Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1975-1976
11 742
Achtergronden en risico's van druggebruik
Nr. 12
VERSLAG VAN EEN WERKBEZOEK Vastgesteld 17 februari 1976 Een delegatie' uit de bijzondere commissie voor het drugbeleid, bestaande uit de leden Veder-Smit (voorzitter), Van Leeuwen (ondervoorzitter), Haas-Berger, Lückers-Bergmans, Van Kuijen, Van Leijenhorst, Imkamp, Verwoert en Honig van den Bossche, heeft van 8 tot 12 februari een bezoek aan Zweden gebracht. Demissie had een tweeledig doel: enerzijds verdieping van inzicht in de praktijk van het drugbeleid aldaar en anderzijds het verkrijgen van inlichtingen over de reactie der Zweedse autoriteiten op de denkbeelden en voorstellen van de Nederlandse Regering. De delegatie heeft de eer het volgende verslag van haar bevindingen te doen. Volksgezondheid Het alcoholgebruik vormt voor Zweden in feite een omvangrijker probleem dan de illegale drugs, zo werd medegedeeld in een gesprek dat de delegatie kon voeren met de heer Sven Aspling, Minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken, maar ten aanzien van alcohol bestaat een grotere maatschappelijke tolerantie. Het gebruik van alcohol vertoont in zijn geheel intussen een achteruitgang, doch er is thans een naar verhouding kleine groep mensen die misbruik van het middel maakt. Ook stappen alcoholgebruikers wel over naar illegale drugs en omgekeerd. Volgens de ondervindingen van minister Aspling is er een stabilisatie of zelfs een teruggang te bespeuren in het gebruik van onwettige drugs, hoewel uiteraard sprake kan zijn van een versluierd beeld. Dit beeld wordt gedomineerd door de cannabisprodukten, die door vijftien procent van de jongeren gebruikt worden en waaraan een klein percentage daarvan verslaafd is. Het gebruik van cannabis schatte de bewindsman op tachtig procent van het totale narcoticagebruik in Zweden. Bij morfine en heroïne is in de laatste jaren een zekere stijging van het gebruik vastgesteld, over cocaïne zijn geen gegevens bekend. Het gebruik van stimulantia loopt waarschijnlijk iets terug en neemt in ieder geval niet toe. In politiek opzicht is de zaak niet meer zo belangrijk als in 1968, toen de Zweedse regering een «tienpuntenprogramma» uitvaardigde om het misbruik van drugs op een breed front aan te pakken. De aandacht gaat nu eerder uit naar vraagstukken van kernenergie en arbeidsomstandigheden. In het drugbeleid heeft de combinatie van strengere straffen en ruime voorlichting voor een nieuwe sociale benadering gezorgd, waarbij kenmerkend is
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,11 742, nr. 12
1
dat de radicale groepen die in het midden van de jaren zestig hun opstelling door onder meer druggebruik demonstreerden zijn verdwenen, terwijl de groepen die thans vanuit een subcultuur actief optreden negatief ten opzichte van onwettige drugs staan. Hoewel Zweden officieel geen onderscheid tussen soft en hard drugs maakt, is wel onderzoek verricht naar de overgang van het ene op het andere middel. Hieruit is bij een geselecteerde groep gebleken dat dertig procent van de cannabisgebruikers overging op hard drugs. Een bekend gegeven is voorts dat onwettige drugs en tabak niet langer op steeds jeugdiger leeftijd worden gebruikt, zulks in tegenstelling tot alcohol. Het grootste probleem bij de drugs wordt niet gevormd door de cannabis, waarvan de bezitters in kleine hoeveelheden veelal niet gerechtelijk worden vervolgd, maar door de stimulantia en de opium, die in Stockholm reeds zeshonderd gebruikers telt. De invoer vindt plaats uit Kopenhagen en vooral Amsterdam. De Zweedse politie heeft een goede samenwerking met de Nederlandse politie opgebouwd, maar een intensivering van dit contact zal noodzakelijk zijn. In de commissie uit de Organisatie der Verenigde Naties, die zich bezighoudt met het onderzoek van drugs, heeft geen vertegenwoordiger van