Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1993-1994
23688
Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 21 februari 1994 en het nader rapport d.d. 7 april 1994, aangeboden aan de Koningin door de Minister van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt. Bij Kabinetsmissive van 13juli 1993, no. 93.005743, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een ontwerp-Wet toezicht natura-uitvaart– verzekeringsbedrijf, met memorie van toelichting. Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 13 juli 1993, nr. 93.005743, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State, zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij toe te zenden. Dit advies, gedateerd 21 februari 1994, OW06.93.0413, bied ik u hierbij aan. In reactie op het advies van de Raad van State merk ik het volgende op, waarbij de volgorde en puntsgewijze behandeling worden aangehouden zoals die door de Raad zijn gehanteerd. 1. De artikelsgewijze toelichting van het voorstel van wet beperkt zich meesttijds tot het verwijzen naar de overeenkomstige artikelen in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (WTV 1993). Voor een inhoudelijke toelichting moet de toelichting op de WTV 1993 worden geraadpleegd. Deze toelichting verwijst op haar beurt grotendeels naar de oude WTV en de diverse wijzi– gingen daarop. De Raad van State is van oordeel dat deze wijze van toelichten onvoldoende is. Een toelichting dient zelfstandig leesbaar te zijn. Verwijzing moet ook ingevolge de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar> worden vermeden, indien de toegankelijkheid daardoor onnodig wordt geschaad (aanwijzing 218 juncto aanwijzing 78 Ar). De artikelsgewijze toelichting ware zodanig in te richten dat zij zelfstandig leesbaar is. 1. De Raad van State adviseert de artikelsgewijze toelichting op de ontwerp– Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf (WTN) zodanig aan te passen dat zij zelfstandig leesbaar is. Verwijzmg naar de toelichting op de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (WTV 1993) moet volgens de Raad ingevolge de Aanwijzingen voor de regelgeving worden vermeden indien de toeganke– lijkheid daardoor onnodig wordt geschaad. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is, daar waar dienstig voor het juiste begrip van het wetsvoorstel, alsnog een nadere toelichting opgenomen zie de toelichting op de artikelen 1, 4, 16, 17, 18, 25, 31, 74, 81 tot
412956F ISSN 0920 • 7371 Sdu Ultgeverij Plantijnstraat s Gravenhage 1994
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 688, B
en met 85, 87 tot en met 90). Daar waar in de artikelsgewijze toelichting uitsluitend werd verwezen naar de corresponderende WTV 1993-bepalingen, zijn deze verwijzingen geschrapt. In plaats daarvan is conform het advies van de Raad (zie punt 8a hieronder) een transponeringstabel in bijlage II van de memorie van toelichting opgenomen. 2. In zijn advies betwijfelt het Landelijk Samenwerkingsverband van Uitvaartinstellingen zonder Winstoogmerk (LSUW) ofbij de uitvaart– instellingen altijd sprake is van verzekeren. In de reactie op dit advies (Bijlage I bij de memorie van toelichting) wordt gesteld dat het in zijn algemeenheid niet mogelijk is een concrete uitspraak te doen over het verzekeringskarakter van alle door naturaverzekeraars aange– boden diensten. Een produkt zal van geval tot geval inhoudelijk moeten worden getoetst. Ook wordt in de reactie gesteld dat op grond van de door het LSUW overlegde stukken de indruk bestaat dat de door hem vertegenwoor– digde instellingen zich bezighouden met verzekeren. De Raad adviseert in de memorie van toelichting een passage op te nemen waarin nader aandacht wordt besteed aan de criteria genoemd in de bijlage op grond waarvan de instellingen al dan niet onder het toezicht komen te vallen. 2. De Raad van State adviseert in de memorie van toelichting een passage op te nemen waarin nader aandacht wordt besteed aan de criteria op grond waarvan instellingen al dan niet onder het toezicht komen te vallen. In de toelichting op artikel 1, onderdeel a, zijn de criteria opgenomen aan de hand waarvan bepaald kan worden of een produkt een overeenkomst van natura-u'tvaartverzekerïng is dan wel een ander soort overeenkomst. Een ieder die overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering bedrijfsmatig aanbiedt, zal onder de werking van de WTN vallen. 