Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1988-1989
21 189
Korte opleidingen in het M D G O
Nr. 1
BRIEF V A N DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Zoetermeer, 15 juni 1989 1. Algemeen Bij brief van 9 maart 1987 heb ik de toenmalige Apvo II advies gevraagd over mogelijkheden tot verbreding van het opleidingsaanbod van het mdgo, met name over de invoering van korte opleidingen afgeleid van de lange opleidingen, mogelijke nieuwe opleidingen, eventuele equivalenten van leerlingwezenopleidingen, alsmede integratie van bestaande opleidingen. Daarbij stond voor mij voor ogen, dat een deel van de doelgroep, die thans de Intas bezoekt meer gebaat is met een korte beroepsopleiding. Derhalve diende in het bijzonder ook aan de Intas in relatie tot de OenS-programma's van het kort-mbo enerzijds en de korte opleidingen anderzijds te worden gedacht. Op 24 mei 1988 bracht de Arvo, die mijn adviesaanvrage aan de Apvo II had overgenomen, haar advies «Korte opleidingen in het mdgo gevraagd» uit. In mijn notitie «Korte opleidingen in het mdgo» dd. 20 oktober 1988 bijgevoegd geef ik mijn voorlopige reactie op genoemd Arvo-advies. Bij brieven van 13 december 1988 heb ik het bedrijfstakgewijze overleg onderwijs/bedrijfsleven sector welzijn en gezondheidszorg (SOGW), de OOVO-werkgroep, het Landelijk Sectoroverleg mdgo (LSO-mdgo) en de inspectie MBO/WJ een exemplaar van mijn notitie «Korte opleidingen in het mdgo» toegezonden. Bij brieven van 12 januari 1989 heb ik mijn notitie ook aan het intussen erkende bedrijfstakgewijze overleg Uiterlijke Verzorging (BOOB-UV) en Mode en Kleding (BOOB-MK) toegestuurd, terwijl het in oprichting zijnde BOOB-SB eveneens in het bezit daarvan werd gesteld. Aan de geadresseerden heb ik medegedeeld, dat de notitie mijn voorlopige reactie bevat op genoemd Arvo-advies. Voorts heb ik hen medegedeeld, dat ik mijn eindoordeel over het Arvo-advies zal formuleren resp. de notitie definitief zal vaststellen nadat zij mij hun oordeel daarover hebben doen toekomen. Daartoe heb ik in paragraaf 6 van de notitie een aantal concrete vragen geformuleerd. Vervolgens heb ik er in dit verband op gewezen, dat voor mij het arbeids-
S-VOB 913837F SDU uitgeverij 's-Gravenhage 1989
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 189, nr. 1
1
marktperspectief een zwaarwegend gegeven is voor de beslissing een nieuwe korte mdgo-opleiding te doen ontwikkelen. Ik heb tenslotte gevraagd mij uiterlijk in januari 1989 van advies te dienen. Voor de goede orde heb ik ook de Arvo en de procescoördinatie SVM een exemplaar van mijn notitie, in dit geval ter kennisneming, gezonden. Intussen heb ik van alle aangeschrevenen een reactie ontvangen. Daarbij wordt echter wel een aantal kanttekeningen geplaatst. Zo merkt de SOGW op dat het om een aantal punten gaat om een voorlopig advies vanwege het ontbreken van voldoende kwalitatief onderzoek en vanwege de korte termijn waarbinnen men moest adviseren. De SOGW is gaarne bereid tot vervolgadvisering, zij het tegen enige additionele financiering. Het L.S.O.-mdgo spreekt van een eerste beknopte reactie en is voornemens in het kader van het sectorontwikkelingsplan DGO uitgebreider in te gaan op de ontwikkeling van korte opleidingen mede in relatie tot o.a. de WCBO-opleidingen. Dit sectorontwikkelingsplan is mij inmiddels bij brief van 22 maart jl. toegezonden. Ook het BOOB-UV beperkt zich tot een voorlopig oordeel en neemt zich voor daarop terug te komen wanneer het advies uitbrengt over eindtermen voor het mdgo-UV. Onder punt 2 van deze brief zal ik de essentie van de uitgebrachte adviezen weergeven. Onder punt 3 zal ik mijn definitieve beleidsvoornemens ten aanzien van de korte opleidingen mdgo formuleren, waarbij ik de vraagstelling in paragraaf 6 van mijn notitie als leidraad hanteer. Ik geef daaraan de voorkeur boven bijstellen van mijn notitie. 