Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Bepalingen betreffende beleggingsinstellingen (Wet beleggingsinstellingen)
GEWIJZIGD ONTWERP V A N WET W i j Beatrix, bij de gratie Gods, K o n i n g i n der N e d e r l a n d e n , Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. A l l e n , die deze zullen zien of horen lezen, saluut! d o e n te w e t e n : Alzo W i j in o v e r w e g i n g g e n o m e n hebben, dat het met het o o g op de bes c h e r m i n g van de belangen van de beleggers wenselijk is een wettelijke reg e l i n g met betrekking tot beleggingsinstellingen te t r e f f e n ; Zo is het, dat W i j , de Raad van State g e h o o r d , en met g e m e e n overleg der Staten-Generaal, hebben g o e d g e v o n d e n en verstaan, gelijk W i j g o e d v i n d e n en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1 Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze w e t en de daarop berustende bepalingen w o r d t verstaan onder: a. b e l e g g i n g s i n s t e l l i n g : 1°. een v e n n o o t s c h a p of v e r e n i g i n g naar Nederlands of buitenlands recht, die uitsluitend of v o o r n a m e l i j k de haar d o o r haar a a n d e e l h o u d e r s , v e n n o t e n of leden ter beschikking gestelde g e l d e n te h u n n e n behoeve belegt, 2°. ieder ander die zijn bedrijf maakt van het verschaffen van op geld w a a r d e e r b a r e rechten w a a r v a n de w a a r d e afhankelijk is van het resultaat v a n de d o o r h e m , met de h e m ter beschikking gestelde g e l d e n , ten behoeve v a n de verstrekkers van die g e l d e n te verrichten b e l e g g i n g e n , een en ander met dien verstande dat onder beleggingsinstelling niet w o r d t begrepen degene die de h e m ter beschikking gestelde g e l d e n , als bed o e l d o n d e r 1° en 2°, niet verkrijgt of heeft verkregen door m i d d e l van een beroep op het publiek of m e t b e h u l p van anderen die een b e r o e p op het p u bliek hebben gedaan, en o n d e r beleggingsinstelling e v e n m i n w o r d t begrepen de als zodanig o p t r e d e n d e verzekeraar die in het bezit is van een verklaring als bedoeld in art. 18 van de Wet op het Levensverzekeringbedrijf (Stb. 1922,716);
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
1
I
b. deelnemer: de aandeelhouder of vennoot van een vennootschap dan wel het lid van een vereniging als bedoeld onder a, 1°, alsmede hij die gelden ter beschikking heeft gesteld als bedoeld onder a, 2°; c. deelneming: het aandeel in het kapitaal van een vennootschap als bedoeld onder a, 1°, de lidmaatschapsrechten met betrekking tot een vereniging als bedoeld onder a, 1", alsmede de rechten bedoeld onder a, 2°; d. beleggingsvermogen: het ten behoeve van de deelnemers gevormde vermogen; e. beheerder: degene die volgens het beleggingsregiem is belast met het beheer van het beleggingsvermogen; f. bewaarder: degene die volgens het beleggingsregiem is belast met de bewaring van het beleggingsvermogen; g. administratiekantoor: degene die effecten uitgeeft, of inschrijvingen in een of meer registers verricht, waaraan rechten zijn verbonden die afhankelijk zijn van rechten die zijn verbonden aan deelnemingen met betrekking tot een en hetzelfde beleggingsvermogen; h. certificaat: een effect of inschrijving als bedoeld onder g; i. certificaathouder: degene aan wie een effect als bedoeld onder g toebehoort of die is ingeschreven in een register als bedoeld onder g; j . trustee: degene die is belast met de behartiging van de belangen van de deelnemers of certificaathouders, dan wel van groepen daarvan, tegenover de beleggingsinstelling, de beheerder, de bewaarder, of het administratiekantoor; k. beleggingslichaam: de beheerder, de bewaarder, het administratiekantoor of de trustee, die met betrekking tot een bepaald beleggingsvermogen optreden; I. beleggingsregiem: het geheel van regelen, andere dan de bij of krachtens deze wet gestelde, die de beleggingsinstelling, de beleggingslichamen, de deelnemers en de certificaathouders rechtens binden; m. afgifte: het door een beleggingsinstelling of administratiekantoor toekennen van een deelneming onderscheidenlijk certificaat; n. terugneming: het door een beleggingsinstelling of administratiekantoor overnemen van een door die beleggingsinstelling onderscheidenlijk dat administratiekantoor afgegeven deelneming onderscheidenlijk certificaat; o. Stichting: de stichting, bedoeld in artikel 2.
HOOFDSTUK 2 De Stichting; het register van deelnemingen en certificaten Artikel 2 Een door Onze Minister van Financiën op te richten stichting is belast met de haar bij of krachtens deze wet opgedragen taken.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
2
Artikel 3 1. De Stichting houdt een register van deelnemingen en certificaten bij. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de inrichting van het register en de wijze waarop inschrijvingen van deelnemingen en certificaten in het register worden verricht en doorgehaald. Artikel 4 1. De inschrijving van deelnemingen of certificaten in het register geschiedt door de Stichting op verzoek van de beleggingsinstelling onderscheidenlijk het administratiekantoor. 2. De Stichting geeft aan het verzoek om inschrijving gevolg indien: a. ten genoegen van de Stichting is aangetoond dat: 1°. het beleggingsregiem voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen; 2° de beleggingsinstelling onderscheidenlijk het administratiekantoor in Nederland kantoor houdt of op andere wijze in Nederland een vertegenwoordiger heeft; b. de Stichting niet is gebleken dat: 1° de beleggingsinstelling of een beleggingslichaam niet voldoet aan of in strijd handelt met deze wet of met bepalingen van het beleggingsregiem die beantwoorden aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen; 2°. de beleggingsinstelling of een beleggingslichaam de belangen van deelnemers of certificaathouders niet behoorlijk behartigt of zich op andere wijze schuldig maakt aan onbehoorlijke gedragingen bij de bedrijfsuitoefening; 3°. gelet op de voornemens of antecedenten van de beleggingsinstelling, een beleggingslichaam of een van degenen die daarbij een leidinggevende, toezichthoudende of adviserende functie vervullen, gevaar bestaat dat in de toekomst niet zal worden voldaan aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen, met dien verstande dat, voorzover de onder a en b bedoelde eisen betrekking hebben op certificaten of administratiekantoren, deze eisen uitsluitend in aanmerking zullen worden genomen bij de beoordeling van een verzoek om inschrijving van de betrokken certificaten. Artikel 5 1. Bij een verzoek om inschrijving in het register dient een geschrift te zijn gevoegd, dat de tot het beleggingsregiem behorende regelen, zoals geidende op het tijdstip van indiening van het verzoek, dan wel een voldoende duidelijke samenvatting daarvan, bevat. 2. Het in het eerste lid bedoelde geschrift bevat in ieder geval de volledige tekst van: a. de statuten, de akte van oprichting en de overige stukken waaruit de oprichting en de functionering van de beleggingsinstelling en de beleggingslichamen blijkt; b. de regelingen of overeenkomsten welke de rechtsverhoudingen tussen de beleggingsinstelling en de beleggingslichamen, en tussen de beleggingslichamen onderling, regelen; c. andere regelingen of overeenkomsten betreffende de rechten en de verplichtingen, aan de in te schrijven deelnemingen of certificaten verbonden. 3. Het eerste lid geldt niet voor wat betreft Nederlandse wettelijke regelingen. 4. Van buitenlandse wettelijke regelingen dient de volledige tekst te worden overgelegd, indien de Stichting dat verlangt. 5. Het ingevolge de voorgaande leden aan de Stichting over te leggen geschrift is in de Nederlandse taal gesteld indien de Stichting dat verlangt.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
