Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1993-1994
23 400 XV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en van de ontvangsten van hoofdstuk XV (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) voor het jaar 1994
Nr. 41
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 26 mei 1994 De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 13 april 1994 mondeling overleg gevoerd met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de grensarbeiders– problematiek. Het overleg werd gevoerd aan de hand van de brief van de staatssecretaris van 18 maart 1994 (kamerstuk 23 400, XV, nr. 36). Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1 Samenstelling: Leden: Spieker (PvdA), Gerritse (CDA), Buurmeijer (PvdA), ondervoorzitter, Schutte (GPV), Groenman (D66), Wolters (CDA), Rempt-Halmmans de Jongh (WD), Linschoten (VVD), Leijnse (PvdA), Janmaat (Centrum– democraten), Doelman-Pel (CDA), voorzitter, G.H. Terpstra (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart (PvdA), Schoots (PvdA), Beijlen-Geerts (PvdA), Schimmel (D66). Rosenmöller (GroenLinks), Huibers (CDA), Middel (PvdA), Van Zijl (PvdA), Bijleveld– Schouten (CDA), Van Hoof (WD), Van der Ploeg-Posthumus (CDA). Plv. leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Quint– Maagdenberg (PvdA), Van der Vlies (SGP), Scheltema-de Nie (0661, Paulis (CDA), Franssen (VVD), Kamp (WD), Van Nieuwen– hoven (PvdA), Willems (GroenLinks), G. de Jong (CDA), Tuinstra (CDA), De Kok (CDA), Akkerman (PvdA), Melkert (PvdA), Leerling (RPF), Kohnstamm (D66), Brouwer (Groen– Links), Eisses-Timmerman (CDA), Van Gelder (PvdA). Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Reitsma (CDA), De Korte (WD), Van Houwelingen (CDA).
De heer Paulis (CDA) herinnerde eraan dat op grond van KB 164 grensarbeiders die aan bepaalde criteria voldoen, zijn vrijgesteld van premiebetaling voor de volksverzekeringen, met uitzondering van de AWBZ. Deze criteria zijn: het gaat om een uitkering krachtens een wettelijke regeling op het vlak van de sociale zekerheid, de uitkering heeft een bepaald niveau en ze is van duurzame aard. Sommige grensarbeiders voldoen wel aan de twee laatste criteria, maar niet helemaal aan het eerste criterium. Het gaat hier bijvoorbeeld om een in Nederland wonende medewerker van Lufthansa. Als deze een VUT-uitkering van dit bedrijf krijgt, is dat formeel geen uitkering krachtens een wettelijke regeling, hoewel anderzijds de meerderheid van de aandelen van Lufthansa bij de Duitse staat berust. De heer Paulis was het geheel eens met de bedoeling van de drie genoemde criteria, namelijk voorkomen dat iemand die géén premie heeft betaald, toch een beroep doet op Nederlandse volksverzeke– ringen, maar dit doel wordt al bereikt met het tweede en derde criterium, dus inzake het niveau en de duurzaamheid. Hij pleitte er dan ook voor het eerste criterium te versoepelen, door een uitkeringsregeling waarbij er geen twijfel kan zijn over de soliditeit en de solvabiliteit van het bedrijf en dus over de duurzaamheid en het niveau van de uitkering, te beschouwen als een wettelijke uitkeringsregeling. Zeker een VUT-uitkering die immers in tijd begrensd is, zal in het algemeen als duurzaam en solide kunnen worden beschouwd. In het geval de staatssecretaris dit pleidooi niet zou willen volgen, was de heer Paulis voornemens om het verslag van het mondeling overleg op de plenaire agenda te laten plaatsen en dan, samen met mevrouw Beijlen, aan de Kamer de volgende motie voor te stellen:
413335F ISSN0921 7371
Sdu Uitgeveni Plantijnstraat 's Gravenhage 1994
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 400 XV, nr. 41
