Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1982-1983
2
Rijksbegroting voor het jaar 1983
17600 Hoofdstuk XII Departement van Verkeer en Waterstaat
Nr. 78 (HERDRUK)2
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 30 juni 1983 De vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 21 juni 1983 met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat mondeling overleg gevoerd over een notitie inzake het theorie-examen nieuwe stijl. Deze notitie is als bijlage bij dit verslag afgedrukt. Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1 Samenstelling: Leden: Van Rossum (SGP), De Beer (VVD), De Boois (PvdA), Van der Doef (PvdA), Rienks (PvdA), voorzitter, Eversdijk (CDA), Castricum (PvdA), Frinking (CDA), Blaauw (VVD), Hennekam (CDA), ondervoorzitter, Lambers-Hacquebard (D'66), Couprie (CDA), Zijlstra (PvdA), Veldhoen (PvdA), Van Vlijmen (CDA), Blauw (VVD), Wolters (CDA), Nijland (CDA), Te Veldhuis (VVD) en Jorritsma-Lebbink (VVD). Plv. leden: Ubels-Veen (EVP), Korthals (VVD), Konings (PvdA), Spieker (PvdA), Van den Bergh (PvdA), Dijkman (CDA), Kosto (PvdA), Van Noord (CDA), Waalkens (VVD), Borgman (CDA), Van Es (PSP), Schartman (CDA), Wallage (PvdA), De Waart (PvdA), Lauxtermann (VVD), Van den Toorn (CDA), De Visser (PvdA), Keja (WD) en Van der Kooij (WD). 2
l.v.m. een aanvulling in het antwoord van de Staatssecretaris
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (V.V.D.) zei het een goede zaak te vinden dat het theorie-examen wordt losgekoppeld van het praktijkexamen en dat eerst met goed gevolg eerstgenoemd examen moet zijn afgelegd alvorens tot het praktijkgedeelte te worden toegelaten. Niettegenstaande dat wenste zij enkele kanttekeningen bij het voorgestelde beleid te plaatsen. Spreekster zei alarmerende berichten te hebben ontvangen over de aanpassing van het beleid aan de Europese Richtlijn, in die zin dat door belanghebbende organisaties het aanzienlijke kostenaspect is onderstreept en het verwijt naar voren is gebracht dat er geen raadpleging van deze organisaties sec noch raadpleging als participanten in de Adviescommissie WAG dan wel in de Voorlopige Adviescommissie Uitvoering Rijtijdenwet heeft plaatsgevonden. Graag zou zij hieromtrent een reactie van de bewindsman willen vernemen. Wordt een overlegprocedure alsnog overwogen? Ten aanzien van de verlaging van de leeftijd waarop het theorie-examen kan worden afgelegd tot 16 jaar vroeg dit lid of het uitgangspunt daarvoor het creëren van een driejarige geldigheid is om aldus 16-jarigen in de gelegenheid te stellen om het examen af te leggen, dan wel dat daarvoor dieper liggende redenen zijn aan te voeren. Is de driejarigheid niet rijkelijk lang? Wanneer uit een oogpunt van verkeerseducatie een leeftijdsverlaging wordt voorgesteld, kan afgevraagd worden of dit element in het nieuwe theorie-examen moet worden opgenomen. Spreekster vroeg of het niet overwegenswaard is om een apart theorie-examen voor bromfietsrijders te ontwerpen, analoog aan het reeds bestaande examen voor tractorbestuurder. Voorts wenste zij te vernemen in hoeverre het collectief afnemen van theorie-examens gevolgen zal hebben voor de wachttijden voor het praktijkexamen. Ten slotte vroeg mevrouw Jorritsma-Lebbink in hoeverre het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen betrokken is bij dan wel zelfstandig bezig is met het samenstellen en/of uitgeven van leermiddelen.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XII, nr. 78
1
