Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1991-1992
22 300 XV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XV (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) voor het jaar 1992
Nr. 84
BRIEF VAN OE MIIMISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 9 juni 1992 Onder verwijzing naar mijn brief d.d. 31 maart 1992 (22 300 XV, nr. 74) inzake de beëindiging van de overheidsbemoeienis met het emigratiebeleid zend ik u een Nota van Toelichting terzake met het oog op de vergadering van 18 juni aanstaande om 14.00 uur met de leden van de vaste Commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor het Minderhedenbeleid. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. de Vries
213423F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's-Gravenhage 1992
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XV, nr. 84
Nota van toelichting inzake beëindiging overheidsbemoeienis met emigratie naar traditionele bestemmingslanden 1.
Inleiding en probleemstelling
2.
De hoofddoelstellingen en kerntaken van Sociale Zaken an Werkgelegenheid
3
3.
De doelstellingen van het huidige emigratiebeleid
4
4.
De motieven voor het overheidsbeleid
4
5.
Instrumenten van het emigratiebeleid
4
6.
De positie van het emigratiebeleid in het Sociale Zaken en Werkgelegenheid-takenpakket
4
Overwegingen en conclusies
5
7.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XV, nr. 84
1. Inleiding In de afgelopen jaren is binnen de Nederlandse overheid een proces op gang gekomen om tot een doeltreffender en doelmatiger functioneren van de overheid te komen. Daarbij worden bestaande taken en werkzaamheden geanalyseerd en vervolgens worden deze in herover– weging genomen. Ook bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn de gevolgen van dit proces waarneembaar. Geruime tijd geleden zijn op alle niveaus van leidinggevenden strate– gische discussies gevoerd om te komen tot een beschrijving van wat beschouwd moet worden als de «kerntaken» van dit ministerie. Bij die beschouwingen is terdege rekening gehouden met de herhaaldelijk door het parlement geuite wens dat de overheid op een aantal terreinen zou moeten terugtreden. Een van de onderwerpen die in verband met het toetsen aan de kerntaken van dit ministerie aan de orde zijn gekomen betreft de overheidsbemoeienis met emigratie naar de traditionele bestemmings– landen (Australië, Brazilië, Canada, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten van Noord-Amerika). Geconcludeerd moest worden dat deze emigratie al vele jaren niet meer beschouwd kan worden als een beleids– instrument om de situatie in Nederland met betrekking tot de werkgele– genheid of de bevolkingsomvang te reguleren. Bovendien hebben de traditionele emigratielanden al geruime tijd geleden een non-discrimi– natoir immigratiebeleid vastgesteld waarin geen ruimte bestaat voor een specifieke Nederlandse inbreng. Voorts kan men stellen dat personen die heden ten dage belangstelling hebben voor emigratie zelfstandige verantwoordelijke burgers zijn die zeer wel in staat geacht kunnen worden zonder steun van de Neder– landse overheid te emigreren. Verder is vastgesteld, dat emigratie niet tot de kerntaken van dit departement kan worden gerekend. 2. De hoofddoelstellingen en kerntaken van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De hoofddoelstellingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid liggen op de terreinen van arbeid en inkomen, die nauw met elkaar zijn verbonden. Hierbij betreft de eerste hoofddoelstelling de bevordering voor een ieder van deelname aan betaalde, kwalitatief goede arbeid en voorkoming van arbeidsuitval. De tweede doelstelling beoogt de waarborging van een basisinko– mensvoorziening voor een ieder die niet of slechts gedeeltelijk arbeid kan verrichten of die is gepensioneerd. Daarbij is de Sociale Zaken en Werkgelegenheid-zorg gericht op (her-)inschakeling voor iedereen, die zonder arbeid is. Uit deze twee hoofddoelstellingen vloeien kerntaken voort op de deelterreinen: - werkgelegenheid en arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden, arbeids– verhoudingen, inkomen en sociale zekerheid alsmede coördinatie van het emancipatiebeleid. Deze herijking van de Sociale Zaken en Werkgelegenheid-beleidsver– antwoordelijkheid wordt in hoge mate bepaald door maatschappelijke ontwikkelingen, zoals:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XV, nr. 84