«De Kamer, overwegende dat om vrijstelling van premiebetaling te verkrijgcn ex KB 164, aan drie criteria voldaan dient te worden, te weten: 1. het moet gaan om een uitkering ingevolge een buitenlandse wettelijke regeling inzake sociale zekerheid; 2. de uitkering moet een bepaald niveau hebben; 3. de uitkering dient van duurzame aard te zijn, verder overwegende dat er verschillende buitenlandse uitkeringen zijn die wel voldoen aan de criteria inzake het niveau en de duurzaamheid, maar die formeel geen wettelijke uitkering zijn inzake sociale zekerheid, is van oordeel dat er in die situaties goede gronden aanwezig zijn om, eventueel na toetsing door de Sociale Verzekeringsbank, deze uitkeringen materieel gelijkte stellen met buitenlandse wettelijke uitkeringen inzake sociale zekerheid, verzoekt de regering bij herziening van KB 164 met deze opvatting rekening te houden, en gaat over tot de orde van de dag.» Hierna ging hij nader in op de gevolgen van de verschuiving tussen premie en belasting in de eerste belastingschijf voor de circa 15 000 Belgische grensarbeiders en circa 4000 WAO-ers. Voor Nederlanders werkte deze verschuiving neutraal uit, maar voor Belgische grensar– beiders niet, omdat zij op grond van het Nederlands-Belgische belasting– verdrag in het woonland (dus België) belasting betalen. In antwoord op schriftelijke vragen hierover is indertijd door de staatssecretaris van Financiën gesteld dat deze grensarbeiders bij de invoering van Oort, in 1990, een voordeel hebben genoten dat niet gold voor Nederlanders, en dat er daarom geen reden is om compensatie te bieden voor het nu ondervonden nadeel. Echter, uittabel 2 in de brief van 18 maart jl. blijkt dat er in de relevante inkomensgroepen (f 40 000 a f 50 000) ook per saldo, dus voordeel en nadeel samengeteld, sprake is van een fors nadeel. Verder hebben degenen die na 1990 in Nederland zijn gaan werken, uiteraard alleen maar een nadeel ondervonden. De heer Paulis vond dit alles anti-Europees, anti-Benelux en in strijd met de pogingen om ook grensoverschrijdend de arbeidsmobiliteitte bevorderen. Hetgeen zich nu voordoet, werkt alleen maar demotiverend. Is hierover ooit overleg gevoerd met België? Overigens is dit onderwerp ook besproken in de commissie sociale zaken van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad. Inmiddels is nadere informatie hierover verstrekt en dit onderwerp zal nu opnieuw worden besproken in deze commissie en daarna in de plenaire Beneluxraad. De heer Paulis drong erop aan dat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen met zijn collega van Financiën contact opneemt met de Belgische bewindslieden van Sociale Zaken en van Financiën. Op dit moment wordt van Nederlandse zijde gesteld dat er geen reden is om maatregelen te nemen, en wordt van Belgische zijde gesteld dat het gaat om een Nederlandse zaak, omdat Nederland een verschuiving tussen premie en belasting heeft doorgevoerd. Het gevolg van deze situatie is echter dat de Belgische grensarbeiders tussen wal en schip vallen en de heer Paulis had daar grote moeite mee. Hij was niet direct in staat om hier een oplossing voor aan te geven. Wellicht kan worden gekomen tot een verhoging van de overhevelings– toeslag, of kan in bilateraal overleg tussen Nederland en België een specifieke regeling worden getroffen. In ieder geval zou hij graag zien dat de uitkomsten van het bepleite overïeg tussen Nederland en België zodanig tijdig bekend zijn, dat ze nog kunnen worden betrokken bij de discussie over dit onderwerp in de Beneluxraad die is voorzien voor juni a.s. Naast de al genoemde punten zijn er nog meer problemen, zoals gebleken is op hoorzittingen van de Beneluxraad. Er is uit die hoorzit–
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 400 XV, nr. 41
tingen een groot aantal vragen naar voren gekomen en de heer Paulis sprak de hoop uit dat deze voortvarend zullen worden bezien. Daarnaast zijn er problemen met in Nederland wonende en in Duitsland werkende grensarbeiders, waar de Vereniging Europese Grenslandbewoners zich voor inzet. Via deze vereniging had hij een stuk gekregen over de problemen rond de ziektekostenverzekering van in Duitsland werkzame grensarbeiders, dat hij gaarne overhandigde aan de staatssecretaris met het verzoek om ook dat nader te bezien en te streven naar een oplossing voor deze problemen. Tenslotte merkte de heer Paulis op, al jarenlang erop aan te dringen dat steeds systematisch wordt nagegaan wat de gevolgen van wetswijzi– gingen over de grenzen heen zijn. Zoals het nu gaat, ervaren de grensar– beiders Europa eerder als