Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
27 831
Kaderstellende visie op toezicht
Nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 15 december 2004 Net als voorgaande jaren informeer ik u door middel van deze brief over de voortgang van de ontwikkelingen inzake het toezicht, zoals toegezegd tijdens een algemeen overleg over het kabinetsstandpunt de kaderstellende visie op toezicht op 30 oktober 2001 (TK 2000–2001, 27 831 nr. 3). Achtereenvolgens besteed ik in deze brief aandacht aan: 1) Toezichtacties PAO, bouwstenen voor nieuwe toezichtvisie in 2005; 2) Traject van zelfevaluaties van toezichtarrangementen (ACT-II); 3) Stand van zaken samenwerking tussen rijksinspecties (acties IG-beraad); 4) Interbestuurlijk toezicht (traject Alders); 5) Totstandkoming kabinetsstandpunt IBO-VOR. ad 1) Toezichtacties PAO, bouwstenen voor een nieuwe toezichtvisie in 2005 In het (actie-)Programma Andere Overheid (PAO) geeft het kabinet aan langs welke lijnen de overheid zou moeten worden gemoderniseerd. Het herinrichten van de overheid op basis van een nieuwe ordening tussen overheid en civil society, heeft ook gevolgen voor de wijze waarop de overheid haar toezichtstaken vormgeeft. In 2005 zal het kabinet een nieuwe rijksbrede visie op toezicht presenteren. Het doel van deze nieuwe toezichtvisie is het bieden van rijksbrede uitgangspunten voor de positionering en inrichting van toezicht, die recht doen aan de veranderde samenleving en nieuwe inzichten. Vooruitlopend op en als input voor deze toezichtvisie heeft het kabinet een aantal acties rond toezicht gestart. Deze toezichtacties uit het Programma Andere Overheid vormen bouwstenen voor de nieuwe visie op toezicht. Over de stand van zaken van de PAO-activiteiten wordt u afzonderlijk geïnformeerd in de jaarlijkse voortgangsrapportage over het Programma Andere Overheid die u in december 2004 ontvangt.
KST82838 0405tkkst27831-8 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 831, nr. 8
1
ad 2) Traject van zelfevaluaties van toezichtarrangementen (ACT-II) Het kabinet is op aanbeveling van de Commissie Borghouts (ACT I) een traject gestart waarbij de verantwoordelijke ministers toezichtarrangementen evalueren, gevolgd door een onafhankelijke toetsing. Ten behoeve van het toetsen van de eerste tranche van zelfevaluaties is in maart 2003 de Ambtelijke Commissie Toezicht II (ACT-II) van start gegaan (zie instellingsbesluit ACT-II, Staatscourant 31 maart 2003). Voor het toetsen van de tweede tranche zelfevaluaties is, onder andere met het oog op de onafhankelijkheid van de leden, de samenstelling van de commissie gewijzigd (zie instellingsbesluit ACT-II, Staatscourant 12 november 2004). In een bijlage bij deze brief geef ik een overzicht per ministerie van de stand van zaken rond het ACT-II traject per 1 november 2004. Het overzicht is in overleg met en onder verantwoordelijkheid van de eerstverantwoordelijke ministeries totstandgekomen.
Tussenbericht ACT-II De voorzitter van de ACT-II heeft mij op 30 juni 2004 een eerste rapportage aangeboden naar aanleiding van de toetsing van de eerste acht zelfevaluaties. Ik ben blij dat de Commissie al tussentijds haar bevindingen naar buiten brengt. Het oordeel van de Commissie kan op die manier al in belangrijke mate worden betrokken bij de voorbereiding van de nieuwe kaderstellende visie op toezicht. Ik acht het van belang dat u van de hoofdlijnen van de eerste bevindingen van de ACT-II kennis kunt nemen. De Commissie heeft als planning om begin 2005 met haar eindoordeel te komen.