De heer Wolters (C.D.A.) zei de introductie van een audiovisueel theorieexamen een gelukkige ontwikkeling te achten. Ook zei hij akkoord te gaan met de voorgestelde tweedeling van de theorie-examens in een categorie A/B en een categorie C/D. Kortheidshalve sloot hij zich aan bij de door vorige spreekster naar voren gebrachte vragen ten aanzien van gesignaleerde knelpunten met betrekking tot de laatstgenoemde categorie. Ook zei hij met de bewindsman van mening te zijn dat het theorie-examen een toelatingsfunctie in de richting van het praktische examen-onderdeel dient te vervullen. Het collectief afnemen van het theorie-examen zal naar zijn mening een positieve invloed hebben op zowel het kostenaspect als op de wachttijden voor het praktische gedeelte. Zal de vergaarde theoretische kennis nog wel voldoende paraat zijn als het theorie-examen een geldigheidsduur van drie jaar zal hebben, zo dat op 16-jarige leeftijd met goed gevolg is doorlopen? O welke wijze zal door de autorijschoolbranche hierop worden ingespeeld, met name om deze veronderstelde theoretische kennis ten tijde van het praktijkexamen nogmaals te toetsen? Is ter zake met deze branche overleg gevoerd? Ook zijn fractie dringt erop aan binnen afzienbare tijd te komen tot een theorie-examen voor bestuurders van bromfietsen. Welke opvatting heeft de Staatssecretaris dienaangaand? De verlaging van de toelatingsleeftijd voor het theorie-examen tot 16 jaar zal ongetwijfeld een grote toeloop tot gevolg hebben. In hoeverre is het CBR in staat deze toeloop adequaat op te vangen? Hoe zal overigens de voorgestelde gefaseerde invoering van de leeftijdsverlaging gestalte worden gegeven? Spreker zei de aanbeveling van de Werkgroep Autorijscholen te delen dat het Centraal Orgaan Algemene verkeersinstructiebedrijven (COA) ingeschakeld dient te worden in het overleg met het departement over de praktische uitwerking van het voorgestelde nieuwe theorie-examen. De heer Castricum (P.v.d.A.) wenste te vernemen in hoeverre advieslichamen op het gebied van de verkeersveiligheid bij de nieuwe opzet zijn betrokken. Voorts wenste hij te vernemen welke relatie gelegd dient te worden tussen enerzijds de invoering van het nieuwe theorie-examen en anderzijds de verdere uitvoering van de Europese Richtlijn voor de Nederlandse regeling inzake rijbewijzen. Ten aanzien van laatstgenoemd aspect vroeg spreker om een uiteenzetting die bij voorkeur schriftelijk de commissie dient te geworden. Spreker meende dat het zeer wel te verdedigen is een generieke regeling voor het theorie-examen te treffen in plaats van de thans voorgestelde tweedeling in A/B- en C/D-theorie-examens. Spreker zei geen bezwaar te hebben tegen de voorgestelde leeftijdsverlaging en de daarmee samenhangende ontkoppeling van het praktische en theoretische examen. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen de bezwaren die tegen de leeftijdsverlaging zijn ingebracht door betrokken organisaties? Hoe beoordeelt hij de spanning die te constateren is tussen de reacties ter zake van deze organisaties en die van het CBR? Hoe zal de toetsing achteraf van theoretische kennis bij het praktische examen plaatsvinden, wanneer tussen deze examenmomenten drie jaar is gelegen? Heeft de bewindsman zich reeds gedachten gevormd over de wijze waarop het theoretisch examen in klassikaal verband zal plaatsvinden? Wordt gedacht aan het integreren daarvan in het onderwijs zelf? Is ter zake met het Departement van Onderwijs en Wetenschappen overleg gevoerd? Antwoord van de Staatssecretaris De bewindsman zei de Kamer een notitie inzake de Europese Richtlijn te zullen toesturen. Vervolgens merkte hij op dat in Nederland een groot hiaat bestaat in het verkeersonderwijs, met name waar het het voortgezet onderwijs betreft. De voorliggende notitie sterkt ertoe om de theorie-opleiding te kunnen geven op een tijdstip dat het rijbewijs nog niet behaald kan worden. De bewindsman sprak de hoop uit dat de rij-instructeurs samenwerking zullen zoeken met de scholen voor voortgezet onderwijs om met name het theoretisch onderricht klassikaal tot zijn recht te laten komen.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600 hoofdstuk XII, nr. 78
2