een last dan als een lust, hetgeen tot een onnodige erodering van het draagvlak voor Europa leidt. Politiek verantwoordelijken hebben juist tot taak het draagvlak voor Europa zoveel mogelijk te vergroten, maar zij zullen de burgers dan wel voor vol moeten aanzien en niet alleen als administratief subject moeten beschouwen. Mevrouw Beijlen-Geerts (PvdA) was er bij de behandeling van de Wet wijziging premieheffing boven-65-jarigen zonder meer van uitgegaan dat door de zgn. AAW-schuif terecht een einde zou worden gemaakt aan een tijdelijk voordeel van grensarbeiders. Uitde brief van 18 maart blijkt echter dat dit toch wat anders ligt en dat er groepen zijn die per saldo, door de Oort-maatregelen in 1990 en de AWW/AAW-operatie in 1994, een inkomensverlies lijden van circa f.150 per maand, terwijl er ook groepen zijn die er juist op vooruit gaan, zelfs tot zo'n f 300 per maand. In de brief van 18 maart wordt ook gezegd dat het zeer de vraag is of het juridisch mogelijk is voor deze specifieke groep een compensatie in de premiesfeer te geven, maar wellicht is het wèl mogelijk om in bilateraal overleg met België een compensatie-regeling in de belastingsfeer te treffen. Zij had behoefte aan een overzicht van de voor– en nadelen in de premie– en de belastingsfeer waar grensarbeiders mee worden geconfron– teerd. Zij zou graag zien dat zo'n overzicht zo tijdig aan de Kamer wordt gezonden dat het nog kan worden betrokken bij de bespreking van de herbezinning op KB 164. Bovendien zou zij het op prijs stellen als deze herbezinning inderdaad nog voor het einde van 1994 wordt afgerond. Onlangs heeft de staatssecretaris in een bijeenkomst van de Beneluxraad meegedeeld dat sinds kort Nederlandse wetgeving wordt getoetst op Europese consequenties. Een dergelijke «Europa-toets» juichte mevrouw Beijlen toe. Europese eenwording, Europese arbeidsbe– middeling e.d. dienen niet gefrustreerd, maar juist bevorderd te worden door regelgeving. Volgens een EG-verordening zijn grensarbeiders voor de ziektekosten verzekerd in het woonland, maar de eigen betalingen voor ziektekosten– verzekeringen lopen nogal uiteen in diverse situaties. Zo betaalt iemand die uitsluitend een Duits pensioen ontvangt, in Duitsland de premie voor de ziektekosten en hoeft hij geen AWBZ-premie in Nederland te betalen. Bovendien krijgt hij nog een Duitse toeslag van 6% voor de ziektekosten– verzekering. lemand die een Duits èn een Nederlands pensioen ontvangt, moet in Nederland de premie voor de ziektekostenverzekering betalen en betaalt ook 8,55% AWBZ-premie, terwijl hij bovendien nlet de Duitse toeslag van 6% ontvangt. Zij had begrepen dat dit probleem kan worden ondervangen door conform artikel 28 van de EG-verordening weer de «oude situatie» in te voeren, inhoudend dat iemand die in Duitsland verzekerd was, daar ook verzekerd moet blijven als hij pensioen gaat ontvangen. Als tweede voorbeeld wees zij op de gevallen van weduwen wier partnerzowel in Duitsland als in Nederland verzekerd is geweest, hetgeen voor veel grensarbeiders geldt. De Duitse weduwenpensioenuit– kering wordt dan gekort op de Nederlandse uitkering, maar de premie AWBZ wordt wèl over het totale bedrag van de uitkeringen in rekening
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 400 XV, nr. 41
gebracht, terwijl deze weduwen bovendien de 6% Duitse toeslag voor de ziektekostenverzekering mislopen. Ziet de staatssecretaris een mogelijkheid om dit onrechtvaardige verschil weg te nemen? Mevrouw Beijlen stelde tenslotte vast dat grensarbeiders slecht op de hoogte zijn van rechten en plichten als zij een ander woon– of werkland kiezen. In de al genoemde bijeenkomst van de Beneluxraad heeft de staatssecretaris dan ook terecht gesteld dat de voorlichting hierover verbeterd moet worden. Verder achtte zij het noodzakelijk om werkelijke onrechtvaardigheden weg te nemen. Daarbij moet overigens niet alleen op de nadelen, maar ook op de voordelen voor grensarbeiders worden gelet. Zo zijn er mensen die bewust in Nederland gaan werken omdat de lonen daar hoger liggen, of in Nederland gaan wonen omdat de huizen daar goedkoper zijn. Een