Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
30 300 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2006
Nr. 174
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 9 januari 2006 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 14 december 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Rutte van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over alfabetisering en over: – de brief van de minister en de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Rutte en Van der Laan, d.d. 9 juni 2005 inzake de aanbieding van de Monitor Alfabetisering 2003–2004 (29 800-VIII, nr. 226) als reactie op de motieLambrechts (29 800-VIII, nr. 55); – de brief van de minister en de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 november 2005 inzake «Van A tot Z betrokken. Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006– 2010» (30 300-VIII, nr. 142). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Smeets (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Roefs (PvdA) en Jungbluth (GroenLinks). Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Brinkel (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Herben (LPF), Nijs (VVD), Halsema (GroenLinks), Kalsbeek (PvdA) en Vendrik (GroenLinks).
Mevrouw Kraneveldt (LPF) zegt dat een aantal van 1,5 miljoen analfabeten voor een modern kennisland als Nederland een schande is. Zij doelt niet op de laag opgeleide schoonmaaksters van 50 jaar die van hun ouders de huishoudschool niet mochten afmaken omdat ze moesten gaan werken en ook niet op de groep laag opgeleide of niet opgeleide mensen die via immigratie of gezinshereniging Nederland zijn binnengekomen. Wat echt te gek voor woorden is, is het gegeven dat er nieuwe analfabeten bijkomen. De cijfers van de Onderwijsinspectie over de lees- en schrijfvaardigheden van kinderen die nu van de basisschool komen, liegen er niet om. Er zijn kinderen met drie jaar taalachterstand die dat nooit meer zullen inlopen en dit zijn niet alleen allochtone kinderen. 6% van de jongeren tussen negentien en drieëntwintig jaar is laaggeletterd. Wat heeft het onderwijs al die tijd gedaan? Het is de hoogste tijd dat de aanval op analfabetisme wordt ingezet. Mevrouw Kraneveldt complimenteert de bewindslieden met hun aanvalsplan tegen laaggeletterdheid. Alle sectoren van het onderwijs komen aan het bod evenals autochtonen en allochtonen. Er is veel aandacht voor de werkende of werkloze analfabeten en voor leesbevordering. Veel acties en maatregelen krijgen haar steun. Toch spreekt zij juist vanwege het veelomvattende karakter van het plan haar twijfels uit over het aanvalsplan,
KST93740 0506tkkst30300VIII-174 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
1
1
omdat versnippering op de loer ligt. Aan het eind van ieder hoofdstuk worden maatregelen, plannen en stimuleringsacties genoemd met hier en daar een bedrag erbij. Moeten er niet meer keuzes worden gemaakt? Is een bedrag van 4 mln. niet te weinig? De eerste mijlpaal in het plan is het terugbrengen van het percentage leerlingen in het voortgezet onderwijs dat op of onder PISA-leesniveau (Programme for International Student Assessment) zit van 11 naar 10. Het verschil van 1% lijkt niet erg hoog gegrepen. De staatssecretaris meldt hierbij dat rekening wordt gehouden met een verwachte toename van deze probleemgroep in 2010. Als het aanvalsplan succes heeft, dan mag toch verwacht worden dat deze probleemgroep kleiner wordt in plaats van groter? Waarop zijn de verwachtingen gebaseerd? De bewindsman trekt weinig geld uit voor het verhogen van de kennis en kunde van vakdocenten in bijvoorbeeld het mbo, terwijl de specifieke aandacht voor het bijbrengen van taalvaardigheden in het mbo juist afneemt. Hoe wil hij een echte kwaliteitsslag maken? Ook de problemen onder de pabo-studenten op dit terrein zijn bekend. Die kunnen niet worden opgelost met een bedrag van 300 000 per jaar. Wat betekent het taalportfolio in het vmbo en mbo? Kan de staatssecretaris hierop ingaan? Het aantal werkgevers dat bijdraagt aan de bestrijding van laaggeletterdheid moet van 50 naar 100%. Hoe realistisch is deze ambitie gelet op de daling van het aantal cursussen bij de roc’s (regionaal onderwijscentrum) van 5600 naar 5300? Het bestaande plan tegen analfabetisme werkt blijkbaar niet. Van die 5300 cursisten valt ook nog eens 14% uit. Kan deze uitval worden verklaard? Wat ondernemen roc’s en bedrijven die de cursisten sponsoren om ze de cursus te laten hervatten? Zitten er dubbeltellingen in het aantal van 5300 cursisten? Wordt het geen tijd om drang en wellicht dwang in te voeren? Hoeveel kost zo’n cursus? Kan een werkende functionele analfabeet een fiscale bonus krijgen als een cursus met goed gevolg wordt afgelegd? Werkloze functioneel analfabeten met een uitkering komen drie tot vijf keer moeilijker aan de slag. Kunnen deze mensen met behoud van uitkering verplicht worden tot het volgen van een cursus, al dan niet als onderdeel van een reïntegratietraject? Kunnen NT2-docenten en docenten met een wachtgeldregeling hierbij worden ingeschakeld en, zo nodig, omgeschoold? Docenten kunnen weer aan de slag en werklozen krijgen een cursus die hun kansen op de arbeidsmarkt sterk vergroot. Wat is de reactie van de staatssecretaris? Wat verstaat de bewindsman onder «bijdragen»? Is dat alleen een foldertje bij personeelszaken op het prikbord of wordt in cursussen