Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1985-1986
18 279
Bouwbeleid, beddenreductie en budgettering
IMr. 6
V E R S L A G V A N EEN M O N D E L I N G O V E R L E G Vastgesteld 10 april 1 9 8 6 De vaste Commissie voor de Volksgezondheid 1 heeft op 13 februari 1986 mondeling overleg gevoerd met de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur over het bouwbeleid voor ziekenhuizen. De b e w i n d s m a n had ter voorbereiding van het overleg een aantal brieven aan de commissie doen t o e k o m e n , op 18 juli, 10 september en 9 december 1985 en op 7 februari 1986. Deze zijn als bijlagen bij dit verslag o p g e n o m e n . De commissie brengt als volgt verslag uit van het gevoerde overleg. V r a g e n en o p m e r k i n g e n uit de c o m m i s s i e
' Samenstelling: Leden: Haas Berger (PvdA), voorzitter, Cornelissen (CDA), Dees (VVD), Weijers (CDA), Müller-van Ast (PvdA), Terpstra (VVD), Wöltgens (PvdA), Lansink (CDA), ondervoorzitter, Borgman (CDA), Toussaint (PvdA), Mik (D'66), Leerling (RPF). De Pree (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Van Es (PSP), Ter Veld (PvdA), Eshuis (CPN), Lucassen Stauttener (VVD), Kamp (VVD), Franssen (VVD), Laning Boersema (CDA) Plv. leden: Moor (PvdA), Beinema (CDA), Linschoten (VVD), Wolters (CDA), Poppe (PvdA), Nijhuis (VVD), Ter Beek (PvdA), Van der Heijden (CDA), De Kok (CDA), Veldhoen (PvdA), Groenman (D'66), Van Dis (SGP), Sloots (PvdA), Janmaat Abee (CDA), Beckers de Bruijn (PPR), Jabaaij (PvdA), Buurmeijer (PvdA), Van Rey (VVD), Jorritsma Lebbink (VVD), Hermans (VVD), Andela Baur (CDA)
De heer Lansink (C.D.A.) vond het hoog tijd dat de resultaten van de zgn. motie-Lansink in de Kamer besproken w o r d e n . Over de uitvoering van de motie is weliswaar schriftelijk door de staatssecretaris informatie verstrekt, maar de heer Lansink vond deze niet volledig genoeg o m een beeld te kunnen krijgen van hetgeen met deze motie is bereikt. Voor hem was onduidelijk gebleven of bij de toewijzing als criterium is genomen de aanwezigheid van een positieve exploitatie of de spreiding over de provincies. In welke mate speelde de bijdrage aan de beddenreductie een rol? Hoe zwaar hebben de adviezen van het College voor Ziekenhuisvoorzieningen gewogen? De heer Lansink vroeg verder of het nog wel gewenst is om te spreken over de Ruding-dot, nu de overheidsgarantie niet meer voorkomt. Ook de t e r m exploitatieverlagende initiatieven vond hij niet geschikt, tenzij ook poliklinieken en voorzieningen voor dagverpleging hieronder w o r d e n gebracht. Een eenduidig begrippenkader vond de heer Lansink een vereiste. De heer Lansink wilde er niet toe overgaan o m elk project apart te gaan bespreken. W e l wilde hij kunnen toetsen of aan de motie uitvoering is gegeven. Criteria hiervoor noemde hij: een goede verdeling over de provincies en grote steden, de inbreng van provinciale besturen bij de toewijzing, en de afwijkingen die de bewindsman heeft aangebracht in de volgorde die door de colleges van G.S. is opgesteld, en de positie van de instellingen die bij de eerste ronde niet in aanmerking kwamen maar bij de t w e e d e ronde w e l . In dit verband noemde hij Zwijndrecht, de Malberg in A r n h e m en het ziekenhuis in Soest. De financiële afwikkeling van deze initiatieven vond de heer Lansink onduidelijk. Wanneer valt het tijdstip w a a r o p met de bouw kan worden begonnen? Is een versnelling in de procedures voor de betreffende initiatieven mogelijk?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 18 2 7 9 , nr. 6
1