Eerste bevindingen ACT-II Eén van de belangrijkste noties die de Commissie onder de aandacht wil brengen betreft de constatering dat er grenzen zijn aan toezicht. Voor de Commissie is deze begrenzing vooralsnog tweeledig: 1) de manier waarop het begrip toezicht thans is gedefinieerd; 2) de reikwijdte van de aard en omvang van het toezicht in de praktijk. Begrenzing in het begrip toezicht zelf Het begrip toezicht is in de checklist ten behoeve van de (zelf)evaluaties van toezichtarrangementen en de kaderstellende visie 2001 beperkt tot extern toezicht. Beschouwt men toezicht echter vanuit zijn neutrale betekenis, dan strekt toezicht zich bijvoorbeeld ook uit tot interne mechanismen binnen de rijksoverheidsorganisatie. Het lijkt de Commissie verstandig het begrip zijn meervoudige betekenis te laten behouden en – afhankelijk van de invalshoek die men kiest – te spreken over – in dit geval – extern toezicht. Het (externe) toezicht is vervolgens gedefinieerd als het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren. De Commissie constateert dat er op het punt van de «eisen waaraan een handeling of zaak zou moeten voldoen» een nader onderscheid nodig is naar de verschillende soorten eisen. De Commissie beveelt aan om in de nieuwe kaderstellende visie, (meer) rekening te houden met de veelsoortigheid van toezicht en de daaraan verbonden verscheidenheid qua focus en werkwijze.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 831, nr. 8
2
Begrenzing naar aard en omvang van de toezichtsinspanning De tweede grens waar het toezicht mee wordt geconfronteerd, is van fysieke aard. Geen enkele toezichthouder kan continu en volledig alle toezichtsaspecten uit het betreffende domein voor al zijn/haar objecten afdekken. Vrij algemeen wordt erkend dat maatschappelijke organisaties, marktpartijen en uitvoerende instellingen zelf een rol dienen te spelen bij de controle op de naleving van wet- en regelgeving en het voldoen aan beleids- en maatschappelijke kwaliteitseisen. Als gevolg van deze notie zijn er in de afgelopen tijd in veel sectoren en op uiteenlopende niveaus vormen van zelfregulering tot stand gekomen. De aanwezigheid van «sector- en/of bedrijfseigen toezicht», stelt de eerste lijnstoezichthouder in staat zich (meer) te concentreren op het toezicht op de kwaliteit en betrouwbaarheid van deze zelfregulering en daarmee een bijdrage te leveren aan de oplossing van de voortdurende capaciteitsvraag. De Commissie acht het van groot belang dat met deze ontwikkeling wordt aangesloten bij het kabinetsstreven naar een terugtredende overheid onder gelijktijdige versterking van de maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Transparantie, Onafhankelijkheid en Professionaliteit Transparantie, onafhankelijkheid en professionaliteit zijn in de kaderstellende visie op toezicht 2001 geformuleerd als kerneisen. De Commissie constateert dat er in alle getoetste arrangementen, grote aandacht voor alle drie aspecten bestaat en dat er dienovereenkomstig belangrijke verbeteringen zijn doorgevoerd. Belangrijke constatering daarbij is dat niet overal op dezelfde of vergelijkbare wijze ambities en ontwikkelingsrichtingen worden gedefinieerd. De Commissie is van oordeel dat de nieuwe kaderstellende visie 2005 op de genoemde onderdelen aanzienlijk normatiever zal moeten zijn. Reactie op Tussenbericht ACT-II De Commissie meent dat de nieuwe kaderstellende visie (meer) rekening dient te houden met de veelsoortigheid van toezicht en de daaraan verbonden verscheidenheid qua focus en werkwijze. Ik ben met de Commissie van oordeel dat daardoor aan de diverse vormen van toezicht betere eisen kunnen worden gesteld. Ook ben ik verheugd over de conclusie van de Commissie, dat er in alle onderzochte arrangementen grote aandacht is geconstateerd voor de kwaliteitseisen uit de kaderstellende visie 2001 ten aanzien van transparantie, onafhankelijkheid en professionaliteit. Ik ben het eens met de aanbeveling van de Commissie dat de nieuwe kaderstellende visie voor wat betreft de ambities en ontwikkelingsrichting, normatiever zal (moeten) zijn. ad 3) Stand van zaken samenwerking tussen rijksinspecties (acties IG-beraad) De intensivering van de samenwerking tussen rijksinspecties die in 2002 is ingezet op basis van de Kwaliteitsagenda Toezicht is verder voortgezet. De Kwaliteitsagenda Toezicht 2004–2005 kent de volgende vijf hoofdthema’s met bijbehorende trekkende leden van het IG-beraad: a) Versterking thematische samenwerking VROM Inspectie b) Ontwikkeling onderlinge kwaliteitsbewaking IWI c) Gezamenlijke ontwikkeling toezichtExpertisecentrum instrumentarium Rechtshandhaving d) Ontwikkelen van personeels- en opleidingsArbeidsinspectie beleid e) Europese dimensie van toezicht IGZ