geïnvesteerd? Welke fiscale maatregelen, los van de algemene scholingssubsidies, worden speciaal voor bestrijding van analfabetisme getroffen? Gestreefd wordt naar een verhoging van deelnemers aan alfabetiseringscursussen tot ongeveer 12 500, een verdubbeling van het huidige aantal. Mevrouw Kraneveldt neemt aan dat dit de streefwaarde per jaar is, maar in welk jaar moet die verdubbeling zijn gerealiseerd? Hoeveel cursussen kunnen de roc’s en andere onderwijsaanbieders aan? Uit een Engels onderzoek uit 2001, waaruit geciteerd wordt in het aanvalsplan, blijkt dat laaggeletterde vrouwen driemaal minder kans hebben dan andere vrouwen tussen de drieëntwintig en drieëndertig jaar op een fulltime baan. Bij mannen is de kans vijfmaal minder. Er zijn grote verschillen tussen laag- en hooggeletterde mannen en vrouwen op het gebied van maatschappelijke participatie, interesse in politiek, stemmen of belangstelling voor actuele gebeurtenissen. Als deze groep bij de alfabetiseringsprojecten kan worden betrokken, wordt op veel fronten winst geboekt. In het aanvalsplan zijn plannen ontwikkeld voor hulp bij dyslexie, maar veel mensen hebben moeite met de spelling van de Nederlandse taal. De politiek heeft spellingshervormingen aan de Nederlandse Taalunie uitbesteed. De minister heeft via de raad van ministers nog enige input. Wil de staatssecretaris nagaan wat de inzet van de minister is bij spellingshervormingen? Wil hij hierbij aandacht vragen voor mensen die moeite
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
2
hebben met spellen en vragen of het mogelijk is regels te ontwerpen waardoor de taal inzichtelijker wordt? Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA) memoreert dat de bewindslieden op 9 juni jl. aan de Kamer schreven dat de resultaten van het alfabeteringsplan 2004–2006 tegenvallen. Met name het aantal deelnemers bleef steken op 5000 per jaar, terwijl de lat op 12 500 was gelegd. Op 25 november jl. ontving de Kamer het stuk Van A tot Z betrokken. Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010. Mevrouw Aasted Madsen vindt het van lef getuigen als halverwege een lopend programma de conclusie wordt getrokken dat een verandering nodig is omdat anders de beoogde resultaten helemaal niet worden gehaald. Resteert de vraag waarom de resultaten zijn uitgebleven. De ambities zijn in dit plan hetzelfde gebleven, namelijk 5% van de functioneel analfabeten moeten op cursus. Waarom denkt de bewindsman dat het met dit plan wel zal lukken? 1,5 miljoen Nederlanders hebben moeite met lezen en schrijven; 250 000 zijn echt analfabeet. Jonge kinderen uit taalarme gezinnen hebben een taalachterstand van gemiddeld twee jaar die zij tijdens hun schoolloopbaan vaak niet meer inlopen. Een achterstand die eerder in de schoolloopbaan is opgelopen, zet vaak door tot in het mbo. Het is een verdienste van het onderwijs als die achterstand niet verder toeneemt. Volgens het CINOP (Centrum voor Innovatie van Opleidingen) beschikt de helft van de mbo-leerlingen over onvoldoende taalvaardigheid om op school en de werkplek naar behoren te functioneren. Ongeveer de helft van alle eerstejaars pabo-studenten zakte in 2002 nog voor een taaltoets op het niveau van groep acht. De basis voor de taalontwikkeling ligt in de eerste levensjaren. Een gericht aanbod aan taalarme gezinnen lijkt eerder noodzaak dan wenselijkheid. In het kader van JONG moet het mogelijk zijn om samen met consultatiebureaus en lokale instellingen voor opvoedingsondersteuning gericht in te zetten op communicatie tussen ouders en kinderen, zoals dat in het verleden gebeurde met het Hanenproject. Om te zorgen voor een integrale afstemming en aanpak in voor- en vroegschoolse periode heeft de CDA-fractie bij de begrotingsbehandeling nadrukkelijk gepleit voor het integreren van de voorschoolse voorzieningen in het onderwijs via een groep nul. De fractie wacht de notitie hierover met spanning af. In het onderwijs verschuiven in de loop der jaren accenten. Spelling werd minder belangrijk gevonden, want taal was vooral een communicatiemiddel. Correct leren spellen werd minder noodzakelijk, want de tekstverwerker heeft een spellingscontrole. Wordt met deze benadering de leerlingen niet tekort gedaan? Taal is niet alleen een communicatiemiddel, taal biedt toegang tot veel andere informatie. Bij de behandeling van de Koers PO heeft de CDA-fractie nadrukkelijk het belang van een goede taalontwikkeling en begrijpend lezen onder de aandacht gebracht. Juist in het mbo-vervolgonderwijs wordt het zelfstandig werken voor leerlingen met een ontoereikende vaardigheid op het gebied van begrijpend lezen ernstig belemmerd. Daarom onderschrijft mevrouw Aasted Madsen de noodzaak hieraan binnen dit type onderwijs meer aandacht te besteden, zeker op niveau 1 en 2. Wat kan de bewindsman doen om de roc’s dit punt actief te laten oppakken? Naast allerlei goede initiatieven op het gebied van preventie moet naar de functioneel analfabeten gekeken worden. Hoe worden deze mensen bereikt? De ambitie ligt terecht nog steeds op 12 500 mensen per jaar. Televisie blijkt een goed medium voor het bereiken van een grote doelgroep. In de regio’s waar de programma’s van ETV via de lokale zenders worden uitgezonden, blijken de aanmeldingen voor de alfabetiseringscursussen op de roc’s te stijgen. De serie taalklas die door ETV wordt uitgebracht, richt zich vooral op de langzaam lerende laagopgeleide allochtonen tweedetaal-leerders. Uit onderzoek van de universiteit Tilburg blijkt deze methode doelmatig en aantrekkelijk te zijn. Het gegeven dat
