Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1987-1988
20 473
Chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's)
Nr. 2
NOTITIE 0. Inleiding De notitie kent de volgende indeling: 1. Algemene overwegingen bij het CFK-beleid 2. Internationale stand van zaken en ontwikkelingen 3. Stand van zaken en ontwikkelingen in Nederland 4. Hoofdlijnen verdere aanpak. Bijlage 1. Gegevens over de produktie van CFK's Bijlage 2. Ondertekening en bekrachtiging Verdrag van Wenen en Protocol van Montreal Bijlage 3. Spuitbussen-convenant Bijlage 4. Volledig gehalogeneerde CFK's en vervangende stoffen. Waar in deze notitie wordt gesproken over CFK's wordt gedoeld op de volledig gehalogeneerde CFK's, tenzij uit de tekst anders blijkt. Op de halonen wordt slechts kort ingegaan. Waar wordt gesproken over gebruik en gebruikers van CFK's wordt gedoeld op het bedrijfsmatig toepassen van deze stoffen. 1. Algemene overwegingen bij het CFK-beleid CFK's zijn stoffen die een breed toepassingsbeleid kennen: drijfgas in spuitbussen, blaasmiddel en isolatiemiddel in schuimplastics, koelvloeistof, oplos- en schoonmaakmiddel voor elektronica en metaalbewerking, enz. Vanwege de gevolgen voor de ozonlaag van deze stoffen is het gewenst om het gebruik zo ver mogelijk terug te dringen. Bij het verwezenlijken van deze wens moet echter rekening worden gehouden met de technisch-economische gevolgen van maatregelen en het internationale karaktervan het probleem. In de genoemde brief van 29 juni 1987 is reeds een algemeen overzicht gegeven van dit onderwerp. Verder is in de brief van 20 november 1987 een uiteenzetting gegeven over het Protocol van Montreal, een wereldwijde overeenkomst inzake produktie en gebruik van CFK's en halonen. Het tot stand komen van het protocol betekende een internationale doorbraak in de aanpak van deze stoffen. Mede hierdoor was het mogelijk om het Nederlandse beleid op nieuwe leest te schoeien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
3
Alvorens het Nederlandse standpunt wordt uiteengezet inzake een aanscherping van het Protocol van Montreal en de taakstelling wordt aangegeven voor het CFK-beleid voor de jaren negentig, worden de overwegingen geschetst die aan beide ten grondslag liggen. a. Overwegingen ten aanzien van de internationale omstandigheden De Nederlandse regering is door de jaren heen voorstander geweest van vergaande maatregelen tegen CFK's. De internationale omstandigheden vormden echter steeds een belangrijke rem op het omzetten in daden van de voornemens. Sinds op 16 september 1987 het Protocol van Montreal tot stand kwam zijn de internationale omstandigheden echter wezenlijk veranderd. De wil om maatregelen te nemen is zowel bij regering als het bedrijfsleven sterk toegenomen en inspanningen om tot gebruiksvermindering te komen zijn niet meer vergelijkbaar met het dweilen met de kraan open. Dat betekent overigens niet, dat Nederland nu zijn eigen gang zal kunnen gaan. Bij de beoordeling van het milieurendement van maatregelen kan niet voorbijgegaan worden aan de internationale omstandigheden, omdat deze de doelmatigheid en de kosten/baten verhouding van maatregelen beïnvloeden. Wanneer bijvoorbeeld Nederlandse maatregelen e r t o e leiden dat de levering van CFK-houdende produkten zonder meer wordt overgenomen door buitenlandse concurrenten dan hebben dergelijke maatregelen weinig of geen milieurendement en heeft het dus geen zin deze maatregelen door te voeren. Nederlandse maatregelen zullen dan ook mede in het licht van de internationale omstandigheden beoordeeld worden. In het bijzonder zal bezien worden wat de gevolgen zijn bij de open Europese markt, waarbij produkten die CFK's bevatten, of waarbij CFK's gebruikt zijn bij de vervaardiging, Nederland gemakkelijk binnen kunnen komen. De internationale omstandigheden kunnen aanleiding zijn om verschillende benaderingen te kiezen voor de binnenlandse markt en voor de uitvoer, zoals reeds gebeurd is in het spuitbussenconvenant (3.1. en bijlage 3). Nederland zal zich internationaal actief blijven opstellen, in het bijzonder in EG. kader. Daarnaast en ook ter ondersteuning van het E.G.overleg, wordt gestreefd naar bilaterale afstemming, waarbij met name wordt gedacht aan België, Denemarken en vooral Duitsland. In het ambtelijk overleg met laatstgenoemd land is in beginsel afgesproken dit voorjaar een gezamenlijke bijeenkomst te houden over het CFK-beleid; ook het bedrijfsleven wordt daarbij betrokken. b. Overwegingen ten aanzien van de technisch-economische omstandigheden Naast de internationale omstandigheden vormden technisch-economische problemen een rem op de vervanging van CFK's of op uitworpbeperkingen. Ook ten aanzien van deze omstandigheden is belangrijke voortgang geboekt. Zo is bij voorbeeld (met steun van de overheid) aangetoond dat dimethylether bruikbaar is als vervangend drijfgas en is ervaring opgedaan met terugwinning van CFK die bij de produktie van schuimplastic in de lucht komt. Ondanks deze voortgang zijn er nog veel toepassingen waarvoor geen vervangende stoffen beschikbaar zijn die vanuit het oogpunt van de gebruiker als reëel alternatief beschouwd kunnen worden. Vervanging van CFK's door andere stoffen levert namelijk over het algemeen problemen op. Deze kunnen van produkttechnische aard zijn, bijvoorbeeld doordat de isolatiewaarde van isolatieschuim achteruit gaat of doordat het energiegebruik van een koelkast groter wordt, maar ook van milieu- of arbeids-hygiënische aard vanwege de toxiciteit of het brandgevaar van die andere stoffen, of van economische aard bijvoorbeeld vanwege de hogere investeringen bij toepassing.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
4
Daarom wordt wereldwijd door de chemische industrie zeer krachtig gewerkt aan het ontwikkelen van CFK's die de gewenste produkttectv nische en toxicologische eigenschappen hebben maar die «zacht» zijn voor de ozonlaag. Dit betreft in het bijzonder de vervangers voor CFK 11 en 12; voor CFK 113 is thans nog geen goede vervanger aanwijsbaar. (Zie voor een overzicht 2.6. en bijlage 4). Ook de Nederlandse CFKproducenten DuPont en Akzo zijn met de ontwikkeling van «zachte» CFK's bezig. Naar verwachting zullen, - gezien de tijd die nodig is voor toxicologische testprogramma's, de ontwikkeling van produktiemethoden en de bouw van fabrieken - deze andere CFK's over 5 tot 7 jaar op de markt kunnen komen. Dat wil zeggen dat er vanaf 1993-1995 naar verwachting alleen nog economische en geen technische overwegingen aangevoerd zouden kunnen worden om het gebruik van volledig gehalogeneerde CFK's te rechtvaardigen, met uitzondering wellicht van CFK 113. c. Overwegingen ten aanzien van de wetenschappelijke inzichten Het Procotol van Montreal is tot stand gekomen op 16 september 1987. Bij de onderhandelingen over het Protocol is althans formeel alleen uitgegaan van de verwachte gevolgen op de lange termijn. Op dat tijdstip was er n.l. nog geen zekerheid over de oorzaken van het gat in de ozonlaag aan de zuidpool. Inmiddels zijn de eerste bevindingen beschikbaar gekomen van het grootscheepse onderzoek dat van augustus tot en met oktober 1987 werd uitgevoerd met betrekking tot het ozongat. Deze maken duidelijk dat chloorverbindingen en met name de CFK's vrijwel zeker een hoofdrol spelen bij de ozonvermindering die jaarlijks in augustus en september plaats vindt aan de zuidpool, in nauwe samenhang met de unieke meteorologische omstandigheden ter plaatse. Vanwege het laatste is het overigens minder waarschijnlijk dat een dergelijk gat in de ozonlaag zich ook elders zou kunnen voordoen. De maatregelen uit het Protocol zijn niet voldoende om een einde te maken aan de stijging van de CFK-concentraties in de atmosfeer. Dat wil zeggen dat de gevolgen op de lange termijn, zoals de afbraak van het stratosferische ozon en de toename van het broeikaseffect zullen blijven toenemen. Om die redenen zijn verdergaande maatregelen noodzakelijk dan die welke zijn opgenomen in het Protocol. Er van uitgaande dat de dit jaar te verwachten wetenschappelijke evaluatie van het zuidpoolonderzoek de eerste resultaten van dat onderzoek bevestigt, valt niet te ontkomen aan de slotsom dat die verdergaande maatregelen ook zo snel mogelijk genomen moeten worden. d. Standpunt inzake aanscherping protocol en Nederlandse taakstelling voor de jaren negentig Helaas kan er niet op gerekend worden dat internationaal de benodigde snelle en vergaande verminderingen van CFK-produktie en gebruik inderdaad verwezenlijkt worden. Zoals reeds in de brief van 20 november 1987 is aangegeven zou een protocol met krachtiger maatregelen dan nu is overeengekomen waarschijnlijk onvoldoende brede steun hebben gekregen. Nederland is in beginsel voorstander van aanscherping van het Protocol; actieve voorstellen terzake zullen echter pas zinvol zijn als het draagvlak aanzienlijk groter is dan thans. Het Protocol is nog niet door voldoende landen bekrachtigd om in werking te kunnen treden en verder zijn er nog te veel landen die het Protocol zelfs nog niet hebben ondertekend. De internationale schaal van de problematiek ontslaat Nederland niet van de eigen verantwoordelijkheid. De Nederlandse regering zal dan ook gebruik maken van de vrijheid die artikel 2 lid 11 van het Protocol biedt ten aanzien van verdergaande maatregelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
5
Voor de korte termijn is het beleid daarbij vooral gericht op het benutten van die mogelijkheden waar technisch/economisch gezien vervanging of uitworpvermindering betrekkelijk eenvoudig is. Met inachtneming van de overwegingen onder a en b geldt als taakstelling voor de langere termijn dat in de tweede helft van de jaren negentig d.w.z. uiterlijk 1999 het gebruik van volledig gehalogeneerde CFK's in Nederland moet worden beëindigd. (Zie ook 4.) Deze milieuhygiënisch gezien noodzakelijke stellingname heeft als bijkomend voordeel dat daarmee aan de producenten het door hen gewenste vooruitzicht wordt geboden ten aanzien van de verdere ontwikkeling van de «zachte» CFK's en dat gebruikers er rekening mee kunnen houden bij hun investeringsbeslissingen. Ten aanzien van de halonen wordt een stellingname opgeschort totdat een duidelijker beeld bestaat van de milieu-gevolgen van het gebruik van deze stoffen bij de huidige omvang en van de technisch-economische mogelijkheden voor vervanging. 2. Internationale stand van zaken en ontwikkelingen 2.1. Gegevens over produktie en bedrijfsmatig