3
Artikel 6 Het in artikel 5 bedoelde geschrift dient mede in te houden de naam en het adres, alsmede, voorzover van toepassing, de rechtsvorm en de plaats van vestiging, van de beleggingsinstelling en de beleggingslichamen, en van degenen die daarbij een leidinggevende, toezichthoudende of adviserende functie vervullen, en voorts, indien het betreft een in het buitenland gevestigde beleggingsinstelling of aldaar gevestigde beleggingslichamen: a. de vermelding van een verleende vergunning, toelating of inschrijving voor het als beleggingsinstelling of beleggingslichaam werkzaam zijn, in de gevallen waarin zulk een vergunning, toelating of inschrijving volgens de wetgeving van het land waar de hoofdzetel is gevestigd is vereist; b. in de gevallen, waarin de onder a bedoelde vergunning, toelating of inschrijving niet is gevraagd, dan wel niet is verkregen, de reden daarvan; c. de bijzondere voorschriften of beperkingen welke aan een verleende vergunning, toelating of inschrijving zijn verbonden; d. voorzover van toepassing het adres van het kantoor in Nederland of de naam en het adres van de vertegenwoordiger in Nederland, een en ander behalve voor wat betreft de bewaarder indien de beleggingsinstelling een beleggingsinstelling in de zin van artikel 1, a, 1° is. Artikel 7 1. Het verrichten van handelingen, in of vanuit Nederland, door beleggingsinstellingen of beleggingslichamen met betrekking tot niet in het register ingeschreven deelnemingen of certificaten is verboden, behalve voorzover het betreft handelingen die door de Stichting ingevolge artikel 10 zijn toegestaan. 2. Het, in of vanuit Nederland, beroeps- of bedrijfsmatig handel drijven in niet ingeschreven deelnemingen of certificaten en het verlenen van bemiddeling daarbij is verboden. Artikel 8 De Stichting gaat na of zich met betrekking tot die deelnemingen en certificaten welke staan ingeschreven in het register feiten of omstandigheden voordoen die ingevolge artikel 11 tot doorhaling van de inschrijving kunnen leiden. Artikel 9 1. De Stichting is bevoegd met betrekking tot ingeschreven deelnemingen en certificaten bij de desbetreffende beleggingsinstellingen en beleggingslichamen alle inlichtingen in te winnen die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taak. 2. leder bij wie de Stichting krachtens het eerste lid inlichtingen inwint is verplicht: a. deze inlichtingen binnen een door de Stichting gestelde termijn te verstrekken; b. de Stichting op haar verzoek in de gelegenheid te stellen zich van de juistheid van de verstrekte inlichtingen te overtuigen aan de hand van zijn boeken en bescheiden, en de Stichting zoveel mogelijk behulpzaam te zijn bij het onderzoek van bedoelde boeken en bescheiden. 3. leder die de in het tweede lid bedoelde boeken en bescheiden onder zich heeft is verplicht deze aan de Stichting op haar verzoek over te leggen. 4. De ingevolge de voorgaande leden aan de Stichting te verstrekken inlichtingen zijn in de Nederlandse taal gesteld indien de Stichting dat verlangt.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
4
Artikel 10 Wanneer de Stichting blijkt dat een beleggingsinstelling of beleggingslichaam handelingen verricht met betrekking tot niet in het register ingeschreven deelnemingen of certificaten kan zij aan die beleggingsinstelling of dat beleggingslichaam toestaan gedurende een bepaalde tijd door haar aan te wijzen handelingen te verrichten die zij nodig acht in het belang van deelnemers of certificaathouders. Artikel 11 1. Wanneer de Stichting blijkt dat met betrekking tot bepaalde in het register ingeschreven deelnemingen of certificaten niet meer wordt voldaan aan de vereisten bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, 1' of 2", of niet wordt voldaan aan het bepaalde bij artikel 9, tweede tot en met vierde lid, dan wel zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, 1°-3°, kan de Stichting besluiten tot doorhaling van de inschrijving van de desbetreffende deelnemingen of certificaten in het register. De Stichting kan, alvorens te besluiten tot doorhaling, een termijn van tenminste dertig dagen stellen waarbinnen alsnog aan bedoelde vereisten dient te zijn voldaan, dan wel waarna bedoelde omstandigheden zich niet meer mogen voordoen. 2. De Stichting geeft aan een besluit tot doorhaling uitvoering zodra de termijn voor het instellen van beroep tegen dat besluit bij Onze Minister van Financiën overeenkomstig artikel 14, tweede lid, is verstreken zonder dat beroep is ingesteld. 3. Onze Minister van Financiën kan, indien hij dat ter bescherming van de belangen van de beleggers nodig acht, aan de Stichting op haar verzoek toestemming verlenen over te gaan tot uitvoering van een besluit tot doorhaling voordat dat besluit onherroepelijk is geworden. 4. De Stichting deelt een besluit tot doorhaling, en de uitvoering van een zodanig besluit voordat het onherroepelijk is geworden, zo spoedig mogelijk schriftelijk mede aan de desbetreffende beleggingsinstelling of beleggingslichamen. 5. Onze Minister van Financiën kan, indien hij van mening is dat de Stichting in een bepaald geval ten onrechte geen besluit tot doorhaling neemt, de Stichting verzoeken een zodanig besluit alsnog binnen dertig dagen te nemen. 6. Onze Minister van Financiën kan, indien hij van mening is dat de Stichting in een bepaald geval ten onrechte geen verzoek doet, als bedoeld in het derde lid, de Stichting in overweging geven een zodanig verzoek alsnog binnen tien dagen te doen. 7. Indien de Stichting niet handelt overeenkomstig een voorstel van Onze Minister van Financiën, als bedoeld in het vijfde en zesde lid, kan Onze Minister van Financiën de taken en bevoegdheden uitoefenen die in de eerste vier leden aan de Stichting zijn toegekend. 8. Besluiten op grond van dit artikel door de Stichting of Onze Minister van Financiën genomen zijn met redenen omkleed. Artikel 12 De Stichting draagt er zorg voor dat: a. van inschrijvingen en doorhalingen in het register onverwijld mededeling wordt gedaan in de Nederlandse Staatscourant; b. in de maand januari van elk jaar een verkorte weergave van de inhoud van het register, zoals dat aan het einde van het voorafgaande kalenderjaar luidde, wordt geplaatst in de Nederlandse Staatscourant; c. te haren kantore het register voor een ieder kosteloos ter inzage ligt; d. aan een ieder op zijn verzoek uittreksels uit het register worden verstrekt of schriftelijk mededelingen betreffende het register worden gedaan, waarvoor door de Stichting een vergoeding van de daaraan verbonden kosten kan worden berekend.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14 664, nr. 8