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
3
deze methode interactief via een website kan worden gevolgd draagt daar mogelijk aan bij. Op de website taalklas.nl zijn 50 000 bezoekers geregistreerd waarvan 20 000 continu bezig zijn. Is het zinvol om nog meer gebruik te maken van tv en internet om het bereik te vergroten? De CDA-fractie steunt van harte de financiële investering in de programma’s van ETV en pleit voor een landelijke dekking van het aanbod. Wanneer kan er voor de autochtone en allochtone laaggeletterde een landelijk dekkend aanbod van ETV worden bereikt? Als de doelstelling gehaald wordt om ieder jaar 12 500 mensen binnen te krijgen, hangt daar natuurlijk een prijskaartje aan. Het is bekend dat de educatiemiddelen van de G31 in het bedrag voor het grotestedenbeleid zitten. De staatssecretaris geeft aan dat alfabetisering door gemeenten en roc’s vaak geen prioriteit krijgt. Daarom heeft de CDA-fractie de motieLambrechts medeondertekend waarin gevraagd wordt middelen in te zetten voor volwassenenonderwijs en alfabetisering. Hoe is de stand van zaken op dit punt? Is het regelmatig overleggen van de G4, de G27 en de VNG voldoende? De percentages laaggeletterden zijn niet voor Nederland hetzelfde. Er zijn regio’s die er in negatieve zin uitspringen, zoals bijvoorbeeld OostGroningen. Houdt de bewindsman rekening met deze provinciale verschillen bij het beschikbaar stellen van de middelen? Hier lijkt maatwerk op zijn plaats. Er is een relatie tussen laaggeletterdheid en arbeidsmarkt. Als mensen worden geschoold waardoor ze voldoende taalvaardig worden, zijn er alleen maar winnaars. Als eerste de mensen zelf, maar ook het bedrijfsleven en uiteindelijk de economie. Daarom is het gericht aanbieden van alfabetiseringscursussen in of via bedrijven uitstekend en verdient het initiatief van de Van Gansewinkelgroep brede navolging. Hoe kan de staatssecretaris dit stimuleren? Om een goede aansluiting te houden tussen de vraag van het bedrijfsleven en het aanbod op de arbeidsmarkt is het noodzakelijk dat meer mensen met een startkwalificatie op niveau 2 verder gaan met een opleiding op niveau 3 en hoger. Daarvoor is taalvaardigheid een bittere noodzaak. Er is dus alle reden om ambitieus aan het werk te gaan met dit aanvalsplan. De heer Jungbluth (GroenLinks) schrikt van het aantal van 1,5 miljoen functioneel analfabeten. Het gaat om verschillende groepen die ieder een eigen aanpak verlangen: ouderen die geleidelijk hun vaardigheid verliezen om kennis te nemen van geschreven taal, zwakgeletterden die het onderwijssysteem aflevert en het lezen vermijden waardoor ze snel hun vaardigheid kwijtraken en de permanente uitstroom van nieuwe mensen die functioneel analfabeet zijn. De overheid moet langs twee kanten een oplossing zoeken. Gewerkt moet worden aan alfabetisering en aan communicatie met belangrijke doelgroepen in zo eenvoudig mogelijk Nederlands. De fractie van GroenLinks juicht uiteraard het aanvalsplan toe. De titel van het plan belooft een «aanval», maar het is de vraag wat het feitelijke bereik is. Volgens het veld zijn er onvoldoende docenten en cursusplaatsen. Ook zijn de pogingen om de doelgroep op te sporen niet bevredigend. Klopt het dat 1/30ste van de doelgroep niet wordt bereikt? De doelstelling voor 2010 is 12 500 cursisten, waarvan 7500 nieuw. Op een groep van 250 000 autochtonen, echte analfabeten, is dat 3%. Een invalshoek is de overlap met de cursus inburgering. Inburgeringscursussen zijn in belangrijke mate alfabetiseringscursussen, maar daar betaalt de cursist zelf. Er is sprake van een merkwaardige verhouding: functioneel allochtone analfabeten verkeren jegens de overheid financieel in een andere positie dan de autochtonen. Is dit opzet? Of is er sprake van discriminatie die niet mag worden toegestaan? Het aanbod bij de inburgeringscursussen levert volgens de inspectie bedroevende resultaten op. Zijn deze resultaten ook van dit soort cursussen te verwachten?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
4
De roc’s die de cursussen moeten verzorgen, verkeren in een onzekere financiële positie, onder andere door het wegvallen van het monopolie op het cursusaanbod. De heer Jungbluth wil een identiek basisrecht op alfabetisering voor autochtonen en allochtonen. Een andere invalshoek is het basisonderwijs, de permanente instroom van nieuwe functioneel analfabeten. In het plan is sprake van Vve-achtige maatregelen en schakelklassen die betrekking hebben op instromers. Er bestaan echter geen maatregelen voor de groep tienjarigen in het basisonderwijs waarvan geconstateerd is dat zij het technisch lezen nooit zullen beheersen, laat staan het begrijpend lezen, tenzij er aanvullende maatregelen worden genomen. Op dit gebied verwacht de heer Jungbluth krachtiger doelstellingen van de overheid. Tot slot biedt de heer Jungbluth namens de fractie van GroenLinks de bewindsman de nota Heerlijk, helder Hollands aan. Deze nota wordt rond de kerst officieel aan de Kamer aangeboden. Ook de heer Balemans (VVD) schrikt van het aantal van 1,5 miljoen Nederlanders die onvoldoende de taal beheersen. Het is opvallend dat het aantal autochtonen tweemaal zoveel is als het aantal allochtonen. Het probleem gaat veel verder dan alleen etniciteit. 