gebruik
In de brief van 29 juni 1987 over het ozonprobleem waren gegevens opgenomen over de produktie en het gebruik van CFK's. In aanvulling daarop zijn in bijlage 2 enkele aanvullende gegevens opgenomen. Daaruit blijkt dat de stijging in CFK-produktie en gebruik zich in 1986 duidelijk heeft doorgezet. Gegevens over de produktie en het gebruik van CFK's in de EGlidstaten zijn nog gebrekkig. Er zijn wel enkele gegevens beschikbaar voor de EG als geheel, maar niet voor de lidstaten afzonderlijk. Bovendien betreffen de E.G. gegevens, de som van CFK 11 en CFK 12 en die van CFK 113 en CFK 114 en niet de afzonderlijke stoffen; over CFK 115 zijn in het geheel geen gegevens beschikbaar. Een ander probleem is de vertrouwelijkheid van gegevens. In het kader van het Protocol moet bijvoorbeeld Nederland als het partij is te zijner tijd produktiegegevens verstrekken. Doordat Nederland slechts één producent heeft voor de CFK's 11 en 12 en één voor de CFK's 113 en 114 zijn deze nationale gegevens zonder meer te herleiden tot gegevens voor afzonderlijke bedrijven. Op grond van artikel 12 zou het secretariaat deze gegevens moeten verstrekken aan andere landen, wat in feite algehele openbaarheid zou betekenen voor deze bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Voor andere lidstaten gelden soortgelijke problemen. In maart a.s. wordt te Nairobi een vergadering belegd over het verkrijgen van de benodigde gegevens. De vertegenwoordiger van de Europese Commissie zal daar de problemen in verband met de vertrouwelijkheid van gegevens mede namens Nederland aan de orde stellen. Daarbij zal onder meer worden gewezen op de bepaling in artikel 4 van het Verdrag van Wenen, over de behandeling van vertrouwelijke gegevens. De gebruiksgegevens van de E.G. lidstaten zijn aanzienlijk moeilijker vast te stellen dan de produktiegegevens door het ontbreken van statistieken van grens-overschrijdende leveringen binnen de E.G. Waarschijnlijk biedt uitbreiding van de bestaande samenwerking van de Europese Commissie met de producenten en leveranciers van CFK's en halonen hier de oplossing. 2.2. Ontwikkelingen in UNEP-kader De stand van zaken met betrekking tot ondertekening en bekrachtiging van het Verdrag van Wenen en het Protocol van Montreal is weergegeven in bijlage 3. De Sovjet-Unie heeft inmiddels het Protocol ondertekend.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
6
Zoals gemeld in 2 . 1 . zal in maart a.s. te Nairobi een vergadering worden gehouden van deskundigen uit het bedrijfsleven en van overheden om na te gaan welke gegevens beschikbaar zijn over produktie en gebruik en hoe de ontbrekende gegevens beschikbaar kunnen komen. Bij de ondertekening van het Protocol hebben de aanwezige landen besloten in samenwerking met UNEP een bijeenkomst te houden over mogelijkheden om de uitworpen van CFK's en halonen te beperken door de toepassing van stoffen die de ozonlaag niet aantasten of door gebruikmaking van andere uitworpbeperkende middelen. Naar aanleiding van een aanbod mijnerzijds heeft de uitvoerend directeur van UNEP, dr. Tolba, gevraagd of Nederland gastheer wil zijn voor een dergelijke bijeenkomst omstreeks oktober van dit jaar. Aansluitend zou dan over enkele andere onderwerpen vergaderd kunnen worden die belangrijk zijn voor het Protocol. Een van deze onderwerpen is de stand van zaken in het onderzoek naar het gat in de ozonlaag aan de zuidpool. Ik zal bevestigend antwoorden op deze vraag. 2.3. De Europese Commissie De Europese Commissie heeft laten weten over enkele weken te komen met voorstellen over verdere aktie van de E.G. met betrekking tot CFK's en halonen. Ter voorbereiding van deze voorstellen is begin december 1987 een vergadering belegd van de Europese Commissie met nationale deskundigen en met vertegenwoordigers van betrokken bedrijfstakken. De houding van de nationale deskundigen kwam in grote lijnen overeen met de houding tijdens de onderhandelingen over het Protocol. Door landen als Denemarken, Duitsland en Nederland werd gepleit voor een actieve opstelling van de Commissie, gericht op het benutten van de mogelijkheden tot het verminderen van het CFK- en halonengebruik. Door sommige andere landen werd juist gepleit voor een terughoudende opstelling van de Europese Commissie, alleen gericht op het voldoen aan de verplichtingen uit het Protocol. Er was vrij algemene voorkeur voor een bundeling door de E.G.lidstaten van hun verplichtingen ten aanzien van het gebruk van CFK's en halonen (artikel 2 lid 8 van het Protocol). Door verscheidene landen, waaronder Nederland, werd daarbij aangegeven, dat deze bundeling er niet toe mocht leiden dat de meerdere inspanningen van sommige lidstaten teniet gedaan zouden kunnen worden door achterblijvende inspanningen van sommige andere lidstaten. Op deze vergadering werd door de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven de bereidheid uitgesproken om mee te werken aan de uitvoering van het Protocol. Drastische vermindering zagen zij echter pas als mogelijkheid op een termijn van zo'n 5 tot 10 jaar indien het de chemische industrie niet zou tegenzitten bij de ontwikkeling van CFK's die «zacht» zijn voor de ozonlaag. 2.4. E.G. lidstaten De indruk bestaat dat in de meeste E.G-lidstaten geen duidelijk beleid wordt gevoerd om het CFK-gebruik te verminderen; het voortouw wordt gelegd bij de industrie en bij de Europese Commissie. In Engeland wordt produktiebeperking vooropgesteld, volgens de fasering uit het Protocol. Gebruiksbeperking volgt dan vanzelf door marktmechanismen zoals hogere prijzen en/of verminderde beschikbaarheid. In Duitsland wordt er naar gestreefd om de komende jaren het CFKgebruik met de helft terug te dringen. De stand van zaken is de volgende:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
7
CFK gebruik in Duitsland in 1986 (10 kg/jaar) Spuitbussen Koeling Schuimplastic Oplosmiddelen Totaal
26 6 > 24 27 5 0 0 - 3 3
000 500 000 500
ongeveer 90 000
In 1986 werd in totaal ongeveer 90 000 ton CFK's gebruikt, waarvan 26 000 ton in spuitbussen. In augustus 1987 heeft de vereniging van Duitse spuitbusfabrikanten zich bereid verklaard om het CFK-gebruik in spuitbussen voor 1990 met minstens 90% terug te brengen ten opzichte van 1976, dat wil zeggen tot minder dan 5 000 ton per jaar. Voor het vervaardigen van polystyreen- en polyurethaanschuim werd in 1986 ongeveer 24 000 ton CFK 11 + 12 toegepast. Een onbekende maar waarschijnlijk betrekkelijk kleine hoeveelheid CFK's werd gebruikt voor andere kunststofschuimen. Bij schuim met open cellen (bv. polyurethaan zachtschuim) komen de toegepaste CFK's vrij bij het maken van het schuim of kort daarna. Bij schuimen met gesloten cellen (bv. polyurethaan hardschuim en geëxtrudeerd polystyreenschuim) blijft een groot deel van de CFK's opgesloten in de cellen van het schuim. Deze achterblijvende hoeveelheid, die op den duur weer vrij zal komen, bedraagt ongeveer 10 000 ton/jaar. Het CFK-gebruik voor koeling en luchtbehandeling bedroeg ongeveer 6 500 ton in 1986. Naast de CFK's 11, 12 en 502 (mengsel van 115 en 22) wordt in grote installaties in toenemende mate CFK 22 gebruikt. Voor huishoudkoelkasten zal voorlopig nog CFK 12 gebruikt worden; overigens is de hoeveelheid CFK's in het isolatieschuim van een koelkast drie tot vier keer groter dan de hoeveelheid koelvloeistof. Het gebruik als oplosmiddel is sterk toegenomen. Voor chemisch reinigen werd in 1986 2 500 ton CFK 113 gebruikt tegen 200 ton in 1979. Zeer aanzienlijk is de hoeveelheid die wordt gebruikt voor ontvetting, schoonmaken en drogen in de industrie, vooral de elektrotechnische industrie en de fijnmetaal. In 1979 werd 4500-5000 ton gebruikt, maar in 1986 minstens 25 0 0 0 30 000 ton. De Duitse maatregelen richten zich behalve op spuitbussen onder meer op uitworpbeperkingen bij het vervaardigen van zachtschuim en bij het gebruik van industriële oplosmiddelen. In de koeltechniek wordt onder meer gestreefd naar minder lekverliezen en naar een hergebruik van de afgedankte koelvloeistoffen. 2.5. Overige landen Er bestaat geen duidelijk beeld van de manier waarop landen buiten de E.G. vorm willen geven aan hun CFK-beleid, met uitzondering van de Verenigde Staten. Dit land heeft inmiddels een voorstel bekend gemaakt over de manier waarop binnen de V.S. de toegestane produktie- en gebruikshoeveelheden kunnen worden bewaakt. Vooralsnog wil de V.S. daarbij niet verder gaan dan de beperkingen die in het Protocol zijn opgenomen, omdat voorrang wordt gegeven aan een verbreding van het draagvlak van het Protocol. 2.6. Ontwikkeling andere CFK's door chemische
industrie
Internationaal is de chemische industrie thans volop bezig met de ontwikkeling van chloorfluorkoolwaterstoffen en fluorkoolwaterstoffen die «zacht» zijn voor de ozonlaag. (Zie ook 3.8 en bijlage 4). Uit het onderzoek van de afgelopen jaren zijn enkele stoffen naar voren gekomen die waarschijnlijk voldoen aan de eisen van veiligheid en L>ruik-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