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 831, nr. 8
3
ad a) Versterking thematische samenwerking Binnen het IG-beraad is samenwerking een van de prioritaire aandachtsgebieden. De reden hiervoor is dat samenwerking kan bijdragen aan vermindering van de toezichtlast voor burgers en bedrijven, dat samenwerking een effectieve en efficiënte handhaving bevordert en dat door samenwerking de kwaliteit van het toezicht kan worden verbeterd. Naast de acties die in het kader van het PAO (Programma Andere Overheid) worden ontwikkeld op het gebied van samenwerking tussen Rijksinspecties zijn er al veel bestaande samenwerkingsverbanden. De instelling van het IG-beraad heeft ertoe geleid dat de aandacht voor samenwerking is verhoogd en leidt tot verdere explicitering van dit onderwerp, onder meer door een groslijst met de bestaande samenwerkingen. In de jaarplannen van de diverse Inspecties voor 2005 zal de versterking van de thematische samenwerking dan ook de nodige aandacht krijgen. Verwacht wordt dat de resultaten van het PAO-project zullen leiden tot een verdere versterking van de samenwerking.
ad b) Ontwikkeling onderlinge kwaliteitsbewaking Onderlinge kwaliteitsborging is een ander prioritair aandachtsgebied van het IG-beraad. Ten behoeve van de onderlinge kwaliteitsborging wordt nu gewerkt aan een benchmark inspecties. De benchmark inspecties komt voort uit de samenwerking van alle inspecteurs-generaal, die leiding geven aan een inspectie van een ministerie. Door die samenwerking kwam de wens naar boven om voor de specifieke zaken van een inspectie te kijken of er bij andere inspecties vergelijkbare zaken speelden. In het geval van de «benchmark inspecties» is de wens naar voren gekomen om te bezien of we door vergelijking van elkaars werkvelden en daarop toegesneden werkmethoden wederzijds voordeel zouden kunnen halen uit bredere samenwerkingsmogelijkheden. De benchmark zal naar verwachting in 2005 operationeel worden.
ad c) Gezamenlijke ontwikkeling toezichtinstrumentarium De gemeenschappelijke ontwikkeling van toezichtsinstrumentarium is ook een prioritair aandachtsgebied van het IG-beraad. Hiervoor is besloten de ontwikkeling van instrumenten voor risicoanalyse en effectmeting ter hand te nemen. Voor beide thema’s zijn werkgroepen ingesteld met materiedeskundigen van de inspecties en het Expertisecentrum Rechtshandhaving (MvJ). In de werkgroep Effectmeting participeert ook de Algemene Rekenkamer. De werkgroep Risico-analyse is in 2002 opgericht. De werkgroep heeft zich in eerste instantie toegelegd op het uitwisselen van bestaande kennis en praktijken op het terrein van de risico-analyse door rijksinspecties. Dit heeft geleid tot gedocumenteerde, brede kennisdeling van visies, methoden technieken en ervaringen. Voorts is er een standaard voor Risicobeheersing ontwikkeld. Deze zal in de tweede fase van het project worden uitgedragen, beproeft en - zo nodig – worden bijgesteld. Hiervoor is een projectorganisatie ingesteld die onlangs van start is gegaan. De werkgroep Effectmeting is eind 2003 van start gegaan en heeft zich gericht op de inventarisatie van bestaande effectmetingsactiviteiten en ideeën op de onderlinge verheldering van begrippen. Dit heeft geresulteerd in een schets van de contouren voor een algemeen kader voor effectmeting bij inspectiediensten. Het beoogde eindproduct is een beperkt aantal richtlijnen of principes voor het meten van effecten waarbinnen enige variatie mogelijk is in de aanpak van de effectmeting, zodat aanpassing aan de specifieke omstan-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 831, nr. 8
4
digheden van een inspectie mogelijk is. Dit algemeen kader voor effectmeting zal in 2005 worden beproefd bij enkele inspecties. De keuze voor een werkgroep Risico-analyse hangt samen met de wens om de schaarse capaciteit van toezichthouders vooral daar in te zetten, waar dat het hardste nodig is. De keuze voor een werkgroep Effectmeting hangt samen met het streven om niet alleen inzicht te krijgen in de output van toezichthouders, maar tevens zicht te krijgen op de uiteindelijke resultaten.
