Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
27 625
Waterbeleid
Nr. 56
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 19 oktober 2005
1
Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Bruls (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Van der Sande (VVD) en Lenards (VVD). Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Vos (GroenLinks), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Slob (ChristenUnie), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GroenLinks), Jager (CDA), Vergeer (SP), Ten Hoopen (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD), Buijs (CDA), Van Dijken (PvdA), Szabó (VVD) en Aptroot (VVD). 2 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Lenards (VVD).
KST90592 0506tkkst27625-56 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben op 8 september 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus van Verkeer en Waterstaat over: – de brief van 17 mei 2005 houdende de voortgangsrapportage Nationaal bestuursakkoord water (NBW) 2004/2005 (27 625, nr. 50); – de brief van 19 mei 2005 houdende de voortgangsrapportage Water in beeld 2005 (27 625, nr. 51). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Van Lith (CDA) staat stil bij de slachtoffers van de orkaan Katrina in New Orleans en bij de gevolgen die veranderingen in het klimaat hebben voor mensen die leven in een delta. De heer Van Lith vindt dat het kabinet een meer internationale aanpak van het waterbeleid moet nastreven. Het lijkt erop dat Nederland een eiland vormt binnen Europa. In de verschillende rapportages staat bijna niets over internationale afstemming. Terwijl de oplossing voor de problematiek van overstroming en vervuiling juist met andere landen gezocht moet worden, lijkt de focus vooral gericht op nationaal niveau. Hij doet een dringende oproep aan de staatssecretaris om heldere afspraken te maken met de buurlanden. De staatssecretaris schrijft in de brief van 19 mei dat de waterkwaliteit op dit moment getoetst wordt aan de normen zoals deze in de Vierde nota waterhuishouding zijn opgenomen en zij kondigt nieuwe rijksnota’s aan. Daarmee lijkt het kabinet in een oud patroon te vervallen. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zou uitgangspunt moeten zijn volgens het nieuwe beleid. In lijn van de KRW zijn een aantal moties ingediend. Wordt
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Van Heteren (PvdA),
Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA) en Örgü (VVD).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 625, nr. 56
1
daaraan uitvoering gegeven? Hoe staat het met het innovatieplan dat de staatssecretaris heeft voorgesteld om het bedrijfsleven en de decentrale overheden te prikkelen om mee te denken over manieren om de doelstellingen uit de KRW te bereiken? Het verbeteren van de waterkwaliteit en het verminderen van wateroverlast is alleen mogelijk in samenhang met andere beleidsterreinen, zoals in het NMP onlangs nog duidelijk is gemaakt. Een integrale belangenafweging, maatwerk en een stroomgebiedsgerichte aanpak zijn noodzakelijk. Regionale partijen zijn in staat, na te gaan waar de problemen zich concentreren. Zij weten ook welke aanpak het beste is. 5% van het regionale watersysteem voldoet niet aan de wettelijke normen. De regio zouden de ruimte moeten hebben, eigen afwegingen te maken. Is de staatssecretaris bereid bij uitwerking van het waterbeleid van onderop te werken? In de brief van de staatssecretaris over de voortgangsrapportage Nationaal bestuursakkoord water concludeert zij dat de uitvoering van dit akkoord in het algemeen op schema ligt. Opvallend zijn de passages verderop in de brief waaruit blijkt dat een aantal hoofdzaken niet goed is geregeld. Ten minste een derde van het budget ontbreekt en veel gemeenten wachten af. Drie kwart van alle gemeenten heeft nog geen waterplannen. Dat is verontrustend aangezien burgers van de overheid verwachten dat tijdig maatregelen worden genomen om overlast na stortbuien aan te pakken. Gemeenten en burgers moeten worden aangespoord om maatregelen voor te bereiden en uit te voeren. Wat kan de staatssecretaris hierin betekenen? De heer Boelhouwer (PvdA) is het ermee eens dat de ramp als gevolg van de orkaan Katrina iedereen met de neus op de feiten heeft gedrukt. Bijvoorbeeld bij plannen om in het buitendijkse gebied te bouwen, moeten de risico’s