De bewindsman zei de vrees voor de nieuwe opzet van o.a. het COA niet te delen omdat thans slechts 10 pet. van de examenkandidaten van het aangeboden theorie-onderricht gebruik maakt. In de scholen zal bij voorkeur met voor rij-instructie bevoegde krachten gewerkt dienen te worden. Hoewel hij begrip zei te hebben voor de vrees van het COA kwam dat hem toch wel enigszins vreemd voor omdat juist deze organisatie in het recente verleden zich voorstander van de thans voorgestelde opzet verklaarde. Voorts heeft ook een enquête onder de rijschoolhouders deze vrees niet naar voren gebracht. Hij zegde een overleg met het COA op korte termijn toe. De bewindsman zei op voorhand geen tegenstander te zijn van het invoeren van een theorie-examen voor bromfietsers met een verplicht karakter. De toeloop op het CBR zal in een experimentele opzet worden bestudeerd, met name waar het de gefaseerde leeftijdsverlaging betreft. Aansluitend op zijn toezegging dat de Kamer binnenkort een notitie inzake de Europese Richtlijn tegemoet kan zien, deelde de bewindsman mee dat de voorbereiding van de uitvoering van deze richtlijn door een projectteam geschiedt, dat gevormd wordt door de Directie Verkeersveiligheid, de Centrale Afdeling Wegenverkeerswetgeving, en het ambtelijk deel van het CBR. Het CBR-bestuur is en detail op de hoogte gebracht van de stand van zaken bij brief van 11 mei j.l., waarna terugkoppeling naar het ambtelijk deel heeft plaatsgevonden. Ook hebben er mondelinge uiteenzettingen plaatsgevonden, o.a. tijdens een gesprek met het CBR-bestuur ten departemente op 24 mei j.l. Naar aanleiding van deze gesprekken hebben oorspronkelijke plannen wijzigingen ondergaan die een aanzienlijke kostenverlaging tot gevolg hebben gehad. Uit een oogpunt van kostenbeheersing zei de Staatssecretaris te hebben afgezien van het creëren van afzonderlijke examenterreinen. Overigens zal het CBR niet worden betrokken bij het samenstellen en uitgeven van leermiddelen. Sprekende over de afzonderlijke praktijkexamens C, D en E stelde de bewindsman dat de Europese Richtlijn afzonderlijke examens voorschrijft. Uiteraard zullen overbodige doublures in de examens worden voorkomen. Het ligt in het voornemen om kandidaten die in het bezit zijn van het rijbewijs C een verkort D-examen af te nemen en andersom; het praktijkexamen E zal aanzienlijk korter zijn dan het C- en D-examen. Op een andere wijze kan onder gelijktijdige voldoening aan de Richtlijn op de examenkosten worden bespaard door de duur van het rijexamen in te perken. Wel dient het examen een bepaalde minimumduur te hebben. De CCV zal nauw worden betrokken bij de uitvoering van de wijziging van het Wegenverkeersreglement. Afzonderlijke gesprekken met betrokken organisaties zullen echter niet plaatsvinden ten einde vertraging te voorkomen. Vele activiteiten zijn reeds ontplooid. Vertragingen zullen o.m. ernstige financiële consequenties hebben. Nadere discussie Mevrouw Jorritsma-Lebbink meende dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen verkeerseducatie en theoretisch rij-onderricht in het kader van het gehele examen. Voorts wenste zij te vernemen of het audiovisuele aanbod van het CBR ook in boekvorm zal worden uitgegeven. De heer Wolters zei een antwoord te hebben gemist op zijn vraag op welke wijze de rijschoolhouders zouden kunnen inspelen op de aansluiting tussen de theoretische opleiding in een vroeg stadium en het praktische examen in latere jaren. Wordt thans al concreet gewerkt aan een theorie-examen voor bromfietsbestuurders? Spreker gaf de bewindsman in overweging ten spoedigste met zijn ambtgenoot van Onderwijs en Wetenschappen in overleg te treden ten einde te voorkomen dat schoolbesturen zich op voorhand krachtig zullen gaan verzetten tegen het op enigerlei wijze introduceren van schoolvreemde activiteiten, die wellicht door de autorijschoolhouder verricht zullen gaan worden.