De heer Lansink noemde tot slot een tweetal knelpunten die de uitvoering van de motie-Lansink in de weg kunnen staan. In de eerste plaats is dit de kwestie van de samenwerkingsovereenkomsten in de regio van de nieuwbouwprojecten. De totstandkoming hiervan loopt niet overal goed. Hoe zwaar weegt het bereiken van een samenwerkingsovereenkomst bij het realiseren van bouwprojecten? Het grootste knelpunt is volgens de heer Lansink de financiering. W a a r o m wordt geen rijksgarantie meer gegeven, terwijl er toch sprake is van een zekere medeverantwoordelijkheid van het Rijk? Overname van de garantie door de gemeente of de provincie is niet in alle gevallen mogelijk. W a t zijn de mogelijkheden van een garantie via de bank van de VNG of institutionele beleggers? De heer Lansink wees erop dat het afzien van een garantie een hogere rente met zich meebrengt, terwijl er nu juist wordt gestreefd naar kostenbeheersing. Mevrouw T e r p s t r a (V.V.D.) vond het een verbetering dat de toewijzing van bouwinitiatieven nu is gedecentraliseerd en geschiedt aan de hand van criteria. Dit betekent echter niet dat de problemen hiermee zijn opgelost. In het verleden is door de commissie hieraan reeds aandacht besteed, zonder dat bevredigende antwoorden van regeringszijde zijn gegeven. M e v r o u w Terpstra noemde hierbij het punt dat bij de samenstelling van provinciale prioriteitenlijsten niet altijd rekening w o r d t gehouden met landelijke functies van voorzieningen en het gewenste landelijk beleid. Zij noemde als voorbeeld de Stichting voor Antroposofische Gezondheidszorg die een samenwerking wil realiseren met Berg en Bos en de W . Arntzstichting. W a t zullen de gevolgen zijn van het te verschijnen structuurplan voor de geriatrische gezondheidszorg? Ook wenste deze spreekster meer inzicht in de omvang en de besteding van de landelijke reserve. W a t is de ratio van de verdeling van het b o u w p l a f o n d van % voor de provincies en V4 voor het Rijk? Dezelfde vraag stelde zij voor de pijplijneffecten voor de komende kabinetsperiode, bij voorbeeld ten aangezien van Gelderland en Drente en de groeiprovincie Flevoland. Mevrouw Terpstra vroeg verder naar de ervaring van de bewindsman met de samenhang tussen het b o u w p l a f o n d , het exploitatieplafond en het garantieplafond. Is het zo dat projecten met een minder gunstig exploitatieniveau hoger op de lijst komen, in de verwachting dat projecten met een positieve exploitatie toch wel gerealiseerd worden? M e v r o u w Terpstra had het een goede zaak gevonden dat ook het bouwbeleid gedecentraliseerd w o r d t , maar dit neemt niet w e g dat dit achteraf getoetst w o r d t door de Kamer. In welk opzicht is de bewindsman afgeweken van de provinciale adviezen, en met welke reden? Hoe vindt financiering plaats in relatie t o t de garantie? Is het zo dat het b o u w b u d g e t voor 1 9 8 7 - 1 9 9 0 ver achterloopt bij de werkelijke bouwbehoefte? Ten aanzien van de beslissing inzake het streekziekenhuis te Coevorden/Hardenberg vroeg mevrouw Terpstra of de buitenkliniek in Coevorden alleen kans van slagen heeft wanneer er dagbehandeling kan plaatsvinden. Krijgt het ziekenhuis de budgetteringsvrijheid o m hierover te beslissen? Ten aanzien van het ziekenhuis in Baarn/Soest (de Oelte) vroeg zij ten slotte of vanuit de Lansink-pot extra geld beschikbaar kan komen o m Zonnegloren tot verpleeghuis o m te bouwen, w a t een extra exploitatievoordeel op zal leveren. M e v r o u w M ü l l e r - v a n A s t (P.v.d.A.) wenste geen aparte initiatieven te bespreken, maar alleen het bouwbeleid als geheel aan de orde te stellen. Zij betreurde het dat niet een volledig overzicht door de bewindsman is gegeven van de gevallen waarin is afgeweken van de provinciale prioriteiten, en met name van de redenen hiervoor. W a a r o m bleek in die gevallen de gewenste aanvang van de b o u w niet haalbaar? Zijn er afspraken gemaakt voor deze gevallen wanneer wel met de bouw begonnen kan worden? W o r d e n de gezondheidszorgvoorzieningen niet geschaad? Mevrouw Muller had uit de gegevens die haar hadden bereikt geconclu-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 18 2 7 9 , nr. 6