3. In artikel 94, eerste en tweede lid, wordt de verzekeraar een overgangs– terrnijn van 6 maanden gegeven. Naar het oordeel van de Raad is die termijn te kort om te kunnen voldoen aan de vereisten van artikel 72, tweede lid, onder a, b en c, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het college adviseert de overgangstermijn op 12 maanden te stellen. De Raad geeft, gelet op het in punt 2 van dit advies gestelde, in overweging om het wetsvoorstel tevens zodanig aan te passen dat de overgangstermijn begint op het moment dat de Verzekeringskamer bepaald heeft dat sprake is van een uitvaartverzekeraar. 3. a. Conform het advies van de Raad is de termijn, bedoeld in artikel 95, eerste en tweede lid van de WTN, waarbinnen bestaande natura-uitvaart– verzekeraars zich moeten omzetten in een naamloze vennootschap of in een onderlinge waarborgmaatschappij, verlengd van 6 naar 12 maanden. b. De Raad geeft voorts in overweging de onder a. bedoelde termijn te laten beginnen op het moment dat de Verzekeringskamer bepaald heeft dat er sprake is van een uitvaartverzekeraar. Aan deze suggestie is geen gevolg gegeven. Het is op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van instellingen zelf zich ervan te vergewissen welke consequenties een wet voor hen heeft. In twijfelgevallen kunnen zij zich tot de Verzekeringskamer wenden. Indien de overgangstermijn pas zou gaan lopen vanaf het moment dat de Verzekeringskamer heeft bepaald dat een instelling zich bezighoudt met de uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, zal dit een effectieve inwerkingtreding van de WTN frustreren. Een instelling zal zich niet willen onderwerpen aan de overige bepalingen die bij of krachtens de WTN worden gesteld, zolang niet formeel door een beslissing van de Verzekeringskamer vaststaat dat zij zich bezighoudt met natura-uitvaart– verzekering. Door het oordeel zo laat mogelijk aan de Verzekeringskamer te vragen, zou een instelling het tijdstip waarop zij aan de WTN moet voldoen, kunnen uitstellen. De grote extra werklast die uit het beoordelen van de vele honderden natura-uitvaartverzekeraars voor de Verzekeringskamer zal voortvloeien, zou dit effect nog versterken. 4. In artikel 74, eerste lid, onder b, van het voorstel is overgenomen dat een handeling van de Verzekeringskamer is: verkorting van de duur van de overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering. Toe te lichten ware hoe dit bij een uitvaartverzekering uitwerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 688, B
4. De Raad vraagt toe te lichten hoe een verkorting van de duur van de overeenkomst bij een natura-uitvaartverzekering uitwerkt. Indien, in het kader van een noodregeling, blijkt dat een natura-uitvaart– verzekeraar over onvoldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen te voldpen, zou onder omstandigheden overwogen kunnen worden de verzekeringnemers, naar rato van de nog aanwezige waarden, nog gedurende een bepaalde tijd dekking te verlenen. Dat wordt gerealiseerd door een verkorting van de duur van de overeenkomst. Dit is in de toelichting op artikel 74 verduidelijkt. 5. Uitdrukkelijk ware te motiveren waarom in artikel 92, tweede lid, wordt afgeweken van de termijn vermeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht. 5. De Raad beveelt aan in de toelichting op artikel 92 (thans artikel 93) uitdrukkelijk te motiveren waarom in het tweede Lid wordt afgeweken van de termijn, bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze afwijking van de Algemene wet bestuursrecht is inmiddels vervallen in het corresponderende artikel 188 van de WTV 1993. Artikel 93, tweede Lid, van de WTN is daarmee in overeenstemming gebracht. 6. Artikel 94, tweede lid, bepaalt dat de omzetting het bestaan van de rechtspersoon niet beëindigd. Naar het oordeel van de Raad is die bepaling overbodig, omdat zij identiek is aan artikel 18, achtste lid, Boek 2, BW. Deze zin ware te schrappen. Tevens ware de artikelsgewijze toelichting aan te passen op dit punt. 6. Conform het advies van de Raad is de zinsnede in artikel 95, tweede Lid, van de WTN, (aanvankelijk artikel 94, tweede lid) die inhoudt dat de omzetting het bestaan van de rechtspersoon niet beëindigt, wegens doublure met het Burgerlijk Wetboek geschrapt. 7. Artikel 97 is blijkens de toelichting analoog aan een bepaling uit de WTV. Het artiket houdt echter geen rekening met de Wet van 3 september 1992, houdende wijziging van de regeling van de overdracht van aandelen op naam in naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid fStb. 1992, 458). Onder meer is het vijfde lid van artikel 86, Boek 2, BW komen te vervallen. Artikel 97 ware aan te passen. 