Tweede Kamerzitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XII, nr. 78
3
De heer Castricum vroeg of de bewindsman in zijn toegezegde notitie inzake de Europese Richtlijn tevens zou willen ingaan op zoeven door hem reeds gemaakte opmerkingen terzake. In hoeverre zullen de organisaties op het gebied van de verkeersveiligheid bij de nieuwe opzet worden betrokken? Spreker zei nog niet goed voor ogen te hebben hoe in schoolverband door de rijschoolwereld activiteiten ontplooid zouden kunnen worden. Los van de inhoud van voorliggende notitie bepleitte dit lid het treffen van maatregelen die erop gericht zijn de ongunstige bedrijfseconomische situatie in de rijschoolbranche op een bevredigende wijze te verbeteren. De Staatssecretaris zei bereid te zijn te onderzoeken in hoeverre het audiovisuele aanbod van het CBR ook op andere leest geschoeid kan worden. De rijschoolbranche zal zelf initiatieven dienen te ontplooien om op de nieuwe situatie in te schieten. Een concrete termijnstelling voor het invoeren van een verplicht theorie-examen voor bromfietsbestuurders is thans niet te verschaffen. De uitstekende ervaringen die te Friesland tot dusverre zijn opgedaan bij de samenwerking tussen de scholen en de rijschoolwereld aldaar zullen als leidraad worden gebruikt voor het nog te voeren overleg met het Departement van Onderwijs en Wetenschappen. De organisaties die zich bewegen op het terrein van de verkeersveiligheid zijn in het recente verleden over de voorliggende uiteindelijke voorstellen geïnformeerd. Reacties van die zijde zijn echter niet ingekomen. Onlangs is een gemengde ambtelijke werkgroep ingesteld die zich gaat bezighouden met het ontwikkelen van voorstellen die gericht dienen te zijn op een verbetering van o.m. de bedrijfseconomische situatie in de rijschoolbranche. De voorzitter van de commissie, Rienks De griffier van de commissie, Teunissen
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XII, nr. 78
4
BIJLAGE
NOTITIE INZAKE HET THEORIE-EXAMEN NIEUWE STIJL ten behoeve van de vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat 1. De functie van het theorie-examen Het examen ter verkrijging van een rijbewijs bestaat van oudsher uit tweedelen: een theoriegedeelte en een praktijkgedeelte. Het praktijkgedeelte bestaat uit een rijproef en betreft onder meer de voertuigbeheersing, verkeersdeelname en de toepassing van verkeersvoorschriften. Dat de proef niet meer dan een afspiegeling is van het latere verkeersgedrag van de kandidaat geldt ook in sterke mate voor wat betreft de toepassing van de verkeersregels. Immers, gedurende de rijproef zullen niet alle voorschriften behoeven te worden toegepast. Onder meer om althans enige zekerheid te verkrijgen dat ook de overige voorschriften kunnen worden toegepast, wordt de kennis van deze voorschriften getoetst in het kader van een theorie-examen. Essentieel is, dat niet de puur theoretische kennis van voorschriften voor een veilige verkeersdeelname van belang is, maar het kunnen toepassen van deze kennis in het verkeer. Dit houdt in dat een zinvol theorie-examen niet zozeer op pure regelkennis zou moeten zijn gericht, maar op het op basis van die kennis nemen van juiste beslissingen in verkeerssituaties. Op deze wijze zou een theorie-examen ook nog kunnen fungeren als «toelatingsexamen» voor het praktijkexamen: voorkomen zou kunnen worden dat een kandidaat door gebrek aan theoretische kennis gedurende de rijproef in moeilijkheden komt. Geconstateerd moet worden dat de wijze waarop en de vorm waarin thans het theorie-examen plaatsvindt, niet tot een optimaal rendement van zo'n toets leiden. Een aantal verbeteringen is dan ook in voorbereiding. 2. Veranderingen 2.1. Grotere validiteit door audio-visueel
theorie-examen