2
deerd dat het b o u w p l a f o n d te laag is. De NZR bij voorbeeld meldde in november dat er een tekort zal zijn van 6 0 0 miljoen voor de periode 1 9 8 7 - 1 9 9 0 . De hoogte van het b o u w p l a f o n d zou naar haar mening dan ook ter discussie moeten staan. Ook had mevrouw Muller vernomen dat bij de financiering problemen bestaan, met name op het punt van de garantiestelling, maar ook ten aanzien van de afschrijvingstermijn. Zij stelde dat de lagere overheden terughoudend zijn in hun garanties omdat het beleid ten aanzien van ziekenhuizen rijksbeleid is en omdat het bedrag aan garanties de reserves verre overschrijdt. In dit verband bracht mevrouw Muller een aantal vragen naar voren. Hoevaak is een beroep gedaan op de verleende garantie? W a t is gedaan met de suggesties dat het Rijk weer garant staat voor de lagere overheden of dat beide overheden de garantie delen? De problemen die ontstaan zijn betreffende het feit dat geen lening voor een initiatief dat is goedgekeurd verkregen kan worden of dat een hogere rente betaald moet w o r d e n , of dat minder gebouwd kan w o r d e n dan waarvoor t o e s t e m m i n g was. De aarzeling die bestaat bij het ministerie van Financiën vond m e v r o u w Muller overbodig omdat juist de hele procedure voor de t o e s t e m m i n g maakt dat de bouw van ziekenhuizen weinig financiële risico's met zich meebrengt. Voor dit probleem moet, zo stelde mevrouw Muller, snel een oplossing w o r d e n gevonden omdat het bouwbeleid anders geen effect zal hebben. H e t a n t w o o r d v a n de s t a a t s s e c r e t a r i s van W e l z i j n , V o l k s g e z o n d heid en Cultuur De s t a a t s s e c r e t a r i s was bij het verstrekken van gegevens aan de commissie ervan uitgegaan dat de commissie voornamelijk de uitvoering van de motie-Lansink wenste te bespreken, en niet het bouwbeleid in het algemeen. Dit nam niet w e g dat hij op de gestelde vragen zo volledig mogelijk in zou gaan. De b e w i n d s m a n stelde dat het bouwbeleid van dit kabinet tot inzet had te komen tot een sterke decentralisatie op dit terrein, overeenkomstig de wens van de Kamer. De provincies zijn dan ook sterk betrokken bij de besluitvorming, in veel mindere mate de gemeentebesturen. Zowel bij de vaststelling van het reguliere b o u w p l a f o n d voor 1 9 8 4 - 1 9 8 6 als bij de afspraken voor de periode 1 9 8 7 - 1 9 9 0 is met de provincies overlegd over de invulling van het volume. Naast de bedragen voor het volume per provincie zijn ook bedragen gereserveerd voor landelijke projecten, de verkorte procedures en voor de algemene reserve. Deze reserve dient ondermeer o m sturend te kunnen optreden wanneer provincies teveel nadruk leggen op de grote projecten. Voor 1986 zal het b o u w v o l u m e weer hoger zijn dan in 1 9 8 2 , namelijk naar verwachting 6 6 5 miljoen. Met de minister van Financiën is overeenstemming bereikt dat het volume dat in 1935 niet geheel is besteed ook in 1986 besteed kan w o r d e n . De opgaven van de provincies voor de periode 1 9 8 7 - 1 9 9 0 k o m e n , zo vervolgde de b e w i n d s m a n , slechts