7. Naar aanleiding van het advies van de Raad is artikel 97 van de WTN vervallen. Bij nader inzien bleek dit artikel een doublure in te houden met artikel 197 van de WTV 1993. In artikel 99 is een nieuw onderdeel J opgenomen, waarmee de verwijzing naar artikel 86, vijfde lid, van Boek 2 van het BW in artikel 197 van de WTV 1993 wordt geschrapt. In plaats daarvan wordt verwezen naar de relevante bepalingen die in de plaats zijn gesteld van de oorspronkelijke regeling, te weten de artikelen 86, 86a en 86b. 8. In de memorie van toelichting ware een transponeringstabel op te nemen met verwijzingen naar de corresponderende artikelen van de WTV 1993. Tevens waren de bepalingen van het voorstel in overeenstemming te brengen met het nader gewijzigd voorstel van wet van de WTV en waren de verwij– zingen in de toelichting naar de WTV 1993 te actualiseren. 8. a. Conform het advies van de Raad is voorzien in een transponeringstabel met verwijzingen naar de corresponderende artikelen van de WTV 1993 (zie bijlage II bij de memorie van toelichting). b. Conform het advies van de Raad zijn de verwijzingen in het wetsvoorstel en in de memorie van toelichting naar de WTV 1993 geactualiseerd. Tevens is in de artikelen 17, vierde lid, 23, vierde lid, 35, tweede en derde lid, 52, vierde lid, 61, eerste lid, 89, en 106 van de WTN rekening gehouden met de beide nota's van wijziging met betrekking tot het voorstel van wet tot vervanging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf door de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Kamerstukken II 1993/94, 23 199, nrs. 7 en 11). 9. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 688, B
9. Los van het advies van de Raad is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de bepalingen van de Wet tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en van de Wet toezicht verzekeringsbsdrijf 1993 in verband met het versterken van het toezicht op kredietinstellingen en verzekeraars die deel uitmaken van een groep (zie de artikelen 16, 17, 18, 31, 35, 82, 83 (nieuw) en 84 van de WTN) in de WTN te verwerken. Door invoeging van een nieuw artikel 83 zijn de daaropvolgende artikelen tot en met artikel 96 vernummerd. Tevens is, vooruitlopend op het voorstel van Wet tot afschaffing van advies– verplichtingen, in artikel 92, tweede lid, van de WTN voorzien in een faculta– tieve in plaats van een verplichte consultatie van de Verzekeringskamer en van de nog aan te wijzen representatieve organisaties van verzekeraars. In de artikelen 25, 38, tweede lid, en 45, tweede lid, is voorzien in een facultatieve delegatie in plaats van een dwingende (anders dan in geval van de WTV 1993 is er immers geen richtlijn die verplicht een en ander nader te regelen). In artikel 107 is bepaald dat de inwerkingtredingsdatum zal worden vastgesteld bij koninklijk besluit. 10. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is aandacht besteed. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raaó van State, W. Scholten Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting met bijlagen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Financiën, W. Kok
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 688, B
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 21 februari 1994, no. W06.93.0413, mat redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft. - Het ontwerp indelen in arabisch genummerde hoofdstukken en paragrafen (vergelijk aanwijzing 97 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)). - In de opsomming van artikel 4, eerste lid, duidelijk maken of deze cumulatief dan wel alternatief bedoeld is (vergelijk aanwijzing 101 Ar). - In artikel 8, eerste en tweede lid, de terminologie van de Algemene wet bestuursrecht volgen (vergelijk aanwijzing 50 Ar); «beslist» vervangen door: beschikt. - In artikel 10 «betreft» verplaatsen naar eind van de zin (vergelijk aanwijzing 57 Ar). - In artikel 13 «antwoorden» vervangen door: beantwoorden. - In artikel 16 na «aanvrager» in de eerste zin invoegen: met zetel in Nederland. - Artikel 22, eerste lid, aanhef, wijzigen in: Een verzekeraar met een zetel in het buitenland komt slechts voor vergunning in aanmerking indien hij:. Het artikel hieraan aanpassen. - In artikel 27, derde lid, aanhef, «of naar haar oordeel» vervangen door: of indien naar haar oordeel. - Artikel 38, eerste lid, niet opdelen in alinea's (vergelijk aanwijzing 99, tweede lid, Ar). - In artikel 55 de zinsnede «kan zich zonder schriftelijke toestemming van de Verzekeringskamer niet omzetten in een andere rechtsvorm» vervangen door: zet haar rechtsvorm niet zonder schriftelijke toestemming van de Verzekerings– kamer om (vergeiijk aanwijzing 53 Ar). - In Bijlage I bij de memorie van toelichting bij het advies van de Verzekeringskamer tot uitdrukking brengen dat het hier om een tweede advies gaat.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 688, B