2. Samenvatting van de uitgebrachte adviezen over de korte opleidingen M D G O De adviezen hebben betrekking op enerzijds de a. in paragraaf 2 van de notitie weergegeven beleidscriteria voor de ontwikkeling van korte mdgo-opleidingen en anderzijds op de b. in paragraaf 3 besproken specifieke opleidingen. In de hierna volgende samenvatting houd ik deze indeling aan. ad a Beleidscriteria Het SGOW constateert dat de notitie minder prioriteit geeft aan de onderwijsvraag naar korte opleidingen van leerlingen waarvoor een andere leerweg openstaat, bijvoorbeeld lange opleidingen en deeltijdopleidingen. Het SOGW vindt het echter legitiem dat juist in de zorgsector leerlingen soms de voorkeur geven aan een volletijdopleiding, omdat zij zichzelf te jong achten om te gaan werken. De inspectie acht de stelling in de notitie dat de opleidingsweg via primair leerlingwezen interessanter zou zijn ongenuanceerd en niet geadstrueerd. De inspectie plaatst voorts kanttekeningen bij het uitgangspunt van de notitie om tot lang-mdgo toelaatbare leerlingen die de voorkeur geven aan een korte, praktische opleiding niet als doelgroep te beschouwen. Het SOGW, LSO-mdgo en inspectie waarschuwen tegen het gebruik van respectievelijk vinden van onjuiste rendementsgegevens van lange opleidingen te gebruiken als argument om een korte opleiding al dan niet tot stand te brengen. De SOGW is van mening dat alleen nieuwe opleidingen moeten worden ontwikkeld, die voor het werkveld gewenste en herkenbare kwalificaties opleveren. Uitgangspunt voor de SOGW is de verbinding tussen de onderwijsvraag en een geschakeerd aanbod van opleidingen te creëren, waardoor zo veel mogelijk leerlingen een door het werkveld gewenste kwalificatie kunnen behalen. Het BOOB-MK stelt dat iedereen in de gelegenheid moet zijn een beroepskwalificatie op tenminste het primaire niveau te behalen. Het BOOB-MK koppelt dit uitgangspunt aan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 189, nr. 1
2
de constatering, dat de te ontwikkelen korte opleidingen door het werkveld gewenste en herkenbare kwalificaties moeten opleveren. Dit betekent dat het BOOB-MK zowel met de arbeidsvraag als met de onderwijsvraag wenst rekening te houden. Ook het LSO-mdgo hanteert als uitgangspunt, dat de maatschappelijke relevantie van korte opleidingen in het mdgo moet worden aangetoond, dat zij een civiel effect dienen te hebben en als zodanig erkend. De inspectie acht de potentiële arbeidsvraag eveneens een zeer essentieel beleidscriterium. De inspectie merkt nog op, dat of de instroom van de doelgroep ongediplomeerden in het kort-mdgo steeds via een OenS-programma moet, zal afhangen van het aantal jaren en het niveau van het gevolgde eerste fase v.o. Daarmee stem ik in. Het LSO-mdgo stelt voor op dit moment nog geen uitspraken over mogelijke differentiaties binnen korte opleidingen te doen, met uitzondering voor die korte opleidingen, die voortkomen uit afdelingen die behoren tot de kernafdeling. Het SOGW heeft in zijn algemeenheid voorkeur voor ontwikkeling van geheel nieuwe opleidingen kort-mdgo in samenhang en samenspraak met de lange mdgo-opleidingen doch acht ook gezamenlijke ontwikkeling van een volletijd- en deeltijdvariant denkbaar. De inspectie tenslotte meent, dat met de ontwikkeling van dagopleidingen begonnen moet worden. Een gelijktijdige ontwikkeling in dagonderwijs en leerlingwezen kan naar haar oordeel, ook nog aanvaardbaar zijn. Beginnen met uitsluitend opleidingen leerlingwezen maakt haar inziens praktisch uitgesloten, dat later nog opleidingen in volle tijd van de grond komen. Zij beroept zich daarbij op ervaringen met opleidingen gericht op DGO-velden. ad b Specifieke opleidingen Uitbreiding van de opleiding K-mbo-verzorging met een differentiatie • assistent-kinderwerker • assistent-bejaardenwerker Het SOGW ziet geen behoefte in het werkveld aan de eerstgenoemde differentiatie en acht de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte aan de tweede differentiatie zonder nader onderzoek niet onderbouwd te beantwoorden. Het wijst op een door de OVDB en het bureau Transport in gang gezette beroepenanalyse in kindercentra en stelt voor de resultaten van dat onderzoek af te wachten. Het LSO-mdgo acht in zijn