situatie van «dubbel betalen en maar één keer genieten» mag echter niet voorkomen. In het kader van de Europese eenwording dient het vrije verkeer van werknemers te worden bevorderd en juist daarom kreeg zij graag een overzicht van voor– en nadelen, om dat te betrekken bij de herbezinning op KB 164. De heer Van Rey (VVD) merkte op dat inwoners van EU-landen buiten de Beneiux er meestal van uitgaan dat allerlei fiscale en sociale zekerheidsregelingen in de Benelux-landen perfect op elkaar zijn afgestemd, omdat de Benelux al zo lang bestaat en toch een voorloper was van de EU. In de praktijk ligt dat echter geheel anders en worden grensarbeiders steeds weer met onaangename verrassingen geconfron– teerd. Hij vond dan ook dat de heer Paulis een pluim verdient voor de aandacht die deze al jarenlang aan deze problematiek heeft besteed. Bij de fiscale regelingen die de afgelopen jaren door het kabinet zijn voorgesteld, is niet of nauwelijks gelet op de situatie in de EU-landen, zelfs niet op die in de buurlanden van Nederland. Voor bepaalde grensar– beiders, in het bijzonder die met een bruto inkomen van f 40 000 a f 50 000, werkt de recente AAW/AWW-operatie rampzalig uit. De heer Van Rey vond dat onaanvaardbaar en meende dan ook dat hier een oplossing voor gevonden moet worden. Verder had hij uit de zinsnede op blz. 6 van debriefvan 18 maart «dat het loonstrookje van januari 1994voorde Belgische grensarbeiders een onaangename verrassing was» opgemaakt, dat hierover geen voorlichting aan betrokkenen is gegeven. Overigens kon hij zich niet voorstellen dat dit ook voor het kabinet een verrassing was en hij nam dan ook aan dat hierover reeds overleg met België heeft plaatsge– vonden. Is hier dan al enig resultaat van te melden? Hij wees erop dat er allerlei redenen kunnen zijn voor mensen om in het ene land te wonen en het andere land te werken: betere of flexibeler huisvesting, familiebanden, het in de buurt van een hulpbehoevend familielid willen wonen, wensen van het bedrijf waar betrokkene werkt, e.d. Hij vond dan ook dat hier door Nederland en België gezamenlijk tot een oplossing moet worden gekomen. Bovendien zal daarbij steeds in het oog moeten worden gehouden dat er nog meer personen zijn dan alleen Belgische grensarbeiders waar deze problematiek een rol speelt, zoals ook terecht wordt opgemerkt in de brief van 18 maart (blz. 6), al zal het in de praktijk niet mogelijk zijn om werkelijk iederéén tevreden te stellen. De kern is echter dat de Europese eenwording niet moet worden belemmerd, maar juist gestimuleerd. Op zichzelf meende ook hij dat een praktische oplossing mogelijk moet zijn als een uitkering formeel niet, maar materieel wel voldoet aan het criterium dat het moet gaan om een buitenlandse wettelijke regeling inzake sociale zekerheid. Hij sloot zich dan ook aan bij de door de heer Paulis in het vooruitzicht gestelde motie. Mevrouw Schimmel (D66) had uit een opmerking van een Belgisch lid van de Beneluxraad in de bijeenkomst van half maart begrepen, dat de verhoogde premies die Belgische grensarbeiders nu moeten gaan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 400 XV, nr. 41
betalen, fiscaal aftrekbaar zijn. Is met die fiscale aftrekbaarheid rekening gehouden bij het opstellen van tabel 2 (blz. 5) over de inkomensgevolgen voor grensarbeiders? Verder ging ook zij ervan uit, gezien de aandacht die is gegeven aan de problematiek van grensarbeiders in de bijeenkomst van de Beneluxraad van half maart en in die van eind november 1993, dat hierover al overleg heeft plaatsgevonden tussen Nederland en België. Het leek haar beslist niet eenvoudig om de diverse vraagstukken op te lossen, maar anderzijds zijn nu juist een Beneluxraad en een comité van ministers ingesteld om dit soort grensoverschrijdende problemen weg te nemen. Tenslotte vroeg zij of de staatssecretaris bij de herbezinning op KB 164 ook de knelpunten wil betrekken die door de Vereniging Europese Grenslandbewoners in diverse stukken zijn aangedragen. Het gaat hier o.a. om de voorwaarden voor vrijstelling van AOW/AWW/AKW/AAW– premie (de 70%-grens), het begrip «buitenlandse