goed in ogenschouw genomen worden. Wellicht is het nodig om modellen en normen die op basis van klimaatverwachtingen zijn geformuleerd bij te stellen. Er is bijvoorbeeld bij het formuleren van overschrijdingskansen geen rekening gehouden met clusterbuien, die zich de laatste periode veel frequenter voordoen dan voorheen. De heer Boelhouwer vraagt zich na lezing van de voortgangsrapportage Nationaal bestuursakkoord water af of op alle niveaus die betrokken zijn bij het waterbeleid wel het nodige gevoel van urgentie bestaat. Er is onduidelijkheid over wie welke kosten draagt. Er is geen eenduidig beeld als het gaat om de maatstaven die gehanteerd moeten worden om de wateropgaven ruimtelijk te vertalen. De rapportage wekt de indruk dat de gemeenten sterk achterblijven. Dat is zorgelijk. Hij wijst de staatssecretaris op de regierol van het Rijk in dezen. Hoe lang duurt het nog voordat er volledige duidelijkheid is over de financiering van de meekoppelgelden? Uit de voortgangsrapportage Water in beeld 2005 blijkt dat er voor de niet primaire waterkering weinig voortgang is geboekt. Dat kan leiden tot enorme overlastproblemen. Ook wat dit betreft blijft doorvertaling in gemeentelijk beleid achter. Dat geldt ook voor de verbetering van de waterkwaliteit en voor de verwerking van baggerspecie tot bouwstof, die nauwelijks van de grond komt. Wanneer dringt het door dat er maatregelen genomen moeten worden? Is bijvoorbeeld bekend of de waterschappen voldoende voorraden zandzakken en zand hebben en waar zij deze opslaan? De heer Lenards (VVD) uit zijn medeleven met de slachtoffers van de ramp in New Orleans. Het is prijzenswaardig dat de staatssecretaris naar aanleiding van deze ramp snel onderzocht heeft of Nederland in het geval van dergelijke extreme calamiteiten in staat is maatregelen te nemen. Wat het waterbeleid betreft is er sprake van voldoende accuraatheid. Er zijn allerlei belangrijke ontwikkelingen gaande die voortvloeien uit de Vierde nota waterhuishouding (NW4) in samenhang met de KRW, zoals de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 625, nr. 56
2
stroomgebiedrapportages, en op basis van de afspraken uit het Nationaal bestuursakkoord water (NBW). Dit alles geeft het vertrouwen dat de beleidsdoelen gehaald zullen worden. De heer Lenards merkt naar aanleiding van de voortgangsrapportage Water in beeld 2005 op dat het veiligheidsbeleid volgens plan verloopt. Er zijn wel wat vertragingen, maar desondanks blijven de hoofddoelen overeind. De veiligheidsnormen voor regionale waterkeringen zijn onvoldoende of nog steeds niet vastgesteld, behalve in Zeeland, Friesland en Groningen. Hoe staat het met de voortgang van het opstellen van veiligheidsnormen voor regionale waterkeringen? In hoeverre zijn de provincies die deze normen wel hebben vastgesteld, erin geslaagd deze na te streven? Uit de waterkwaliteitsrapportages voor de stroomgebieden van Eems, Rijn, Maas en Schelde blijkt dat alle waterlichamen «at risk» zijn. Dat wordt veroorzaakt door concentraties vervuilende stoffen, met name via buitenlandse aanvoer, maar ook via de landbouw. De verwerking van baggerspecie komt onvoldoende van de grond. Het percentage hergebruik, dat begroot was op 20, wordt niet gehaald. Klopt het dat het storten van baggerspecie aanzienlijk goedkoper is dan hergebruik omdat storten wel gesubsidieerd is en hergebruik niet? Dit is niet bevorderlijk voor het stimuleren van hergebruik. Het is belangrijk dat creatief wordt omgegaan met compenserende maatregelen. Een nauwe interpretatie van compensatiemaatregelen leidt vaak tot inefficiëntie en tot dure oplossingen. Het is van belang dat internationaal wordt afgestemd als het gaat om waterbeleid. Is er wat dit betreft enige vorm van coördinatie? De heer Lenards vindt dat de voortgangsrapportage Nationaal bestuursakkoord water 2005 weinig nieuws bevat. De rapportage heeft betrekking op een zeer korte periode. Het is goed vast te stellen dat de programma’s redelijk op schema liggen. De ruimtelijke claims ten gunste van waterbeleid van provinciaal naar lokaal niveau zijn helaas te gebiedsspecifiek. Er zijn allerlei ruimtelijke consequenties aan verbonden. De verdere implementatie wordt bemoeilijkt omdat de discussie over de onderbouwing van wateropgaven blijft voortduren. Welke concrete acties kan de staatssecretaris noemen om de regionale uitwerking te