7% van zestien- tot vierentwintigjarigen hebben problemen op dit terrein. Hoe zijn die door het onderwijssysteem gerold zonder dat iets gesignaleerd, laat staan ingegrepen is? Is het onderwijsstelsel in staat om dit soort problemen te detecteren? Hoe hebben deze kinderen ooit een proefwerk of tentamen kunnen maken? Gaat het probleem niet veel dieper? Volgens de cijfers van 2002 uit de notitie, hebben 50% van de eerstejaars pabo-studenten zelf een taal- of rekenachterstand. Het is te begrijpen dat de kinderen tussen de zestien en de vierentwintig het ook niet redden. Is sinds die tijd door het ministerie een ander en strakker beleid gevoerd? Is er verbetering opgetreden in de percentages van de eerstejaars pabostudenten? Volgens de staatssecretaris kunnen veel zaken geregeld worden in de bredeschool-concepten, maar dit mag niet betekenen dat de betrokkenheid van ouders, enz., via bredeschool-lijnen zal verlopen. Volgens een krantenbericht van vandaag heeft het competentiegericht leren, de omschakeling van oude naar nieuwe structuur, ertoe geleid dat het aantal schooluitvallers drastisch is afgenomen. Dat is winst, maar de bewindsman schrijft dat bij het competentiegericht leren en opleiden in het vmbo de dreiging groot is dat de aandacht voor taalontwikkeling ondergesneeuwd raakt. Hoe wordt dit voorkomen? Verder staat in de notitie dat de beroepsvakdocenten delen van het onderwijs Nederlands voor hun rekening nemen, maar daarvoor de deskundigheid en de middelen missen. Voor middelen kan de Kamer zorgen, maar ondeskundige mensen mogen geen les geven. Wordt deze situatie gestopt voordat het competentiegericht leren wordt ingevoerd? De heer Balemans vindt het positief dat in het aanvalsplan over de volle breedte van het terrein de zaken worden aangepakt. Toch bestaat het risico dat de plannen verwateren. In de notitie staat dat de overheid uiteraard de grootste werkgever van Nederland is. De bewindsman verwacht veel resultaten van andere partners, provincies, gemeenten, werkgevers en sociale partners, maar over welke sanctie beschikt hij als de partners afhaken en niet willen investeren in de geletterdheid van mensen? Zijn al gesprekken gevoerd met de brancheorganisaties? Welke concrete afspraken zijn gemaakt? Zijn dit sluitende afspraken waarbij sancties zijn ingebouwd? Hetzelfde geldt voor de gemeenten. De centrale overheid beschikt over machtsmiddelen in de vorm van geldstromen, maar wat gebeurt er als gemeenten niet aan de verwachtingen voldoen? Er wordt ongeveer 350 mln. uitgetrokken voor media exposure, enz. Uit ervaring is bekend dat grote publiciteitscampagnes niet de grootste effecten hebben. Volgens de heer Balemans worden analfabeten niet
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
5
bereikt via reclames in kranten of met glossy folders die snel in de prullenbak verdwijnen. Hij dringt erop aan, mensen veel directer te benaderen. Mevrouw Hamer (PvdA) sluit zich in grote lijnen aan bij de vorige sprekers. Zij herinnert aan haar werkzaamheden in 1985 ten behoeve van de open school en het alfabetiseringswerk en merkt op dat er twintig jaar geleden al sprake was van 1,5 miljoen analfabeten. In de tussentijd zijn er zeven of acht aanvalsplannen verschenen. Welke «gevechtsmiddelen» zijn nieuw? Wat is de garantie dat deze middelen beter zijn dan die uit vorige aanvalsplannen? Het ministerie van OCW is heel goed in het schrijven van dit soort plannen, maar is dit hét plan, dé manier? Mevrouw Hamer wijst erop dat het om mensen gaat die niet kunnen lezen of schrijven en daarop ook niet gericht zijn. In haar tijd ging men letterlijk de straat op om de mensen aan te spreken. Volgens haar is dit de enige manier waarop de doelgroep kan worden bereikt. Daarnaast moet men proberen het vertrouwen te winnen en de mensen over de schaamte heen helpen, zodat ze naar een cursus gaan. Hiervoor zijn veel geld en inzet nodig van werkers in het veld en vrijwilligers. Het aanvalsplan gaat uit van een bedrag van 20 mln. voor vier jaar, wat uitkomt op € 10 per analfabeet. Kan de bewindsman mevrouw Hamer ervan overtuigen dat zijn gevechtsmiddelen beter zijn en succes garanderen? De eerste mijlpaal in het plan houdt in dat men het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs dat onder het PISA-leesniveau I zit, wil verlagen met 1%. Wat is de achtergrond van dit lage percentage? Op de werkgevers wordt een groot beroep gedaan. Werkgevers in het midden- en kleinbedrijf die direct contact hebben met werknemers uit de doelgroep kunnen hierbij een grote rol spelen, omdat zij deze mensen kunnen signaleren. Hoe worden de werkgevers ingezet en hoe krijgen zij hierbij hulp? De derde mijlpaal houdt het streven in naar 12 500 deelnemers. Mevrouw Hamer begrijpt uit de monitor 2003–2004 dat er minder mensen worden bereikt, ongeveer 5300. Er zijn dus 7200 trajecten meer nodig om deze mijlpaal te halen. Lukt dit met het beoogde bedrag van 20 mln.? De Stichting ABC berekende dat 12 mln. moet worden uitgetrokken voor het verkrijgen van goede docenten, leermiddelen en een geschikte leeromgeving. De bewindsman zelf geeft aan dat de educatiemiddelen van de G31 voor het grotestedenbeleid worden ingezet hetgeen kan leiden tot verschraling van het educatieaanbod. Gaat de bewindsman het gevecht met de gemeenten aan en zorgt hij ervoor dat de middelen voor educatie worden