Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1991-1992
22 300 VIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen) voor het jaar1992
Nr. 57
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 29 januari 1992 De vaste Commissie voor onderwijs en wetenschappen' heeft op 19 november 1991 mondeling overleg gevoerd met de staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen inzake het Vervangingsfonds. Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1
Samenstelling: Leden: Hermes (CDA), Beinema (CDA), Van Leijenhorst (CDA), voorzitter, Niessen (PvdA), Ginjaar-Maas (VVD), ondervoor– zitter, Van der Vlies (SGP), Lankhorst (Groen Links), Franssen (VVD), Jorritsma-Lebbink (VVD), Janmaat-Abee (CDA), Leijnse (PvdA), Nuis (D66), De Cloe (PvdA), Lilipaly (PvdA), Van Gelder (PvdA), Frissen (CDA), Van de Camp (CDA), Tuinstra (CDA), Netelenbos (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), Witteveen Hevinga (PvdA), Huibers (CDA), Quint-Maagdenberg (PvdA). Plv. leden: Boers-Wijnberg (CDA), G. H Terpstra (CDA), Reitsma (CDA), Akkerman (PvdA), Kamp (VVD), Schutte (GPV), Willems (Groen Links), Dees (VVD), Korthals (VVD), Van der Hoeven (CDA), Buurmeijer (PvdA), Ter Veer (D66), Van Gijzel (PvdA), Huys (PvdA), Vermeend (PvdA), Deetman (CDA), Lansink (CDA), Roosen-van Pelt (CDA), Beijlen-Geerts (PvdA), Groenman (D66), Leerling (RPF), Van lersel (CDA), J. H. van den Berg (PvdA)
211787F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage 1992
De heer Tuinstra ( CDA) meende dat er sprake is van twee trajecten: dat van de openbare aanbesteding van het Vervangingsfonds en dat van de voorbereiding van de bedrijfsgezondheidszorg in het onderwijs. De voorbereidingen voor het Vervangingsfonds zijn al zover gevorderd, dat deze voortgezet moeten worden, los van de wettelijke grondslag die de Kamer eraan zal geven. Deze twee trajecten moeten worden vertaald in de voorwaarden, genoemd in het projectvoorstel bij de aanbestedings– procedure voor het fonds. Blijkens de rapportage van de staatssecretaris zijn de verzekeringsgeneeskundige taken naar het Vervangingsfonds doorgeschoven, maar daarvan is niets terug te vinden in de criteria voor de administratieve uitvoering, opgenomen in de aan de orde zijnde brief. De verzekeringsgeneeskundige taken worden aan de school overgelaten, waarbij een beroep op de bedrijfsgezondheidszorg mogelijk is. En dat terwijl de minister in de nota Preventie ziekteverzuim en arbeidsonge– schiktheid verleden jaar - terecht - twijfel uitte over de wenselijkheid, de verzekeringsgeneeskundige functie op te dragen aan de bedrijfsgezond– heidszorg. De minister wilde toen laten onderzoeken of het Vervangings– fonds een alternatief kon vormen of dat een ambtelijke organisatie dat alternatief moest zijn, wat zou betekenen dat de scholenorganisaties het zelf ter hand zouden moeten nemen. Na het overleg met de Kamer trok de minister destijds de conclusie dat de verzekeringsgeneeskundige begeleiding en de activiteiten in het kader van de bedrijfsgezond– heidszorg elkaar aanvullen en dus zelfstandig naast elkaar moeten bestaan. De vermelding van de aanbestedingsprocedure in de Staatscourant plaatst het Vervangingsfonds in de positie van een sociaal fonds. Het Vervangingsfonds is dus bedoeld als sociaal fonds in de zin van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 VIII, nr. 57
Ziektewet. Dat betekent dat het in het onderwijs niet mogelijk is, de verzekeringsgeneeskundige functie onder te brengen in een ambtelijke organisatie, zoals de overheidssector die kent. De sector onderwijs mist bij voorbeeld eigen personeelsdiensten, maar zelfs als die er wel waren, zouden deze personeelstaken niet aan derden kunnen worden overge– dragen of aan de bedrijfsgezondheidszorg kunnen worden uitbesteed. De vraag is of de sector onderwijs met het oog op de effectieve terug– dringing van het ziekteverzuim overeenkomstig de uitvoering van de Ziektewet, de verzekeringsgeneeskundige functies van een sociaal fonds in de zin van de Ziektewet wel kan missen. Voor een effectieve