wettelijke regeling inzake sociale zekerheid», de overhevelingstoeslag, het tijdstip van verlening van vrijstelling en de uitbetaling door het bureau Duitse zaken waarbij koersverlies kan ontstaan, alsmede om de problemen rond de ziektekostenverzekering. Op welke termijn kan de herbezinningsnotitie worden verwacht? Antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris merkte eerst op dat de inkomenseffecten voor grensarbeiders bij de behandeling van de betreffende wetgeving in de Kamer nadrukkelijk aan de orde zijn geweest; het gaat hier dus niet om effecten die plotseling uit de lucht zijn komen vallen. In de vragen van de heer Paulis van 9 februari jl. had hij ook geen aanleiding gevonden om zijnerzijds contact op te nemen met zijn Belgische collega's. Er was immers geen sprake van een nieuw feit; de afweging ten aanzien van grensarbeiders was bewust in de Kamer bij de behandeling van de betreffende wetgeving gemaakt. Wel had hij uitvoerig geantwoord op brieven van betrokkenen en daarin precies uiteengezet op welke manier de besluitvorming in het Nederlandse parlement tot stand was gekomen en welke consequenties deze zou hebben. Vervolgens had hij op verzoek van Belgische collega's schriftelijk informatie verstrekt over de gang van zaken op dit punt, de besluitvorming in het parlement en de getroffen uitvoeringsmaatregelen. Inmiddels is duidelijk geworden dat de Belgische collega's een gesprek hierover op prijs stellen. De bewindsman was uiteraard bereid dit overleg aan te gaan en zegde toe de Kamer over de resultaten van dit overleg te informeren. Daarmee is overigens nog geen oplossing voor het hoofdprobleem in zicht. Gedurende een aantal jaren heeft een bepaalde groep werknemers een financieel voordeel genoten en per 1 januari jl. is dat voordeel komen te vervallen. Dat wordt begrijpelijkerwijs door betrokkenen als een nadeel ervaren, maar de staatssecretaris zag niet goed hoe hier in de Neder– landse wet– en regelgeving een oplossing voor gevonden kan worden. Hij betwijfelde ook of het voor de Belgische collega's mogelijk is om voor de Belgische ingezetenen bepaalde maatregelen te treffen. Het zou dan immers moeten gaan om maatregelen voor een specifieke groep en deze zullen ook in de Belgische wetgeving toch nauwelijks in te passen zijn. Hij beaamde dat in individuele gevallen per saldo een nadeel optreedt, zoals blijkt uit tabel 2 in de brief van 18 maart jl., maar dit is nu eenmaal een uitvloeisel van bewust door het parlement genomen beslissingen bij de behandeling van de betreffende wetgeving. In andere individuele gevallen treedt trouwens per saldo geen nadeel, maar een voordeel op. Anderzijds geldt inderdaad ook dat degenen die pas recent als grensarbeider zijn gaan werken, nu met een nadeel worden geconfronteerd zonder dat zij in de periode 1990-1993 een voordeel hadden. Nog deze maand vindt finaliserend overleg plaats over de afwikkeling van de toezeggingen die zijn gedaan in de Beneluxraad. Het is de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 400 XV, nr. 41
bedoeling de gevraagde nadere informatie aan deze raad te verstrekken in zijn vergadering van juni a.s. Daarnaast had hij nog afschriften gekregen van brieven van een aantal Nederlandse bedrijven aan de Belgische regering, waarin die regering wordt verzocht in de fiscale sfeer oplos– singen te zoeken. Het stuk van de Vereniging Europese Grensiandbewoners over de problematiek rond ziektekostenverzekeringen wilde hij graag nader bestuderen. Het gaat hier overigens om een zaak die in eerste instantie het ministerie van WVC aangaat en het leek hem daarom zinvol de minister van WVC te verzoeken hier op korte termijn schriftelijk op te reageren. Hij was zich ongeveer een half jaar geleden, naar aanleiding van de discussie in de Beneluxraad, nader gaan verdiepen in de problematiek van grensarbeid en hij deelde volledig de zorgen vanuit de Kamer over het feit dat het ondanks de voortgaande Europese eenwording nog steeds niet is gelukt om tot behoorlijke oplossingen voor deze problematiek te komen. Ook bij KB 164 is er weer het klassieke probleem dat eveneens in de