Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 60
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 20 december 2004 Tijdens de afronding van het Algemeen Overleg met uw Kamer over KPN en breedband van woensdag 15 december 2004 heb ik u toegezegd een aantal vragen schriftelijk te zullen beantwoorden. In antwoord op deze vragen kan ik u het volgende mededelen: Breedband: 1. Bent u bereid om een onderzoek uit te voeren naar de opbouw van de totale kosten voor de aanleg van glasvezel tot aan de deur en de kosten van verschillende typen beheermodellen? De ambitie van het kabinet is om Nederland op het terrein van breedbandontwikkeling binnen Europa en wereldwijd in 2010 een koppositie in te laten nemen. Daarbij ligt het primaat voor investeringen in de verdere ontwikkeling van nieuwe generatie breedbandige infrastructuren bij de markt. Ik start – in overleg met mijn collega van Financiën – een onderzoek om een goed inzicht te krijgen in de kosten en baten van breedbandige ontwikkeling van Nederland. Hierbij zal ik het Centraal Plan Bureau (CPB) betrekken. Daarnaast start het CPB een studie naar marktfalen bij de markt voor breedband. De studies moeten ondermeer inzicht geven in de ontwikkel- en beheerkosten van nieuwe generatie infrastructuren, waarbij ook zal worden ingegaan op verschillende typen beheermodellen. Het streven is om de definitieve resultaten van deze studies medio 2005 aan uw kamer toe te kunnen zenden.
2. Bent u bereid om een nationaal graafplan Glasvezelbreedband op te stellen? Nee, een dergelijk plan past niet binnen het kabinetsbeleid, waarin het primaat voor de ontwikkeling van nieuwe generatie netwerken bij marktpartijen ligt. Het beleid van het Kabinet richt zich op het creëren van de
KST82911 0405tkkst26643-60 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 643, nr. 60
1
juiste randvoorwaarden en het verbeteren van de werking van de breedbandmarkten. Draadloze technologieën: 3. Wanneer biedt u resultaten van het onderzoek naar draadloze technologieën – waarnaar gevraagd is in de motie Gerkens (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 24 095, nr. 165) – aan de Tweede Kamer aan? In de motie Gerkens is mij verzocht de resultaten van een onderzoek naar de mogelijkheden en de kosten voor het gebruik van draadloze technologieën als optie voor de aansluiting van eindgebruikers aan de Kamer te sturen. Er is in lijn met mijn reactie op de motie (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 24 095, nr. 169) onderzoek verricht naar de vergunningen, die zullen worden verdeeld (Wireless Local Loop. Het gaat hier om zogeheten punt-multipunt verbindingen die gebruik maken van frequenties in de 26 GHz band. Bijgesloten treft u de resultaten van dit onderzoek met toelichting aan. Kwaliteit vaste net: 4. Hoe gaat u de kwaliteit van het vaste net monitoren? Aanbieders van vaste openbare telefoondiensten en aanbieders van openbare betaaltelefoons zijn op grond van artikel 7.4 van de telecommunicatiewet verplicht jaarlijks te rapporteren over de kwaliteit van hun dienstverlening. Het gaat dan bijvoorbeeld om in EU kader nader gespecificeerde indicatoren als bijvoorbeeld wachttijden, storingspercentages en het aantal klachten over onjuiste rekeningen. Zij dienen deze rapportage zelf bekend te maken en jaarlijks voor 1 april aan de OPTA ter beschikking te stellen. OPTA kan dan overgaan tot het vergelijkbaar maken en het publiceren van deze rapportages. OPTA heeft mij aangegeven te willen bezien of het wenselijk is deze indicatoren aan te scherpen en uit te breiden. Ik zal daarover nog op korte termijn met OPTA overleg hebben . Daarnaast zal ik onderzoeken of en op welke wijze deze rapportages kunnen worden aangevuld met een overzicht van vergelijkbare gegevens uit de diverse EU-landen. TDAB: 5. Hoe schaars is de frequentieruimte; hoeveel multiplexen zijn beschikbaar? Ik ga er van uit dat bij de komende verdeling van de TDAB-frequenties de vraag groter is dan het aanbod en dus schaarste optreedt. Hoe schaars kan ik niet zeggen want dat wordt pas duidelijk als de aanvragen binnen zijn. Er zijn 8 multiplexen beschikbaar voor landelijk/regionaal gebruik. Twee ervan hebben gezamenlijk een dekking van nagenoeg de gehele bevolking. Twee andere beschikken elk apart over een demografische dekking van ruim boven de 70%. Daarmee hebben deze multiplexen al een grotere dekking dan nu met de landelijke, commerciële (analoge FM-) vergunningen wordt behaald. Daarnaast is een groot aantal kleinere multiplexen voor lokaal gebruik beschikbaar. Tevens zal Nederland bij de komende Regionale Radioconferentie in 2006 zich inspannen om extra frequentieruimte voor (commerciële) TDAB te verwerven. Dit zal de schaarste verder doen afnemen en mogelijk zelfs opheffen.