terugdringing van het ziekteverzuim is het noodza– kelijk dat de verzekeringsgeneeskundige functie is toegevoegd aan een sociaal fonds: het Vervangingsfonds. In het tweede traject van de aanpak van het ziekteverzuim en de terug– dringing van de arbeidsongeschiktheid is over de bedrijfsgezond– heidszorg een advies uitgebracht door de KMPG dat ertoe strekt meer aandacht te besteden aan een primair organisatiegericht instrumen– tarium, met daarnaast ruimte voor groepstoepassingen en individuele toepassingen. De heer Tuinstra stelde dat de artikelen 28, 37 en 39 van de Ziektewet in dezen van toepassing zijn. Op grond van de brief van 10 september mocht ervan worden uitgegaan dat de verzekeringsgeneeskundige functie van het Vervangingsfonds recht overeind was gebleven. Reden waarom eerder mondeling overleg is uitgesteld. Op 16 oktober kwam in hoofdlijnen het voorstel over een bedrijfsgezondheidszorg in het onderwijs en bleek de verzekeringsgeneeskundige functie in het eerste traject van ziekteverzuim overboord te zijn gezet, omdat de procedures van het Vervangingsfonds en de bedrijfsgezondheidszorg elkaar kruisten. Dit gegeven is terug te vinden in de criteria in de aan de orde zijnde brief. Naast de openbare aanbestedingsprocedure voor het beheer van het Vervangingsfonds wordt intern de bedrijfsgezondheidszorg in het onderwijs voorbereid. De heer Tuinstra was het ermee eens dat én het sociaal fonds én de bedrijfsgezondheidszorg voor scholen beschikbaar komt. De samenstelling van het pakket voor de bedrijfsgezondheidszorg blijkt aan de scholen te worden overgelaten. Hij was het er van harte mee eens dat de scholen in dezen keuzevrijheid genieten, maar meende dat hierdoor de criteria voor het Vervangingsfonds, overeenkomstig de commissie-Vermaat, en de aanbestedingsvoorwaarden niet behoefden te worden aangetast. Een decentrale uitvoering is beter dan het tellen van loketten en postbusnummers, zaken die het bestuur van het Vervan– gingsfonds-in-oprichting regarderen. Dat kan beter beoordelen aan welke organisatie het beheer van het Vervangingsfonds moet worden gegund. Daar staat de Kamer buiten. Deze heeft wel tot taak de functies van het Vervangingsfonds te beoordelen bij de behandeling van het wetsvoorstel tot oprichting ervan. Gelet op de uitvoering van het Vervangingsfonds als sociaal fonds in de zin van de Ziektewet met aansluitend een vrije pakketkeuze voor bedrijfsgezondheidszorg, is amendering niet bij voorbaat uit te sluiten, omdat de verzekeringsgeneeskundige functie oftewel de toepassing als sociaal fonds in de zin van de Ziektewet niet meer als criterium in de brief voorkomt. De aan de orde zijnde brief spoort niet volledig met eerder door de Kamer aanvaarde stukken en met wat in de Staatscourant is opgenomen. Als de staatssecretaris meent dat alsnog aan de eisen van de Ziektewet moet worden voldaan, kan hij bij het ministerie van Sociale Zaken te rade gaan. De heer Tuinstra besloot met de opmerking, dat hij met het noemen van de betreffende artikelen van de Ziektewet een handreiking heeft willen geven, De heer Franssen (VVD) was het er niet mee eens dat blijkens de opzet van het fonds de overheid op geen enkele wijze in het bestuur
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 VIII, nr. 57
participeert. Hij vroeg zich af of die principiële kwestie, gerelateerd aan de gekozen wetssystematiek (bij wet of bij AMvB?) niet aan de orde dient te komen bij de behandeling van het wetsvoorstel. Een volgend probleem is of men zich wil neerleggen bij de adviserende rol die de staatssecre– taris zich bij de aanbesteding heeft aangemeten ten opzichte van het bestuur van het fonds-in-oprichting. De heer Franssen achtte dit mondeling overleg prematuur, omdat de Kamer zich bij de behandeling van het wetsvoorstel eerst behoort uit te laten over de wettelijke constructie en daarbij de rol van de staatssecretaris ten principale moet betrekken. Als de Kamer in dit mondeling overleg al dan niet tot een oordeel komt over de wettelijke regeling van het fonds en over de verhouding