- verantwoordelijkheid kunnen dragen; - de internationalisering, waardoor met name in Europees verband nationale overheidsverantwoordelijkheid steeds meer wordt verlegd naar het EG-niveau. 3. De doelstelling(en) van het huidige emigratiebeleid Het Nederlandse emigratiebeleid heeft ten dcel Nederlanders behulpzaam te zijn bij hun emigratie naar de zogenaamde traditionele bestemmingslanden, Australië, Canada, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten van Noord-Amerika en Brazilië en daartoe vestigingsmogelijk– heden te creëren. Een en ander zo veel mogelijk in samenwerking met het ontvangende land en voorzover het toelatingsbeieid van de betref– fende landen daarvoor openingen biedt. Concreet bestaat er thans slechts een mogelijkheid tot een Neder– landse inbreng, die aansluit op het toelatingsbeleid van het ontvangende land, uitsluitend bij emigratie naar Nieuw-Zeeland. Het inmiddels geldende wereldwijde non-discriminatoire immigratiebeleid van Australië, Brazilië, Canada en de Verenigde Staten laat geen enkele ruimte meer voor een eigen Nederlands emigratiebeleid en daarmee voor de inzet van het nog resterende Nederlandse emigratie-apparaat ten gunste van de toelating van Nederlanders. 4. De motieven voor overheidsbeleid De motieven voor de rijksoverheid om zich met emigratie van Neder– landers bezig te houden zijn voornamelijk: a. de zorg, dat de weg waarlangs deze migratie zich voltrekt, betrouwbaar is voor haar staatsburgers; b. de internationale verantwoordelijkheid tegenover de regeringen van de ontvangende landen, onder meer tot uitdrukking komend in interna– tionale overeenkomsten. Uiteraard is haar verantwoordelijkheid daarin doorgaans groter naarmate het (vooral) min-vermogende of sociaal zwakkeren betreft. In die zin gaat het om ondersteunend beleid voor minder-draagkrachtigen op grond van sociale rechtvaardigheid. 5. Instrumenten van het emigratiebeleid Het beleidsinstrument voor de emigratie is relatief beperkt, omdat het veelal internationaal volgend beleid is. Voornamelijk gaat het om een dnetal zaken: - de voorlichting, die niet wervend mag zijn en wordt uitgevoerd door (door de overheid) gesubsidieerde particuliere organisaties, thans verenigd in het Nederlands Migratie Instituut (NMI); - de toepassing van de Emigratie-Bijslagregeling (EBR), welke qua inkomensniveau vrijwel op het peil van uitkeringsgerechtigden ligt; - de toepassing van het emigrantentarief voor gereduceerde vliegtic– kets (hetgeen in het merendeel van de emigratie-aanmeldingen voor de betrokkenen voordeliger is dan de EBR). 6. De positie van het emigratiebeleid in het Sociale Zaken en Werkgelegenheid-takenpakket In de nota «Strategische Verkenningen» wordt de reikwijdte van de hoofddoelstellingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet expliciet beperkt tot Nederland. Gelet daarop zou de emigratiedoelstelling binnen de Sociale Zaken en Werkgelegenheid-doelstellingen te plaatsen zijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XV, nr. 84
Nederlanders kunnen immers door emigratie naar elders arbeid en inkomen verwerven. Migratiebeleid in casu emigratiebeleid als zodanig komt echter niet voor in de Sociale Zaken en Werkgelegenheid-kerntaken. Aan het emigratiebeleid kunnen wel raakvlakken met bepaalde onder– delen van de Sociale Zaken en Werkgelegenheid-kerntaken worden onderkend. Deze raakvlakken zijn echter als marginaal te kwalificeren of slechts indirect tot kerntaken te herleiden. De hedendaagse emigrant behoort door de geldende immigratievoor– waarden van de bestemmingslanden veelal tot de categorie Nederlandse staatsburgers, die een zeer waardevolle functie in de eigen samenleving kunnen vervullen. Voor hen liggen immers goede perspectieven op de NederlancJse arbeidsmarkt, daar dit in de regel dermate goed opgeleide en vaak ook nog redelijk vermogende personen zijn, waardoor zij geen extra aandacht behoeven van de Nederlandse overheid. Met overheidsmiddelen omgeschoolde personen zijn eveneens op de Nederlandse arbeidsmarkt inzetbaar. Daarenboven tellen de bestem– mingslanden in hun toelatingsvoorwaarden het arbeidsverleden van emigranten zwaar mee, waardoor emigratie voor werklozen een praktisch onhaalbare kaart is. 7. Overwegingen en conclusies /. Overwegingen a. Het emigratiebeleid heeft geen duidelijke verankering in het Sociale Zaken en Werkgelegenheid-takenpakket en dient geen duidelijk Neder– lands staatsbelang meer. b. Het maatschappelijke beeld van de zelfstandige burger met particu– liere organisaties, die basisvoorwaarden kunnen bieden voor collectieve zorg, verdraagt zich niet langer met een overheidsbemoeienis bij emigratie. c. De immigratievoorwaarden van bestemmingslanden vertonen kenmerken, waarmee geen Nederlands belang meer is gediend. Bovendien zullen deze bestemmingslanden de additionele kosten voor hun immigratiebeleid (zoals voorlichtingsmateriaal) zelf moeten dragen. //. Conclusies a. Op korte termijn afschaffing van de directe overheidsbemoeienis met emigratie richting traditionele bestemmingslanden (inclusief het buitenlands apparaat). b. Afschaffing van de Emigratie-Bijslagregeling. c. Informatieverwerving over emigratie wordt de individuele verant– woordelijkheid van de burger. Eventueel met inzet van maatschappelijke organisaties, waarvoor financiële steun van de rijksoverheid op de middellange termijn gaat vervallen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. de Vries
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XV, nr. 84