5
I
Artikel 13 1. De Stichting deelt haar besluit omtrent een tot haar ingevolge deze wet gericht verzoek, binnen negentig dagen na ontvangst van dat verzoek, schriftelijk aan de verzoeker mede. Een besluit tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van het verzoek is met redenen omkleed. 2. De Stichting kan deze termijn eenmaal met ten hoogste negentig dagen verlengen. Van deze verlenging doet zij vóór het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling aan de verzoeker. 3. Een verzoek wordt geacht te zijn afgewezen indien niet binnen de gestelde termijn een besluit van de Stichting aan de verzoeker is medegedeeld. Artikel 14 1. Belanghebbenden kunnen tegen een besluit van de Stichting beroep instellen bij Onze Ministervan Financiën. 2. Het beroepschrift wordt ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de mededeling van het aangevallen besluit is verzonden of het verzoek geacht wordt te zijn afgewezen. 3. Onze Minister van Financiën zendt, zodra het beroepschrift is ingekomen, daarvan afschrift aan de Stichting. 4. Onze Minister van Financiën stelt de Stichting en degene die het beroep heeft ingesteld, alsmede andere belanghebbenden indien deze daarom verzoeken of indien daarvoor naar zijn mening aanleiding bestaat, in de gelegenheid omtrent het ingestelde beroep te worden gehoord. 5. Onze Minister van Financiën deelt zijn besluit omtrent een bij hem ingevolge het eerste lid ingesteld beroep, binnen negentig dagen na ontvangst van het desbetreffende beroepschrift, schriftelijk mede aan degene die het beroep heeft ingesteld. Zijn besluit is met redenen omkleed. 6. Onze Ministervan Financiën kan de in het vijfde lid bedoelde termijn eenmaal met negentig dagen verlengen. Van deze verlenging doet hij vóór het verstrijken van de in het vijfde lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling aan degene die het beroep heeft ingesteld. 7. De Stichting geeft aan een besluit van Onze Minister van Financiën, als bedoeld in het vijfde lid, uitvoering zodra de termijn voor het instellen van beroep tegen dat besluit op grond van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen is verstreken zonder dat beroep is ingesteld. 8. Indien een beroep als bedoeld in het zevende lid is ingesteld, geeft de Stichting zo spoedig mogelijk uitvoering aan de in beroep genomen beslissing. 9. Indien de Stichting geen uitvoering geeft aan het besluit of de in beroep genomen beslissing overeenkomstig het bepaalde in het zevende onderscheidenlijk achtste lid, kan Onze Minister van Financiën, voor zover zulks nodig is om die uitvoering te bewerkstelligen, de taken en bevoegdheden uitoefenen die bij deze wet aan de Stichting zijn toegekend. Artikel 15 1. De Stichting kan aan de beleggingsinstellingen en beleggingslichamen wier deelnemingen en certificaten zijn ingeschreven de kosten verbonden aan de door haar uit hoofde van deze wet getroffen voorzieningen en verrichte werkzaamheden van algemene aard in rekening brengen, volgens door de Stichting gestelde regels. 2. De Stichting kan aan iedere beleggingsinstelling en elk beleggingslichaam de kosten verbonden aan de door haar ter zake van die beleggingsinstelling of dat beleggingslichaam uit hoofde van deze wet verrichte werkzaamheden in rekening brengen, volgens door de Stichting gestelde regels. 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Financiën en worden door de zorg van de Stichting in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
6
Artikel 16 1. De Stichting brengt binnen vier maanden na afloop van elk kalenderjaar aan Onze Minister van Financiën schriftelijk verslag uit over de uitoefening in dat kalenderjaar van haar taak. 2. Onze Minister van Financiën draagt zorg voor de openbaarmaking van het in het eerste lid bedoelde verslag.
HOOFDSTUK 3 Toezicht door Onze Minister van Financiën Artikel 17 1. Onze Minister van Financiën houdt toezicht op de uitoefening door de Stichting van haar taak uit hoofde van deze wet. 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de uitoefening van het toezicht nader geregeld. Artikel 18 1. Onze Minister van Financiën is bevoegd om, voorzover hij dat voor de uitoefening van het toezicht nodig acht, de vergaderingen van de organen van de Stichting door een vertegenwoordiger te doen bijwonen die in die vergaderingen een raadgevende stem heeft. 2. De Stichting verstrekt Onze Minister van Financiën op zijn verzoek al die inlichtingen welke hij voor de uitoefening van het toezicht nodig acht.
HOOFDSTUK 4 Raad van Advies Artikel 19 1. Er is een Raad van Advies voor de uitvoering van deze wet. 2. De Raad van Advies heeft tot taak desgevraagd of uit eigen beweging Onze Minister van Financiën van advies te dienen betreffende vraagstukken van algemene aard met betrekking tot de uitvoering van deze wet. 3. De Raad van Advies bestaat uit een voorzitter en ten hoogste twaalf andere leden. 4. Onze Minister van Financiën benoemt de voorzitter, de overige leden en de secretaris van de Raad van Advies. 5. De leden van de Raad van Advies hebben ieder zitting gedurende drie jaar. De aftredenden zijn terstond opnieuw benoembaar. Bij tussentijdse vacatures treedt de nieuw benoemde, voor wat de duur van zijn mandaat betreft, in de plaats van zijn voorganger. 6. De Raad van Advies neemt zijn besluiten bij meerderheid van sternmen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. 7. De Raad van Advies vergadert tenminste eenmaal per jaar, en voorts zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of tenminste vier leden daarom verzoeken. 8. Onze Ministers van Financiën en van Economische Zaken en De Nederlandsche Bank N.V. kunnen ieder door een vertegenwoordiger de zittingen van de Raad van Advies doen bijwonen. Deze vertegenwoordigers kunnen aldaar ieder een raadgevende stem uitbrengen.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
7
Artikel 20 Onze Minister van Financiën raadpleegt de Raad van Advies alvorens een voordracht te doen voor een algemene maatregel van bestuur krachtens deze wet.