De nieuwe theorie-examens zullen worden afgenomen met behulp van dia's, waarop vrijwel steeds dezelfde auto zich in een bepaalde verkeerssituatie bevindt. Over elke situatie wordt een - op een recorder opgenomen vraag gesteld, die de examenkandidaat door middel van het drukken op één van twee knoppen met «ja» of «nee» kan beantwoorden. Op twee manieren wordt hiermee de validiteit («het meten wat je weten wilt») van het examen sterk verbeterd. In de eerste plaats scheppen de dia's de mogelijkheid veel «echtere» verkeerssituaties uit te beelden dan met de schetsjes op het oude examenformulier mogelijk is. Met andere woorden: het theorie-examen krijgt een sterkere voorspellende waarde omtrent het werkelijke toekomstige verkeersgedrag van de kandidaat. Wetenschappelijk onderzoek, verricht door het Instituut voor Zintuigfysiologie TNO, heeft dit bevestigd. In de tweede plaats stelt - zo is eveneens uit wetenschappelijk onderzoek gebleken - het oude theorie-examen, ook in zijn huidige «populaire» vorm, betrekkelijk hoge eisen van de verbale intelligentie («taalvaardigheid») van de kandidaat. In concreto komt dit erop neer dat nu bij gelijke theoretische kennis iemand met een grotere taalvaardigheid een grotere kans heeft om voor zijn theorie-examen te slagen dan iemand met een wat lagere verbale intelligentie. Het behoeft geen betoog dat deze situatie zowel om redenen van verkeersveiligheid als op sociale gronden ongewenst is. De eenvoudige vraagstelling en de zeer simpele wijze van beantwoorden bij het nieuwe examen nemen deze bezwaren weg. Dit leidt ertoe dat het examen geacht mag worden werkelijke verkeerskennis te meten en niet te «discrimineren» op taalvaardigheid.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600 hoofdstuk XII, nr. 78
5
2.2. Twee theorie-examens:
A/B en C/D
Aanvankelijk is gestreefd naar één algemeen theorie-examen dat niet alleen bestemd zou zijn voor aanvragers van een rijbewijs maar ook gebruikt zou kunnen worden voor andere categorieën verkeersdeelnemers, waarbij in het bijzonder werd gedacht aan bromfietsers. Bij de uitwerking van een en ander in een wettelijke regeling is echter het inzicht gerezen dat bij een algemeen theorie-examen te weinig aandacht zal worden besteed aan de specifieke vereisten voor het besturen van motorvoertuigen van de lichtere categorieën (A en B), respectievelijk van de zwaardere categorieën (C en D). Mede gelet op de strekking van de EEG-richtlijn rijbewijzen is van het aanvankelijk streven naar één algemeen theorie-examen dan ook afgezien. Het ligt thans in het voornemen te beginnen met twee theorieexamens nieuwe stijl, te weten één voor de categorieën A en B en één voor de categorieën C en D. Het theorie-examen voor de categorieën C en D zal, evenals het praktijk-examen voor die categorieën, pas mogen worden afgelegd indien men in het bezit is van rijbewijs B. Voor de categorie E zal geen afzonderlijk theorie-examen worden afgenomen aangezien de vereiste theoretische kennis voor het rijden met aanhangwagens en opleggers ligt besloten in die voor de andere categorieën. 2.3. Eerst theorie, dan praktijk In het nieuwe systeem zal de regel worden geïntroduceerd dat eerst met goed gevolg het theorie-examen moet zijn afgelegd alvorens het praktijkexamen mag worden afgelegd. Op deze wijze krijgt het theorie-examen een zinvolle «toelatingsexamenfunctie» voor het praktijkexamen en wordt voorkomen dat de kandidaat met onvoldoende kenis met het praktijkexamen begint. Dit is niet alleen gunstig uit didactisch en verkeersveiligheidsoogpunt, het is ook efficiënter en daardoor voor de kandidaat per saldo voordeliger. 2.4. Collectief afnemen van de theorie-examens De onder 2.1 beschreven examenprocedure met dia's en ja/nee-knoppen maakt het collectief afnemen van de theorie-examens mogelijk. In samenhang met een reserveringssysteem zal dit ertoe leiden dat wachttijden voor het theorie-examen niet of nauwelijks behoeven voor te komen. 