sectorontwikkelingsplan DGO het voorstel om de korte opleiding verzorging uit te breiden met genoemde differentiaties niet opportuun. De inspectie acht de beide differentiaties, gelet op de beleidscriteria vooralsnog niet aan de orde. Opleiding civiel- en consumptief-technisch assistent De SOGW stelt dat met vier uitstroomdifferentiaties er wel een erg grote variëteit ontstaat terwijl het werkveld eerder integratie behoeft. Overigens is de SOGW van mening dat de behoefte aan een of meerdere kortere opleidingsvarianten door onderzoek nader bepaald moet worden. Het LSO-mdgo vindt het juist dat er korte opleidingen CCD worden ontwikkeld. Naar zijn mening dienen echter thans niet zo nadrukkelijk 4 uitstroomdifferentiaties aan de orde te komen. Nader onderzoek is zijns inziens nodig naar de wenselijkheid van de studierichtingen/differentiaties die ondermeer gericht kunnen zijn op: - beveiliging van gebouwen; - een combinatie van de studierichting civiele dienst met onderdelen uit technische opleidingen gericht op gebouwtechnisch onderhoud. De inspectie ondersteunt de ontwikkeling van een korte 2-jarige opleiding CCD maar stelt een opleiding voor met 3 andere studierichtingen (geen studiedifferentiaties) na een kort gemeenschappelijk basisprogramma.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 189, nr. 1
3
Nieuwe opleiding sportleider Het LOS-mdgo gaat akkoord met deze opleiding. De inspectie ondersteunt de ontwikkeling van een korte opleiding op basis van duidelijke beroepsprofielen. Nieuwe opleiding kledingassistent Het LSO-mdgo ondersteunt de ontwikkeling van een korte opleiding kledingassistent; echter uitsluitend voor wat betreft de differentiatie verkoopassistent kleding. De BOOB-MK is van oordeel, dat er op dit moment onvoldoende indicaties zijn die een snelle ontwikkeling van korte opleidingen mdgo-mk (richting presentatie/realisatie) rechtvaardigen. Alvorens een beslissing te kunnen nemen over de wenselijkheid van de ontwikkeling van een dergelijke opleiding is nader onderzoek nodig naar de behoefte in het werkveld aan beroepsbeoefenaars op het uitvoerend niveau. De BOOB-MK is bereid op mijn verzoek dit onderzoek te (laten) verrichten. De inspectie adviseert om geen korte opleiding MK te ontwikkelen zolang geen duidelijke beroepsprofiel vanuit de werkvelden tot stand is gekomen. Opleiding sterilisatie assistent Het SOGW constateert dat er regionaal enige indicaties zijn voor de veronderstelling dat er behoefte is aan een dergelijke korte opleiding hetgeen zou kunnen wijzen op een positief arbeidsmarktperspectief. Het SOGW kan derhalve op dit moment (nog) niet instemmen met mijn keuze om geen nieuwe opleiding sterilisatie-assistent te ontwikkelen. Het SOGW is bereid deze vermeende werkveldbehoefte op korte termijn landelijk te toetsen. Het LSO-mdgo meent dat de opleiding sterilisatie-assistent als aanbod op twee manieren ontwikkeld kan worden, namelijk als: - korte opleiding - cursus De inspectie onderschrijft mijn afwijzend standpunt met betrekking tot deze opleiding. Uiterlijke verzorging De BOOB-UV is van oordeel dat de verdere ontwikkeling van de 2-jarige studierichting bediende dames- en herenkappen kan worden voortgezet. Het is voorts voorlopig van oordeel dat verdere ontwikkeling van de 2-jarige studierichting ondernemer voetverzorgingsbedrijf ( + ondernemer detailhandelaar) - in afwachting van de besluitvorming rond de vestigingswetgeving - beperkt dient te worden tot een 2-jarige studierichting vakbekwaamheid voetverzorging (waarmee men momenteel ook een bedrijf kan beginnen). Met nadruk adviseert het overleg (op dit moment) tegen de toevoeging «(+ ondernemer detailhandelaar)» aan een 2-jarige studierichting voetverzorging. Het LSO-mdgo staat achter de (verdere) ontwikkeling van beide opleidingen. Ook Inspectie ondersteunt het beleid om de 2-jarige studierichting dames- en herenkappen en de 2-jarige studierichting ondernemer voetverzorgingsbedrijf (en ondernemer detailhandelaar) verder te ontwikkelen. 3. Beleidsvoornemens inzake korte opleidingen in het M D G O 3.1.