gebruikt? De groep allochtone analfabeten valt voor een groot deel onder de Wet inburgering. Uit het overleg over de integratie bleek dat van de inburgering niet veel terecht is gekomen. Zit deze groep in het goede traject? Het aantal beschikbare uren van zeshonderd is volstrekt onvoldoende. Kan ervoor gezorgd worden dat deze groep met voldoende middelen wordt gealfabetiseerd? Wil de staatssecretaris nogmaals met minister Verdonk overleg voeren over de groep allochtone analfabeten zodat ze een goede plek krijgen in het onderwijsbestel? De PvdA-fractie heeft recent schriftelijke vragen gesteld over het vavo (voortgezet algemeen volwassenen onderwijs). Bij het vorige overleg over het alfabetiseringsplan maakte de staatssecretaris mevrouw Hamer blij met zijn toezegging over de vavo-trajecten, maar er zijn haar nog geen resultaten bekend. Waar blijft de toegezegde hoge prioriteit? Naast de groep functioneel analfabeten is er een grote groep mensen die slecht kan omgaan met overheids- en andere informatie. Het PvdAcongres heeft afgelopen zaterdag besloten zich in te spannen voor een eenvoudiger geschreven grondwet. Mevrouw Hamer geeft nu prioriteit aan eenvoudiger te lezen overheidsinformatie. Zij sluit zich op dat punt van harte aan bij de voorstellen van GroenLinks.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
6
Antwoord van de staatssecretaris Staatssecretaris Rutte steunt, onder verwijzing naar sommige producten die wo- en hbo-studenten afleveren, de stroming die in het onderwijs de Nederlandse taal en taalvaardigheid opnieuw een belangrijke plaats wil geven. Is de doelstelling in het aanvalsplan om het percentage leerlingen in het voortgezet onderwijs dat op of onder PISA-leesniveau zit met 1% terug te dringen te bescheiden? Uit een rapportage van de Onderwijsinspectie en jaarrapportages over minderheden blijkt dat de problemen bij deze doelgroep momenteel stijgen door de opbouw in de samenleving – meer allochtonen die de taal niet goed beheersen – en cumulatie van problemen in de huiselijke sfeer in de grote steden. De doelstelling om het percentage leerlingen met 1% terug te dringen tegen een stijgende trend in is een aanzienlijke ambitie omdat bij realisatie de stijging omgezet is in een verbetering. Er is geen cijfermatige prognose beschikbaar van de ontwikkelingen op dit terrein tot 2010. Nieuwe «gevechtsmiddelen» zijn de brede aanpak, meer aandacht voor preventie en meer beschikbare financiële middelen. Door de inzet van CINOP en de Stichting Lezen & Schrijven worden de werkgevers, inclusief de Van Gansewinkelgroep, beter bereikt. Gebleken is dat het bedrijfsleven bereid is, hieraan meer geld te besteden. Omdat de bewindsman ervan uitgaat dat hier een grote verantwoordelijkheid ligt voor de werkgevers zélf, zijn er geen sancties als ze niet willen of kunnen meewerken. De doelgroep van het aanvalsplan is inderdaad breder dan in het meerjarenplan 2003–2006 staat beschreven. De oorsprong, de in het actieplan 2001 gesignaleerde verdringing van het cursusaanbod voor autochtone Nederlanders door het accent op Nederlands als tweede taalonderwijs te leggen, wordt absoluut niet uit het oog verloren. Men heeft bij deze doelgroep, naast echte analfabeten, ook te maken met een groeiende groep allochtonen die in dezelfde positie verkeert als autochtonen, namelijk de tweede en derde generatie die onvoldoende kan lezen en schrijven om volwaardig mee te doen in de samenleving. Reagerend op vragen over de inzet van het budget voor de volwasseneneducatie zegt de staatssecretaris dat het volgens de wet aan de gemeenten is om binnen de volwasseneneducatie een afweging te maken. Voorzover gemeenten onder de BDU (brede doeluitkering) vallen, is het aan hen om in volledige openbaarheid te beslissen hoe en waarvoor de middelen worden ingezet. De bewindsman doet er alles aan om dit thema hoog op de agenda te zetten. De wet biedt geen middelen om dit af te dwingen. Hiervoor zou een wetswijziging nodig zijn, maar dit zou leiden tot een totaal andere verhouding tussen Rijk en gemeenten. De bewindsman vertrouwt erop dat de gemeenten een goede afweging maken. De Kamer zal in januari a.s. met de minister over de beleidsagenda lerarenbeleid spreken. De minister en de staatssecretaris hebben met de koepels afgesproken dat vanaf volgend studiejaar alle studenten die in de pabo instromen een diagnostische toets rekenen en taal wordt afgenomen. Op basis van deze toets wordt vastgesteld welke deficiënties moeten worden weggewerkt. Aan het einde van het eerste jaar krijgt elke student een studieadvies. Als de reken- en taalvaardigheid niet op orde zijn, kan de student de studie niet vervolgen. Verder wordt met vo- en bve-scholen bekeken hoe de reken- en taalvaardigheid van leerlingen verbeterd kan worden en hoe de basisvaardigheden opgekrikt kunnen worden. Van de resultaten wordt de Kamer op de hoogte gehouden. De bewindsman beaamt desgevraagd dat al eerder acties tot niveauverbetering zijn ondernomen, maar dat deze niet het beoogde resultaat hebben opgeleverd. In antwoord op de vraag over de positie van het Nederlands in het mbo zegt de bewindsman dat een drietal maatregelen wordt voorbereid. Bij aankomende en zittende docenten wordt de taalontwikkeling bij het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
7