baarheid, en die niet de ozonlaag aantasten. Door 14 producenten van CFK's, waaronder de Nederlandse producenten Akzo en DuPont, is januari jl. een samenwerkingsverband opgezet om het uitgebreide onderzoek te behartigen dat nodig is om de veiligheid van deze stoffen vast te stellen. Daarnaast werken de bedrijven afzonderlijk aan het ontwikkelen van produktiemethoden. De stoffen waarvan de meeste verwachtingen bestaan zijn CFK 123 (CHCI2CF3), (C)FK 134a (CH2FCF3) en CFK 141b (CH3CCI2F). Eerstgenoemde stof zou vooral toegepast kunnen worden als blaasmiddel voor schuimplastic en als koelmiddel, de tweede vooral als koelmiddel, en de derde als blaadmiddel voor polyurethaanschuim. Door de chemische industrie wordt er voor gepleit bij de fasering van maatregelen tegen CFK's er rekening mee te houden dat over 5 - 7 jaar deze «zachte» CFK's op de markt zullen komen. Overwegingen die daarbij worden aangedragen zijn ten eerste dat daarmee op afzienbare termijn een definitieve oplossing wordt aangedragen, ten tweede dat daarmee zowel aan producenten als aan gebruikerszijde wordt voorkomen dat bedrijven in hun bestaan bedreigd worden, ten derde dat toepassen van de thans bestaande CFK-vervangers in het algemeen nadelige nevengevolgen heeft, bijvoorbeeld voor de brandbaarheid, toxiciteit of isolatiewaarde en ten vierde dat anders de vooruitzichten ontbreken op voldoende afzet voor deze «zachte» CFK's, waardoor de kostbare ontwikkeling en marktintroductie kan stokken. 3. Stand van zaken en ontwikkelingen in Nederland De verantwoordelijkheid voor de CFK-problematiek ligt allereerst bij de producenten en de bedrijfsmatige gebruikers van CFK's. Deze zullen in beginsel zelf orde op zaken moeten stellen. In het recente overleg met de vertegenwoordigers van de betrokken bedrijfstakken is gebleken dat het bedrijfsleven het belang erkent van uitworpbeperkingen van de CFK's en bereid is daaraan mee te werken. Gezien enerzijds deze erkenning en anderzijds de wens terughoudend te zijn met regelgeving zullen maatregelen zo veel mogelijk in de vorm van vrijwillige afspraken met het bedrijfsleven worden vastgesteld. In aansluiting op dat overleg worden beleidsinstrumenten gebruikt zoals geldelijke ondersteuning van projecten die tot doel hebben de uitworpen van CFK's te beperken, onderzoek en voorlichting. Overigens kan er in bijzondere gevallen aanleiding zijn tot het gebruik maken van wettelijke maatregelen. Een voorbeeld is de ontwerp Hinderwet-algemene maatregel van bestuur inzake Dry Cleaning; deze algemene maatregel van bestuur richtte zich in hoofdzaak op het gebruik van perchlooretheen; het bleek echter nodig om ook regels op te nemen m.b.t. CFK 113 (zie ook 3.4: oplosmiddelen). Voor de uitworp door inrichtingen staat aan de andere overheden het vergunninginstrument ter beschikking. Zonodig kan afstemming met het rijksbeleid plaatsvinden in de bestaande overlegkaders en door toedoen van de Inspectie Milieuhygiëne. De CFK's die in Nederland worden gebruikt worden slechts ten dele in eigen land vervaardigd en tevens wordt de Nederlandse produktie voor het grootste deel uitgevoerd, onder meer naar ontwikkelingslanden. Voor de Nederlandse markt betekent dit dat tegelijkertijd de produktie en de invoer zouden moeten worden aangepakt om het gebruik van CFK's in Nederland drastisch te verminderen. Daarbij valt te bezien of er binnen de gemeenschappelijke markt voldoende juridische grondslag is voor invoerbeperkingen. Voor wat betreft de uitvoer van in Nederland vervaardigde CFK's bestaat het gevaar dat buitenlandse producenten dit marktaandeel zonder meer overnemen bij Nederlandse uitvoerbeperkingen; de uitzonderings- en overgangsbepalingen in het protocol maken dat er
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
9
onvoldoende waarborgen zijn voor het milieurendement van uitvoerbeperkingen. Er is daarom gekozen voor een benadering, waarbij de maatregelen zich vooral richten op vermindering van het gebruik van CFK's door Nederlandse (bedrijfsmatige) gebruikers. In tweede aanleg wordt ook aandacht gegeven aan de invoer van CFK's in gerede produkten. Deze benadering heeft als voordelen dat wordt aangesloten bij de uiteenlopende technisch/economische mogelijkheden voor gebruiksvermindering bij verschillende soorten gebruikers, dat die vermindering evenredig doorwerkt naar alle toeleverende bedrijven, ook die in het buitenland en dat deze aanpak overdraagbaar is naar andere landen. Naar verwachting zal het ruimschoots mogelijk zijn om te voldoen aan de gestelde eisen. Indien er voldaan zal worden aan de verplichtingen ten aanzien van de produktie, zullen afspraken worden gemaakt met de producenten. Daarmee wordt de zelfde gedragslijn gevolgd als in 1980 ten aanzien van de produktie-capaciteitsbeperking die in EG-kader was afgesproken. Teneinde invulling te geven aan het CFK-beleid wordt thans zowel overlegd met een breed samengestelde vertegenwoordiging van VNO en NCW als met afzonderlijke bedrijven en bedrijfstakken. Daarbij wordt allereerst gepoogd om een duidelijk beeld te krijgen van het hoe, waarom en hoeveel van het CFK-gebruik en in aansluiting daarop van de mogelijkheden om het gebruik te verminderen. Het beeld is thans nog verre van volledig. Het gaat om een groot aantal verschillende toepassingen, waarbij in het algemeen de CFK's juist worden toegepast omdat ze het meest geschikt zijn gezien de eisen zoals technische toepasbaarheid, veiligheid bij gebruik en gezien hun kosten. In het overleg wordt geen poging gedaan om verandering te brengen in het bestaande marktpatroon. Bij voorbeeld de keuze tussen schuimplastic-isolatie en glas- of steenwolisolatie of tussen plastic en kartonnen verpakkingen wordt niet aan de orde gesteld. Een dergelijke keuze wordt aan de burger overgelaten, waarbij voorlichting door milieu- en consumentenorganisaties een rol kan spelen. Wel wordt besproken wat de vooruitzichten zijn voor het toepassen van vervangende stoffen gezien hun voor- en nadelen, in hoeverre kringloop mogelijk is en hoe verliezen beperkt kunnen worden. Daarbij komt ook aan de orde in hoeverre maatregelen in Nederland zelf doelmatig zijn dan wel (aanvullende) internationale actie nodig is. Tot nog toe zijn vooral de vooruitzichten op de korte termijn aan de orde gesteld. De komende tijd zal daarnaast de taakstelling voor de langere termijn onderwerp van bespreking worden. Er wordt naar gestreefd overeenstemming te bereiken over een taakstellende fasering ten aanzien van het beëindigen van het gebruik van volledig gehalogeneerde CFK's voor 1999. Voorlopige schattingen van het gebruik van volledig gehalogeneerde CFK's in Nederland omstreeks 1986: Gebruik
10 3 kg/jaar
Spuitbussen Bedrijfsmatige koeling Schuimplastic Oplosmiddelen
<4600 500 800 2900 - 3200 1000 - 1500
Totaal gebruik
8800-9300
Koelvloeistof uit huishoudkoelkasten Uitworpen bij produktie CFK's
50 —
200
< 200
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
10
In het kader van de verplichtingen uit het protocol tellen de beide laatstgenoemde hoeveelheden niet mee; het is uiteraard gewenst om hierbij eveneens te streven naar een vermindering. Ten aanzien van enkele toepassingen bijvoorbeeld air-conditioning in auto's, bestaat nog geen goed beeld van de gebruiksomvang; waarschijnlijk gaat het daarbij om betrekkelijk geringe hoeveelheden (hooguit enkele procenten). In het navolgende wordt de stand van zaken gemeld en wordt een schets gegeven van de verdere aanpak. Het gaat hierbij om een tussenstand waarbij een voorzichtige schatting gegeven wordt voor de verminderingen tot omstreeks 1990. 3.1. CFK's in spuitbussen Het gebruik van CFK's in spuitbussen is de afgelopen jaren sterk gedaald. De fabrikanten van spuitbussen, verenigd in de Nederlandse Aerosol Vereniging (N.A.V.), hadden in 1980 ingestemd met een beperking met 50% ten opzichte van de gebruiksomvang in 1976. In feite lag het gebruik lager (1976: 9280 ton, 1986 minder dan 4600 ton). Op grond van de wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen sinds september j.l. toonde de N.A.V. zich bereid tot een aanscherping van de afspraken: op 5 januari j.l. werd het «convenant inzake de beperking van het gebruik van CFK's in spuitbussen» van kracht (bijlage 3); dit houdt een beperking in tot omstreeks 1800 ton in 1990. Enkele belangrijke punten in het convenant zijn: - De fabrikanten van spuitbussen streven er naar het gebruik van CFK's zo ver mogelijk terug te dringen. Voor de Nederlandse markt betekent dat een beperking van tenminste 95% ten opzichte van 1976. Het streven is er op gericht dat alleen die toepassingen overblijven waarbij het gebruik van CFK's uit oogpunt van veiligheid of gezondheid wenselijk is. Zo'n twee-derde van de bussen wordt uitgevoerd. Gezien de omstandigheden op de internationale markt is een beëindiging var het CFK-gebruik daar nog niet haalbaar, een beperking met de helft (t.o.v. 1976) wordt echter mogelijk geacht. Alles bij elkaar betekent dat een beperking van ten minste 80% t.o.v. 1976. - De afspraak heeft geen betrekking op enkele produkten zoals polyurethaanschuim en middelen voor het reinigen en ontvetten van elektrische of elektronische apparatuur. Deze produkten worden n.l. ook in grote hoeveelheden geleverd in andere verpakkingen dan spuitbussen. Deze uitzondering komt overeen met de bepalingen in de V.S. terzake. - De invoer van CFK-houdende spuitbussen valt niet onder het convenant. Het gaat hierbij, gelet op de reeds aangekondigde omschakeling van enkele belangrijke importeurs, nog maar om een zeer klein deel van de markt. Er wordt naar gestreefd om met de importeurs overeenkomstige afspraken te maken als opgenomen in het convenant. In een gesprek tussen de bedrijfstak, de milieu- en consumentenbeweging en het departement, zal midden 1988 de balans worden opgemaakt. - Een of twee bedrijven zijn niet in staat om in de bestaande vestiging over te schakelen op andere drijfgassen, met name LPG, in verband met de veiligheidseisen die gesteld worden ten aanzien van afstanden tot naburige bebouwing. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft zich bereid verklaard om in deze gevallen bij te dragen aan het vinden van een oplossing, bijvoorbeeld in de vorm van een verplaatsingsbijdrage. - Het convenant wordt onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie, de EG-lidstaten en andere landen om te bevorderen dat de Duitse en Nederlandse voorbeelden navolging krijgen. De N.A.V. zal proberen met zusterorganisaties afspraken te maken over grensoverschrijdende leveringen. Dit betreft met name de Industrie-Gemeinschaft Aerosole e.V., die een soortgelijk convenant heeft gesloten met de Duitse regering.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
11
3.2.