de Zweedse overheid zitting. Het beleid gaat vooralsnog uit van het gegeven, dat geen fysiologische of biologische schade van cannabisgebruik op lange termijn bewezen is, al schijnt wel opslag van een bepaalde stof in de hersenen plaats te vinden. Wat de overige beschadigende effecten van drugs betreft, is voor Zweden een samenhang met criminaliteit aantoonbaar, met name in de sfeer van de vermogensdelicten. Daarnaast zijn er sociale en psychologische gevolgen. Het Zweedse drugbeleid behoort tot de bevoegdheid van respectievelijk het departement van volksgezondheid en sociale zaken, de Nationale Raad van Volksgezondheid en Maatschappelijk Welzijn en de drieëntwintig gewesten, waarin Zweden verdeeld is. De Nationale Raad verricht een belangrijk deel van het uitvoerende werk van het departement. Hij kan ook beleidsalternatieven formuleren, die aan de Rijksdag worden voorgelegd. Bovendien coördineert de Rijksdag het wetenschappelijk onderzoek, de internationale contacten en de wijze waarop organisaties van vrijwilligers bij het beleid betrokken worden. Op een drietal vraagstukken in het bijzonder concentreert zich de aandacht van de Raad: dient de behandeling van drugpatiënten verplicht plaats te vinden of is de motivering van de gebruiker voldoende; waar zitten de risicogroepen (één ervan zijn kinderen in de voorsteden, van wie beide ouders werken); hoe dient de verslaving aangepakt te worden (in het kader van een «facetbehandeling» of als onderdeel van de gezinsproblematiek)? Hulpverlening De delegatie heeft een bezoek van enkele uren gebracht aan Drevviken, een behandelingstehuis voor jeugdige druggebruikers in Tyresö. Omdat de verschillende aspecten van hulpverlening met name bij dit programma-onderdeel aan de orde kwamen, meent de delegatie hier enigszins uitvoerig aandacht te moeten besteden aan Drevviken. De jonge mensen, die in dit tehuis worden opgenomen, hebben diverse sociale problemen (crimineel gedrag, druggebruik, moeilijkheden in het gezin, op school of op het werk). Het komt vaak voor dat er een combinatie van deze problemen is. De gemiddelde bezetting van het tehuis is 24 jongeren, de stafbezetting is 30 (part- en full-time). Ongeveer de helft van deze jongeren komt uit de beter gesitueerde gezinnen, slechts een klein gedeelte komt uit de zogenaamde «probleemgezinnen». Deze jongeren zijn in het algemeen niet opgewassen tegen conflicten;
Tweede Kamerzitting 1975-1976,11742, nr. 12
2
in een conflictsituatie zijn zij altijd de verliezende of altijd de winnende partij. Deze jongeren kunnen niet dan eens winnen en dan eens verliezen. Zij kunnen geen wezenlijke, menselijke relaties onderhouden, zij zijn contactgestoord. Veel van diegenen die in Drevviken komen worden beschouwd als hopeloze gevallen; de leiding van het tehuis weigert deze bestempeling te aanvaarden.Zij gaat ervan uit dat - als ze maar de tijd heeft - iedereen (weer) geleerd kan worden te functioneren in de maatschappij en relaties op te bouwen èn te onderhouden. Drevviken heeft naast drie behandelingsunits een unit voor de opvang van noodgevallen. Iedereen die in Drevviken wordt opgenomen, komt eerst in de unit voor de noodgevallen. In deze unit verblijven de jongeren hoogstens één maand. Gedurende die periode zijn er veelvuldige contacten met het ge zin, de maatschappelijk werkster en de justitiële autoriteiten. Ongeveer de helft van de jongeren aanvaardt na deze maand voortzetting van de behandeling in een van de drie units. De jongeren gaan naar Drevviken op basis van vrijwilligheid; het is een aanbod. De leiding stelt, dat de jongeren daar kunnen verblijven om meer over zich zelf en anderen te leren op drie basisvoorwaarden: - overdag werken (van 8 tot 5 uur); - deelnemen aan drie groepstherapieën per week (3 uur per keer); - afzien van elk gebruik van drugs (vanaf de eerste dag). De behandeling vindt plaats in driefases. In