competentiegericht leren expliciet gestimuleerd. Er is een raamwerk in voorbereiding voor een beschrijving van de taalvaardigheid Nederlands met een portfolio dat in eerste instantie op het vmbo en het mbo is gericht, maar dat ook ten dienste staat van de ontwikkeling van taalvaardigheid die doorloopt vanuit de vroegschoolse opvang tot de afsluiting van het mbo. Verder worden roc’s gestimuleerd bij het creëren van taalexpertisecentra en het ontwikkelen van een eigentaalbeleid. Met het oog daarop zal het landelijk platform taalbeleid mbo worden versterkt. Het bedrag van € 300 000 voor deskundigheidsbevordering en de taalportfolio is een begin. Het is vermoedelijk niet genoeg, maar dit moet de komende tijd worden gemonitord. De beleidsagenda lerarenbeleid bouwt hierop voort. Maatregelen worden voorgesteld om de deskundigheid van leraren in de breedte te bevorderen. In de operatie JONG werken de departementen samen. De bewindsman noemde de interventies die specifiek Onderwijs regarderen, zoals de vroeg- en voorschoolse opvang tot en met mbo, maar dat neemt niet weg dat de inspanningen bij de meest taalgevoelige periode van nul tot vier jaar moeten beginnen, een punt dat overigens ook op de agenda staat. Is er voldoende aandacht voor kinderen die op tienjarige leeftijd het technisch en begrijpend lezen onvoldoende beheersen? Er wordt stevig ingezet op een vroegtijdige bestrijding van de taalachterstand. Ook is er aandacht voor taalachterstand op latere leeftijd. De pilots taalbeleid en de schakelklassen kunnen worden ingericht voor oudere leerlingen. Ook in het kader van de gewichtenregeling zal aandacht worden besteed aan taalachterstand bij alle leerlingen in het basisonderwijs. Het door de heer Jungbluth gesignaleerde probleem zal hierbij worden meegenomen. De maatschappelijke mobilisatie rondom dit thema is overigens niet lastig. Ter verduidelijking memoreert de staatssecretaris dat 3 miljoen jonge mensen in Nederland op dit moment onderwijs krijgen, waarnaast nu ook instrumenten voor specifieke interventie worden ingezet. Deze maatregelen gelden ook voor kinderen die nu in groep zes zitten. Naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Hamer dat het haar niet duidelijk is aan welke specifieke groep gewerkt wordt, merkt de staatssecretaris op dat er vermoedelijk een politiek verschil van inzicht tussen beiden bestaat. Zij wil het liefst voor elke bijzondere doelgroep bijzonder beleid. Het aanvalsplan echter gaat uit van de algemene inzet om onderwijs te geven. Getracht wordt om bijzondere problemen met interventies, waar het hele aanvalsplan vol mee staat, op te lossen. Verder staan in het aanvalsplan tal van analyses opgenomen die aanvullend zijn op wat al is opgenomen in Koers po (primair onderwijs), Koers vo en Koers bve (beroepsonderwijs en volwasseneneducatie). De vraag richt zich niet op de analyses: maar het gaat erom welke interventies de beste resultaten opleveren. Gevraagd werd of mensen verplicht kunnen worden een taalcursus te volgen. Dit is mogelijk als ze in een uitkeringssituatie zitten. De Wet werk en bijstand geeft die ruimte, maar voor het overige is de bewindsman ertegen om mensen te verplichten een taaltraining te volgen, omdat dit volgens hem geen resultaat heeft. Het grote probleem is de schaamte die men eerst moet overwinnen. Recent heeft de bewindsman met wethouder Aboutaleb van Amsterdam samen met de grote roc’s een convenant ondertekend over onder andere het leveren van een bijdrage van de roc’s aan het reïntegreren van mensen in de bijstand van boven de drieëntwintig jaar. Er is op dat punt een verbond gesloten tussen de roc’s, de stad Amsterdam en de werkgevers met grote ambities die passen in de aanpak van leren en werken. De heer Aboutaleb zal flink gebruik maken van het instrumentarium dat de Wwb hem biedt. Ook hier geldt dat het aan de gemeente is om daarvan gebruik te maken. De een doet het wel en de ander niet. Dat is democratisch controleerbaar, maar de wet kan de gemeente niet verplichten om iemand in de bijstand die slecht leest en schrijft een cursus aan te bieden. Op de educatie wordt niet bezuinigd. Er wordt een nieuw inburgerings-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
8
stelsel ontworpen waarbij de gegarandeerde positie van de roc’s bij de inburgering onder druk komt te staan. Met de Bve Raad en minister Verdonk is een transitietraject afgesproken, zodat de invoering van de vrijemarktwerking voor de roc’s zo glad mogelijk verloopt. Verder is besloten een deel van de middelen voor educatie onder de BDU te brengen, die onderdeel uitmaakt voor het grotestedenbeleid. Uiteindelijk bepalen de gemeenten waar de gelden aan besteed worden, hetgeen democratisch controleerbaar is. Minister Van der Hoeven en de bewindsman hebben regelmatig contact met de VNG, de G31, de G4 en individuele gemeenten om ervoor te zorgen dat dit thema hoog op de agenda blijft staan. Er is voldoende geld om de ambitie van 12 500 cursisten te halen en de roc’s zeggen dat zij een toename voor autochtone taaltrainingen kunnen bolwerken. De gemeenten moeten ook in dit geval een eigen afweging maken. Ingaande op de vraag wanneer de geplande doelstelling gehaald wordt, antwoordt de minister dat 12 500 het doel is en dat het streven is dat dit zo snel mogelijk gehaald wordt. Hij kan echter noch een garantie, noch een tijdpad geven. Waarom wordt geen optimaal gebruik gemaakt van de aangeboden taalcursussen? De doelgroep is moeilijk te