Inleiding
In mijn notitie «Korte opleidingen in het MDGO» heb ik aangekondigd, dat ik mijn eindoordeel over de ontwikkeling van korte opleidingen in het MDGO zal formuleren mede op basis van een uitgebreide adviesronde.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 189, nr. 1
4
Inmiddels is zoals onder punt 1 reeds is medegedeeld deze adviesronde afgerond. Gelet op de inhoud van de uitgebrachte adviezen, waarbij met name het oordeel vanuit het bedrijfstakgewijze overleg een prominente rol heeft gespeeld, heb ik besloten ten aanzien van een aantal onderdelen van de genoemde notitie tot een bijstelling te komen. 3.2. Beleidscriteria
kort-MDGO
In mijn notitie heb ik drie criteria genoemd met betrekking tot de ontwikkeling van kort-MDGO, namelijk: * potentiële onderwijsvraag * kwalitatieve en kwantitatieve arbeidsvraag * kenmerken van kort-MDGO De ontwikkeling van een korte opleiding in het MDGO zal aan elk van deze criteria moeten voldoen. Uit de adviesronde is mij gebleken dat er aanleiding is om tot de potentiële onderwijsvraag eveneens te rekenen leerlingen die tot lang-MDGO toelaatbaar zijn, maar de voorkeur geven aan een korte, praktische opleiding. In de leerlingenraming impliceert dit, dat een relatief beperkt aantal leerlingen dat tot het potentieel van lang-MDGO wordt gerekend, kan verschuiven naar kort-MDGO. In mijn notitie heb ik als belangrijkste punt inzake de potentiële arbeidsvraag omschreven de vraag in hoeverre voor gediplomeerden met een korte-MDGO kwalificatie geschikte functies in het werkveld aanwezig zijn. De uitgebrachte adviezen sterken mij in deze opvatting, wat bij de specifiek-genoemde potentiële kort-MDGO-opleidingen tot een nadere afweging heeft geleid. In het Arvo-advies waarop de notitie inzake korte opleidingen in het MDGO is gebaseerd, is binnen het opleidingsmodel voor kort-mdgo sprake van uitstroomdifferentiaties. Vanuit de beoogde SVM/CBO-regelgeving zullen deze differentiaties zichtbaar gemaakt kunnen worden in de eindtermen van deze opleidingen en in de indeling van het examenprogramma in certificaateenheden. Over de indeling van examenprogramma's in certificaateenheden afgeleid van de vastgestelde eindtermen vindt overleg plaats in het kader van het bedrijfstakgewijze overleg. De beantwoording van de vraag of het in opleidingen kort-MDGO noodzakelijk is om differentiaties op te nemen in het beroepsprofiel en deze specificatie van het opleidingsmodel in de examinering zichtbaar te maken, is dientengevolge met name aan het bedrijfstakgewijze overleg overgelaten. Qua ontwikkelingsstrategie wordt de start van de ontwikkeling van de kort-MDGO-opleiding als leerlingwezenopleiding voor ontraden. Dit betekent dat bij de ontwikkeling van beroepsopleidingen kort-MDGO in ieder geval de voltijdse opleiding in voorbereiding wordt genomen, maar - wanneer het bedrijfstakgewijs overleg daartoe aanleiding ziet - een gelijktijdige ontwikkeling van voltijdse SVM- en deeltijdse CBO-variant niet wordt uitgesloten. 3.3. Specifieke opleidingen
kort-MDGO
KMBO-verzorging In mijn notitie over kort-MDGO heb ik in eerder stadium ten aanzien van een uitbreiding van KMBO-VZ mijn twijfels uitgesproken over het opnemen van de differentiaties assistent-kinderwerker resp. assistent-bejaardenwerker. Gezien de adviezen van met name SOGW en de inspectie MBO/WJ ben ik tot de conclusie gekomen, dat een uitbreiding van KMBO-VZ met de genoemde differentiaties niet wenselijk is. De Arvo-aanbeveling op dit punt wordt dientengevolge door mij niet gevolgd. Opleiding civiel- en consumptief-technisch assistent De ontwikkeling van een korte opleiding CCD kan mijns inziens op