traag binnen. Volledige opgaven zijn gedaan door Groningen, Friesland en Drenthe, Flevoland en Utrecht. Pas wanneer alle opgaven binnen zijn kan een goede afweging gemaakt w o r d e n waar de prioriteiten gelegd moeten worden. Het verhogen van het b o u w v o l u m e is geen eenvoudige zaak, o m d a t dit weer gevolgen zal hebben voor het FOGM. Wanneer de provinciale adviezen binnen zijn kunnen deze naast het advies van het College voor Ziekenhuisvoorzieningen en het rapport van de NZR gelegd worden o m een juiste afweging te kunnen maken. Ten aanzien van de uitvoering van de motie-Lansink in de vorm van exploitatieverlagende initiatieven zei de bewindsman dat het tot dan toe moeilijk was gebleken o m de beschikbare 5 0 0 miljoen in dit kader te besteden. Een aantal provincies zijn niet in staat gebleken o m projecten
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 18 2 7 9 , nr. 6
3
hiervoor aan te melden. De projecten worden zorgvuldig gescreened door het College voor Ziekenhuisvoorzieningen, het COTG en het Ministerie van Financiën. Tot nu toe is voor een bedrag van 1 589 miljoen aan positieve toekenningen gedaan, en voor een bedrag van 1 53 miljoen is wel reeds een positieve beslissing genomen maar nog geen mededeling gedaan (het betreft de Malberg). Nog 8 projecten zijn in behandeling die exploitatiepositief lijken, voor een bedrag van 2 2 0 miljoen. Voorts zijn 35 projecten nog te behandelen, ten bedrage van 2 7 0 miljoen. Het betreft hier dus overwegend kleine projecten. De bewindsman concludeerde dat het bedrag van 5 0 0 miljoen moeilijk besteed kan w o r d e n , en dat hij daarom vanuit die optiek geen argumenten heeft o m aan de minister van Financiën een verhoging van het b o u w p l a f o n d te vragen. W e l zei de bewindsman de mogelijkheid onder ogen te zien o m de gedachte van de motie-Lansink structureel in te bouwen in het beleid voor de komende periode van vier jaar. Dit zou als voordeel hebben dat het FOGM niet moet worden bijgesteld. Op het m o m e n t dat er teveel projecten waren ingediend was het inderdaad een probleem wat voorrang moest krijgen, de spreiding of het budgettair positief zijn. In het begin is dan ook met betrekking tot de 5 0 0 miljoen een verdeling gemaakt over de provincies, op basis van de verdeling van de periode 1 9 8 4 - 1 9 8 6 . Dit leidde aanvankelijk tot problemen o m d a t enkele provincies meer budgettair positieve projecten hadden dan andere. M o m e n t e e l bestaat dit probleem van de spreiding echter niet meer, en is het criterium nu alleen nog het budgettair positief zijn. W e l wordt ook de bijdrage aan de beddenreductie in aanmerking g e n o m e n . De adviezen van het College voor Ziekenhuisvoorzieningen wegen erg zwaar bij de beslissing van de bewindsman, alsook het advies van de inspectie. Bij een ziekenhuis als dat in Coevorden/Hardenberg zijn zeker positief budgettaire aspecten, maar is het advies van de inspectie en van het College negatief. Niet of nauwelijks zijn er afwijkingen van de provinciale adviezen geweest. W e l is soms van de volgorde afgeweken, maar altijd in overleg met de provincie. In het geval van de Oelte is afgeweken van het advies van de provincie, maar dit gebeurde eveneens c o n f o r m het advies van de inspectie en het College. Ten aanzien van het ziekenhuis in Zwijndrecht zei de staatssecretaris dat initiatieven soms budgettair positief zijn, maar dan wel met inlevering van functies. Hierover vindt dan weer overleg plaats met de provincie. Wanneer budgettaire positiviteit bereikt wordt door het inleveren van bedden, moet wel bedacht dat