2.5. Scheiding van theorie- en praktijk-examen Het in 2.4 beschreven collectief afnemen van de theorie-examens en de onder 2.3 genoemde eis dat het praktijkexamen pas mag worden afgelegd indien men geslaagd is voor het theorie-examen, maken het logisch dat theorie- en praktijkexamen administratief en ook in de tijd worden gescheiden. Dit schept tevens de mogelijkheid om de theorie-opleiding grondiger te doen plaatsvinden. 2.6. Theorie-examen A/B vanaf het 16e jaar In de huidige praktijk blijkt vooral voor 18- a 19-jarigen de theorie-opleiding, met name die voor de categorie B-E, iets te zijn dat er noodgedwongen «even bij moet»: het echte autorijden en daarmee het praktijkgedeelte van het rij-examen spreken veel meer aan. Dit leidt ertoe dat uu pure haast om examen te doen onvoldoende aandacht aan de voorbereiding wordt besteed en men zich beperkt tot het uit het hoofd leren van een aantal vragen en antwoorden, de avond vóór het examen. Het behoeft geen betoog dat hiermee niet optimaal gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden tot rij-opleiding «buiten de auto», en dat de haast om examen te doen hierbij de voornaamste boosdoener is. Het is daarom wenselijk de oorzaak van die haast weg te nemen. Daartoe zal voor
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XII, nr. 78
6
kandidaten voor de categorieën A en B de mogelijkheid worden geschapen om het theorie-examen geruime tijd vóór het praktijk-examen af te leggen. Het ligt in het voornemen de minimumleeftijd waarop het theorie-examen A/B mag worden afgelegd, te stellen op 16 jaar. Om capaciteitsproblemen bij het CBR te voorkomen, zal de betrokken leeftijdsverlaging echter gefaseerd worden ingevoerd. Het bewijs van geslaagd zijn voor het theorie-examen zal drie jaar geldig zijn om te voorkomen dat de kandidaat zich gedwongen voelt om prompt op zijn 18de jaar rijles te nemen. Een mogelijk minder paraat worden van de theoretische kennis in de periode tussen het theorie-examen en het praktijkexamen zal kunnen worden ondervangen door extra nadruk op (de toepassing van) verkeersregels bij de praktijkopleiding, te toetsen bij het praktijkexamen. Een bijkomend voordeel van de mogelijkheid tot een theorie-opleiding A/B vóór het 18de jaar is, dat gedurende de zo gevaarlijke bromfietsperiode al kennis en daarmee begrip wordt bijgebracht voor gemotoriseerde verkeersdeelnemers, hetgeen een positief effect op de verkeersmentaliteit van de jeugdige bromfietsers zal hebben. Daarbij komt dat, zeker zo lang er nog geen meer specifiek op de bromfietser gerichte opleiding en examen zijn, van een theorie-opleiding A/B een gunstig effect op kennis en inzicht van de bromfietser als zodanig mag worden verwacht. Ten slotte opent de verlaagde leeftijd in principe de mogelijkheid dat de theorie-opleiding op enigerlei wijze in scholair verband zou kunnen worden gegeven. In hoofdstuk 5 zal hierop nader worden ingegaan. 3. Historisch perspectief Het theorie-examen nieuwe stijl kent reeds een vrij lange voorgeschiedenis, ook in de publiciteit. Reeds in 1976 en 1977 vond er tussen het CBR en de Directie Verkeersveiligheid overleg plaats over mogelijke verbeteringen in het theorie-examen. Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het CBR in 1977 werd door de directeur al het toen lopende IZF-TNO onderzoek (zie 2.1) genoemd, terwijl de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat de wens tot een collectief en gescheiden af te nemen theorie-examen vóór de rijproef uitte. In 1978 verklaarde ook het Centraal Orgaan Algemene Verkeersinstructiebedrijven (COA) waarin ABAN, BOVAG en FNOP zijn vertegenwoordigd, zich in een schrijven aan het Tweede-Kamerlid Van der Ven voorstander «van het theoretisch examen los van en voorafgaande aan het praktijkexamen». In verschillende gesprekken tussen COA, DVV en/of CBR zijn vervolgens de gedachten omtrent veranderingen in het theorie-examen nader uitgekristalliseerd. Zo deed het COA in het periodiek overleg met DVV in oktober 1979 