720, nr. 22
2
7 Het ambtelijk overleg met betrekking tot de invoering van een enig d o c u ment vordert gestaag. Verwacht m a g w o r d e n dat nog dit jaar de Ministers van Economische Zaken en van Financiën definitieve voorstellen kunnen w o r d e n a a n g e b o d e n , zodat r o n d de jaarwisseling het enig d o c u m e n t in zijn nieuwste v o r m effectief kan w o r d e n ingevoerd. 8 De suggestie van de Rekenkamer lijkt e e n v o u d i g maar is in de praktijk moeilijk te realiseren. Er zijn vele p r o b l e m e n , w a a r v a n er hier enkele genoemd mogen worden: - De interpretatie van de b e g r i p p e n invoer, d o o r v o e r , entrepotverkeer e.d. d o o r de statistische diensten is, zoals studies ter vergelijking van de resp. als in- en als uitvoer geregistreerde g o e d e r e n s t r o o m tussen telkens t w e e landen hebben a a n g e t o o n d , lang niet altijd gelijk. Dit kan bij v o o r b e e l d t o t gevolg hebben dat invoer uit Frankrijk in Nederland bij gebruik maken van Belgische cijfers t w e e m a a l in de Nederlandse statistiek verschijnt. - De cijfers van de Belgische statistiek k o m e n niet op dezelfde t e r m i j n beschikbaar als die van de Nederlandse. Dit kan tot v e r t r a g i n g van de Nederlandse publikatie leiden en in de bestaande situatie zou dat ook het geval zijn. In het algemeen acht ik het niet aanvaardbaar o m ten aanzien van v o o r het beleid belangrijke Nederlandse cijfers afhankelijkheid ten opzichte van buitenlandse gegevens te creëren. Paragraaf
5.5
Ad1
9 De accountantsdienst rapporteert over de administratieve organisatie wanneer daartoe aanleiding bestaat. Een goedkeurende verklaring i m p l i ceert dat de administratieve organisatie aan de daaraan te stellen eisen v o l doet. Indien geen goedkeurende verklaring w o r d t gegeven en de oorzaak is gelegen in een niet goed functionerende administratieve organisatie, dan gaat de accountantsdienst hierop in het rapport nader in. Uiteraard zijn er ook andere b e v i n d i n g e n , die niet in het rapport w o r d e n v e r m e l d . Slechts ten aanzien van bevindingen relevant voor het inzicht in de b e g r o t i n g s u i t v o e r i n g en het financiële inzicht in de begrotingsuitvoering en het financiële beheer v i n d t v e r m e l d i n g in het rapport plaats. Het doel van de accountantscontrole is in de eerste plaats gericht op certificatie van de financiële v e r a n t w o o r d i n g i.c. van Economische Zaken. 10 De bevindingen w o r d e n o p de gebruikelijke wijze in controledossiers vastgelegd. Tussen de ministeries en de A l g e m e n e Rekenkamer is een procedure o v e r e e n g e k o m e n ten aanzien van het ter inzage geven van controle-aantekeningen aan de A l g e m e n e Rekenkamer en de regels die daarbij in acht zullen w o r d e n g e n o m e n . Uiteraard w o r d t d i e n o v e r e e n k o m s t i g gehandeld. 11 De eisen waaraan de administratieve organisatie m o e t v o l d o e n zijn in detail afhankelijk van de aard van het te controleren object. In het algemeen kan w o r d e n gesteld dat de administratieve organisatie zodanig moet zijn dat de juistheid en de v o l l e d i g h e i d van de v e r a n t w o o r d i n g zijn g e w a a r b o r g d .