overheid/partners, dan is het mogelijk dat de conclusie uit dit mondeling overleg haaks staat op de conclusie die uit de behandeling van het wetsvoorstel kan worden getrokken. Hij legde dit dilemma aan de staatssecretaris voor, omdat er onvoldoende helderheid bestaat. Er is deze zomer een procedure gestart om te komen tot het uitbrengen van offertes voor het beheren van het Vervangingsfonds. De heer Franssen ging ervan uit dat de beheersfunctie wordt geconcreti– seerd in het gestelde onder het kopje «Opmerking vooraf» onder 4 van de projectbeschrijving: beheersen en verminderen van de kosten, stabili– seren van de vervangingskosten, leveren van een bijdrage aan het ombuigen van de trend in het ziekteverzuim en benadrukken van de medeverantwoordelijkheid die berust bij het onderwijsveld ter zake van het beperken van het ziekteverzuim. Wat is in de aspecten financieel dan wel beleidsmatig of beleidsmatig in relatie tot de financiën vertaald? De heer Franssen leidde uit de brief van de staatssecretaris van 8 november aan de BVG af, dat bij het indienen van een offerte voor het beheer van het Vervangingsfonds niet met de oprichting en instelling van een bedrijfsgezondheidszorg behoefde te worden gerekend. Wat is in de projectbeschrijving inzake de criteria voor de beheersfunctie op voorhand strikt financieel en wat is strikt beleidsmatig gerelateerd aan de op dat moment nog niet bekende uitkomst betreffende de mogelijke instelling van een bedrijfsgezondheidszorg? De interferentie van de offer– teprocedure voor het Vervangingsfonds en het nadien in die procedure betrekken van de later bekende uitkomst over de instelling van zo'n bedrijfsgezondheidszorg is niet duidelijk. Daarom bleef er bij hem twijfel over bestaan, nog daargelaten dat verschillende organisatiebureaus in de arm zijn genomen om over de onderscheiden projecten advies uit te brengen, wat niet op voorhand als verstandig kan worden aangemerkt, omdat de verschillende aanknopingspunten bij de beoordeling nadien tot moeilijkheden kunnen leiden. Naar aanleiding van de brief van het ABP merkte de heer Franssen tot slot op dat de gerelateerdheid van het ABP aan de overheid op voorhand twijfel oproept over de correctheid van de procedure, indien er geen onafhankelijk advies van derden is over de gewenste opzet van de uitvoeringsmodaliteiten. Alle twijfels daarover moeten worden wegge– nomen. Waaruit blijkt dat het ABP, zoals het schrijft, veel contacten met de scholen heeft gehad in het kader van een wettelijke integratietaak? Wat waren de intensiteit en de kwaliteit van die contacten? Het ABP wenst nu ineens in gedeconcentreerde vorm de bedrijfsgezondheidszorg op te zetten en beroept zich op iets waarvan de heer Franssen gegeven de cijfers niet overtuigd was. Mevrouw Netelenbos (PvdA) wenste vanuit haar medeverantwoorde– lijkheid voor de openbare offerteprocedure, dat alle betrokken organi– saties (GAK, BVG en ABP) het gevoel krijgen dat een en ander zorgvuldig verloopt. Dat gevoel bestaat kennelijk bij één organisatie niet. Uit dit mondelinge overleg moet blijken dat de offerteprocedure zorgvuldig is
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 VIII, nr. 57
afgewerkt en dat er niet tussentijds extra eisen zijn gesteld aan de deelnemers aan de procedure. Is de eis van medebekostiging van de bedrijfsgezondheidszorg een extra eis in het kader van de offertepro– cedure en kan hierdoor bij opterende organisaties de indruk zijn ontstaan dat de procedure niet geheel zorgvuldig is geweest? Gegeven de grote belangen die ermee zijn gemoeid, moet iedere twijfel over de zorgvul– digheid weggenomen worden. Bij brief van 26 juni is medegedeeld dat het Vervangingsfonds wordt geregeld bij wet, dat er sprake zal zijn van verplichte aansluiting en van een toezichthoudende instantie. Voorts is gesteld dat, als er sprake is van bedrijfsgezondheidszorg de landelijke stichting Bedrijfsgezond– heidszorg en het bestuur van het Vervangingsfonds als het ware in één organisatie (eventueel met twee kamers) ondergebracht moeten zijn. Ook de Tweede