activeren. Schaamte speelt hierbij een grote rol. Ook het afromingseffect speelt hierbij een rol. Naarmate de aanpak vordert, zijn mensen moeilijker te bereiken. Bedrijven en instellingen zetten actiever in op alfabetisering, maar die aantallen blijven onzichtbaar in het systeem. Verder krijgen alfabetiseringscursussen een andere naam om stigmatisering te voorkomen. Uitrol van het ETV-aanbod zal plaatsvinden na succes in de G4. Inzet via tv en internet is nodig. De staatssecretaris wil graag met de G31 hun inzet op dit punt bekijken. De VNG en de provincies zullen zich moeten buigen over de vraag over plugging van taalcursussen bij lokale tv-stations. Hoeveel studietijd heeft een werknemer nodig om op een hoger niveau te komen? Dit is afhankelijk van de achtergrond, leeftijd, cognitief niveau, motivatie, de frequentie van de lessen en de relatie met de beroeps- en bedrijvencontext. De fiscale regelingen voor de scholing van werknemers zijn in 2004 afgeschaft. Werkgevers die op de werkvloer willen scholen kunnen een beroep op subsidies doen. Uit het onderzoek Scholing op afspraak van het Max Goote Kenniscentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie blijkt dat een aantal O&O-fondsen innovatiever wordt. Er is ook een tendens van puur functiegerichte scholing naar het bijbrengen van meer algemene competenties. Ook blijkt dat in het scholingsaanbod steeds meer aandacht wordt geschonken aan basisvaardigheden zoals lezen en schrijven. Het afspreken van duale trajecten heeft alles te maken met het werk van de projectdirectie leren en werken. De nieuwe spelling is vastgesteld door een commissie van deskundigen uit Vlaanderen en Nederland. De inconsequenties van de oude spelling zijn zoveel mogelijk opgelost en de leidraad is geheel herschreven. Verwacht mag worden dat de nieuwe spelling gemakkelijker te lezen zal zijn. De staatssecretaris is het eens met de wens om rust te brengen aan het spellingsfront. Hij vraagt mevrouw Kraneveldt om haar vraag of de minister haar invloed kan aanwenden om de Nederlandse taal inzichtelijker te maken, schriftelijk te formuleren. Ingaande op de vraag over het vavo zegt de bewindsman dat per 1 januari a.s. een bypass is georganiseerd voor zestien- en zeventienjarigen die uit de boot dreigen te vallen. Bij de begroting is besproken dat de gemeenten een afweging moeten maken over de inzet voor het vavo. In gesprekken met gemeenten en de VNG probeert de staatssecretaris voortdurend om het vavo hoog op de agenda te krijgen. Ook de roc’s spelen hierbij een grote rol. Hij kan echter de gemeenten niet dwingen een deel van hun middelen aan het vavo uit te geven. De bewindsman ondersteunt voor 100% het nieuwe inburgeringsbeleid, inclusief het loslaten van de gedwongen winkelnering. Hij is er absoluut
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
9
van overtuigd dat allochtone analfabeten via het nieuwe inburgeringsbeleid bereikt worden. De staatssecretaris ziet dan ook geen aanleiding om hierover met minister Verdonk contact op te nemen. Tot slot merkt hij aan het adres van de heer Jungbluth op dat voor de NT2-niveaus 3, 4 en 5 die niet naar de Wet inburgering gaan, een eigen bijdrage kan worden gevraagd. Voor NT2 binnen de inburgering wordt eveneens een eigen bijdrage gevraagd. De staatssecretaris vindt dat de maatschappelijke participatie een groter probleem is dan een taaltraining en alfabetisering. Met het oog hierop raadt hij mevrouw Hamer een rondleiding door de Haagse Schilderswijk en het Laakkwartier aan. Hij meent dat er extra druk achter de inburgering gezet moet worden om te voorkomen dat grote groepen in het land hun aansluiting op de maatschappij missen. Het gaat daarbij om meer dan alleen lezen en schrijven. Hij schaart zich achter de door minister Verdonk in dezen gekozen lijn. Nadere gedachtewisseling Mevrouw Kraneveldt (LPF) wil, om het beleid van de staatssecretaris nu en in de toekomst te kunnen beoordelen, de ontwikkelingen in het aantal analfabeten kennen. Ook wil zij de resultaten van de diverse doelgroepen weten: waar kunnen de geringe financiële middelen zo effectief mogelijk worden ingezet? Wil de bewindsman nog ingaan op haar vraag over het tegengaan van versnippering van gelden en doelgroepen? Wat betekent het portfolio in het mbo? Waaruit bestaat de bijdrage van de werkgever? Hoeveel kost een standaardalfabetiseringscursus bij een roc? Over de spellingshervorming zal zij schriftelijke vragen stellen. Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA) is het eens met de bewindsman die het maximum uit het algemene beleid wil halen. Zij steunt het streven naar vergroting van de taalvaardigheid met name via de roc’s. De huidige populatie in de roc’s beschikt over onvoldoende taalvaardigheid. Er is een ontwikkeling in het onderwijs naar competentie- en zelfstandig gericht werken, maar er ontstaat een groot probleem als men niet begrijpend kan lezen. Wat gebeurt er met deze groep? Kan de staatssecretaris ingaan op haar vraag over de regionale verschillen? De heer Jungbluth (GroenLinks) vreest dat het aanvalsplan onvoldoende garanties voor de toekomst biedt. Uitblijvende resultaten in het verleden zijn volgens hem de garantie voor de toekomst. Het is jammer dat niet openhartig wordt vastgesteld dat het budget niet meer inspanningen toelaat. De heer Balemans (VVD) is bereid, de staatssecretaris het voordeel van de twijfel te