de suggestie dat men een afzonderlijk theorie-examen zou moeten afleggen voordat men met de opleiding start. Het CBR zou de examens voor het desbetreffende certificaat kunnen afnemen. Na het uitkomen van het IZF-TNO-rapport vroeg en kreeg het CBR eind 1980 toestemming van de Minister om het nieuwe theorie-examen te gaan invoeren. Medio 1981 werden er meer details over het nieuwe theorie-examen in de publiciteit gebracht: het audiovisuele karakter, de ontkoppeling van het praktijkexamen en de verlaging van de leeftijd tot 16 jaar. Eind 1982 is aan een en ander opnieuw publiciteit gegeven naar aanleiding van een proefneming die het CBR met het nieuwe examen heeft gehouden. De feitelijke informatie omtrent het nieuwe examen was echter bijna dezelfde als ruim een jaar ervoor. Toch voerde het COA toen pas bezwaren aan en zei niet in de plannen te zijn gekend. Niettemin toonden 2200 in de maanden februari en maart 1983 individueel geënquêteerde rijschoolhouders zich overwegend enthousiast over het theorie-examen nieuwe stijl. 4. Bezwaren uit de rijschoolwereld De bezwaren van met name het COA richten zich tegen: a. het verloren gaan van het verband tussen theorie- en praktijkexamen; b. een beperking van de rol van de rijscholen bij de theorie-opleiding; c. de degradatie van het theorie-examen tot een «kansspel».
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XII, nr. 78
7
Op het onder a genoemde bezwaar is in 2.6 reeds ingegaan. Wil men het theorie-examen in termen van een kansspel bezien, dan moet bedacht worden dat voor elke vraag een antwoord «op de gok» een kans van 50 pet. heeft om goed te zijn. Voorlopig wordt gedacht aan de eis van 60 van de 70 vragen voldoende wil men geslaagd zijn. De kans dat men die 60 vragen voldoende scoort indien men de antwoorden gokt, is Va 60, voorwaar een somber perspectief voor een goklustige examenkandidaat. Op de consequenties van het nieuwe theorie-examen voor de rij-opleidingssector wordt in hoofdstuk 5 uitvoerig ingegaan. 5. Theorie-onderwijs - hoe, waar en door wie? Indien de leeftijd waarop het theorie-examen A/B kan worden afgelegd, wordt verlaagd tot 16 jaar, ligt het voor de hand dat zich veranderingen zullen gaan voordoen in de wijze waarop kandidaten zich op het theorieexamen voorbereiden. Het zijn deze veranderingen, die een deel van de rijschoolwereld met zorg vervullen: men vreest dat minder van de theorieopleiding gebruik zal worden gemaakt, naar het lijkt ten onrechte. Het is dan goed om, alvorens op de veranderingen zelf in te gaan, een indruk van de omvang ervan te geven. Waar het om gaat is het geven van theorieles door de rijschool. Zoals in 2.6 reeds werd vermeld, volgt nu slechts een zeer gering gedeelte van de leerlingen dergelijke lessen; in dit verband wordt meestal een percentage van 10 genoemd. Ook al zouden die lessen geheel wegvallen, dan zou dit nog maar een zeer geringe vermindering van de activiteiten voor de rijscholen betekenen. Voorts zal de, overigens gefaseerd in te voeren, leeftijdsverlaging alleen de - weliswaar niet onbelangrijke - leeftijdscategorie van 16- en 17-jarigen raken. Andere leerlingen zullen zich de theoretische kennis voorshands op de oude wijze eigen maken. Daarbij moet echter wel worden bedacht dat de nieuwe examens beslist niet gemakkelijker zijn dan de huidige en dat zij hogere eisen stellen aan het inzicht van de kandidaten en de mate waarin zij hun regelkennis kunnen toepassen. Aanvankelijk zou dit tot iets latere slagingspercentages kunnen leiden, die, mits op de juiste wijze in de publiciteit gebracht, tot veelvuldiger bezoek aan theorielessen zullen aansporen. Voor wat de 16- en 17-jarigen betreft, is het idee dat de opleiding voor het theorie-examen A/B op enigerlei wijze in schoolverband zou kunnen plaatsvinden. Dit houdt echter zeer stellig niet in dat de school daarmee dat theorie-onderricht zou overnemen. Alleen al in