6. Worden andere technologieën meegenomen bij TDAB? Ja, deze worden meegenomen in mijn beleid. Deze andere technologieën staan in vergelijking met TDAB nog in de kinderschoenen ten aanzien van het operationeel gebruik. Voor TDAB zijn tevens reeds internationale
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 643, nr. 60
2
afspraken gemaakt over de koppeling van frequentieruimte aan de techniek van TDAB.
7. Neemt de minister in zijn beleid de ontwikkelingen mee in het buitenland? Ja. Op het gebied van frequentiecoördinatie vindt voortdurend overleg plaats met het buitenland over het frequentietechnisch gebruik van TDAB. Via internationale organisaties als WorldDAB vindt informeel overleg plaats over de invoering van digitale radio in het algemeen. Ik houd de (markt)ontwikkelingen in Europa goed in de gaten. Deze geven aanleiding door te gaan met de uitgifte van de frequenties.
8. Wat doet de minister om de commerciële en publieke omroepen te laten samenwerken? Ik ben er voorstander van dat de Publieke Omroep en de commerciële omroep gezamenlijk TDAB tot een succes maken. Daar zijn op zich geen verdere vormen van samenwerking voor nodig. Door de frequenties nu uit te geven kan de commerciële omroep snel aansluiten. Wel zal ik onderzoeken hoe op het gebied van informatievoorziening aan het algemeen publiek de verschillende partijen (inclusief de overheid) kunnen samenwerken.
9. Waarom worden de FM-vergunningen niet verlengd? Hoe wil de minister de commerciële omroepen betrekken) Hoe wil de minister afspraken maken met de commerciële omroepen om te investeren in TDAB? In mijn beleid schenk ik aandacht aan de positie van de huidige FM-vergunninghouders. Garanties dat hun vergunningen in 2011 worden verlengd kan en wil ik niet geven. Binnen het huidig Europees recht en onze nationale wetgeving is dat niet mogelijk. Bovendien kan ik, zonder risico van marktvertroebeling, niet vooruitlopen op de marktsituatie in 2011. Omdat ik waarde hecht aan de inbreng van de huidige FM-vergunninghouders in TDAB en omdat ik zie dat een transitieproces van analoge radio naar digitale radio zal plaatshebben, onderzoek ik op dit moment echter wel een vorm van koppeling tussen digitale radio en analoge FM bij het aflopen van de huidige FM-vergunningen in 2011. Daarbij betrek ik ook de huidige FM-vergunninghouders. Mijn beleid is er voorts op gericht om de condities voor de businessplannen optimaal in te richten met onder meer zo weinig mogelijk beperkende voorwaarden en een gunstige vergunningtermijn, zodat participatie van commerciële partijen, waaronder dan ook de huidige FM-vergunninghouders, in TDAB interessant is.
10. Hoe zijn de ontwikkelingen in het buitenland ten aanzien van frequentieverdeling, succes en prijs van de digitale ontvangers? In de meeste Europese landen zijn al TDAB-frequenties uitgegeven. TDAB staat, vergeleken met FM, relatief aan het begin van haar commerciële bestaan. Het is nog te vroeg om te spreken van een Europees marktsucces, hoewel in sommige landen (zoals het Verenigd Koninkrijk) TDAB snel groeit. De kosten van een digitale ontvanger variëren van € 300 (voor een geavanceerd apparaat, met bijvoorbeeld ook analoge ontvangst) tot € 100 voor een eenvoudige digitale ontvanger. Overigens dalen de prijzen wel.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 643, nr. 60
3
11. Waarom worden de TDAB-frequenties nu verdeeld, zo kort na FM? Internationaal is het mijn plicht om zodra frequenties beschikbaar komen, deze in het algemeen zo snel mogelijk uit te geven. Nederland loopt al achter met de invoering van TDAB. Ik ben mij bewust van de timing. Het gaat bij TDAB om een startende markt en de uit te geven vergunningen zijn mede bedoeld om de ontwikkeling van TDAB mogelijk te maken. Door de frequenties nu uit te geven worden innovatie en nieuwe business gestimuleerd. Ik heb geconstateerd dat ook vanuit hoek van nieuwkomers thans interesse is voor participatie in TDAB. Om TDAB voor radio tot een succes te maken zijn zowel de Publieke Omroep als de commerciële omroep nodig. De Publieke Omroep doet dat nu nog alleen en het is belangrijk dat de commerciële omroep snel kan aansluit.