sociale verzekering voorkomt, namelijk dat een regeling die wordt getroffen om de problemen van een bepaalde groep op te lossen, vervolgens weer tot problemen voor een andere groep leidt. Hij vond het dan ook een goed idee om tot een overzicht van voor– en nadelen te komen en stelde zich voor nog in 1994 de Kamer een notitie hierover aan te bieden, waarin tevens wordt aangegeven welke regelingen voor ogen staan in het kader van de herziening van KB 164. De Kamer heeft dan de gelegenheid om zich hierover uitte spreken en eventueel nog problemen aan te dragen die door het ministerie over het hoofd zijn gezien. Inderdaad wordt een «Europa-toets» aangelegd bij Nederlandse wetgeving. Het leek hem van belang dat ook de Kamer hier bij wetgeving steeds aandacht aan geeft. Ingaande op de aangekondigde motie zei de bewindsman eerst, op zichzelf uiteraard bereid te zijn rekening te houden met de in de motie verwoorde opvatting. Anderzijds was het hem niet mogelijk om zonder meer toe te zeggen dat een en ander ook wordt geregeld in de zin zoals in de motie wordt gevraagd. Buitenlandse VUT-regelingen zijn vaak regelingen per onderneming en zijn nogal eens moeilijkte doorzien voor buitenstaanders, terwijl ook de duurzaamheid niet altijd gegarandeerd is. Bij een grote onderneming als Lufthansa speien dat soort aspecten veel minder een rol, maar er zijn ook vele VUT-regelingen van kleine onderne– mingen die dikwijls zeer verschillend zijn en het is in de praktijk voor de Sociale Verzekeringsbank vrijwel ondoenlijk om die allemaal grondig te beoordelen. Daartegenover vond de staatssecretaris wel dat, als het gaat om een uitkeringsregeling die materieel gelijkte stellen is aan een wettelijke regeling inzake sociale zekerheid, de vrijstellingsregeling zou moeten gelden; in gelijke gevallen moet er immers een gelijke behan– deling zijn. Al met al zegde hij toe dit onderwerp zorgvuldig onder de loep te nemen. In tabel 2 is geen rekening gehouden met de fiscale aftrekbaarheid van premies, omdat gegevens over de aftrekbaarheidsregelingen in België en Duitsland ontbraken. De uitbetaling van uitkeringen van Duitsland naar Nederland geschiedt gebundeld en in één keer, via het bureau Duitse zaken in Nijmegen. Daarmee worden bankkosten bespaard die anders maandelijks door de individuele uitkeringsgerechtigden gedragen zouden moeten worden. Discussie in tweede termijn
De heer Paulis (CDA) was verheugd over de bereidheid van de staatssecretaris om in overleg te treden met diens Belgische collega's en ging ervan uit dat de bewindsman dit overleg oplossingsgericht ingaat. Op zichzelf is terecht gesteld dat de Kamer destijds zelf beslissingen in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 400 XV, nr. 41
dezen heeft genomen, maar bij behandeling van ontwerp-wetgeving bestaat vaak slechts een beperkt inzicht in de concrete uitwerking op allerlei punten en blijkt pas later dat deze uitwerking negatief is. Inderdaad is er voor bepaalde inkomensgroepen sprake van een per saldo positief effect, maar in die inkomensgroepen bevindt zich slechts een handjevol grensarbeiders. Het grootste deel heeft een bruto inkomen van f 40 000 a f 50 000 en daar is het effect vrij sterk negatief. Hij had er begrip voor dat niet zonder meer kan worden toegezegd dat zal worden voldaan aan hetgeen in de concept-motie is verwoord, maar anderzijds is het verheugend dat de staatssecretaris heeft uitgesproken dat op zichzelf de vrijstelling dient te gelden in gevallen waarin de uitkeringen materieel gelijkte stellen zijn met buitenlandse wettelijke uitkeringen. Uiteraard moet dan eerst een toetsing plaatsvinden, maar daar is ook in de motie in voorzien. Overigens was hem geen enkel geval bekend van problemen met de duurzaamheid van een VUT-uitkering. Hij ging er dan ook van uit dat de staatssecretaris bij de herziening van KB 164 nadrukkelijk rekening zal houden met de in de motie verwoorde opvatting. Als dit nog bevestigd kan worden, is het ook niet meer nodig om het verslag van het mondeling overleg op de plenaire agenda te laten plaatsen. Aanvullend wees hij er nog op dat ook de SER in meerderheid