Schuimplastic
Na de spuitbussen is het vervaardigen van schuimplastics een omvangrijke toepassing van CFK's. Het gebruik in 1986 bedroeg zo'n 2 900 - 3 200 ton; in 1990 zal het gebruik zo'n 10% minder kunnen zijn (2 700 - 2 900 ton). Voor wat betreft de mogelijkheden tot vermindering van het CFK-gebruik kan onderscheid worden gemaakt in drie groepen. 3.2.a.
Isolatiemiddel
Polyurethaan- en polystyreenschuim worden in grote hoeveelheden toegepast voor warmte- en koude-isolatie. Het materiaal wordt geëxtrudeerd verwerkt in platen, maar een deel wordt ook ter plekke ingeschuimd, b.v. in koelkasten of garagedeuren. In dat laatste geval zorgt het schuim ook voor de noodzakelijke stevigheid van het vervaardigde. Bij dit soort materialen blijft het grootste deel van de CFK's achter in de cellen van het schuim, en draagt op die manier bij aan de isolatiewaarde van het materiaal. Andere schuimmiddelen betekenen, voor zo ver thans kan worden overzien, dat de isolatiewaarde daalt. De andere gebruikelijke isolatiematerialen zoals glas- of steenwol hebben voor een zelfde dikte eveneens een lagere isolatiewaarde. In die gevallen dat er beperkingen zijn aan de dikte, b.v. door de breedte van een spouw, kan dit leiden tot een groter energieverlies. Bij koelkasten (met gestandaardiseerde buitenmaten) is de keuze tussen een groter energieverlies of kleinere binnenmaten. Ten aanzien van een gebruiksvermindering op de korte termijn in deze sector kan thans nog geen duidelijk vooruitzicht worden geboden. Op de langere termijn zullen stoffen zoals CFK-123 en CFK 141b ingezet kunnen worden. 3.2.b.
Zachtschuim
Bij de zachtschuimen, die onder meer worden gebruikt voor meubelen en matrassen, komen de gebruikte CFK's tijdens het produktieproces of vrij kort daarna in de lucht. Terugdringen van het CFK-gebruik kan op drie manieren: a. Door het toepassen van andere blaasmiddelen. Deze zullen naar verwachting op een termijn van zo'n 5 tot 7 jaar beschikbaar komen. b. Beëindigen van de produktie van lichte schuimsoorten. CFK's worden vooral gebruikt in de lichte kwaliteiten zachtschuim. Wanneer licht zachtschuim van de markt zou worden geweerd, dan zou in deze sector het CFK-gebruik belangrijk kunnen worden teruggedrongen. De producenten zijn bereid hieraan mee te werken; door de open markt is een dergelijke maatregel echter alleen haalbaar wanneer deze in E.G.-kader genomen zou worden. Daarbij zouden ook de buitengrenzen van de EG. gesloten moeten worden voor de betreffende schuimen en voor de produkten waarin deze zijn verwerkt, vanwege de invoer uit Oost-Europa. Deze mogelijkheid is door de Europese producenten voorgelegd aan de Europese Commissie. c Door het opvangen van de CFK's die vrijkomen bij het schuimen. Na terugwinnen kunnen deze CFK's dan weer worden ingezet in het produktieproces, wat leidt tot een lager eindverbruik van CFK's. Deze mogelijkheid wordt thans onderzocht in een mede door VROM gefinancierde praktijk-proef bij het bedrijf Recticel te Kesteren. Uit de voorlopige bevindingen blijkt dat zo'n 40% van de ingezette CFK's teruggewonnen wordt; of het terug te winnen deel vergroot kan worden wordt in de loop van het jaar verder onderzocht. 3.2c. Schuimplastic
verpakkingen
Voor schuimplastic verpakkingen worden CFK's betrekkelijk weinig toegepast. Pentaan is voor veel toepassingen een bruikbare vervanger en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
12
de lagere kosten van dit schuimmiddel bieden enig tegenwicht tegen de hogere kosten voor voorzieningen bij de produktie in verband met het grotere brand- en explosiegevaar. Het in Nederland vervaardigde piepschuim ofwel geëxpandeerd polystyreenschuim bevat geen CFK's. Bij het geëxtrudeerd polystyreenschuim is dit ten dele wel het geval (oppervlakkig gezien lijkt dit materiaal op piepschuim; het heeft echter geen «bolletjes»-samenstelling, maar bezit doorlopende col-wanden). Dit materiaal wordt onder meer toegepast in verpakkingen voor voedingsmiddelen. Het bedrijf Hoechst in Weert, dat thans nog CFK 12 gebruikt voor het verschuimen, heeft aangekondigd over te gaan op andere blaasmiddelen. Dit vraagt echter aanzienlijke aanpassingen van het produktieproces door de benodigde veiligheidsvoorzieningen bij het gebruik van pentaan. Als tussenoplossing wordt het gebruik van CFK 22 overwogen (zie echter bij 3.8: andere CFK's). Door het bedrijf PilloPak in Eerbeek worden CFK's ingezet bij het vervaardigen van polyetheenschuim. Bij dit bedrijf bestonden, mede naar aanleiding van de eisen uit de Hinderwet-vergunning, plannen voor het terugwinnen van CFK's. Inmiddels is echter besloten om het vervaardigen van polyetheenschuim te bundelen in de vestiging te België waar vier produktielijnen zijn tegen een in Eerbeek. Het verpakkingsmateriaal dat in Nederland wordt gebruikt komt ten dele uit het buitenland. Daardoor is niet zonder meer na te gaan in welke materialen CFK's zijn gebruikt en in welke niet. Door Konsumenten Kontakt is in 1987 een steekproef uitgevoerd, waaruit bleek dat bij zelfde gebruikstoepassingen sommige schuimplastics met en andere zonder CFK's waren gemaakt. Konsumenten Kontakt zal in 1988 een uitgebreidere inventarisatie uitvoeren; hieraan zal door VROM steun worden verleend. 3.3. Koeling 3.3.a. Huishoudelijke koeling De hoeveelheid CFK's die jaarlijks vrijkomt als koelvloeistof bij huishoudelijke koeling bedraagt zo'n 1 tot 2% van het CFK-gebruik. Het gaat om enkele honderdduizenden koelkasten die per jaar her en der beschikbaar komen, met per koelkast in de orde van grootte van 150-200 g CFK: een hoeveelheid die overeenkomt met de inhoud van een theekopje. Afgedankte koelkasten vormen ook een probleem door de bijdrage die ze leveren aan de afvalberg. Voor de aanpak wordt gedacht aan een opzet zoals die thans door de technische Universiteit Twente wordt uitgewerkt. Daarbij worden de CFK's en de olie uit het koelsysteem afgetapt na het boren van een gaatje in de pot van het koelsysteem; vervolgens wordt de pot geopend en wordt de inhoud o.m. koperdraad van de motorwikkeling verwijderd. Olie en CFK's kunnen worden gescheiden. Helaas is er voor de rest van de koelkast, met inbegrip van het isolatie-schuim dat zelfs meer CFK's bevat dan het koelgedeelte, geen zicht op mogelijkheden voor hergebruik. Thans is ook nog onbekend of terugwinnen of vernietigen van de CFK's uit het schuim haalbaar is. Het niet verwerkbare materiaal zou in een shredder verkleind kunnen worden om de afvalberg zo klein mogelijk te houden. Door de TU-Twente wordt thans in overleg met het gewest Twente een opzet uitgewerkt voor een praktijkproef. De thans beschikbare gegevens ten aanzien van het terugwinnen van CFK's uit koelkasten geven aan dat de kosten/baten verhouding daarvan ongunstig is. Het aftappen van CFK's uit afgedankte koelkasten dient dan ook bezien te worden als een onderdeel van het totale verwijderingsgebeuren van «witgoed», waarvoor een doelmatig inzamelsysteem voorwaarde is. Een «aanpak bij de bron» is het vervangen van CFK 12 in nieuw vervaardigde koelkasten door een minder schadelijk koelmiddel, dan wel
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
13
het verminderen van de hoeveelheid CFK 12. Aangezien in Nederland geen huishoudkoelkasten worden vervaardigd, zijn de beïnvloedingsmogelijkheden gering. Daarbij komt dat voor zover nu valt te overzien andere koelmiddelen dan het nu gebruikte CFK 12 duidelijke nadelen hebben. Veranderingen in koelvloeistof kunnen grote gevolgen hebben voor de uiteindelijke prijs of eigenschappen zoals het elektriciteitsgebruik of storingsgevoeligheid. Dit geldt overigens ook voor veranderingen in het isolatiemateriaal. Zelfs kleine veranderingen hebben voor de uitontwikkelde ontwerpen en produktieprocessen zodanig grote gevolgen, dat deze niet gemakkelijk zullen worden doorgevoerd. Indien uit het hiervoor genoemde onderzoek naar de afvalfase wensen naar voren zouden komen over ontwerpdetails, b.v. in verband met het aftappen van olie en CFK's, kunnen de producenten daar waarschijnlijk rekening mee houden bij de produktie. 