de eerste streng gereguleerde periode wordt aan de jongeren slechts betrekkelijk weinig eigen verantwoordelijkheid gegeven, in de tweede periode wordt tot op grote hoogte de verantwoordelijkheid gedeeld door de leiding en de jongeren tezamen en in de derde periode wordt de verantwoordelijkheid meer en meer bij de jongeren zelf gelegd. Het tehuis is zeer democratisch opgezet. Er wordt uitgegaan van het «one man, one vote»-principe. Bij alle beslissingen is de jongere zelf aanwezig en beslist zelf ook mee. De beslissingen worden genomen in en door de leeftroep, er is beroep mogelijk op de overkoepelende tehuisraad, waarin leiding en jongeren evenredig vertegenwoordigd zijn. Officieel is Drevviken slechts belast met drie weken nazorg, maar in de praktijk zijn de contacten veel langduriger. Drevviken heeft ook de beschikking overeen «halfway house». In dit tehuis wonen de jongeren - zonder begeleiding - voordat ze weer de maatschappij ingaan en op zichzelf gaan wonen. Sinds korte tijd onderhoudt de leiding van het tehuis ook contacten met ex-pupillen in het centrum van Stockholm. De leiding van het tehuis is namelijk van mening dat een voortdurende, langdurige relatie de oplossing is voor de problemen van deze jongeren. Dit betekent, dat na een verblijf van zes tot acht maanden in Drevviken, de contacten met de ex-pupillen nog gedurende een aantal jaren worden onderhouden. Reclassering De delegatie was in de gelegenheid informatie te verkrijgen van de Kriminalvardsstyrelsen - de Zweedse instelling die betrokken is bij de tenuitvoerlegging van straffen en de reclassering van gevangenen - , over een vrij nieuwe wijze van begeleiding van aan drugs verslaafde gedetineerden. Sinds anderhalf jaar bewegen zich op dit terrein gespecialiseerde teams, die zorgdragen voor behandeling in een therapeutisch instituut. Tot de behandeling kan geadviseerd worden door de Kriminalvardsstyrelsen, maar ook de gevangene kan er om vragen. Deze regeling geldt reeds vóór de veroordeling wegens een strafbaar feit, zij het dat het openbaar ministerie dan zijn instemming moet betuigen. De behandeling geschiedt op basis van vrijwilligheid. Over het verzoek wordt een beslissing genomen door een raad, die door een rechter voorgezeten wordt. Het stelsel werkt nu nog alleen in het gewest Stockholm, maar zal binnenkort ook in Gothenburg van start gaan.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,11 742, nr. 12
3
De behandeling vindt niet plaats met methadon, wèl worden andere tranquillizers gebruikt. In beginsel kan therapie geschieden door de eufore effecten van heroïne weg te nemen, maar dit systeem wordt niet vaak toegepast. Recidive blijkt een normaal verschijnsel, al zal het volgens de Kriminalvardsstyrelsen interessant zijn de uitkomsten over een periode van vijf jaar te kunnen bekijken. Het merendeel van degenen die behandeld worden is gedetineerd voor andere dan narcoticamisdrijven. Zij zijn veelal afkomstig uit de lagere sociale milieus, aangezien voor de behandeling van patiënten uit gegoede kring privéklinieken openstaan. Alle cliënten worstelen met problemen in hun sociale achtergrond; vaak is bij de ouders alcoholmisbruik aan te wijzen of is hun huwelijk uiteengevallen. De zogenaamde stepping stone-theorie vindt in de ervaringen van de Kriminalvardsstyrelsen geen bevestiging. Het gebruik van een bepaald middel hangt samen met de groep waarin men verkeert. Sommigen beginnen met bier en gaan dan over op amfetaminen, anderen grijpen terstond naar hard drugs. Tussen het gebruik van alcohol en drugs bestaat nog een ander verband: het komt voor dat mensen besluiten zich van morfine te onthouden, maar in een toestand van abstinentie op alcohol overgaan. Slechts weinig patiënten houden zich bij één middel. Naar schatting driekwart van hen gebruikt verschillende drugs door elkaar. Overigens is beginnen met druggebruik