HOOFDSTUK 5 Eisen waaraan het beleggingsregiem dient te voldoen Artikel 21 1. Het beleggingsregiem dient een regeling in te houden van de onderlinge rechten en verplichtingen van de beleggingsinstelling, de beleggingslichamen, de deelnemers en, indien van toepassing, de certificaathouders, welke regeling, naar het oordeel van de Stichting, voldoende duidelijk is en de belangen van de deelnemers en de certificaathouders voldoende waarborgt. 2. Ten aanzien van tenminste de volgende onderwerpen dient het beleggingsregiem een regeling in te houden die, naar het oordeel van de Stichting, voldoende duidelijk is en de belangen van de deelnemers en de certificaathouders voldoende waarborgt: a. de gevallen waarin en de wijze waarop het beleggingsregime kan worden gewijzigd; b. de aan de deelnemingen en certificaten verbonden rechten, alsmede de gevallen waarin en de wijze waarop algemene vergaderingen van deelnemers en algemene vergaderingen van certificaathouders kunnen worden bijeengeroepen, en de taken en bevoegdheden van die vergaderingen; c. de wijze van aanwijzing van de beleggingslichamen, de duur van die aanwijzing, en hun taken en bevoegdheden; d. de gevallen waarin en de wijze waarop de beleggingslichamen kunnen worden vervangen, en de bescherming van de belangen van de deelnemers en certificaathouders daarbij; e. de eigendom van de tot het beleggingsvermogen behorende zaken; f. wie bevoegd is op het beleggingsvermogen verhaalbare verplichtingen aan te gaan; g. welke belastingen, vergoedingen, beloningen en andere kosten ten laste van het beleggingsvermogen komen, dan wel aan de deelnemers en certificaathouders in rekening worden gebracht; h. de gevallen waarin en de wijze waarop het beleggingsvermogen wordt verdeeld, en de bescherming van de belangen van de deelnemers en certificaathouders daarbij; i. de aard van de te verrichten beleggingen; j . de wijze waarop wordt beslist omtrent de uitoefening van rechten, verbonden aan de tot het beleggingsvermogen behorende zaken; k. de wijze van aanwijzing van de accountant, die de jaarrekening, dan wel het overzicht van het beleggingsvermogen en de staat van baten en lasten, met toelichting, controleert; I. de organisatie van de werving; m. of afgifte en terugneming plaatsvinden, de daarvoor geldende regels, alsmede de wijze van berekening van de prijs en de kosten daarbij; n. indien van toepassing, de voorwaarden waarop overeenkomsten worden afgesloten met deelnemers of certificaathouders waarbij deze zich verplichten gedurende een zekere tijd deelnemingen onderscheidenlijk certificaten af te nemen. Artikel 22 1. Het beleggingsregiem dient een besluit van of de goedkeuring door een algemene vergadering van deelnemers, of door een trustee van de deelnemers, te vereisen voor:
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14 664, nr. 8
8
a. wijziging van die gedeelten van het beleggingsregime welke betrekking hebben op de belangen van de deelnemers; b. vervanging van de beheerder, of van de bewaarder tenzij de beleggingsinstelling een beleggingsinstelling in de zin van artikel 1, a, 1 is; c. ontbinding van de beleggingsinstelling, behalve in die gevallen waarin de toepasselijke wet zich er tegen verzet dat de ontbinding afhankelijk wordt gesteld van een besluit of goedkeuring als hierboven bedoeld; d. vaststelling van de jaarrekening, dan wel van het jaarlijks overzicht van het beleggingsvermogen en de staat van baten en lasten met toelichting. 2. Het beleggingsregiem dient een besluit van of de goedkeuring door een algemene vergadering van certificaathouders, of door een trustee van de certificaathouders, te vereisen voor: a. wijziging van die gedeelten van het beleggingsregiem welke de rechtsbetrekkingen tussen het administratiekantoor en de certificaathouders regelen, en niet bestaan uit wettelijke bepalingen; b. de vervanging van het administratiekantoor. Artikel 23 Het beleggingsregiem dient in te houden dat: a. de beleggingsinstelling en de beleggingslichamen rechtspersonen naar Nederlands of buitenlands recht zijn; b. de beleggingsinstelling, de beheerder en het administratiekantoor uitsluitend als zodanig werkzaam mogen zijn; c. de bewaarder een in het land van zijn vestiging onder wettelijk bedrijfseconomisch toezicht staande financiële instelling is, of, indien het beleggingsvermogen niet grotendeels uit effecten bestaat, de bewaarder uitsluitend als zodanig werkzaam mag zijn; d. de bewaarder, de trustee en degenen die bij de beleggingsinstelling of een of meer beleggingslichamen een leidinggevende, toezichthoudende of adviserende functie vervullen, geen werkzaamheden mogen verrichten die bij algemene maatregel van bestuur onverenigbaar zijn verklaard met de uitoefening van die taken; e. de functies van beleggingsinstelling, beheerder, bewaarder, administratiekantoor of trustee door verschillende rechtspersonen dienen te worden vervuld, tenzij het betreft: 1°. de functies van beleggingsinstelling en beheerder; 2°. de functies van bewaarder en trustee; f. in de gevallen waarin van onverenigbaarheid van functies als bedoeld onder e, aanhef, sprake is: 1°. degenen die de betrokken functies vervullen met betrekking tot de uitoefening van die functies rechtstreeks of middellijk geen andere zeggenschap over elkaar hebben dan uit de aard van hun taak voortvloeit; 2°. eenendezelfde persoon rechtstreeks of middellijk geen andere zeggenschap over twee of meer van degenen die de betrokken functies vervullen met betrekking tot de uitoefening van die functies heeft dan uit de aard van hun taak voortvloeit; 3°. geen van degenen die de betrokken functies vervullen bij een andere van hen een functie vervult; 4°. niet eenendezelfde persoon bij twee of meer van de personen die de betrokken functies vervullen een leidinggevende, toezichthoudende of adviserende functie vervult; een en ander behalve voor zover de betrokken functies die van beheerder en bewaarder zijn. Artikel 24 Het beleggingsregiem dient in te houden dat overeenkomsten die van invloed zijn op de omvang of de samenstelling van het beleggingsvermogen door de beheerder niet mogen worden aangegaan met: a. een ander beleggingslichaam, indien dat anders dan in zijn hoedanigheid handelt;
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
9