3.3.b. Bedrijfsmatige koeling en luchtbehandeling Koeling en luchtbehandeling zijn aan de orde bij winkels, kantoren, koelhuizen, vervoer, enz. De toepassingen lopen van kleine «stekkerklare» installaties die in grote series worden gemaakt (veelal invoer uit Duitsland, Italië of Zwitserland) tot zeer grote koelhuizen met afzonderlijk ontworpen installaties. Ook in het temperatuurbereik zijn grote verschillen: van diepvries tot lichte koeling voor b.v. bloemen. Ten dele gaat het om toepassingen waarvan de reikwijdte internationaal is, met name die bij de agro-industrie en het grensoverschrijdend vervoer. Bij maatregelen in die toepassingen zal dan ook in het bijzonder gelet moeten worden op de economische gevolgen van maatregelen. Ten aanzien van de «stekkerklare» machines (die voor het grootste deel worden ingevoerd) stuit men bij de vervanging of vermindering van het CFK-gebruik op hetzelfde bezwaar als bij de produktie van huishoudkoelkasten (uit- ontwikkelde ontwerpen en produktieprocessen). Ten aanzien van de koelmachines die uit onderdelen worden opgebouwd door de installateurs is technisch gezien veel mogelijk ter vervanging van de volledig gehalogeneerde CFK's. CFK 22 is reeds een veel gebruikt koelmiddel dat nog veel uitgebreider toegepast zou kunnen worden. Daarnaast zijn er nog verscheidene andere CFK's die op beperktere schaal ingezet kunnen worden. Verder is ammoniak koeltechnisch gezien in veel installaties bruikbaar, maar hierbij vormen de veiligheidseisen een sterke rem op het gebruik. door AKZO wordt thans een mengsel getest van dimethylether en CFK 12 (20/80 vol%); dit bezit uitstekende koeltechnische eisen en kan ingezet worden in installaties die ontworpen zijn voor CFK 12. Dit koelmiddel kan, indien de testen (o.m. toxicologie) goed uitvallen, een beperking met ong. 20% CFK 12 geven bij het bijvullen van bestaande installaties of bij die gevallen dat andere koelmiddelen niet in aanmerking komen. Door het betrokken bedrijfsleven zullen in de loop van dit jaar enkele inventarisaties worden uitgevoerd, die een beter inzicht moeten geven in de koeltechnische toepassingen en de redenen waarom bepaalde koelvloeistoffen wel of niet toegepast worden. Aan de hand hiervan zal bezien worden welke akties nodig zijn om het gebruik van volledig gehalogeneerde CFK's terug te dringen. Hierbij spelen niet alleen de installateurs een rol, maar zeker ook de verschillende soorten van gebruikers van koelinstallaties. De bedrijfsmatige koeling is een bedrijfstak waarbij vakbekwaamheid en motivatie een wezenlijke invloed hebben op de mogelijkheden het CFK-gebruik terug te dringen. Dit begint al bij het ontwerp van de installatie zelf, voor wat betreft de toegepaste koelvloeistof. Verder hebben de keuze van de toegepaste onderdelen, de zorgvuldigheid van monteren, en de wijze van onderhoud plegen sterke invloed op de verliezen van CFK's. Bij het stellen van vestigings- en opleidingseisen zouden wellicht ook deze overwegingen in beschouwing genomen kunnen worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
14
De kennis en motivatie ten aanzien van het omgaan met CFK's is een punt waaraan de bedrijfstak bijzondere aandacht zal besteden. Gedacht wordt aan het (gefaseerd) opstellen en invoeren van «gedragsregels». Als grondslag hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de bestaande EG-Code of Practice op dit gebied. Ik ben graag bereid om steun te verlenen aan dergelijke initiatieven, bijvoorbeeld door het geven van een bijdrage aan voorbeeldprojecten. In de koelsector valt tevens te denken aan het terugwinnen en hergebruiken van koelmiddelen, er zal dan nog wel een sluitend inzamel- en verwerkingssysteem van de grond moeten komen (zie ook 3.6.). 3.4.
Oplosmiddelen
Dit betreft het gebruik van CFK 113 voor oplossen, ontvetten, reinigen en schoonmaken. Het gebruik van CFK 113 kende een sterke groei in de afgelopen jaren. Dit komt door de geschiktheid van deze stof als voor het gebruik als oplosmiddel bij elektronica-fabricage en voor fijnmetaalbewerkingen (vaak worden geringe hoeveelheden van andere oplosmiddelen zoals aceton bijgevoegd om de eigenschappen «op maat te maken» voor de toepassing). Daarnaast is de stof gebruikt als vervanger voor oplosmiddelen met een grotere toxiciteit. Het gebruik in Nederland ligt waarschijnlijk tussen de 1000 en 1500 ton per jaar. Tegenover de groei van het gebruik staan aktiviteiten van het bedrijfsleven om te zoeken naar mogelijkheden voor vermindering van de verliezen bij het gebruik, voor hergebruik en voor vervanging. Het lijkt in een aantal gevallen mogelijk om te vervangen door middelen op waterbasis. In het kader van de regeling Milieuvriendelijke Technologie wordt door Philips een vijftal proefprojekten uitgevoerd inzake de vervanging van organische oplosmiddelen. Een daarvan betreft het gebruik van CFK's bij het vervaardigen van scheerkoppen. Daarnaast voert dit bedrijf een omvangrijk programma uit, gericht op het verminderen van het gebruik aan organische oplosmiddelen (waaronder CFK's) bij de vele processen op het gebied van elektronica en metaalbewerking waarbij deze oplosmiddelen worden toegepast. Voor zover vervanging gebeurt door inzet van organische oplosmiddelen kan strijdigheid ontstaan met de doelstelling van het project «Koolwaterstoffen 2000», waarin mijn departement samen met het betrokken bedrijfsleven werkt aan ten minste een halvering van de uitworpen van organische oplosmiddelen, ter vermindering van de ozonvorming in de grenslaag (onderdeel van het verzuringsbeleid). Aangezien ozonafbraak in de stratosfeer en katalytisch proces is (waarbij een CFK-molecuul uiteindelijk vele honderden moleculen ozon kan afbreken) en de ozonvorming in de grenslaag geen katalytisch proces is, kan vervanging van CFK's door organische oplosmiddelen milieuhygiënisch gezien toch aanvaardbaar zijn. De komende tijd zal gepoogd worden een beter beeld te krijgen van aard en omvang van het gebruik in Nederland en van vervangingsmogelijkheden. Voorshands zijn de vervangingsmogelijkheden voor de korte termijn niet hoog ingeschat. CFK 13 werd ook in toenemende mate gebruikt bij het reinigen van kleding. Deze beweging zou zeer versterkt kunnen worden door de eisen ten aanzien van het gebruik van perchlooretheen die zijn opgenomen in de ontwerp Hinderwet-AMvB voor Dry-Cleaning bedrijven. Het werd daarom noodzakelijk geacht om beperkingen te stellen aan het gebruik van DFK 113 in deze bedrijfstak. Dit heeft geleid tot bepalingen over het toegestane aantal machines waarin CFK 113 wordt gebruikt in verhouding tot het aantal machines voor PER. Deze bepalingen verhinderen een sterke groei; een geringe toename van het gebruik bij deze toepassing is de komende jaren echter mogelijk.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
15
3.5. Op- en overslag Verliezen van CFK's vinden plaats bij op- en overslag van CFK's. In het kader van de vergunningverlening kan beoordeeld worden in hoeverre maatregelen nodig zijn (bijvoorbeeld gekoelde opslag). Ook bij het schoonmaken en keuren van transportcilinders treedt verlies op van CFK's die zijn achtergebleven. Een studie naar de mogelijkheden voor terugwinning bij het vijftal inrichtingen waar deze handelingen plaatsvinden, geeft aan dat opvangen en terugwinnen in bepaalde gevallen haalbaar lijkt te zijn. Hiermee zou omstreeks 40 ton CFK 12 en eenzelfde hoeveelheid CFK 22 teruggewonnen kunnen worden. Deze studie is aanleiding om met de betreffende bedrijven in overleg te treden. 3.6. Opwerken van vervuilde CFK's Ten aanzien van het terugwinnen en voor hergebruik geschikt maken van vervuilde CFK's is sprake van een kip-ei toestand: er is geen verwerkingsmogelijkheid en er is geen aanbod en beide zijn van elkaar afhankelijk. i Door AKZO te Weert is een opzet gemaakt van een destillatie-eenheid waarin vervuilde CFK's opgewerkt kunnen worden. Vanwege de onzekerheden over het aanbod van vervuilde CFK's, dat zeker in het begin niet groot zal zijn, de onzekerheden over de mate van vervuiling (het destillatie-residu zal als chemische afval verbrand moeten worden) en de naar verhouding hoge verwerkingskosten is de bouw van een dergelijke installatie zuiver bedrijfseconomisch gezien niet verantwoord. Gezien het belang van het beschikbaar krijgen van een verantwoorde opwerkingsmogelijkheid, is aan AKZO een bijdrage toegezegd in de investering. Dit bedrijf heeft nog geen uiteindelijk besluit genomen, omdat eerst nog aanvullende marktstudies moeten worden afgerond en daarnaast ook de vergunningen problematiek bijzondere zorg vraagt (het opwerken van vervuilde CFK's valt in het algemeen onder de bepalingen van de wet Chemische Afvalstoffen). Ten aanzien van het toeleveren aan AKZO van vervuilde CFK's wordt er van uitgegaan, dat door het bedrijfsleven zelf een systeem voor inzamelen en toeleveren zal worden opgezet. Deze aktiviteit is n.l. in wezen niet anders dan het omkeren van de levering van CFK's door de tussenhandel van de fabriek aan de gebruikers. 3.7. Produktie van CFK's Bij de produktie van CFK's verdwijnt een klein gedeelte van de vervaardigde stoffen in de lucht. In het kader van de vergunningverlening zijn eisen gesteld ten aanzien van de toegestane uitworpen. Er wordt vooralsnog van uitgegaan dat er de komende jaren geen belangrijke wijzigingen zullen komen in deze uitworpen, die thans iets minder dan 200 ton per jaar bedragen. 3.8. Andere CFK's De CFK die door zijn technische toepasbaarheid, beschikbaarheid en prijs thans het meest in aanmerking komt als vervanger voor de volledig gehalogeneerde CFK's, is CFK 22. Het ozon aantastende vermogen (ODP) van deze stof is zo'n 5 tot 10% van dat van CFK 11 en 12 (d.w.z. ODP 0,05-0,1; volgens een nog niet bevestigd bericht zou het ODP echter groter zijn dan 0,1). Een belemmering voor sommige toepassingen is de huidige stellingname van het Duitse Umwelt Bundes Ambt dat er van uitgaat dat in CFK 22 kankerverwekkende verontreinigingen aanwezig kunnen zijn; verder acht deze instelling het niet uitgesloten dat
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
16