volgens de heer Martinsson te beschouwen als symptoom van het «escapesyndroom», een mechanisme derhalve om uit een individueel bepaalde psychologische situatie te geraken. Voor de patiënten is druggebruik geen vlucht uit de maatschappij, integendeel, zij zijn aan het leggen van sociale contacten nooit toegekomen. De tijd die nodig is voor behandeling wordt van de totale straftijd afgetrokken. Als een voorrecht ten opzichte van andere gevangenen is dit niet te beschouwen, aldus de KriminalvSrdsstyrelsen. De dieven waar het om gaat stelen immers niet om zich te verrijken, maar om te vermijden dat ze zonder drugs komen te zitten. Bovendien is een behandeling geen plezier, maar moet de patiënt een zware gang doormaken. Ten slotte werd nog op het volgende gewezen. De afstand van enkele plaatsen in Zuid-Zweden tot Denemarken is niet groot en de prijs van een retourkaartje per veerboot laag. Zweedse druggebruikers maken zich deze omstandigheid ten nutte door regelmatig naar Denemarken over te steken, daar drugs te kopen en eventueel te gebruiken en vervolgens naar Zweden terug te keren. Nederland zou bij een liberalisering van zijn drugbeleid op vergelijkbare wijze «gast-verslaafden» kunnen aantrekken. Justitie De Minister van Justitie, de heer Lennart Geijer, deelde de delegatie tijdens een onderhoud mede, dat de Zweedse wetgeving ter zake van druggebruik onder het Departement van Volksgezondheid en Sociale Zaken valt. Voor wat zijn departement betreft, is van belang een uit 1969 daterende wet, met tijdelijke werking, laatstelijk verlengd tot 1 juli 1976, die aan het openbaar ministerie en de politie de mogelijkheid verschaft telefoongesprekken af te luisteren ten einde bewijs te verzamelen tegen personen die verdacht worden van narcoticamisdrijven. Machtiging tot het aftappen wordt door de rechter verleend. In 1973 werd in 46 gevallen toestemming gegeven, waarop 40 veroordelingen volgden. In 1974 waren de cijfers respectievelijk 44 en 40. In de praktijk leidt het spoor bovendien tot de ontdekking van andere misdrijven. Op grond van een internationaal getroffen regeling kan de aan buitenlanders opgelegde straf ook in hun eigen land ten uitvoer worden gelegd. Indien de executie van straffen in Zweden plaatsvindt geschiedt dit meestal omdat de strafuitvoering in Zweden als milder wordt beschouwd dan in het betreffende vreemde land.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,11742, nr. 12
4
Vorig jaar verbleven, volgens een mededeling van de Nederlandse ambassadeur, zeventien Nederlanders wegens narcoticasmokkel in een Zweedse gevangenis, thans zijn het er zeven: drie in Gothenburg, twee in Malmöen twee in Norrköping. Zij krijgen bijstand van de honorair consuls ter plaatse en ook de Nederlandse protestantse gemeente heelt aandacht aan hun situatie besteed. Volgens de Zweedse narcoticawet van 1968 is - afgezien van medische of wetenschappelijke doeleinden - strafbaar het vervaardigen, te koop aanbieden, overdragen en bezitten van narcotica, met dien verstande dat onderscheid gemaakt wordt tussen lichte delicten, waarop uitsluitend boete staat, en zware delicten, die bestraft worden met gevangenisstraf van ten minste één jaar en ten hoogste tien jaar. Bij de beoordeling van het gewicht van het delict moet volgens de wet speciaal daarop worden gelet of het delict onderdeel heeft gevormd van een werkzaamheid die op grote schaal of beroepsmatig is verricht, een bijzonder grote hoeveelheid narcotica heeft beoogd of anderszins van bijzonder gevaarlijke aard is geweest. Blijkens een uit 1972 daterende circulaire van het hoofd van het openbaar ministerie is cannabis het genotmiddel dat in de vonnissen het vaakst voorkomt, gevolgd door stimulantia, LSD en opiaten. Slechts bij een klein gedeelte van alle onwettige handelwijzen wordt een vervolging ingesteld. In tegenstelling tot andere landen, waar een