ad d) Ontwikkelen van personeels- en opleidingsbeleid De werkgroep Personeels- en Opleidingenbeleid heeft in 2004 een rapport aan het IG-beraad overlegd. Voor het thema personeelsbeleid is een inventarisatie gemaakt van de bij de inspectiediensten bestaande toezichtfuncties. Voor het thema opleidingenbeleid is door de werkgroep bezien welke initiatieven de beroepsvereniging voor toezichthouders VIDE neemt om te komen tot een instrument voor het matchen van de vraag naar en het aanbod aan toezichtopleidingen. Inmiddels heeft VIDE hiervoor een instrument ontwikkeld.
ad e) Europese dimensie van toezicht De werkgroep Europese dimensie van toezicht heeft een rapportage vervaardigd waarin wordt ingegaan op de invloed van de Europese regelgeving op het toezicht in Nederland. Het feit dat toezicht in toenemende mate in Europees verband wordt geregeld, is een gegronde reden om aandacht te besteden aan de «Europese dimensie van toezicht». De voorzittershamer van het IG-beraad is in september 2004 door de heer Kokhuis, inspecteur-generaal van de Inspectie Werk en Inkomen, overgedragen aan mevr. Kervezee, inspecteur-generaal van de Inspectie voor het Onderwijs. ad 4) Interbestuurlijk toezicht (traject Alders) Minister Remkes heeft de Commissaris van de Koningin van de provincie Groningen, J.G.M. Alders, gevraagd een discussie te organiseren leidende tot een advies over de mogelijkheden tot verbetering van de toezichtrelaties tussen rijk, provincie en gemeente. De aanleiding hiervoor lag vooral in het rapport van Toonen («Toezicht in het binnenlands bestuur: Veiligheidsregio’s en CdK») en de door de medeoverheden naar voren gebrachte wensen en knelpunten binnen toezicht. In het zogenoemde traject Alders staat interbestuurlijk toezicht centraal. Het proces dat wordt doorlopen, moet leiden tot een strategische visie op de rol en de organisatie van interbestuurlijk toezicht in een gedecentraliseerde eenheidsstaat als Nederland en een basis leggen voor toepassing binnen toezicht op diverse (deel)terreinen door middel van te hanteren criteria en randvoorwaarden. Een belangrijke doelstelling is het vereenvoudigen en stroomlijnen van het toezicht op decentrale overheden. Een eerste workshop in juli heeft geleid tot een vruchtbare discussie en input voor verdere uitwerking. Dit zal leiden tot een tweede workshop eind dit jaar en het aanbieden van het advies aan minister Remkes en mij begin volgend jaar. ad 5) Totstandkoming kabinetsstandpunt IBO-VOR Op 9 juli 2004 heb ik, mede namens mijn collega van Financiën, het eindrapport van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek naar Verzelfstandigde Organisaties op Rijksniveau (IBO-VOR), «Een herkenbare staat:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 831, nr. 8
5
investeren in de overheid», aan uw Kamer gezonden. Het kabinet komt in het voorjaar van 2005 met zijn standpunt op dit rapport. Het kabinetsstandpunt op het IBO-VOR-rapport kan gevolgen hebben voor de positionering van zelfstandige organisaties zoals zelfstandige bestuursorganen en overheidsstichtingen. Aangezien de positionering van zelfstandige organisaties van invloed is op de vormgeving van het toezicht op dergelijke zelfstandige organisaties, worden de gevolgen van het kabinetsstandpunt op het IBO-VOR-rapport voor de nieuwe visie op toezicht nagegaan. De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, Th. C. de Graaf
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 831, nr. 8
6
BIJLAGE
bij voortgangsbrief «Ontwikkelingen inzake het toezicht op rijksniveau» Stand van zaken ACT-II traject per ministerie Bijgaand overzicht betreft de stand van zaken t.a.v. het ACT-II traject per 1 november 2004. Het overzicht is in overleg met en onder verantwoordelijkheid van de eerstverantwoordelijke ministeries totstandgekomen. I. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
tranche 1e tranche 2e tranche
zelfevaluatie m.b.t. – Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV)
Stand van zaken In behandeling door ACT-II.
II. Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ)
tranche 1e tranche 2e tranche
zelfevaluatie m.b.t. – Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB)
Stand van zaken – In behandeling door ACT-II.
III. Ministerie van Economische Zaken (EZ)
tranche 1e tranche 2e tranche – Agentschap Telecom
zelfevaluatie m.b.t. – – toezicht Kamers van Koophandel
Stand van zaken – Beide zelfevaluaties worden voor het eind van 2004 aan de ACT-II aangeboden.
IV. Ministerie van Financiën
tranche 1e tranche 2e tranche
zelfevaluatie m.b.t. – toezichtarrangement DNB & AFM
Stand van zaken – Het toezichtarrangement voor DNB & AFM dat eind 2004/begin 2005 wordt opgesteld, zal worden voorgelegd aan de ACT II commissie zodra dat gereed is.
V. Ministerie van Justitie
tranche 1e tranche 2e tranche
zelfevaluatie m.b.t. – College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) in behandeling door ACT-II.
Stand van zaken –
VI. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
tranche 1e tranche
2e tranche
zelfevaluatie m.b.t. Stichting Nederlandse Algemene Keuringsinstelling voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (NAK) Stichting Bloembollenkeuringsdienst (BKD)
Stand van zaken rapport ACT-II gereed en aangeboden door LNV aan TK (TK 2003–2004, 29 650, nr. 7) in behandeling door ACT-II.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 831, nr. 8
7
VI. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit De geplande zelfevaluatie van de Plantenziektenkundigedienst (PD) en de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees (RVV) is om de volgende reden niet in uitvoering genomen. Bij de PD is in 2003 een project uitgevoerd waarbij de toezichtrelaties herijkt zijn. Bij dit traject behoort het actualiseren en opstellen van toezichtarrangement. Een zelfevaluatie in deze fase van het proces droeg onvoldoende bij aan het reeds ingezette verbeteringstraject. Bij de VWA/RVV is in 2004 een integratieproces gestart. De KvW en de RVV worden geïntegreerd tot één ongedeelde VWA. Het wordt niet wenselijk geacht de VWA/RVV-organisatie op dit moment te confronteren met een uitgebreide zelfevaluatie zoals in de kaderstellende visie bedoeld.
VII. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
tranche 1e tranche
2e tranche
zelfevaluatie m.b.t. 1. Inspectie van het Onderwijs 2. Rijksarchiefinspectie 3. Inspectie Cultuurbezit 4. Rijksinspectie voor de Archeologie –
Stand van zaken ACT-II rapporten gereed. Beleidsreactie van OC&W op de rapporten ACT-II is in voorbereiding. Planning is om deze eind 2004 aan TK te sturen. –
VIII. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
tranche 1e tranche
2e tranche
zelfevaluatie m.b.t. Arbeidsinspectie ACT-II rapport gereed, nog niet aangeboden aan TK. Inspectie voor Werk en Inkomen
Stand van zaken
De zelfevaluatie zal naar verwachting in november 2004 aan de ACT-II worden aangeboden.
IX. Ministerie van Verkeer en Waterstaat
tranche 1e tranche
2e tranche
zelfevaluatie m.b.t. Inspectie V&W, Divisie Rail rapport ACT-II gereed, nog niet aangeboden aan TK. Taxivervoer (WP 2000)
Stand van zaken
in behandeling door ACT II.
X. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
tranche 1e tranche
zelfevaluatie m.b.t. Stand van zaken Keuringsdienst van Waren
2e tranche
– Toezicht op ZBO’s VWS – Inspectie Gezondheidszorg
rapport ACT-II gereed, nog niet aangeboden aan TK. in behandeling door ACT-II. Zelfevaluatie nog niet ontvangen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 831, nr. 8
8
XI. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
tranche 1e tranche 2e tranche
zelfevaluatie m.b.t. – De volgende drie toezichtarrangementen m.b.t. de VROM Inspectie zijn aangeleverd bij ACT-II: – toezicht op naleving – toezicht op uitvoering – defensiezaken De resterende toezichtarrangementen worden voor 1 januari 2005 gebundeld aangeleverd, te weten: – convenanten – subsidies – beleidsuitspraken – internationale toezeggingen – monitoring
Stand van zaken – In behandeling door ACT-II.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 831, nr. 8
9