CFK 22 zelf schadelijke eigenschappen zou hebben. Op grond van de gegevens waarover VROM beschikt lijkt deze Duitse stellingname niet terecht. Opheldering is echter gewenst, daarom is aan het RIVM verzocht hierover op korte termijn aan het departement een advies uit te brengen. Naast CFK 22 zijn er nog enkele CFK's die in commerciële (maar geringe) hoeveelheden worden geproduceerd. Daarnaast zijn er verscheidene andere CFK's die nader onderzocht moeten worden op toxicologische eigenschappen en op toepasbaarheid. Indien de testen gunstig uitvallen moeten produktiemethoden worden ontwikkeld en moeten fabrieken worden ontworpen en gebouwd. Voordat er een nieuwe generatie «zachte» CFK's beschikbaar is, zal er zo'n 5 tot 10 jaar heen gaan. Door Akzo en 13 andere CFK-producenten is inmiddels een gezamenlijk internationaal veiligheids-testprogramma opgezet; de aandacht is hierbij vooral gericht op CFK 123 (CHCI2F3) en CFK 134a (CH2FCF3). Bijlage 4 geeft een overzicht van de verschillende CFK's die beschikbaar en in ontwikkeling zijn. 3.9. Ha lonen Halonen worden vrijwel geheel gebruikt als brandblusmiddel. Deze stoffen zijn doeltreffend en laten bij gebruik nauwelijks sporen na, in tegenstelling tot bv. water, schuimblussers of CO2. Vooral voor hoogwaardige toepassingen, zoals vliegtuigen, computerruimtes en elektronica kende het gebruik dan ook een stormachtige groei. Hun doeltreffendheid ontlenen de halonen vooral aan de broomatomen die aanwezig is in de verbindingen; deze verstoren katalytisch de keten-reacties die in een vlam optreden. Helaas zijn de halonen op een soortgelijke manier katalytisch aktief bij de afbraak van de ozonlaag: per gewichtseenheid zelfs 3 tot 10 keer effectiever dan de CFK's. Het gebruik in Nederland bedraagt omstreeks 400 ton per jaar; er zijn geen Nederlandse producenten. Een belangrijk deel van het halon-gebruik is te herleiden tot het testen van de apparatuur (vooral in stationaire systemen), verliezen en vals alarm. Hier is duidelijke winst mogelijk, bv. door te testen met CFK 22 en zorgvuldiger omgaan met de installaties. Ook in een zuiniger gebruik mogelijk door bijvoorbeeld in plaats van een grote blusinstallatie voor een hele computerruimte een aantal kleine blusinstallaties neer te zetten per te beschermen computer. De Europese industrie maakte reeds een aanvang met het opstellen van richtlijnen en eisen om het onnodig vrijkomen van halonen bij onderhoud, vulwerkzaamheden, testen en feitelijk in bedrijf zijn van installaties zo ver mogelijk te beperken. Op E.G. niveau bestaat reeds overleg tussen het bedrijfsleven en de Europese Commissie. Aan het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit te Amsterdam is opdracht gegeven om het halongebruik en de mogelijkheden voor gebruiksvermindering te inventariseren. Deze resultaten zullen binnen een half jaar beschikbaar zijn. 3.10
Samenvatting
Samenvattend en ten dele aanvullend kunnen de beleidsvoornemens voor de korte termijn als volgt worden aangegeven: a Bevorderen van kennis en bewustwording over de CFK-problematiek. Middelen hierbij zijn onder meer, naast het verstrekken van inlichtingen op verzoek, een aktief naar buiten treden van beleidsmedewerkers door het leveren van bijdragen aan vakbladen, het houden van voordrachten, en deelname aan vraaggesprekken. Verder wordt steun gegeven aan projekten van de milieu- en konsumentenbeweging.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
17
De CFK-problematiek komt ook aan de orde in het derde NederlandsAmerikaanse symposium dat van 9-13 mei a.s. te Nijmegen zal worden gehouden over «Atmospheric Ozone research and its Policy lmplications». b. Voorlichting over de mogelijkheden om de CFK-uitworpen te beperken of het gebruik te verminderen. Daartoe zal steun worden verleend aan projecten van het bedrijfsleven (waarbij de EG-gedragscodes een rol kunnen spelen). Met Duitsland zal uitwisseling van ervaringen plaatsvinden. Internationaal is de bijeenkomst van belang in UNEP-kader die eind van dit jaar in Nederland gehouden zal worden. c. Verdiepen van de kennis ten aanzien van aard en omvang van de toepassingen van CFK's en halonen en van de belemmeringen voor verminderingen. Naast de gegevens die door het bedrijfsleven verzameld worden en de internationale kennisoverdracht, zijn hier enkele studies van belang die in mijn opdracht worden uitgevoerd, zoals de studie inzake halonen van het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit en de studie van het RIVM naar de toxicologische aanvaardbaarheid van CFK 22. d. Bevorderen van de ontwikkeling en het toepassen van uitworpbeperkende technieken. In overleg met het bedrijfsleven zal bezien worden of het wenselijk is om een gericht ontwikkelingsprogramma op te stellen in het kader van de Commissie Milieu en Industrie, als aanvulling op de reeds bestaande steunregelingen. e. Het doorvoeren van gebruiksverminderingen door het maken van afspraken met het bedrijfsleven of door andere maatregelen. Er komt bijvoorbeeld overleg met de importeurs van spuitbussen over de invoer van CFK-houdende bussen en met de bedrijven waar CFK-transportcilinders worden schoongemaakt over het opvangen en terugwinnen van CFK's uit «lege» cilinders. Voorts zal overleg worden gevoerd met de andere overheden over de rol van vergunningen bij de aanpak van CFK's. f. Internationaal overleg over het CFK-beleid. Dit betreft in het bijzonder de E.G. waar binnenkort de Commissie met voorstellen zal komen over de afhandeling van het Protocol van Montreal. Een actieve deelname aan de behandeling van deze voorstellen zal noodzakelijk zijn. De ontwikkelingen bij het gebruik van de CFK's voor de korte termijn worden als volgt geschat: Gebruik
Omstreeks 1986
Omstreeks 1990
<10J kg/jaar) Spuitbussen Bedrijfsmatige koeling Schuimplastic Oplosmiddelen
<4600 500 800 2900 - 3200 1000 - 1500
1800 500 700 2700 - 2900 1000 - 1400
Totaal gebruik
8800 ~ 9300
6000 - 6800
koelvloeistof uit huishoudkoelkasten Uitworpen bij produktie CFK's
50 <
200 200
50 <
200 200
Naar verwachting zal dus het Nederlandse gebruik van CFK's in 1990 met 25% of meer zijn teruggebracht. Dit kan worden afgezet tegen de afspraken uit het Protocol van Montreal. Deze houden in, dat in 1990 het CFK-gebruik niet hoger mag zijn dan in 1986; dat in 1990 het gebruik met 20% moet zijn verminderd en in 1999 met 50%. Dat wil zeggen dat voor de eerstkomende jaren de doelstelling uit het Protocol ruimschoots wordt gehaald:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
18
Afspraken uit Protocol over CFK-gebruik
Verwachting Nederland
1986 1990
1986 1990
100% 100%
100% < 75%
4. Hoofdlijnen verdere aanpak Zoals in het voorafgaande is uiteengezet, heeft het beleid zich tot nog toe vooral gericht op het verkrijgen van een overzicht van de stand van zaken en van de ontwikkelingen op korte termijn (tot omstreeks 1990). De verwachting is, dat omstreeks 1990 een vermindering met 25% zeker haalbaar is. Daarbij is uitgegaan van technisch-economisch betrekkelijk eenvoudig te verwezenlijken mogelijkheden. Wanneer deze benadering ook op de langere termijn gehandhaafd zou blijven als hoofdlijn van het beleid, zal langzamerhand een toestand bereikt worden waarbij vervanging op belangrijke bezwaren gaat stuiten. Deze bezwaren zijn in de eerste plaats te herleiden tot de eigenschappen van de CFK's in verhouding tot die van de alternatieven. Bijvoorbeeld ten aanzien van het gebruik als koolvloeistof, als isolatieschuim of als oplosmiddel wordt door gebruikers gesteld dat vervanging door andere stoffen niet of slechts zeer ten dele mogelijk is op grond van produkttechnische eisen. Dit betekent, dat bij voortzetten van de huidige benadering de vermindering steeds trager zou gaan verlopen en het CFK-gebruik wellicht al vrij snel zou stabiliseren. De doelstelling uit het Protocol voor 1999 (50% gebruiksvermindering) zou waarschijnlijk wel gehaald worden, maar een veel lagere gebruiksomvang zou dan niet waarschijnlijk zijn. Een dergelijke toch nog hoge gebruiksomvang zou moeilijk te verdedigen zijn gezien de gevolgen van de CFK's voor de ozonlaag, waarover de berichten steeds alarmerender worden. Een geheel andere ontwikkelingsgang betreft de inspanningen van de chemische industrie inzake andere CFK's die «zacht» zijn voor de ozonlaag. Na een langdurig de kat uit de boom kijken wordt nu wereldwijd krachtig gewerkt aan het op de markt brengen van deze andere CFK's. Gezien de langdurige toxicologische beproevingen en tijd die nodig is voor het ontwerpen en bouwen van fabrieken zullen deze andere CFK's over zo'n 5 tot 7 jaar in commerciële hoeveelheden beschikbaar zijn. D.w.z. dat omstreeks de tijd dat naar verwachting alle eenvoudig te nemen maatregelen benut zijn, zich de mogelijkheid aan dient om het gebruik van volledig gehalogeneerde CFK's af te schaffen. Gezien de gevolgen van het gebruik van de huidige CFK's zou het onverantwoord zijn deze mogelijkheden niet te benutten. Een belangrijk punt voor de chemische industrie is de marktvooruitzichten voor andere CFK's. Er zijn grote investeringen nodig voor deze stoffen op de markt gebracht kunnen worden en de prijs zal vrijwel zeker hoger liggen. Alleen als er duidelijke vooruitzichten zijn dat er vraag is naar die andere CFK's zullen ze op de markt gebracht worden en die vraag zal er - gezien de hogere prijs - alleen komen onder druk van overheidsbeleid. De wens van de chemische industrie voor een duidelijk perspectief lijkt zich uitstekend te verdragen met de milieuhygiënische wenselijkheid om het gebruik van volledig gehalogeneerde CFK's tot nul terug te brengen. De regering heeft dan ook als taakstelling voor de langere termijn, het gebruik van deze stoffen in Nederland uiterlijk 1999 te beëindigen. In het overleg met producenten en gebruikers van CFK's zal er naar gestreefd worden om duidelijke afspraken te maken over de wijze waarop en het tijdpad waarlangs deze doelstelling bereikt kan worden. Dergelijke afspraken geven niet alleen houvast aan de producenten, maar ook aan de gebruikers ten aanzien van hun investeringsbeslissingen. De regering