Kamer wil dat het formatiebudgetsysteem op 1 augustus 1992 van kracht wordt, wat betekent dat de voorbereidingen door moeten gaan, terwijl het wetsvoorstel nog moet worden behandeld. Wat betekent het voor de adviesrol van de staatssecretaris als er een tripartiet bestuur van het Vervangingsfonds komt in plaats van een bipartiet bestuur? Mevrouw Netelenbos was overigens voor een bipartiet bestuur. Het gaat om egalisatie van risico's waar de overheid niet bij hoort. De overheid is verantwoordelijk voor de opslag in de vergoe– dingen. Omdat de stichting Bedrijfsgezondheidszorg nog moet worden opgericht, is er misschien sprake van een «half» bestuur. Wie loopt welk risico, wanneer na verbreding van het bestuur met de bedrijfsgezond– heidszorg of na wijziging van de wet door de Tweede Kamer, anders wordt gehandeld dan de staatssecretaris in zijn advies aan het bestuur had voorzien? Waar kan eventueel uitgegeven geld worden verhaald? De besturenorganisatie en de vakorganisaties moeten zelf hun vertrouwen in een bepaalde organisatie uitspreken. Die organisatie moet dan het Vervangingsfonds beheren. Als de ontwerp-wet in december wordt behandeld, kan de staatssecretaris niet tegen wijzigingsvoorstellen protesteren omdat er financiële claims uit voort zouden kunnen vloeien. Moet de toezichthoudende instantie niet worden opgenomen in de criteria voor de uitvoering? Een uitvoeringsorganisatie die ook de bedrijfsgezondheidszorg beheert kan één loket zijn, maar het kan ook gaan om een organisatie die bij voorbeeld de AAW en de Invaliditeitswet uitvoert. Het hangt er maar vanaf wat men achter een loket wil hebben. Dat is ter beoordeling van diegenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en die de risico's gaan lopen. In het wetsvoorstel staat dat er ontheffing mogelijk is van de verplichting tot aansluiting. Heeft zich al een school gemeld die niet mee wil doen? Zo ja, wat betekent dit voor het advies? Mevrouw Versnel-Schmitz (D66) meende dat de samenhang van de uitvoeringsorganisatie voor het Vervangingsfonds met de organisatie voor de bedrijfsgezondheidszorg een criterium is dat niet in de oorspron– kelijke offerte-aanvraag voorkwam. Wijziging brengen in offerteproce– dures kan moeilijkheden oproepen. Een van de bedrijven die offerte wensen te doen, heeft gevraagd om verlenging van de termijn die op 16 november zou aflopen. Kan over een en ander opheldering worden gegeven? Mevrouw Versnel vroeg zich af of bij de keuze van de uitvoerende organisatie niet ook criteria als betrouwbaarheid, snelheid en landelijke spreiding moeten worden gehanteerd. Voorts behoort de uitvoerende organisatie niet betrokken te zijn bij afkeuringsprocedures om vermenging van functies en belangenverstrengeling te voorkomen. Waarom moet de bedrijfsgezondheidszorg landelijk worden georgani– seerd? Dat kost miljoenen. Als het al landelijk moet, dan moet het recht– streeks worden verbonden met het bestuur van het Vervangingsfonds.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 VIII, nr. 57
Hoe hard is de dekking van de kosten van de bedrijfsgezondheidszorg (15,7 mln.)? Daarbij komt dat nogal optimistisch wordt gedaan over het inverdieneffect. Hoewel het bonus/malussysteem haar op zich zelf aanspreekt, vroeg mevrouw Versnel zich af hoe dit in de praktijk zal werken. Antwoord van de staatssecretaris De Staatssecretaris stelde vast dat in hoog tempo wordt gewerkt aan de totstandbrenging van het Vervangingsfonds en dat er een begin– selovereenstemming over de bedrijfsgezondheidszorg is. Het feit dat er zicht is op het werkelijk tot stand brengen van dit tweetal belangrijke voorzieningen midden volgend jaar maakt, dat nu een aantal besluiten moet worden genomen. Zowel in het advies aan het bestuur van het Vervangingsfonds– in-oprichting als in het beleid ten departemente ten opzichte van dit fonds zal nadrukkelijk het voorbehoud worden gemaakt, dat er een nieuwe offerteprocedure moet worden gestart, indien de Kamer bij de behandeling van het wetsvoorstel komt tot een wijziging, die een veran– dering behelst