verbeteren? Zijn er voldoende communicatiemiddelen in dit opzicht als het gaat om communicatie met de burger, met de waterschappen, zowel via de provincie als de gemeente? De heer Van der Staaij (SGP) vraagt naar de ruimtelijke doorwerking van de wateropgaven, van kubieke meter naar vierkante meter. Dit punt krijgt terecht de nodige aandacht in de voortgangsrapportages. Kan de staatssecretaris melden hoe het probleem concreet wordt aangepakt? Onderzoek van de VNG heeft de wateropgaven van de steden nader gepreciseerd. Hieruit blijkt dat niet eens de helft van de gemeenten maatregelen heeft genomen die de kans op wateroverlast verminderen. Voorts heeft nog geen kwart van de gemeenten een waterplan ontwikkeld. Het blijkt daarbij dat gemeenten nogal eens worstelen met de verantwoordelijkheden die zij hebben voor de stedelijke wateropgaven. Is het niet nodig en mogelijk om de decentrale overheden een extra steuntje in de rug te geven door als rijksoverheid een informerende en stimulerende rol te vervullen? Hoe denkt de staatssecretaris hierover? Op het gebied van de riolering zijn grote vorderingen gemaakt. Hiermee zijn enorme bedragen gemoeid. Van de kant van de gemeenten vraagt men zich af of kosten en baten nog wel in balans zijn. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt. Duidelijk is dat er op het gebied van waterbeheer grote kostenstijgingen te verwachten zijn. Hoe wordt voorkomen dat er een te grote stijging ontstaat van de lokale lastendruk? Er zullen prioriteiten gesteld moeten worden om de kosten niet onaanvaardbaar hoog te laten zijn. Krijgt dit
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 625, nr. 56
3
aspect wel voldoende gestalte? De heer Van der Staaij wijst in dit verband op de motie-Van den Berg uit 2001 waarin de Kamer uitsprak dat medefinanciering vanuit het Rijk c.q. de provincies van maatregelen aan de orde kan zijn als noodzakelijke maatregelen tot een te hoge stijging zouden leiden van de waterschapslasten in een beheersgebied. De kosten voor de waterschappen overstijgen momenteel 2 mld. Wanneer is de situatie geschetst in de motie-Van den Berg volgens de staatssecretaris aan de orde? Het anticiperen op de KRW is een belangrijk onderdeel van het huidige waterbeleid. Dit betekent voor Nederland dat er grensoverschrijdend geopereerd moet worden. Dat leidt ertoe dat de opstelling van andere landen bepalend is voor de Nederlandse waterkwaliteit en de maatregelen die de Nederlandse overheid moet nemen. In een eerder overleg heeft de heer Van der Staaij zijn zorgen geuit over de samenhang tussen binnenlandse en buitenlandse rapportages over de stroomgebieden. Wat is er sindsdien verbeterd in de internationale samenwerking ten aanzien van de KRW? Het antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris hecht zeer aan een internationale aanpak van problemen op het terrein van het waterbeleid op rijksniveau, vooral omdat Nederland zeer afhankelijk is van wat er bovenstrooms gebeurt. Nederland heeft tijdens het Nederlandse voorzitterschap de Europese aanpak bij de buurlanden onder de aandacht gebracht. Dat heeft geleid tot een actieprogramma. Zeer waarschijnlijk zal de Europese Commissie binnenkort komen met een richtlijn op dit punt. In het vierde hoofdstuk van de voortgangsrapportage Water in beeld is de internationale inzet uitvoerig aan de orde. Het NBW is vooral op de regionale waterproblematiek gericht. Er vindt in Europees verband overleg plaats over de deelstroomgebieden in de verschillende stroomgebiedcommissies. In de KRW staat dat er in 2008 internationale afstemming moet zijn over alle deelstroomgebiedplannen. Daarbij kunnen afspraken gemaakt worden waarbij het niet-afwentelingsprincipe aan de orde komt. De staatssecretaris zal daarbij specifiek aandacht vragen voor de zijrivieren. Het is in principe niet de bedoeling dat er naast de KRW allerlei nieuwe nota’s komen. Het streven is de Vierde nota waterhuishouding, die eens in de zoveel jaar moet worden herijkt, los te laten. De drie decembernota’s zijn een nadere uitwerking van de KRW. Het doel van die nota’s is het voor de Kamer mogelijk maken om het proces te sturen. In die nota’s wordt bijvoorbeeld een maatschappelijke kosten-batenanalyse gemaakt. In december komt het kabinet met een eerste grof inzicht in de kosten. In de volgende nota staan meer gespecificeerde uitkomsten. Op basis daarvan