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
19
is zich er van bewust dat er vele onzekerheden en belemmeringen zijn, zoals ook aangegeven bij de overwegingen onder 1a en 1b. Met inachtneming daarvan zal er naar gestreefd worden uitvoering te geven aan een taakstellende fasering ten aanzien van het beëindigen van het gebruik van volledig gehalogeneerde CFK's. Over ruim een jaar zal een volgend overzicht worden verstrekt van de vorderingen bij de aanpak van de CFK's, al dan niet in het kader van het jaarlijkse milieuprogramma. Tussentijds zal verslag worden gedaan indien daartoe aanleiding bestaat; over de ontwikkelingen in de E.G. zal bericht worden tijdens het geregeld overleg naar aanleiding van de Milieuraden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
20
Bijlage 1
A
- Opgave CMA voor produktie CFK 11 + 1 2 ( 1 0 ' kg/jr) 1985
1986
Spuitbussen Andere toepassingen
218,8 475,6
224,6 524,4
Totaal CMA
703,2
748,5
B. Opgave EG voor CFK 1 1 + 1 2 en CFK 13 + 14 (10' kg/jr) 1984
1986
Gebruik CFK 11 + CFK 12 Uitvoer CFK 11 + CFK 12 Gebruik CFK 113 + CFK 114 Uitvoer CFK 113 + C F K 114
218,8 103,4 40,7 12,9
260,8 111,2 47,4 18,6
Totaal gebruik EG
259,5
308,2
C. Schatting van EPA (VS) voor CFK gebruik in 1985
CFK 11 CFK 12 CFK 113 CFK 114 CFK 115 halon1211 halon 1301
VS
Andere ontwikkelde landen
79,7 136,9 68,5 4,0 4,5 2,8 3,5
200,7 221,3 75,5 6,6 2,8 3,0 2,4
Ontwikkelingslanden
87,8 96,8 33,0 2,9 1,2 1,3 1,1
Totaal
368,2 455.0 177,0 13,5 8,5 7,1 7,0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
21
Bijlage 2
Land
EG België Denemarken Engeland Frankrijk Duitsland Griekenland Italië Luxemburg Nederland Portugal Canada Egypte Finland Ghana Japan Kenya Mexico Marokko Nieuw-Zeeland Noorwegen Oostenrijk Panama Peru Senegal Zweden Zwitserland Togo VS Venezuela Sovjet-Unie Oekraïne Witrusland Argentinië Boven-Volta Chili Australië Guatemala Israël
Verdrag van Wenen
Protocol van Montreal
ondertekening
bekrachtiging'
ondertekening
X X
X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X
X X
X X X X X
X X X
X X
X X
X X X X X X
X X X
bekrachtiging'
X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X
X X
Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20473, nrs. 1-2
22
Bijlage 3
Convenant inzake de beperking van het gebruik van cfk's in spuitbussen Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, gevestigd te 's-Gravenhage en de Nederlandse Aerosol Vereniging, gevestigd te Tilburg, optredend, als vertegenwoordigster van de bij haar op 10 december 1987 als lid geregistreerde fabrikanten van spuitbussen: Overwegende - dat de fabrikanten van spuitbussen in 1980 hebben ingestemd met een vrijwillige beperking van het gebruik van trichloorfluormethaan (cfk 11) en dichloordifluormethaan (cfk 12) in spuitbussen ten opzichte van het gebruiksniveau van 1976 en wel a. per 1 januari 1981 een vermindering van het landelijk gebruik van tenminste 30% en een vermindering van het gebruik per fabrikant van ten minste 15%. b. per 1 januari 1982 een vermindering van het landelijk gebruik van ten minste 50% en een vermindering van het gebruik per fabrikant van ten minste 30%; - dat de verminderingspercentages voor het landelijk gebruik blijkens de daarover door het accountantskantoor Moret & Limperg tot nu toe aan het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verstrekte rapportages jaarlijks bereikt zijn; - dat de niet bij de vereniging aangesloten leden, die slechts een beperkt deel van de markt bestrijken, hun aandeel aan die verminderingspercentages hebben geleverd; - dat met de vrijwillige beperking van het gebruik van CFK 11 en 12 in spuitbussen tevens op bevredigende wijze uitvoering wordt gegeven aan de beschikkingen 80/372 en 82/795 van de EG; - dat, gelet op de ondertekening van het bij het verdrag van Wenen inzake de bescherming van de ozonlaag behorende protocol van Montreal, een verdergaande beperking van alle volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen noodzakelijk is; komen overeen: 1. Beperking van het gebruik 1.1. De fabrikanten van spuitbussen hebben de intentie te streven naar een beperking van het gebruik van de volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen (cfk's 1 1 , 12, 113, 114 en 115) in spuitbussen tot toepassingen waarvoor die stoffen essentieel zijn. 1.2. De fabrikanten van spuitbussen verplichten zich tot een beperking van het gebruik van de volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen in spuitbussen ten opzichte van het gebruiksniveau over het jaar 1976 en wel als volgt: De beperking van het gebruik voor de Nederlandse markt bedraagt tenminste 95 procent. De beperking van het totale gebruik in Nederland bedraagt tenminste 80 procent, terwijl gestreefd wordt naar een beperkingspercentage van 85 procent, zodat ook het gebruik voor de export verminderd wordt, ledere fabrikant afzonderlijk beperkt het gebruik met tenminste 50 procent. De beperkingen van het gebruik dienen over het jaar 1990 gerealiseerd te zijn. 1.3. Voor de vaststelling van de beperkingspercentages wordt voor het totale gebruik in Nederland van de volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen in 1976 uitgegaan van een hoeveelheid van 9280 ton
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20473, nrs. 1-2
23
en voor het gebruik voor de Nederlandse markt van een hoeveelheid van 6560 ton. 1.4. De verplichtingen onder 1.2 en 1.3 vermeld, hebben geen betrekking op het gebruik van de volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen als wezenlijk werkzaam bestanddeel in een uit een spuitbus afkomstige produkt, wanneer die stoffen in een zelfde produkt dat niet uit een spuitbus afkomstig is evenzeer een wezenlijk werkzaam bestanddeel vormen, zoals in polyurethaanschuim en in middelen voor het reinigen of ontvetten van elektrische of elektronische apparatuur. 1.5. De Nederlandse Aerosol Vereniging streeft ernaar uiterlijk per 1 januari 1990 met de Industrie-Gemeinschaft Aerosole e.V. tot afspraken te komen, teneinde de toepassing van CFK's in spuitbussen bestemd voor de Duitse en de Nederlandse markt te beperken tot de categorieën van produkten waarvoor volgens de huidige stand van de techniek geen alternatief aanwezig is. 1.6. De Nederlandse Aerosol Vereniging zal in overleg met het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ernaar streven om met zoveel mogelijk zusterorganisaties in andere landen afspraken als onder 1.5 bedoeld te maken. 1.7. De fabrikanten van spuitbussen zullen trachten voor zover in hun vermogen ligt om afnemers in het buitenland ertoe te bewegen het gebruik van volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen in spuitbussen te vermijden. 1.8. Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zal zich in samenwerking met de Nederlandse Aerosol Vereniging inzetten teneinde met importeurs op korte termijn tot afspraken te komen inzake een soortgelijke beperking als die voor de Nederlandse fabrikanten geldt voor de Nederlandse markt. Deze acties zullen midden 1988 worden geëvalueerd. 1.9. ledere fabrikant houdt bij de uitvoering van de gebruiksbeperking als vermeld onder 1.2 en 1.3 en het nakomen van onder 1.5 t/m 1.8 bedoelde afspraken rekening met de aanbevelingen dienaangaande van de Nederlandse Aerosol Vereniging. De controle op de beperking vermeld onder 1.2 en 1.3 geschiedt op de in de volgende paragrafen aangegeven wijze. 2. Verstrekken van gegevens 2.1. ledere fabrikant van spuitbussen stelt elk kalenderkwartaal, voor de eerste maal aan het eind van het eerste kwartaal van 1990 een overzicht op van aan hem afgeleverde, voor de afvulling van spuitbussen bestemde CFK's 11, 12, 113, 114 en 11 5 en de desbetreffende beginen eindvoorraden voor dat kwartaal. Tevens wordt vermeld welk deel van de in dat kwartaal in totaal verbruikte hoeveelheid CFK's in spuitbussen voor de Nederlandse markt is toegepast. 2.2. De gegevens betreffen, voor elke hoeveelheid van de CFK's 11, 12, 113, 114 en 115 de datum van aflevering en het gewicht in kilogrammen. 2.3. De gegevens over een driemaandelijkse periode worden zo spoedig mogelijk, doch niet later dan twee weken na het verstrijken van die periode, gedeponeerd bij Moret & Limperg Registeraccountants, Postbus 3180, 5203 DD 's-Hertogenbosch.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
24
2.4. Het hiervoor gestelde over de aard van de te verstrekken gegevens en de periode waarover een overzicht wordt gegeven wordt aangevuld met het meerdere dat wordt overeengekomen in EG-verband. 3.