gunnen. Is met het MKB, VNO en NCW over dit aanvalsplan overleg gevoerd? Wat zijn de commitments? Kiest de staatssecretaris met zijn publiciteit voor dit aanvalsplan de goede weg? Hiervoor is ongeveer 0,5 mld. uitgetrokken. De heer Balemans wijst op het voornemen om via tv aandacht voor dit plan te vragen, maar de plannen op dit punt spreken het publiek niet aan. Wil de bewindsman nog eens goed bekijken of de financiële middelen voor een voorlichtingscampagne op een betere manier kunnen worden ingezet? Mevrouw Hamer (PvdA) heeft onvoldoende antwoord gekregen op haar vragen over de analyses. Op haar beurt nodigt zij de staatssecretaris uit voor een bezoek aan Amsterdam-Slotervaart. De bewindsman denkt dat het beter wordt als iedereen een eigen bijdrage moet betalen. Mevrouw Hamer doelde echter op een verschil in benadering tussen de autochtone en de allochtone analfabeten. Er moet aan inburgering gewerkt worden, maar voor het oplossen van taalproblemen is een andere aanpak nodig. Er staan veel goede dingen in het aanvalsplan, maar mevrouw Hamer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
10
concludeert dat er geen geld in het klaslokaal terechtkomt en dat er geen geld is om de mensen te werven. Dat lukt niet via spotjes of folders; die worden niet begrepen of gelezen. Mevrouw Hamer benadrukt dat deze mensen persoonlijk benaderd moeten worden. Er wordt al jaren met de VNG gesproken, maar het probleem wordt niet opgelost. Als er geen oplossingen en analyses verschijnen, zal de nieuwe naam van het plan Alles is niks worden. Er staat alles in, maar er wordt geen prioriteit gegeven aan de groepen waarom het gaat. Mevrouw Hamer houdt de staatssecretaris aan zijn toezegging dat het goed komt met de analfabeten. Staatssecretaris Rutte spreekt tegen dat hij gezegd zou hebben dat het budget onvoldoende is. Er gaat meer dan genoeg geld naar het onderwijs, hetgeen mede uit alle Europese vergelijkingen blijkt. Op de begroting is een bedrag van 28 mld. uitgetrokken. Geld is het probleem niet. Het plan zit vol goede ideeën en analyses. Het bouwt voort op veel kennis. Het gaat nu om de vraag hoe men mensen in een moeilijke positie zo ver krijgt dat ze de cursussen gaan volgen. Hiervoor moeten krachten worden gemobiliseerd, wat betekent dat soms ook publiciteit via de tv moet worden gezocht. Ingaande op de vraag over het commitment wijst de bewindsman op het voortgangsberaad alfabetisering waarin onder andere zitting hebben de VNG, de Bve Raad, de Stichting ABC, de Vereniging van Openbare Bibliotheken en de Stichting Lezen & Schrijven die de werkgevers aanhaakt. Over aantallen zijn landelijk geen afspraken gemaakt; deze zullen moeten terugkomen in de provinciale aanvalsplannen. In antwoord op de vraag wat in de tussentijd bij de roc’s gebeurt, zegt de bewindsman dat bij het invoeren van het competentiegerichte leren ook de aandacht voor het Nederlands breed bij de scholen wordt verankerd. De staatssecretaris houdt vast aan het afgesproken doel van 12 500 cursisten. Ook de minister en staatssecretaris Van der Laan tonen zich zeer gemotiveerd om dit doel te halen. De kosten van de trainingen hangen af van intensiteit en duur, meestal zijn enige jaren nodig. De intensiteit is twee tot vier uur per week. De kosten verschillen per roc en de bandbreedte ligt tussen € 1000 en € 4000. Uit de PISA-monitor zijn de trends bekend uit de eerder genoemde onderzoeken. Over de cijfers zal de bewindsman de Kamer nader informeren. Er is geen integrale nulmeting. In de berichtgeving aan de Kamer worden de gegevens op een rij gezet. De PISA-ontwikkelingen worden toegevoegd aan de monitor van het aanvalsplan. Op deze manier kunnen de effecten van het aanvalsplan worden getoetst aan de uitkomsten van de PISAmonitor. De door de heer Jungbluth genoemde steekproeven zullen hierbij worden betrokken. Een taalportfolio is gericht op de leerlingen. Het gaat om het volgen en documenteren van verworven taalvaardigheid. Door dit systematisch te doen, is een betere inpassing van leerlingen in het onderwijs mogelijk en kan remediëren worden vergemakkelijkt. Het aanvalsplan is veelomvattend. Binnen het departement wordt door de verschillende directies gestructureerd aan de verschillende acties gewerkt. Veel beschreven acties zijn onderdeel van bestaand beleid en een aantal acties komt daar bovenop. Verder bestaat een voortgangsberaad alfabetisering met partijen buiten het departement. Naar aanleiding van de vraag over extra middelen voor probleemgebieden, wijst de bewindsman op het systeem van het grotestedenbeleid. Volgens de verdeelsleutel komt het geld terecht bij de probleemgebieden in de grote steden. De gebieden buiten de grote steden vallen onder de educatieverdeling, waarvoor ook een verdeelsleutel bestaat. In die verdeelsleutel is de factor wel of geen allochtoon ingebouwd. Deze factor wordt minder zwaar voor de verdeling, omdat de niveaus 1 en 2 van NT2 naar het budget van minister Verdonk worden overgeheveld als onderdeel van het inburgeringsstelsel. De staatssecretaris beaamt dat gerichter moet
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
11
worden geïnvesteerd als het om problemen gaat bij bijvoorbeeld de voorschoolse periode. De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Aptroot De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Kler
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 174
12