kan bepaald worden welke ingrepen er mogelijk zijn. Het is van belang dat het kabinet de Kamer vroegtijdig betrekt bij dit soort grote internationale richtlijnen. Het kabinet gaat hiermee in op wat de Kamer gevraagd heeft. Er komt geen specifiek innovatieplan. De innovatieplannen worden meegenomen bij alle uitwerkingen naar aanleiding van de KRW. De staatssecretaris gaat in op de discussie over de wateropgaven. Belangrijk is dat de partijen die daarbij aan zet zijn, de waterschappen en de gemeenten, daaraan hun volledige medewerking verlenen. Gemeenten klaagden erover dat zij pas achteraan in het proces aan bod komen, omdat de provincies en de waterschappen eerst samen moeten bepalen hoeveel ruimte er nodig is voor waterberging. Het is van essentieel belang dat de gemeenten hun medewerking verlenen. Slechts 30% van de gemeenten heeft het waterbeleid in de begroting staan. Dat moet 100% zijn. Er moet meer draagvlak komen bij de gemeenten voor projecten waar water en ruimte wordt gecombineerd. Als stimuleringsregeling is hiervoor 100 mln. ingezet. Daarnaast is extra geld uitgetrokken om de VNG te ondersteunen bij het in beeld brengen van de wateropgaven bij alle gemeenten. Het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 625, nr. 56
4
belangrijkste hierbij zijn de stedelijke wateropgaven. Stedelijke bouw is een grote veroorzaker van waterproblematiek. De steden behoren dan ook voor een groot deel voor eigen oplossingen te zorgen en de problematiek niet af te wentelen op het omliggende gebied. Wat de gelden voor het regionaal waterbeheer door waterschappen en gemeenten betreft stelt de staatssecretaris dat zij uitgaat van het adagium «wie bepaalt betaalt». Daarvoor zijn mogelijkheden geschapen, onder andere het verbreed rioolrecht. Het Rijk heeft daarvoor een eenmalige impuls gegeven. Ook wanneer de kosten van de KRW in beeld zijn zal de rijksoverheid moeten nagaan welke impulsen nodig zijn om de gemeenten ervan te overtuigen hun medewerking te verlenen. In dit verband noemt de staatssecretaris de publiekscampagne Nederland leeft met water. Verder stelt zij dat er afspraken zijn gemaakt voor een stimuleringsprogramma en dat zij een bezoek heeft gebracht aan de Stichting Rioned, waar zij een inleiding heeft gehouden over de KRW en het NBW. Het is van belang de vinger aan de pols te houden. De staatssecretaris zal de Kamer met regelmaat op de hoogte stellen van de stand van zaken op dit terrein. De staatssecretaris gaat in op de meer specifieke uitwerking van het beleid in de regio. Hoe staat het met de secundaire waterkeringen? Het IPO en de Unie van Waterschappen hebben een gezamenlijke visie uitgebracht op de normering van de regionale keringen. Die visie is opgesteld na de dijkverschuiving in Wilnis in 2004. Mede op basis van deze visie zal in alle provincies gewerkt worden aan de totstandkoming van normering. Friesland, Groningen en Zeeland zijn daar al mee gestart. In 2006 zal die normering opgenomen zijn in alle provinciale verordeningen. De staatssecretaris is bezig met een nieuwe risicobenadering op rijksniveau op basis van het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK). Daarbij zal onderzocht worden of met andere faalmechanismen gewerkt moet worden in plaats van met overstromingsrisico’s. Tevens zal gekeken worden naar de gevolgen van overstromingen, onder andere voor de economie en voor de mensen. In het kader van VNK zal blijken bij welke dijkringen de faalmechanismen een belangrijke rol spelen en wat de gevolgen voor de overige dijkringen zijn als een van de dijkringen doorbreekt. Daarmee komen weer andere faalmechanismen in beeld. Een en ander kan aanleiding zijn voor aanpassing van de normering. Na afronding van VNK zal ook blijken of Nederland goed voorbereid is op grootschalige overstromingen en of aanscherping van bijvoorbeeld de evacuatieplannen noodzakelijk is. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat stelt deze informatie beschikbaar. Het ministerie van BZK kan op basis daarvan nagaan of de andere overheden en de verschillende instanties die daarbij betrokken zijn hun rampenplannen voldoende op orde hebben. De staatssecretaris zegt toe dat deze operatie eind 2005 afgerond is. Er is steeds meer geld gemoeid met de wateropgaven. Tegen die achtergrond heeft de staatssecretaris gepleit voor een verbreed rioolrecht. De VNG heeft de prognose gedaan dat 20 mld. nodig is voor aanpassing van de riolen. Die prognose is vrij hoog. De staatssecretaris verwacht dat met de investeringen in de komende jaren in de toekomst veel vervuiling van het drinkwater wordt voorkomen. Het is lastig in te schatten hoe hoog die kosten zullen zijn. Het CPB maakt hiervoor regelmatig kosten-batenanalyses. De staatssecretaris erkent dat eenderde deel van de meekoppelgelden nog niet vastligt. Er wordt aan gedacht die te financieren uit onder andere de subsidieregeling gebiedsgericht beleid, het investeringsbudget landelijk gebied, het investeringsbudget stedelijke vernieuwing en de zogenoemde Koopmansgelden. De discussie daarover is nog gaande. In het NBW is een midtermreview aangekondigd waarbij aan de orde zal zijn hoe de vervolgperiode wordt ingevuld. Het is van belang dat de regionale projecten worden gesteund, zoals dat
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 625, nr. 56
5
ook gebeurt bij rijksprojecten als Ruimte voor de rivier. Er wordt dus wel degelijk ruimte gegeven aan ideeën en alternatieven van onderop. De experimenten met buitendijks bouwen, waarover de minister van VROM berichten naar buiten heeft gebracht, mogen niet ten koste gaan van Ruimte voor de rivier. Er mag alleen gebouwd worden op plaatsen die geen gevaarlijke situatie opleveren en alleen op zodanige wijze dat de bouw afgestemd is op het water. Dit is een prachtig voorbeeld van het omvormen van problematiek tot nieuwe kansen. De staatssecretaris zegt toe dat de evaluatie hiervan de Kamer in december zal worden toegezonden. Het kabinet heeft een aantal belemmeringen in regelgeving weggenomen om het eenvoudiger te maken, baggerspecie te bergen. De staatssecretaris is op de hoogte van de klachten van verwerkingsbedrijven die menen hiermee buitenspel te zijn gezet. Zij hebben echter drie jaar lang gebruik kunnen maken van een regeling om tot een goede verwerking over te gaan. Daar is geen gebruik van gemaakt. Met het oog op de economie en het milieu is het van belang dat de gelden worden ingezet om de bagger op een goede manier te verwerken. De staatssecretaris wijst op het onderzoek van de NMa uit 2001 waarbij gekeken is of het opslaan van bagger in de depots van Rijkswaterstaat gezien moet worden als oneerlijke concurrentie. De NMa heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. De verwerkingsbedrijven kunnen nog steeds plannen indienen om tot innovatieve verwerking over te gaan. Het stimuleringsbudget is echter opgeheven omdat er geen gebruik van gemaakt werd. Nadere gedachtewisseling De heer Van Lith (CDA) herinnert de staatssecretaris aan haar toezegging in een eerder overleg dat zij zou bezien welke instrumenten het Rijk kan inzetten voor het brede waterinnovatieprogramma. Kan zij toezeggen dat zij daar in december op terugkomt in de rapportage die de Kamer dan ontvangt? De heer Boelhouwer (PvdA) vraagt de staatssecretaris welke mogelijkheden individuele burgers hebben om de kosten van de waterketen naar beneden te brengen. Hoe wordt dit door de overheid gestimuleerd? De heer Van der Staaij (SGP) vindt het van belang dat de staatssecretaris in gesprek blijft met de gemeenten over maatregelen voor het scheiden van afvalwater en regenwater. De gemeenten moeten doordrongen zijn van het belang van deze maatregelen. De staatssecretaris meldt dat in de decembernota ingegaan wordt op de instrumenten die nodig zijn voor een innovatieve aanpak. Wat de kosten van de waterketen betreft merkt zij op dat voor de burgers duidelijk moet zijn op welke manier men kan besparen. De discussie over de kosten van de waterketen ligt op het terrein van de staatssecretaris van VROM. Gedacht kan worden aan een beloningssysteem voor goed gedrag. Toezeggingen De staatssecretaris en de minister van Binnenlandse Zaken zullen voor het eind van het jaar komen met een terugkoppeling op het gebied van veiligheid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 625, nr. 56
6
De staatssecretaris heeft een eerdere toezegging herhaald dat de Kamer het toetsingskader met betrekking tot Ruimte voor de rivier zal worden toegestuurd. De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, Atsma De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Schreijer-Pierik De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, Kool
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 625, nr. 56
7