verband met het feit dat niet van tevoren vaststaat dat 16- en 17-jarigen mettertijd ook daadwerkelijk een rijbewijs zouden willen verkrijgen, zal theorie-onderwijs dat uiteindelijk is gericht op het verkrijgen van een rijbewijs, in scholair verband slechts als een «extra», buiten een gekozen of verplicht vakkenpakket, kunnen worden gevolgd. De rol van de school moet in dit kader dan ook niet zozeer als onderwijsinstelling worden gezien maar als plaats waar de betrokken leeftijdsgroep gemakkelijk bereikbaar is. Principieel is er in dezen weinig verschil tussen een schoollokaal en het theorie-lokaal van een rijschool. Dit leidt tot de essentiële vraag wie het theorie-onderwijs voor A/B moet gaan verzorgen. Meteen moet dan gesteld worden dat er hier sprake is van rijonderricht in de zin van de Wet Rijonderricht Motorrijtuigen en dat de theorieleraar dus in elk geval een daartoe gediplomeerd instructeur moet zijn. Het ligt dan ook voor de hand dat het theorie-onderwijs door een rij-instructeur wordt verzorgd en niet door een leerkracht van de school die daartoe eerst een volledige instructeursopleiding zou moeten volgen. Hoe een en ander het best kan worden geregeld, zal met name met de rijschoolwereld en het onderwijs nader moeten worden overlegd en mogelijk het beste via experimenten kunnen worden vastgesteld. In beginsel is het aan de rijschool om het initiatief te nemen de school te benaderen.
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XII, nr. 78
8
Geconcludeerd mag uit een en ander worden dat de mogelijkheden die het nieuwe theorie-examen A/B biedt voor de opleiding, voor die opleiding louter positief en voor de rijscholen zeker niet negatief zullen werken. 6. Samenvatting 1. Het theorie-examen CBR wordt meer valide doordat het audiovisueel wordt afgenomen, sterker gericht is op de praktijk en minder hoge eisen stelt aan de taalvaardigheid van de kandidaat. 2. Er komt één theorie-examen voor de categorieën A en B en één voor C en D. Het laatste mag alleen worden afgelegd als men in het bezit is van rijbewijs B. 3. Het praktijk-examen zal alleen mogen worden afgelegd als het theorie-examen voor de betrokken categorie met goed gevolg is afgelegd. 4. De theorie-examens zullen collectief worden afgenomen. 5. Theorie- en praktijkexamens zullen administratief en in de tijd worden gescheiden; de mogelijkheid zal worden geschapen het theorie-examen A/B reeds op 16-jarige leeftijd af te leggen. Hierdoor zal de kandidaat meer tijd en rust hebben om zich op het theorie-examen voor te bereiden, terwijl tevens het theorie-onderricht op enigerlei wijze in scholair verband zou kunnen worden gegeven. Een mogelijk minder paraat worden van de theoretische kennis in de periode tussen het theorie- en het praktijkexamen zal kunnen worden ondervangen door extra nadruk op (de toepassing van) verkeersregels bij de praktijkopleiding, te toetsen bij het praktijk-examen. Het karakter van de nieuwe examens zal de thans zeer geringe vraag naar theorie-onderricht eerder vergroten dan verkleinen. Voor die kandidaten op wie vanwege hun leeftijd de mogelijkheid van theorie-onderricht op school van toepassing is, zal dat theorie-onderwijs in elk geval een «extra» buiten het lesroosterzijn. Bovendien zullen de betrokken docenten rij-onderricht in de zin van de Wet Rijonderricht Motorrijtuigen geven en dus een instructeursdiploma moeten hebben. Het ligt dan ook voor de hand dat het dan om rij-instructeurs van buiten de school gaat. Het lijkt hoogst onwaarschijnlijk dat schoolleerkrachten een volledige instructeurscursus gaan volgen om theorieles te kunnen gaan geven. De gevolgen van het theorie-examen nieuwe stijl voor de rijschoolwereld zullen naar verwachting per saldo eerder positief dan negatief uitvallen. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. F. Scherpenhuizen
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XII, nr. 78
9