b. ieder over wie de beleggingsinstelling of een beleggingslichaam rechtstreeks of middellijk zeggenschap heeft; c. ieder die rechtstreeks of middellijk zeggenschap over de beleggingsinstelling of een beleggingslichaam heeft met betrekking tot de uitoefening van hun functie; d. ieder die bij de beleggingsinstelling of een beleggingslichaam een leidinggevende, toezichthoudende of adviserende functie vervult, een en ander tenzij het betreft overeenkomsten met betrekking tot koop en verkoop van effecten op een officieel erkende Nederlandse of buitenlandse effectenbeurs tegen aldaar geldende koersen, voorzover de belangen van de deelnemers niet door die overeenkomsten worden geschaad. Artikel 25 Het beleggingsregiem dient in te houden dat: a. een of meer bewaarders zijn aangewezen, die verplicht zijn het beleggingsvermogen, voor zover dit niet bestaat uit registergoederen, afgezonderd te bewaren; b. de bewaarder de nodige medewerking verleent aan de uitvoering van alle transacties uit hoofde van het beheer, en aan het doen van uitkeringen; c. de bewaarder met betrekking tot het beleggingsvermogen tevens de volgende taken uitoefent, tenzij de beleggingsinstelling een beleggingsinstelling is in de zin van artikel 1, onder a, 1° en zij, indien zij voornamelijk in effecten belegt, haar deelnemingen uitsluitend doet verhandelen op een of meer officieel erkende Nederlandse of buitenlandse effectenbeurzen: 1". het controleren of de afgifte en terugneming van deelnemingen, en de berekening van de afgifte- en de terugnemingsprijs, plaatsvindt met inachtneming van deze wet en het beleggingsregiem; 2°. het controleren of verkochte vermogensbestanddelen slechts tegen contante betaling worden geleverd en gekochte vermogensbestanddelen slechts bij of na levering worden betaald. d. de bewaarder bevoegd is bij de beleggingsinstelling en de beheerder alle inlichtingen in te winnen die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Artikel 26 Het beleggingsregime dient in te houden dat toekenning van premies voor het bereiken van resultaten aan een beleggingsinstelling of beleggingslichaam, dan wel aan personen die daarbij een leidinggevende, toezichthoudende, adviserende of verkoopfunctie vervullen: a. niet in bijzondere mate mag zijn gericht op inspanningen ter zake van de afgifte van deelneming; b. uitsluitend is toegestaan in de vorm van vaste winstdelingsregelingen. Artikel 27 Het beleggingsregiem dient in te houden dat: a. beleggingsinstellingen of beleggingslichamen hun aansprakelijkheid jegens deelnemers of certificaathouders voor de uitoefening van hun taak niet mogen uitsluiten; b. beleggingsinstellingen of beleggingslichamen die zich doen vertegenwoordigen, of hun werkzaamheden doen verrichten, door personen die niet bij hen in dienstbetrekking zijn, hun aansprakelijkheid voor de uitoefening van hun desbetreffende taken niet mogen uitsluiten. Artikel 28 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden voorgeschreven dat het beleggingsregiem bepaalde in die maatregel aan te geven eisen dient te stellen aan de deskundigheid van degenen die bij beleggingsinstellingen en beleggingslichamen leidinggevende, toezichthoudende of adviserende functies vervullen.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
10
Artikel 29 Het b e l e g g i n g s r e g i e m dient in te h o u d e n dat in de v e r v a n g i n g van een beleggingsinstelling of beleggingslichaam w o r d t voorzien binnen een m a a n d na de b e ë i n d i g i n g van de uitoefening van haar of zijn taken. Artikel 30 Het b e l e g g i n g s r e g i m e dient in te h o u d e n dat de zaken die het belegg i n g s v e r m o g e n v o r m e n uitsluitend t o e b e h o r e n aan de deelnemers, de beleggingsinstelling, de beheerder, de bewaarder, of de trustee, dan w e l aan een v e n n o o t s c h a p w a a r v a n alle of n a g e n o e g alle stemgerechtigde effecten t o t het b e l e g g i n g s v e r m o g e n b e h o r e n . Artikel 31 Het b e l e g g i n g s r e g i e m dient in te h o u d e n dat afgifte niet m a g plaatsvinden alvorens de daarvoor verschuldigde prijs geheel is voldaan. Artikel 32 Het b e l e g g i n g s r e g i m e dient in te h o u d e n dat vaststelling of betaling v a n de voor afgifte of t e r u g n a m e verschuldigde prijs anders dan in geld of in op een officieel erkende Nederlandse of buitenlandse effectenbeurs genoteerde effecten niet is toegestaan zonder de t o e s t e m m i n g van de algemene v e r g a d e r i n g van deelnemers dan w e l certificaathouders, of van de trustee. Artikel 33 Indien volgens het beleggingsregiem t e r u g n e m i n g mogelijk is, dient het beleggingsregiem te bepalen dat: a. voor t e r u g n e m i n g , welke niet plaatsvindt door koop en v e r k o o p o p een officieel erkende Nederlandse of buitenlandse effectenbeurs, het verzoek of de t o e s t e m m i n g v a n de desbetreffende deelnemer of certificaathouder is vereist; b. betaling van de prijs, verschuldigd v o o r de onder a bedoelde t e r u g n e m i n g , plaatsvindt binnen dertig dagen na het verzoek of de t o e s t e m m i n g als bedoeld onder a. Artikel 34 Het beleggingsregiem dient in te h o u d e n dat de beleggingsinstelling of het administratiekantoor verplicht is zich van t e r u g n e m i n g van d e e l n e m i n gen onderscheidenlijk certificaten op verzoek van deelnemers onderscheidenlijk certificaathouders te o n t h o u d e n w a n n e e r zich o m s t a n d i g h e d e n voordoen w a a r d o o r het, gezien het belang van deelnemers en certificaathouders, niet op v e r a n t w o o r d e wijze mogelijk is: 1°. de w a a r d e van het b e l e g g i n g s v e r m o g e n te berekenen; dan w e l 2°. de tot het b e l e g g i n g s v e r m o g e n behorende zaken te gelde te maken, indien dit nodig zou zijn o m aan het verzoek o m t e r u g n e m i n g te kunnen v o l doen. Artikel 35 1. Het b e l e g g i n g s r e g i m e dient in te houden dat: a. verkrijging of v e r v r e e m d i n g van zaken ten behoeve van het beleggingsv e r m o g e n niet m a g geschieden tegen een prijs die hoger onderscheidenlijk lager is dan de waarde die daaraan in het maatschappelijk verkeer redelijkerwijze kan w o r d e n t o e g e k e n d ;
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
11
b. verkrijging van niet-volgestorte effecten ten behoeve van het beleggingsvermogen niet is toegestaan voor zover het niet-volgestorte gedeelte in totaal vier procent van de waarde van het beleggingsvermogen overschrijdt; c. voor het niet-volgestorte gedeelte van tot het beleggingsvermogen behorende niet-volgestorte effecten vanaf de verkrijging op bevredigende wijze wordt gereserveerd, met dekking van valutarisico's; d. op het beleggingsvermogen verhaalbare schulden in enigerlei vorm slechts mogen worden aangegaan voor zover daardoor het totaal van de schulden een bij algemene maatregel van bestuur aangegeven percentage van de waarde van het beleggingsvermogen niet overschrijdt; e. ten laste van het beleggingsvermogen geen leningen, voorschotten of garanties mogen worden verstrekt, noch uitstel van betaling mag worden verleend, indien zulks ten doel zou hebben de afgifte van deelnemingen of certificaten te bevorderen. 2. Het beleggingsregime dient in te houden dat een verbintenis tot het vervreemden of bezwaren van bepaalde zaken slechts mag worden aangegaan, indien die zaken op het tijdstip van het aangaan van die verbintenis reeds tot het beleggingsvermogen behoren dan wel voor de tijdige verkrijging van die zaken ten behoeve van het beleggingsvermogen tegen een vastgestelde prijs is zorggedragen, en de verbintenis: a. hetzij dient te zijn nagekomen binnen een termijn van een jaar; b. hetzij ten doel heeft vermogensverliezen ten gevolge van koersverliezen van valuta tegen te gaan; c. hetzij is verbonden aan de koop of verkoop van eigendom van onroerende goederen of rechten ten aanzien daarvan en moet zijn nagekomen binnen een bij algemene maatregel van bestuur gedekte termijn; d. hetzij is verbonden aan schuldvorderingen die zijn gedekt door hypotheek of andere zekerheidsrechten op onroerende goederen of op rechten ten aanzien daarvan en moet zijn nagekomen binnen een bij algemene maatregel van bestuur gestelde termijn. 