verschil in strafmaat bestaat voor verschillende typen narcotica, heeft men het in Zweden aan de rechtbanken overgelaten om te beoordelen in hoeverre het type narcotica de strafmaat moet beïnvloeden. Onder de «gevaarlijkheid» van een middel, waarmee bij het wegen van het delict rekening moet worden gehouden, kunnen directe fysieke gevolgen worden verstaan (ademhalingsverlamming bij opiaten), het gevaar voor psychose (LSD), het vermogen om een sterke verslaving teweeg te brengen (heroïne), het gevaar voor criminaliteit en andere sociale gevolgen (injectiegebruik) en de waarschijnlijkheid van een snelle verspreiding onder groepen jongeren (cannabisprodukten). Een aanklacht kan worden geseponeerd, aldus nog steeds de circulaire van de chef van het openbaar ministerie, uitsluitend bij minder ernstige narcoticamisdrijven, bijvoorbeeld het bezit van een kleinere hoeveelheid narcotica voor eigen gebruik of overdracht van een kleine hoeveelheid in verband met consumptie. Nadat eerder een begrenzing van twee tot drie gram cannabis was aangehouden, hebben opgedane ervaringen ertoe geleid dat thans ook niet tot vervolging wordt overgegaan, wanneer het iets grotere hoeveelheden betreft. Gevraagd naar een precisering van het begrip «iets grotere hoeveelheden» zei Minister Geijer, dat het bezit van dertig gram als een zwaar delict beschouwd wordt, ten aanzien waarvan het openbaar ministerie een vervolging zal instellen. Het verschil in vervolging, dat gemaakt wordt tussen elk bezit van bij voorbeeld morfine en het bezit van niet meer dan enkele grammen cannabis, berust volgens de bewindsman niet op wetenschappelijke gronden, doch houdt slechts verband met de in de loop der jaren gegroeide praktijk. De Minister deelde de delegatie mede, dat het eerder in dit verslag genoemde «tienpuntenprogramma» zijns inziens geen succes heeft geboekt. Een ander regiem ten aanzien van soft drugs wordt intussen in Zweden niet overwogen. Het belangrijkste probleem waarmee het justitiële beleid wordt geconfronteerd, is de invoer van drugs uit met name Amsterdam. De Minister wilde zich in dit verband overigens niet aan een voorspelling wagen van de gevolgen, die het door de Nederlandse Regering voorgestelde drugbeleid voor Zweden zou meebrengen. Het was hem evenmin bekend hoe de Zweedse publieke opinie zou reageren. Geen oordeel wilde de bewindsman uitspreken over de stelling, dat door het buiten vervolging laten van de kleine gebruiker van cannabis ook de handelaar buiten schot blijft. De omvang van het alcoholgebruik in Zweden vormt ook volgens Minister Geijer een groter probleem dan het gebruik van cannabis.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,11742, nr. 12
b
Parlement Mevrouw Astrid Kristensson, voorzitter van de vaste Commisie voor Justitie uit de Zweedse Rijksdag, zat de vergadering voor, waarin de delegatie een ontmoeting had met leden van deze commissie en van de vaste Commissie voor Sociale Zaken. Alle aanwezige leden, behorende tot verschillende politieke partijen, toonden zich bezorgd over het voorgestelde Nederlandse beleid. Met name de omstandigheid dat de binnenlandse handel in hennepprodukten lichter zal worden gestraft, terwijl op de buitenlandse handel zware straffen blijven staan, had hun aandacht getrokken. Een van de Zweedse parlementsleden stelde vast, dat hier een gebrek aan geloofwaardigheid wordt geschapen, dat in de Zweedse situatie niet aanwezig is. Volgens mevrouw Kristensson bestaat in Zweden geen verschil in politieke opvatting over het drugbeleid. In de wetgeving bestaan geen verschillen tussen verschillende typen narcotica. Sinds in 1968 een nieuwe narcoticawet tot stand kwam, is de discussie tot stilstand gekomen. Het vraagstuk heeft zijn politieke dimensie verloren. Een drietal aspecten staat volgens de leden van de Rijksdag centraal in het Zweedse drugbeleid. In de eerste plaats wil men