van de randvoorwaarden van het akkoord over het Vervan– gingsfonds of de Kamer van heel andere vooronderstellingen uitgaat in relatie tot de offerteprocedure. Die randvoorwaarde met betrekking tot de behandeling van het wetsvoorstel zal zwart op wit worden vermeld. Wanneer de omstandigheden waaronder het fonds van de grond moet komen zich wijzigen, is dat een risico voor de betrokken organisaties, die weliswaar onder een aantal randvoorwaarden hebben ingeschreven, maar ook wisten dat de wettelijke afrondende besprekingen nog in de Kamer moesten worden gevoerd. Het bestuur van het Vervangingsfonds– in-oprichting zal erop worden gewezen dat het geen definitieve verplich– tingen behoort aan te gaan, voordat de wetsbehandeling duidelijkheid heeft gebracht over het fonds zelf. De staatssecretaris was overigens van mening dat de overheid in de gegeven omstandigheden niet in het bestuur van het fonds moet deelnemen. Mocht de Kamer tot een andere conclusie komen, dan komt er een ander fonds en moet dus een nieuwe offerteprocedure worden gestart in de dan bestaande juridische context. De voorbereidingen zijn niet tot de Kamerbeslissing opgeschort, omdat dan de gewenste ingangsdatum niet zou kunnen worden gehaald. In samenspraak met de Kamer is toegewerkt naar een formatiebudget– systeem met daarbinnen een vervangingsfonds. Op grond van de passages in het FBS-akkoord waarin een inhoudelijk verband met de bedrijfsgezondheidszorg werd gelegd, is onderzocht of het financieel en organisatorisch mogelijk was om beide instrumenten van de grond te krijgen. Dat lijkt te lukken. Thans gaat het om de afronding van dit dossier en daarbij zijn zaken als wachtgelden niet aan de orde. In samenspraak met de Kamer is gekozen voor een open offertepro– cedure met begeleiding door een extern bureau. Over de vormgeving van de bedrijfsgezondheidszorg is advies gevraagd aan een ander extern bureau dat over voldoende expertise op dat terrein beschikt. In beide gevallen is de normale procedure voor het aantrekken van externe bureaus gevolgd. De offerteprocedure was gericht op de uitvoeringsorganisatie van het Vervangingsfonds met twee hoofdtaken: de administratie en de controle op zieken (de verzekeringsgeneeskundige taak). Het accent lag op het administratieve terrein. Het Vervangingsfonds zou versterking mogelijk maken van (de tot nu toe in het onderwijs niet gebruikelijke) controle bij ziekte als onderdeel van een totaalpakket aan begeleidingsmaatregelen. Richtbedrag voor de uitvoeringsorganisatie was 5 a 10 mln. Een tweetal aanbieders wilde de controletaak zo intensief vorm geven dat de totale kosten ten minste 30 mln. zouden bedragen. Daarom is deze aanbieders
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300 VIII, nr. 57
verzocht hun offerte meer te concentreren op de oorspronkelijke admini– stratieve taken. De aanbieders zijn daarop ingegaan. De landsadvocaat heeft desgevraagd verklaard dat de offerteprocedure correct is verlopen. Dit kan door de Kamer schriftelijk bevestigd worden. Op twee momenten was er in de offerteprocedure sprake van een nadere toespitsing van de offerte-aanvraag. In de eerste plaats toen offertes niet spoorden met de oorspronkelijke bedoeling betreffende de controle bij ziekte. Dat heeft tot bijstelling van de offertes geleid. Voorts zijn de aanbieders bij brief van 27 september op de hoogte gesteld van de versnelling in de ontwikkeling met betrekking tot de bedrijfsgezond– heidszorg. Bij het ingang zetten van de openbare aanbesteding voor het beheer van het Vervangingsfonds was er onvoldoende zicht op de oplossing van het probleem van de financiering van de bedrijfsgezond– heidszorg, zodat deze niet bij de offerteprocedure is betrokken. Wel is melding gemaakt van de gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de bedrijfsgezondheidszorg. De invulling van de bedrijfsgezondheidsaanpak en de nadere vormgeving van de eisen, aan het fonds te stellen, laten zich, mits binnen het hoofdlijnenakkoord, nader preciseren. Toen er meer zicht was op de mogelijkheden om de