3. Het beleggingsregime dient in te houden dat: a. het beleggingsvermogen zodanig dient te zijn samengesteld dat het niet meer dan tien procent van het geplaatste kapitaal verschaft aan eenzelfde rechtspersoon; b. indien eenzelfde persoon beslist over de uitoefening van het stemrecht uit hoofde van tot verscheidene beleggingsvermogens behorende effecten, die beleggingsvermogens zodanig dienen te zijn samengesteld, dat zij te zamen niet meer dan tien procent van het geplaatste kapitaal verschaffen aan een zelfde rechtspersoon. 4. Het derde lid geldt niet indien het betreft een belang in een instelling die geen stemgerechtigde effecten door middel van een beroep op het publiek heeft uitgegeven, met dien verstande dat een aan dit belang evenredig gedeelte van het vermogen van de desbetreffende instelling voor de toepassing van deze wet wordt gerekend tot het beleggingsvermogen. 5. De in het derde lid bedoelde percentages mogen worden overschreden mits het totaal van die overschrijdingen niet meer bedraagt dan tien procent van de waarde van het beleggingsvermogen. Artikel 36 1. Het beleggingsregime dient in te houden dat elk van de hierna te noemen categorieën van beleggingen geen grotere waarde mag hebben dan het daarbij aangegeven percentage van het beleggingsvermogen'. a. deelnemingen of certificaten met betrekking tot andere beleggingsvermogens: tien procent; b. effecten die niet op de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten van beurzen, veilingen of andere markten geregeld worden verhandeld: tien procent;
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
12
c. beleggingsobjecten, andere dan effecten, die niet voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde eisen van liquiditeit, indien het beleggingsregiem voorziet in de verplichting voor de beleggingsinstelling tot terugneming van deelnemingen op verzoek van deelnemers: een bij die maatregel bepaald percentage; d. eenzelfde beleggingsobject als omschreven bij algemene maatregel van bestuur: een bij die maatregel bepaald percentage dat niet lager is dan vijf en twintig procent; e. effecten uitgegeven door eenzelfde instelling of door instellingen die onder eenzelfde leiding staan, met uitzondering van effecten, uitgegeven door Nederlandse, buitenlandse of volkenrechtelijke lichamen en van effecten door die lichamen voorzien van garanties terzake van rentebetaling en aflossing: tien procent. 2. Het in het eerste lid, onder a, bepaalde geldt niet indien het betreft een belang in een instelling die geen effecten door middel van een beroep op het publiek heeft uitgegeven, met dien verstande dat een aan dit belang evenredig gedeelte van het vermogen van de desbetreffende instelling voor de toepassing van deze wet wordt gerekend tot het beleggingsvermogen. Artikel 37 Het beleggingsregiem dient in te houden dat: a. de waarde van het beleggingsvermogen wordt bepaald op basis van waarderingsgrondslagen die voldoen aan normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd; b. de waarde van het beleggingsvermogen tenminste eenmaal in de veertien dagen wordt berekend indien het beleggingsvermogen geheel of ten dele uit effecten bestaat, en in andere gevallen wordt berekend met de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde periodiciteit. Artikel 38 1. Het beleggingsregiem dient in te houden dat de beleggingsinstelling aan de deelnemers en certificaathouders tenminste uitbrengt: a. niet later dan zes maanden na afloop van elk boekjaar een jaarrekening dan wel een overzicht van het beleggingsvermogen en een staat van baten en lasten over de verslagperiode, mettoelichting, zoveel mogelijkopgemaakt met inachtneming van de Titel Jaarrekening in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; b. niet later dan drie maanden na afloop van het eerste halfjaar van elk boekjaar, een tussentijds bericht over dat haljaar. 2. Het beleggingsregime dient in te houden dat de in het eerste lid, onder a, bedoelde stukken tenminste bevatten: a. de namen, adressen en telefoonnummers van de beleggingsinstelling en de beleggingslichamen, met uitzondering van de bewaarder indien de beleggingsinstelling een beleggingsinstelling in de zin van artikel 1.a.1° is; b. de grondslagen waarop de waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat berusten; c. de waarde van het beleggingsvermogen per deelneming aan het begin en het einde van de verslagperiode; d. het aantal der aan het begin en het einde van de verslagperiode uitstaande deelnemingen en certificaten, voorzover mogelijk met vermelding van het nominale bedrag; e. een onderverdeling van het beleggingsvermogen naar het op de deelnemingen gestorte vermogen, de herwaarderingsreserve, en de overige reserves, waarbij in de herwaarderingsreserve tot uitdrukking worden gebracht: 1". het saldo van de vermogenswinsten en -verliezen, onderverdeeld naar de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde soorten van beleggingsobjecten;
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
13
2°. mutaties in het vermogen ten gevolge van veranderingen in de grondslagen van de winstberekening; f. een volledige lijst van de beleggingen aan het einde van de verslagperiode, zoveel mogelijk onderverdeeld naar: 1°. soorten van beleggingsobjecten als omschreven bij algemene maatregel van bestuur; 2 r . geografische spreiding; 3'. spreiding over economische sectoren; 4°. de valuta's met vermelding van omrekeningskoersen; g. de vermelding van de waarde van elke soort van beleggingsobjecten en het percentage van de waarde van het beleggingsvermogen dat daardoor wordt gevormd, een en ander met een afzonderlijke opgave betreffende effecten die geen officiële beursnotering hebben; h. een overzicht van de vorderingen en verplichtingen; i. de bedingen van opgenomen of verstrekte leningen; j . een specificatie van de ten laste van het beleggingsvermogen gebrachte belastingen, vergoedingen en beloningen van de beleggingslichamen, alsmede andere kosten, met vermelding van het percentage dat het totaalbedrag daarvan vormt van de waarde van het gemiddelde beleggingsvermogen over de verslagperiode; k. de totalen van verkrijgingen en vervreemdingen, een en ander onderverdeeld naar de onder f, 1°, bedoelde soorten van beleggingsobjecten, alsmede een overzicht van de transacties met eenendezelfde wederpartij of tussenpersoon indien daarmede een bedrag is gemoeid dat meer dan vijf procent uitmaakt van de waarde van het beleggingsvermogen aan het einde van de verslagperiode, alsmede de daarbij berekende kosten; I. de totalen van de gerealiseerde vermogenswinsten en -verliezen; m. de totalen van de opbrengsten aan dividenden, interesten en andere inkomsten; n. de totalen van de winsten en verliezen op valutatransacties; 0. de totalen van afgifte en terugneming van deelnemingen en certificaten, voorzover mogelijk met vermelding van het nominale bedrag; p. de in totaal, alsmede per deelneming en per certificaat, over de verslagperiode uitgekeerde of alsnog uit te keren opbrengst, met vermelding van de wijze van berekening daarvan, waarbij dient te worden aangegeven in hoeverre de uitgekeerde winst is ontstaan door waardevermeerdering van beleggingen; q. de gegevens van belang voor de deelnemers voorzover nodig met het oog op hun belastingaangifte in Nederland; r. indien inkomsten op de deelnemingen of certificaten worden gegarandeerd, de naam, de rechtsvorm, het adres en het telefoonnummer van de garanderende instelling alsmede gegevens betreffende de aard, de werkzaamheden en de vermogenspositie daarvan; s. een beschouwing omtrent het beleggingsbeleid. 