Verwerking
3.1. Moret & Limperg verzamelt de gegevens en rapporteert deze, voor zover noodzakelijk in verband met het toezicht op de naleving van het onder 1.2 en 1.3 gestelde aan het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, directie Lucht. 3.2. Moret & Limperg controleert de juistheid van de verstrekte gegevens. Voor de verstrekte gegevens over 1991 en latere jaren kan volstaan worden met een steekproefsgewijze controle daarvan. 3.3. ledere fabrikant van spuitbussen verleent Moret & Limperg alle voor de controle van de gegevens noodzakelijk medewerking, waaronder begrepen het opstellen van de voor de controle noodzakelijk geachte overzichten van gegevens, en medewerking bij opvragen van gegevens bij leveranciers van CFK's 1 1 , 12, 113, 114 en 115. 3.4. Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer maakt van de gegevens gebruik bij het vaststellen van vorderingen die zijn gemaakt met de beperking van het gebruik van de CFK's 11, 12, 113, 114 en 115 in spuitbussen in overeenstemming met het onder paragraaf 1 gestelde; het verstrekt hierover alle nodige informatie aan de Europese Commissie. 3.5. Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer maakt periodiek in overeenstemming met de Nederlandse Aerosol Vereniging de vastgestelde getotaliseerde gebruikscijfers van de cfk's 11, 12, 113, 114 en 115 bekend. 3.6. De Nederlandse Aerosol Vereniging doet wanneer het totaal van de gebruiksverminderingen of het totaal van de gebruiksvermindering voor de Nederlandse markt niet in overeenstemming is met hetgeen in 1.2 en 1.3 is bepaald, voor zover nodig, aanbevelingen aan de individuele leden ter zake van gebruiksvermindering. 3.7. De Nederlandse Aerosol Vereniging verstrekt Moret & Limperg een lijst van alle Nederlandse fabrikanten van spuitbussen, zowel leden als niet-leden van de vereniging, alsmede van de wijzigingen die daarin optreden. 3.8. Moret & Limperg doet, wanneer de verstrekking van gegevens of de verlening van medewerking bij de controle van verstrekte gegevens niet geschiedt overeenkomstig het hiervoren bepaalde, daarvan mededeling aan het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. 3.9. Moret & Limperg zendt de Nederlandse Aerosol Vereniging afschrift toe van alle aan het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in het kader van de uitvoering van dit convenant gezonden stukken. 4. Kosten 4.1. De opdracht voor de onder 3 genoemde werkzaamheden wordt aan Moret & Limperg verleend door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De kosten die door Moret &
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20473, nrs. 1-2
25
Limperg worden gemaakt voor verwerking en controle van de verstrekte gegevens komen ten laste van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. 4.2. Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan na overleg met De Nederlandse Aerosol Vereniging de opdracht voor de onder 3 genoemde werkzaamheden aan een ander accountantskantoor verstrekken. 4.3. De fabrikanten van spuitbussen dragen zelf de kosten voor het opstellen en verstrekken van de noodzakelijke overzichten. 5.
Slotbepalingen
5.1. Bij brief van 8 oktober 1980, nr. 209444 door de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne aan de fabrikanten van spuitbussen toegezonden regels inzake de vrijwillige beperking als in de overwegingen vermeld, blijven onverminderd gelden, totdat de eindrapportage over 1989 heeft plaatsgevonden. 5.2. Medio 1991 zullen de resultaten van dit convenant worden geëvalueerd in een overleg tussen de Nederlandse Aerosol Vereniging en het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Voor dit overleg zullen vertegenwoordigers van milieu- en consumentenorganisaties worden uitgenodigd. De Nederlandse Aerosol Vereniging, De voorzitter,
De secretaris
De Ministervan Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. H. T. M. Nijpels
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20473, nrs. 1-2
26
Bijlage 4 Major commercial chlorof luorocarbons Number
Formula
B.P.'C
Refrigerant
Blowing agent
Cleaning agent
Other
(a) CFC-11 •12 -113 -114 -115 Halon 1301
CCIF, CCI2F2 GCI 2 FCCIF 2
23.8 -29.8 47.6
CCIF2CCIF2 CCIF2CF3 C3rF,
3.6 -38.7 -57.8
Yes Yes (b) Yes Yes Yes(b) Limited
Yes Yes Yes Yes Limited
-
Limited (c) Yes
(d)
Ozone deple. poten, (e) 1.0 0.9 0.8 0.6 0.3 -10 (Estimate)
Greenhouse potential
0.4 1.0 .3 to .8(g) .5 to 1.5 (g) 1 to3(g) 0.8
(a) Excludes minor uses not discussed in this update (b) Also component of refrigerant azeotropic mixtures (c) Direct contact liquid food freezant and inerting agent for ethylene oxide sterilant gas (d) Fire extinguishant (Halon 1301) (e) Compared to CFC-11 with a value of 1.0 on a per pound basis (f) Compared t o CFC-12 w i t h a value of 1.0 on a per pound basis (g) Estimated range; the data required for a complete analysis are not available
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 2 0 4 7 3 , nrs. 1-2
27
Chlorof luorocarbon alternatives Number
Formula
B.P.°C
Potential application
Flammable
Refrigerant. Blowing Agent Propellant Propellant. Refrigerant
No Yes Yes
MFG.
Toxicology
Ozone deple. pot. (a)(g)
Greenhouse pot. (b)(g)
Yes
Low
0.05
0.07
Yes Yes
Low Low
<0.05 0
<0.2 <0.1
CD (d)
Low
<0.05
<0.1
No
CD (d)
Low
<0.05
<0.1
No No No Yes
CD (d) No CD (d) Yes (f)
Unknown Incomplete Incomplete Incomplete
0 <0.05 0 <0.05
<0.2 <0.1 <0.1 <0.1
Yes
NC
Incomplete
0
<0.3
Yes NC (e) NC (US)
Toxic (c) Toxic (c) Embryotoxin (c)
<0.05 <0.05 <0.05
<0.1 <0.1 <0.1
process
Existing Commercial Products FC-22 -142b -152a
CHCIF,
-40.8
CH3CCIF2 CH3CHF2
- 9.2 -24.7
CHCI2CF3
28.7
Under Consideration FC-123 -124
CHCIFCF,
-12
-125 -132b -134a -141b
CHF2CF, CH2CICCIF2 CH2FCF, CH.CCLF
-48.5 46.8 -26.5 32
143a
CH,CF 3
-47.6
CHCI2F CH,CIF
-
Blowing Agent, No Refrigerant Refrigerant, Blowing Agent Refrigerant Cleaning Agent Refrigerant Propellant. Blowing Agent Refrigerant
Disqualified Toxic FC-21 -31 -133a
CHjCICF,
8.9 9.1 6.1
Blowing Agent No Propellant Yes Refrigerant, No Blowing Agent, Propellant
132b (a) (b) (c) (d) (e) (f) (g)
Compared to CFC-11 w i t h a value of 1.0 Compared to CFC-12 with a value of 1.0 Work discontinued principally for this reason CD = Catalyst Deficiency NC = Not Commercialized Development only Estimates based on preliminary or incomplete data except for CFC-22, which is reliable, and for values quoted as zero which are non-chlorine containing molecules
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 473, nrs. 1-2
28