bedrijfsgezondheidszorg te reali– seren, is die precisering onder de aandacht van de aanbieders gebracht. De staatssecretaris benadrukte dat de belangrijkste taak van het Vervangingsfonds is, de continuïteit van het onderwijs te garanderen bij ziekte. Door de vormgeving van het Vervangingsfonds en door de verant– woordelijkheidsverdeling kan het fonds ook een bijdrage leveren aan het terugdringen van het ziekteverzuim. Daarom moeten er in het onderwijs processen op gang worden gebracht die in andere delen van de samen– leving allang gaande zijn. De Ziektewet is niet voor niets niet van toepassing op de bedrijfstak onderwijs. De wet is overigens op grond van haar taakstelling nergens in de overheidssfeer van toepassing. In het kader van de aanbesteding is om de tegenstelling met een commercieel verzekeringsbedrijf te accentueren gesteld, dat het Vervangingsfonds de status van een sociaal fonds zal aannemen. De staatssecretaris merkte op dat de verzekeringsgeneeskundige taken vallen onder de verantwoordelijkheid van het Vervangingsfonds en geïntegreerd in de bedrijfsgezondheidszorg moeten worden uitgevoerd. De Kamer wilde ook niet dat geïsoleerd vervangingsmaatregelen (en los daarvan ook nog eens gezondheidsmaatregelen) zouden worden genomen. Er zijn afspraken gemaakt over het plafond van het Vervangingsfonds. In een AMvB kunnen aanwijzingen worden gegeven over premiedifferen– tiatie, toezicht en de verzekeringsgeneeskundige controle. De regering wacht dus niet lijdelijk af hoe het ziekteverzuim verloopt. De eisen aan het fonds te stellen, de randvoorwaarden waaronder de bedrijfsgezond– heidszorg van de grond komt en de taakstelling inzake de terugdringing van het ziekteverzuim moeten heel zorgvuldig worden vertaald in spelregels en instructies die een normale bij de verhoudingen in de sector onderwijs passende bestrijding van het ziekteverzuim mogelijk maken. De gedachte aan èén loket is gebaseerd op de wens om voor de scholen de administratieve handelingen en dergelijke zo eenvoudig mogelijk te doen zijn. Bij afkeuring blijft natuurlijk sprake van een afzon– derlijke beslissing, maar aan afkeuring gaat ziekte vooraf. Het is dan ook van belang om te proberen in dat voortraject te voorkomen dat mensen invalide worden. In het protocol op hoofdlijnen inzake het Vervangingsfonds is opgenomen, dat er sprake is van afzonderlijke bestuurlijke verantwoorde– lijkheid voor het Vervangingsfonds, dat overigens alleen voor basis– en voortgezet onderwijs geldt, en (voor een deel landelijk) voor de bedrijfs– gezondheidszorg, die zich ook uitstrekt over MBO en HBO. De bestuur–
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300 VIII, nr. 57
6
lijke relatie moet, met name gezien het volumebeleid, zo direct mogelijk zijn. Over de vormgeving van de bestuurlijke samenwerking wordt nog gesproken. Het bonus/malussysteem is door de commissie-Vermaat voorgesteld. Het halve procent verschil moet uit het positieve saldo van het fonds worden geput. De premierestitutie wordt gegeven bij sterk dalend en de opslag bij sterk stijgend verzuim. Het is onwaarschijnlijk dat scholen jaren achtereen in de strafcategorie vallen. Immers, het gaat om hande– lingen die zij zelf kunnen beïnvloeden. Bij verhoging van de «straf» zou de bedrijfsvoering op schoolniveau risico lopen. Aangezien de offerteprocedure gaande is, wilde de staatssecretaris niet publiekelijk ingaan op argumenten van offertebrengers. Het advies van het ministerie aan het bestuur van het Vervangingsfonds– in-oprichting in het kader van de offerteprocedure zal gemotiveerd ter kennis van de Kamer worden gebracht. In juridisch opzicht zal ervoor worden gezorgd dat het advies aan, de afspraken met en de handelwijze van het bestuur van het fonds-in-oprichting het recht van amendement van de Tweede Kamer bij de behandeling van het wetsvoorstel niet blokkeren, aldus besloot de staatssecretaris zijn antwoord. De voorzitter van de commissie, Van Leijenhorst De griffier van de commissie, Hillen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 VIII, nr. 57