3. Het beleggingsregime dient in te houden dat de in het eerste lid, onder b, bedoelde tussentijdse berichten zoveel mogelijk overeenkomstige gegevens bevatten als die bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met g en p tot en met s. Artikel 39 1. Voor zover het beleggingsvermogen bestaat uit onroerende goederen of rechten ten aanzien daarvan is artikel 38, tweede lid, onder f, g en k, niet van toepassing. 2. Voor zover het beleggingsvermogen bestaat uit onroerende goederen of rechten ten aanzien daarvan, dient het beleggingsregime in te houden dat de in artikel 38, eerste lid, onder a, bedoelde stukken betreffende elk goed vermelden: a. de ligging en de oppervlakte; b. voor zover van toepassing, het bouwjaar; c. de bestemming; d. de aard van de tot het beleggingsvermogen behorende rechten;
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
14
e. voor zover het betreft erfpacht, het bedrag van de jaarlijks te betalen canon, alsmede, voor zover de canon binnen tien jaar kan worden herzien, de tijdstippen en de wijze waarop deze herziening kan plaatsvinden; f. voor zover het betreft andere rechten dan erfpacht, voor zover deze andere rechten binnen tien jaar kunnen worden herzien, zoveel mogelijk overeenkomstige gegevens als bedoeld onder e. 3. Voor zover het beleggingsvermogen bestaat uit onroerende goederen of rechten ten aanzien daarvan, dient het beleggingsregime in te houden dat de in artikel 38, tweede lid, onder a, bedoelde stukken een lijst van die goederen of rechten aan het einde van de verslagperiode bevatten, welke lijst ten minste naar één van de in artikel 38, tweede lid, onder f, bedoelde maatstaven is onderverdeeld en per groep vermeldt: a. hypotheken en andere aan de goederen verbonden verplichtingen; b. het gevolgde afschrijvingssysteem, waaronder het bedrag dat per jaar wordt afgeschreven en het totale bedrag dat aan het einde van de verslagperiode is afgeschreven; c. de in de verslagperiode betaalde kosten, onderverdeeld naar onderhoudskosten, belastingen en retributies, met vermelding of en zo ja in hoeverre de onderhoudskosten ten laste van een onderhoudsreserve zijn gebracht; d. door leegstand gederfde huurinkomsten indien deze vijf procent van de totale huurwaarde van alle tot het beleggingsvermogen behorende goederen te boven gaan; e. het ten gunste van de verslagperiode komende huurbedrag, alsmede het daarvan aan het einde van de verslagperiode ontvangen gedeelte; f. de kosten van verkrijging; g. de taxatiewaarde zoals deze laatstelijk doch niet langer dan vijf jaar geleden door een externe deskundige is bepaald; h. indiende onder g bedoelde taxatie niet in de loop van de verslagperiode is geschied, tevens een taxatie door de beheerder aan het einde van de verslagperiode; i. de maatstaven volgens welke taxatie heeft plaatsgevonden; j . het percentage van de waarde van het beleggingsvermogen dat door de waarde van die groep wordt gevormd. 4. Bij de ingevolge het derde lid, onder e, te verstrekken gegevens dient tevens te worden vermeld betreffende alle contracten met dezelfde huurder, welke te zamen meer dan tien procent van het totale huurbedrag van alle goederen vertegenwoordigen: a. de percelen of gedeelten daarvan waarop deze huurcontracten betrekking hebben; b. de duur van de betrokken huurcontracten. Artikel 40 Het beleggingsregime dient in te houden dat de in artikel 38, eerste lid, onder a, bedoelde stukken, alsmede de tussentijdse berichten en het prospectus: a. zijn ondertekend door de bestuurders van de beleggingsinstelling, alsmede door de bestuurders van de beleggingslichamen voor wat betreft de vermelding van gegevens die betrekking hebben op de uitoefening van de taken van die beleggingslichamen, behalve voor wat betreft de bewaarder indien de beleggingsinstelling een beleggingsinstelling in de zin van artikel 1, a, 1° is; b. voor wat betreft financiële gegevens over verstreken boekjaren zijn voorzien van een verklaring van getrouwheid van een registeraccountant of een deskundige die op grond van een buitenlands getuigschrift bij vergunning van Onze Minister van Economische Zaken is toegelaten op de voet van registeraccountant, dan wel, met betrekking tot beleggingsinstellingen of administratiekantoren die in het buitenland hun statutaire zetel hebben, een buitenlandse deskundige die door de Stichting is aanvaard.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
15
HOOFDSTUK 6 Verplichtingen van de beleggingsinstellingen en beleggingslichamen Artikel 41 1. Beleggingsinstellingen en beleggingslichamen die in of vanuit Nederland trachten door mededelingen aan het publiek de afgifte of terugneming van deelnemingen of certificaten te bevorderen, leggen modellen van de schriftelijke stukken die daarbij worden gebruikt vóór het tijdstip van eerste gebruik neder bij de Stichting. 2. Beleggingsinstellingen en beleggingslichamen die in of vanuit Nederland trachten door mededelingen aan het publiek de afgifte of terugneming van deelnemingen of certificaten te bevorderen, dienen daarbij: a. de naam, alsmede het adres en telefoonnummer in Nederland, van de beleggingsinstelling, het administratiekantoor, en, indien van toepassing, hun vertegenwoordigers hier te lande te vermelden; b. te wijzen op de verkrijgbaarheid van het prospectus. Artikel 42 Indien de beleggingsinstelling of een beleggingslichaam in of vanuit Nederland tracht door mededelingen aan het publiek de afgifte of terugneming van deelnemingen of certificaten te bevorderen, dient de beleggingsinstelling daartoe een prospectus uit te geven dat tenminste bevat: a. de namen, adressen en telefoonnummers van de beleggingsinstelling en de beleggingslichamen alsmede, voorzover van toepassing, van hun vertegenwoordigers hier te lande, een en ander behalve voor wat betreft de bewaarder indien de beleggingsinstelling een beleggingsinstelling in de zin van artikel 1, a, 1° is; b. een beknopte weergave van: 1°. de in artikel 21, tweede lid, bedoelde regelingen van het beleggingsregiem, zoals laatstelijk vastgesteld; T. het laatstelijk uitgebrachte jaarverslag als bedoeld in artikel 38, eerste lid, onder a; 3°. het laatstelijk