heeft geadviseerd om de in de motie bepleite maatregel door te voeren. Mevrouw Beijlen Geerts (PvdA) was zich er zeer wel van bewust dat de door de AAW/AWW-operatie veroorzaakte problemen niet gemakkelijk opgelost kunnen worden. In ieder geval zal het nodig zijn om hierover bilateraal overleg te voeren met België en een en ander te bespreken in het kader van de Beneluxraad. Wanneer zal naar verwachting het overleg met België kunnen worden afgerond? Ook zij vond dat een VUT-uitkering waarbij over het niveau en de duurzaamheid geen twijfel kan bestaan, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een bedrijf als Lufthansa (voor meer dan 50% in handen van de Duitse staat), gelijk gesteld zou moeten worden aan een uitkering ingevolge een wettelijke regeling. Vaak zal een VUT-uitkering ook wel te toetsen zijn op niveau en duurzaamheid. Tenslotte wees zij nog eens op de voorlichting aan grensarbeiders, waarover in de Beneluxraad al is gezegd dat deze verbeterd zou moeten worden. Welke concrete actie wil de staatssecretaris op dit punt nemen? De heer Van Rey (VVD) steunde van harte de voornemens van de staatssecretaris en ging er, evenals de heer Paulis, van uit dat het overleg met België oplossingsgericht wordt gevoerd. Overigens vond hij dat de staatssecretaris erterecht op heeft gewezen dat de Kamer bij de behan– deling van de AAW/AWW-operatie zelf bepaalde beslissingen heeft genomen. Wellicht had de Kamer op dit punt alerter moeten zijn. Verder onderstreepte hij de opmerking van de bewindsman over het gelijkheidsbeginsel. Om te voorkomen dat er over twee maanden opnieuw over dit onderwerp in de Kamer moet worden gesproken, omdat er dan weer problemen zijn gerezen bij een andere groep, leek het hem dan ook nodig dat bij de komende herbezinning alle relevante groepen in ogenschouw worden genomen. Mevrouw Schimmel (D66) vroeg nog of er signalen zijn gekomen dat België overweegt om zijnerzijds oplossingen in de fiscale sfeer te zoeken. Verder was zij ingenomen met de door de staatssecretaris gedane toezeggingen. De staatssecretaris wees er, ter voorkoming van mogelijke misver– standen, op dat het vandaag niet over een algemene problematiek gaat die geldt voor alle grensarbeiders; alleen de Belgische grensarbeiders die in België wonen en in Nederland werken, ondervinden de gevolgen van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 400 XV, nr. 41
de AAW/AWW-operatie. Hij kon zich voorstellen dat de Belgische regering daarmee rekening zou willen houden in het Belgische fiscale regime, maar hij had tot nu toe geen signalen in die richting gekregen en hij was uiteraard ook niet in staat daar een toezegging over te doen. Hij wilde graag een open gesprek met zijn Belgische collega's voeren, maar zelf had hij nog geen concrete oplossingen voor ogen. Verder was hij zonder meer bereid in het kader van de herbezinning op KB 164 naar oplossingen te zoeken voor de zaak die in de concept-motie is verwoord, want ook hij achtte het niet terecht om alleen met het oog op formaliteiten bepaalde groepen niet tegemoet te komen. Daarbij dient dan te worden bezien of het mogelijk is binnen bestaande regels tot oplos– singen te komen, dan wel of het nodig is de regels aan te passen, waarbij dan steeds zal moeten worden nagegaan of met de voor ogen staande oplossingen niet weer nieuwe onevenwichtigheden ontstaan ten opzichte van andere groepen. Zeker als het gaat om inzichtelijke regelingen zoals de VUT-regeling van Lufthansa, leek het hem wel mogelijk om tot een oplossing te komen binnen bestaande regels, maar hij moest hierbij een slag om de arm houden. In ieder geval is het nadrukkelijk de bedoeling om naar werkbare oplossingen te zoeken. Tenslotte merkte hij op dat het bureau voor Belgische zaken in Breda en het bureau voor Duitse zaken in Nijmegen over het nodige voorlichtings– materiaal beschikken. Verder wordt ernaar gestreefd de voorlichtings– brochures van de Benelux op een grotere schaal te verspreiden. De voorzitter van de commissie, Doelman-Pel De griffier van de commissie, Pe
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 400 XV, nr. 41