blijven zoeken naar een zo goed mogelijke begeleiding en behandeling van drugpatiënten, en evaluatie van het tot dusver gevoerde beleid. Ten tweede is er het verlangen naar een doelmatige opsporing en bestraffing van de handelaren in drugs. En ten derde doet zich de moeilijkheid voor dat in de Zweedse situatie geen kwaliteitsbewaking van cannabis kan plaatsvinden. Politie Namens de Nationale Politieraad werd de delegatie ontvangen door de heren Carl Persson en Esbjörn Esbjörnson, die het volgende beeld gaven van de Zweedse situatie op druggebied. Praktisch elke plaats van enige omvang heeft te kampen met problemen, die zich toespitsen ophet gebruik van amfetaminen, al is er een overlapping waarneembaar van het gebruik van amfetaminen, heroïne en cannabis. Cannabisprodukten worden in het hele land gebruikt; de marihuana is bijna verdwenen en vrijwel geheel vervangen door hasj. De eerste signalen van druggebruik plegen de politie te bereiken via de opsporing van misdrijven, vooral diefstal. De handel wordt beroepsmatig uitgeoefend en is gelijkelijk in handen van Zweden en buitenlanders, aanvankelijk Italianen en later Westduitsers. De cannabis die Skandinavië binnenkomt is afkomstig uit Marokko, het Middenen het Verre Oosten en wordt voor een belangrijk deel hierheen via Amsterdam vervoerd. Twee tot drie jaar geleden kwam voor het eerst heroïne Zweden binnen. Als doorvoerhaven naar de verschillende landen in Europa en Amerika is voor deze drug alleen Amsterdam van belang; Chinezen spelen hier een voorname rol. Voor de amfetaminen is Nederland niet langer een doorvoerland. Dit heefteen gunstige invloed gehad, totdat Zweden ze zelf ging produceren, met name voor de Skandinavische markt. Liberalisering van het Nederlandse drugbeleid zouden de Zweedse politie-autoriteiten als een groot gevaar beschouwen, aangezien Amsterdam dan als vrijhaven zou gaan functioneren. Voor het eigen beleid wordt ook niet overwogen om de opsporing van cannabisgebruikers op te geven. Deze is juist van belang om achter hun contacten te komen, zodat de handelaren bekend worden. Legalisatie in enige vorm kan volgens de Zweedse politie evenmin opgevat worden als een middel om jongeren uit verdachte kringen weg te nouden. Vrijheid van druggebruik in Nederland zal integendeel de aanzet kunnen zijn tot een ontwikkeling, waarbij jongeren naar Amsterdam reizen, daar cannabis kopen en er na terugkeer in Zweden mee «pronken», zodat de vraag hier alleen maar zal toenemen. Een maximum van dertig gram is niet effectief, omdat ettelijke porties legaal kunnen worden gekocht. Bovendien is verwerking tot hasjolie te vrezen.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,11742, nr. 12
6
Een wettelijk onderscheid tussen verschillende soorten handelaren is volgens de Zweedse politie niet aan te bevelen. De rechter kan immers bij de straftoemeting rekening houden met de aard en het doel van de handel. Tussen internationale, grote en kleine handelaren bestaat overigens een organisatorische samenhang; zij werken veelal via dezelfde kanalen. Volgens de heer Esbjörnson ontvangt in zijn land de illegale handel in drugs weinig toevoer van de legale markt. Het probleem heeft zich wel voorgedaan, maar is overwonnen door controle in fabrieken en apotheken. Ook krijgen overtollige geneesmiddelen nauwelijks de kans in omloop te komen, omdat de Nationale Raad voor Volksgezondheid en Maatschappelijk Welzijn de doktersrecepten controleert. Gesteld voor de vraag of de politie in Zweden samenwerkt met de hulpverleners, verklaarde de heer Persson dat beide instanties tegen dezelfde achtergrondwerken. Uiteindelijk is hulp verlenen het beste wat een samenleving voor de druggebruikers in haar midden kan doen. De voorzitter der delegatie, Veder-Smit De secretaris der delegatie. Van der Knoop
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,11 742, nr. 12
7