uitgebrachte tussentijdse bericht als bedoeld in artikel 38, eerste lid, onder b; c. de mededeling dat de stukken, waarop de onder b bedoelde beknopte weergave betrekking heeft, alsmede de in artikel 43 bedoelde andere stukken en gegevens verkrijgbaar zijn bij een kantoor of vertegenwoordiger van de beleggingsinstelling in Nederland, een en ander volgens bij algemene maatregel van bestuur nader vastgestelde regels. Artikel 43 1. De beleggingsinstelling draagt zo spoedig mogelijk zorg voor kennisgeving aan de Stichting van: a. wijzigingen in het gedeelte van het beleggingsregiem dat niet bestaat uit wettelijke bepalingen; b. wijzigingen in de aanwijzing van beleggingslichamen, alsmede van degenen die bij de beleggingsinstelling of een beleggingslichaam een leidinggevende, toezichthoudende of adviserende functie vervullen, een en ander behalve voor wat betreft de bewaarder indien de beleggingsinstelling een beleggingsinstelling in de zin van artikel 1, a, 1° is; c. de in artikel 38, eerste lid, onder a, bedoelde stukken; d. de tussentijdse berichten; e. het prospectus; f. de vastgestelde waarde van het beleggingsvermogen per deelneming en van de afgifte- en terugnemingsprijs van de deelnemingen en certificaten alsmede de wijze van berekening daarvan, en wijzigingen in een en ander;
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
16
g. u i t k e r i n g e n ; h. staking van afgifte of t e r u g n e m i n g alsmede hervatting daarvan. 2. De b e l e g g i n g s i n s t e l l i n g draagt zo spoedig mogelijk zorg v o o r : a. de kosteloze v e r k r i j g b a a r s t e l l i n g , v o o r iedere deelnemer en certificaathouder, van de in het eerste lid bedoelde stukken en gegevens, bij een kantoor of v e r t e g e n w o o r d i g e r van de beleggingsinstelling in N e d e r l a n d ; b. de b e k e n d m a k i n g in t e n m i n s t e één Nederlands landelijk d a g b l a d , alsmede in de Prijscourant v a n de Vereniging v o o r de Effectenhandel, v a n : 1°. de onder a bedoelde v e r k r i j g b a a r s t e l l i n g ; 2°. de i n h o u d van de in het eerste lid onder b, f, g en h bedoelde gegevens. 3. De in de v o o r g a a n d e leden bedoelde stukken en gegevens zijn in de Nederlandse taal gesteld indien de Stichting dat v e r l a n g t . Artikel 44 1. Beleggingsinstellingen en b e l e g g i n g s l i c h a m e n zijn verplicht bepaalde bij a l g e m e n e maatregel v a n bestuur aangewezen g e g e v e n s o m t r e n t hun w e r k z a a m h e d e n aan de Stichting te verstrekken, z o w e l ten behoeve van het d o o r de Stichting te v o e r e n beleid bij de u i t o e f e n i n g v a n haar taak uit h o o f d e v a n deze w e t , als m e t het o o g o p het samenstellen v a n statistieken d o o r het Centraal Bureau v o o r de Statistiek. 2. Onze Ministers van Economische Zaken en v a n Financiën gezamenlijk k u n n e n , de Stichting en de Centrale C o m m i s s i e v o o r de Statistiek g e h o o r d , nadere regels stellen met betrekking tot de u i t v o e r i n g van het bij of krachtens het eerste lid bepaalde. 3. De Stichting doet de v o l g e n s het eerste lid o n t v a n g e n gegevens onverw i j l d t o e k o m e n aan het Centraal Bureau voor de Statistiek. 4. Het Centraal Bureau v o o r de Statistiek bewerkt en totaliseert de v o l gens het derde lid o n t v a n g e n gegevens en maakt de verkregen u i t k o m s t e n zo spoedig mogelijk openbaar.
HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen Artikel 45 Indien ingevolge deze w e t nadere regels w o r d e n vastgesteld, kunnen deze regels verschillend zijn v o o r verschillende soorten beleggingsinstellingen en b e l e g g i n g s l i c h a m e n . Artikel 46 Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze w e t en daarbij de beschikking krijgt over gegevens w a a r v a n hij het v e r t r o u w e l i j k e karakter kent of redelijkerwijze m o e t v e r m o e d e n , en v o o r w i e niet reeds uit hoofde van a m b t , beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een g e h e i m h o u d i n g s p l i c h t geldt, is verplicht tot g e h e i m h o u d i n g daarvan b e h o u d e n s v o o r zover enige wettelijk voorschrift h e m tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze w e t de noodzaak t o t bekendmaking voortvloeit. Artikel 47 Handelingen in strijd met het bij of krachtens deze w e t bepaalde zijn niet uit dien hoofde nietig.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
17
Artikel 48 In de Colportagewet (Stb. 1973, 438) worden de volgende wijzigingen aangebracht: A. Na artikel 6 wordt een nieuw artikel opgenomen, luidende: «Artikel 6a. Het is verboden met betrekking tot deelnemingen of certificaten in de zin van artikel 1, onder c, onderscheidenlijk h, van de Wet beleggingsinstellingen werkzaam te zijn als contantcolporteur of een ander als zodanig werkzaam te doen zijn». B. Na artikel 23 wordt een nieuw artikel opgenomen, luidende: «Artikel 23a. 1. Een overeenkomst, welke het onmiddellijk gevolg is van de werkzaamheid van een contantcolporteur met betrekking tot deelnemingen of certificaten in de zin van artikel 1, onder c, onderscheidenlijk h, van de Wet beleggingsinstellingen, is nietig. 2. Op een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid is artikel 23, tweede, derde, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing». Artikel 49 Artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd: A. In de opsomming onder 4' van de bepalingen van de Colportagewet wordt na «6», opgenomen: «6a». B. Aan onderdeel 4" wordt toegevoegd: «de Wet beleggingsinstellingen, de artikelen 7, 41, 42, 43, en 44 eerste lid;». Artikel 50 Deze wet kan worden aangehaald als «Wet beleggingsinstellingen». Artikel 51 1. Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip. 2. Voor degenen die, op de dag van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, reeds handelingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van deze wet verrichten, gelden gedurende een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de bepalingen van deze wet niet zolang nog geen verzoek is ingediend tot inschrijving van de deelnemingen of certificaten waarop die handelingen betrekking hebben. 3. Artikel 7, eerste lid, geldt niet ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde deelnemingen of certificaten tot inschrijving waarvan een verzoek is ingediend binnen het in het tweede lid bedoelde tijdvak, totdat op dat verzoek onherroepelijk is beslist. 4. Artikel 7, tweede lid, geldt niet gedurende een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet; na het einde van dit tijdvak geldt artikel 7, tweede lid, niet voor deelnemingen of certificaten tot inschrijving waarvan een verzoek is ingediend zolang op dat verzoek niet onherroepelijk is beslist.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
18
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven
De Ministervan Financiën,
De Minister van Economische Zaken,
De Minister van Justitie,
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 14664, nr. 8
19