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 189, nr. 1
5
voldoende steun rekenen met als voorbehoud dat in het opleidingsmodel de uitstroomdifferentiaties nader onderzoek behoeven. Bij de ontwikkeling van profiel en eindtermen van deze beroepsopleiding zal specifiek aandacht moeten worden gegeven aan de vraag in hoeverre een reductie van het aantal differentiaties gecombineerd kan worden met een adequate afstemming op het potentiële werkveld. Opleiding sportleider Gelet op de uitgebrachte adviezen ben ik tot de conclusie gekomen dat de ontwikkeling van een 2-jarige opleiding sportleider een wenselijke zaak is. Opleiding kledingassistent In mijn notitie over kort-MDGO heb ik aangegeven, dat ik met name ten aanzien van de potentiële arbeidsvraag de ontwikkeling van een opleiding kledingassistent een problematische zaak vind. Uit de advisering is mij gebleken dat vanuit dit beleidscriterium bezien vooralsnog geen aanleiding is om deze korte opleiding te ontwikkelen. Dientengevolge worden de Arvo-aanbevelingen op dit punt door mij niet gevolgd. Opleiding sterilisatie-assistent De functiegerichtheid van deze opleiding heeft mij in een eerder stadium doen besluiten deze opleiding niet tot de ontwikkeling te brengen. De uitgebrachte adviezen hebben geen verandering in standpunt gebracht. Voorzover regionaal enige indicaties zijn voor een potentiële arbeidsvraag, meen ik dat dit onvoldoende aanleiding geeft om op landelijk niveau tot ontwikkeling van deze opleiding te komen gelet op de functiegerichtheid ervan. Uiterlijke verzorging De Arvo-aanbevelingen inzake de ontwikkeling UV neem ik over met dien verstande dat deze ontwikkeling vooralsnog beperkt blijft tot verdere ontwikkeling van een beroepsopleidingsprofiel c.q. eindtermen gericht op «bediende dames- en herenkappen» resp. «Vakbekwaamheid voetverzorging». 3.4.
Afronding
Op korte termijn zal aan het bedrijfstakgewijze overleg onderwijsbedrijfsleven worden verzocht voor de opleidingen civiel- en consumptief-technisch assistent, sportleider resp. uiterlijke verzorging beroepsopleidingsprofielen vast te stellen en eindtermen te formuleren op basis van de beleidscriteria voor kort-MDGO. Het ligt in mijn bedoeling om in de loop van 1990 de eindtermen van deze opleidingen vast te stellen. Aan het bedrijfstakgewijs overleg zal worden gevraagd voor 1 mei 1990 met voorstellen voor deze eindtermen te komen. Afhankelijk van de advisering van dat overleg over de eindtermen kan dan met de ontwikkeling van deze opleidingen op schoolniveau worden begonnen in het schooljaar 1990-1991. Met de voorgestelde nieuwe korte mdgo-opleidingen en de reeds korte opleidingen administratie, detailhandel, horeca en instellingskeuken wordt mijns inziens ook een voldoende en passend onderwijsaanbod gecreëerd voor die categorie Intas-leerlingen, die meer gebaat is bij een korte beroepsopleiding. Ik neem aan u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd over mijn beleidsvoornemens met betrekking tot de korte opleidingen mdgo. De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, N. Ginjaar-Maas
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 189, nr. 1
6