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 720, nr. 22
3
Ad 4 12 Er is geen verdeling vastgelegd van de capaciteit van de accountantsdienst over de gesubsidieerde instellingen, het ministerie zelf en de grote zelfstandige diensten. Door het chronisch gebrek aan hoger gekwalificeerd personeel wordt steeds opnieuw bepaald waaraan prioriteit dient te worden gegeven. 13 Steeds wordt bezien of de controle op doelmatige wijze plaatsvindt. Zonodig wordt deze aangepast. Nieuwe controletechnieken leveren in het algemeen geen besparing van personeel op. Zij verleggen slechts het accent van de controle. 14 Door de accountantsdienst wordt ernaar gestreefd in de bestaande leenv ten in de controle te voorzien. Zoals blijkt uit mijn antwoord aan de Rekenkamer - zie blz. 24 van het verslag - is de krappe arbeidsmarkt voor hoger gekwalificeerd personeel een omstandigheid die uitzicht op een snelle verbetering in de weg staat. Ad 5 15a De werkwijze van de accountantsdienst is zodanig dat bij de controle van het gevoerde financiële beheer ernaar wordt gestreefd de controle zo kort mogelijk na de uitvoering te doen plaatsvinden. In eerste instantie worden de opmerkingen c.q. aanwijzingen mondeling doorgegeven, uiteraard met vastlegging in het controledossier. Aan deze opmerkingen c.q. aanwijzingen wordt nagenoeg steeds gevolg gegeven. Mocht dit echter niet het geval zijn, dan is de procedure dat de gecontroleerde schriftelijk op de hoogte wordt gebracht van de opmerking van de accountantsdienst. Wanneer ook dit geen resultaat heeft, vindt vermelding in het accountantsrapport plaats. 15b De verantwoordelijkheid van het beleid zoals dat door de dienstonderdelen wordt uitgevoerd berust bij deze onderdelen en uiteindelijk bij de Minister. De accountant oefent achteraf controle uit op de begrotingsuitvoering en het financieel beheer en draagt uit dien hoofde geen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop het beleid door dienstonderdelen wordt uitgevoerd. 15c Rapporten van de accountantsdienst die betrekking hebben op de begrotingsuitvoering en het financiële beheer worden in afschrift gezonden aan de Algemene Rekenkamer en de Centrale Accountantsdienst van het Ministerie van Financiën. De Minister kan derhalve ten aanzien van de taakuitvoering van de departementale accountantsdienst worden aangesproken door de Minister van Financiën alsmede door de Algemene Rekenkamer. 15d De consequentie van de onafhankelijkheid van de accountantsdienst is dat de accountant bij het geven van zijn oordeel niet kan worden beïnvloed door de gecontroleerde of door de opdrachtgever. Met betrekking tot het antwoord op de vragen sub e en f verwijs ik u naar het hierboven onder 15a gestelde en voor het antwoord op vraag g verwijs ik naar het antwoord op vraag 10.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 720, nr. 22
4
Paragraaf 5.18 Ada 16 Mijnerzijds is bij de Minister van Onderwijs en Wetenschappen niet aangedrongen op compensatie voor de vertraging die is opgetreden bij de herziening van het Bijdragenbesluit Kernenergiewet (Stb. 1969, 475). Naar mijn mening is het niet gewenst claims in te dienen bij andere ministeries die in dergelijke gevallen overleg wensen. Het is in dezen niet eenvoudig om duidelijk vastte stellen door wie en vanaf welk tijdstip de vertraging is opgetreden. Nog moeilijker is de beoordeling of het overleg tot een vertraging zal leiden. Dit is alleen achteraf vast te stellen. Add 17,18en 19 Naar aanleiding van de brief van 10 november 1980 van de ARK, waarin op publikatie van de jaarverslagen van UCN werd aangedrongen, heeft begin 1981 overleg plaatsgevonden tussen de ARK en mijn ministerie. Toegezegd werd te bevorderen dat de jaarverslagen zo spoedig mogelijk gepubliceerd zouden worden. In mijn brief van 27 april 1981 heb ik de ARK medegedeeld dat de raad van bestuur van UCN had besloten te bewerkstelligen dat in juni 1981 de jaarrekeningen 1975 tot en met 1979, inclusief de verslagen van de raad van bestuur en de directie, alsmede verklaringen van de accountant gepubliceerd konden worden. De jaarverslagen zijn intussen aan de ARK gezonden. Paragraaf 8.3 20 De definitieve afsluiting van de werkzaamheden aangaande de ontvangsten krachtens de Wet financiering ontwikkeling snelle kweekreactor heeft nog niet plaatsgevonden. Het trage verloop van de afsluiting wordt veroorzaakt doordat heffingplichtigen de vragen die mijnerzijds ten behoeve van de afwikkeling worden gesteld in eerste instantie vaak onvoldoende beantwoorden. Dit heeft tot gevolg dat nadere verzoeken moeten worden gedaan om de door mij gestelde vragen te beantwoorden. Bovendien ben ik door personeelsgebrek niet in staat geweest de werkzaamheden dienaangaande te versnellen. De Minister van Economische Zaken, J. C. Terlouw
Tweede Kamerzitting 1981-1982,16 720, nr. 22
5