12. Waarom wordt het Commissariaat voor de Media niet geraadpleegd ten behoeve van de pluriformiteit? Het Commissariaat voor de Media heeft geen wettelijke bevoegdheid inzake de uitgifte van commerciële radiofrequenties. Het Commissariaat heeft alleen een handhavende taak na de uitgifte. Ik zal in mijn beleid met voorstellen komen voor de borging van de pluriformiteit van het aanbod.
13. Is DRM niet een goed alternatief voor TDAB? DRM is op dit moment de digitale opvolger voor AM middengolf en korte golf, terwijl TDAB de internationaal overeengekomen digitale opvolger van FM is. Het betreft hier twee geheel verschillende frequentiebanden. Ik zie DRM dus niet als alternatief voor TDAB, maar wel als (goede) aanvulling.
14. Waarom moeten we stoppen met analoge radio? Digitalisering is een onomkeerbaar proces. Vrijwel alle Europese landen ontwikkelen beleid om analoog op termijn af te schakelen en Nederland kan niet als «analoog eiland» achterblijven. Een belangrijke reden om te stoppen met analoge radio is efficiency-winst. Ten opzichte van digitale radio is analoge radio lang niet zo efficiënt in zowel het aanbod van programma’s en diensten als in het gebruik van frequentieruimte. Digitale radio geeft nieuwe diensten een kans die met analoge radio niet mogelijk zijn, hetgeen van belang is voor de consument, innovatie en nieuwe business. Door digitalisering komt frequentieruimte vrij die voor internationaal nog vast te leggen bestemmingen, opnieuw kan worden gebruikt. De Minister van Economische Zaken, L. J. Brinkhorst
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 643, nr. 60
4
Bijlage 1:
Toelichting resultaten onderzoek «draadloze technologieën» In het kader van de voorbereidingen voor de vergunningverlening voor Wireless Local Loop voor gebruik van frequenties in de 26 GHz band, is door Agentschap Telecom een marktverkenning uitgevoerd1. Doel van die marktverkenning was om inzicht te krijgen in de wensen van de markt ten aanzien van deze vergunningen en in de toepassingen die de markt als het meest interessant ziet om deze vergunningen voor te gaan gebruiken. Daar zijn antwoorden op gekomen. Uiteraard zijn die in hoge mate bedrijfsvertrouwelijk, aangezien het gaat om de wijze waarop partijen een eventueel te verwerven vergunning willen gaan inzetten. Om die reden kan er alleen in algemene zin over worden gerapporteerd. Ter voorbereiding van de vergunningverlening heeft Agentschap Telecom in de marktverkenning ook een aantal vragen gesteld die dieper ingaan op de technische aspecten van het gebruik van deze frequentieruimte. Die volgt weer uit het soort gebruik dat een partij van de frequenties wil gaan maken. Hoewel niet altijd letterlijk in het rapport te lezen is, is een aantal zaken wel te concluderen uit de binnengekomen reacties: Er is een range van toepassingen waarvoor men deze frequenties wil gaan gebruiken. Uit de technische wensen van de respondenten in deze consultatie kan afgeleid worden dat men zeer breedbandige verbindingen wil gaan gebruiken. Men wil in ieder geval beginnen met zogeheten concentratiegebieden: gebieden waar een redelijk aantal verbindingen gewenst zijn. Bovendien richt men zich op die locaties waar er geen obstakels zitten tussen de twee te gebruiken antennes (men wil zogeheten zichtverbindingen gebruiken). Dat impliceert weer dat men vooralsnog niet denkt aan gebruik in verstedelijkte gebieden. Men is voorstander van het verlenen van vergunningen die over het hele land toegepast mogen worden. Uit de reacties van de respondenten kan worden afgeleid dat verschillende partijen mogelijkheden zien voor het exploiteren van deze vergunningen. Er kan vastgesteld worden dat er belangstelling is voor het exploiteren van deze frequenties. Vanuit de gedachte dat we zo weinig mogelijk beperkingen moeten opleggen bij het gebruik van frequenties, ben ik niet van plan om de (toekomstige) vergunninghouders bepaalde dienstverlening voor te schrijven of te verbieden, anders dan al in het Nationaal Frequentieplan zijn opgenomen. Er zullen slechts voorschriften worden opgelegd die noodzakelijk zijn om interferentie (storing) zoveel mogelijk tegen te gaan.
1
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 643, nr. 60
5