daarnaast ook nog een bijdrage geleverd moet w o r d e n in het kader van de algemene beddenreductie. Dit probleem speelt bij voorbeeld bij de Malberg. Versnelling in de procedures is moeilijk, omdat alle projecten de procedures moeten doorlopen, en soms blijkt dat zij zeer slecht o n d e r b o u w d zijn. De nieuwe beleidslijn van decentralisatie bracht wel met zich mee dat de provincies en ook de instellingen zich moesten instellen op de afwegingen die zij moesten gaan maken. Het rekening houden met landelijke functies speelde voor de provincies echter nauwelijks omdat de projecten vrijwel uitsluitend ziekenhuizen betroffen. Op de lijst voor 1 9 8 7 - 1 9 9 0 komen w e l meer projecten voor die niet de ziekenhuissector betreffen. Hiervoor w o r d t dan ook de algemene reserve aangehouden. De staatssecretaris zei ervan uit te gaan dat alle instellingen weten waar zij aan toe zijn. Uit de reacties was dit hem ook wel gebleken. Vervolgens ging de bewindsman in op de problemen met betrekking tot de garantiestelling. Hij was, met de minister van Financiën, van mening dat van projecten een oneigenlijk financieel beeld w o r d t gegeven wanneer de risico's niet worden doorberekend. Het betreft hier trouwens een weigering o m het garantieplafond te verhogen voor projecten op basis van de motie-Lansink. Concrete projecten die niet door kunnen gaan vanwege het ontbreken van de garantie waren de staatssecretaris
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 18 2 7 9 , nr. 6
4
niet voorgelegd. Wel zullen de kosten hoger worden, en hierover zal de bewindsman tot overeenstemming moeten komen met de minister van Financiën. Mocht een project alleen op de garantieverlening vastlopen, zou de bewindsman dit eveneens met de minister van Financiën opnemen. In twee gevallen is een beroep gedaan op het garantiefonds, namelijk bij de Jellinekkliniek in 1985 en bij een Medisch Kindertehuis, in 1982. Gedachtenwisseling in tweede termijn De heer Lansink was de bewindsman dankbaar voor zijn antwoord, maar voegde hieraan toe dat de gegeven informatie in een eerder stadium de commissie schriftelijk had kunnen bereiken. Verder vestigde hij er de aandacht op dat de motie-Lansink gezien moet worden in het kader van de discussie over het hele bouwbeleid, en dus niet geïsoleerd besproken dient te worden. Het uitgangspunt van de motie was het klassieke patroon van het bouwbeleid te doorbreken. Met betrekking tot de financiering zei de heer Lansink het juist te vinden dat de minister van Financiën de stelling hanteert dat de garanties niet meer noodzakelijk zijn. Wel was hij van mening dat, wanneer blijkt dat de zorg of de kostenfactor hierdoor negatief worden beïnvloed, hiervoor een oplossing gevonden moet worden. Is het niet zo dat het bankwezen zozeer gewend is aan overheidsgaranties dat het geen risico's meer durft te nemen? Kunnen de financierende instellingen ook invloed krijgen in het beheer en management van de ziekenhuizen? Kan de bank van de VNG hier niet een rol spelen? Mevrouw Terpstra dankte de bewindsman voor zijn antwoorden. Zij bracht de vraag naar voren of het bouwplafond nog wel een criterium moet zijn, daar waar exploitatieplafonds van kracht zijn. Mag uit het antwoord dat de beschikbare bedragen niet eens volledig besteed konden worden, worden opgemaakt dat de provincies niet de minder lucratieve projecten op de prioriteitenlijst hebben gezet omdat de budgettair positieve projecten toch wel in het kader van de motie-Lansink aan bod zouden komen? » Kan de bewindsman inzicht geven in de omvang en besteding van de landelijke reserve en in de bouwbehoefte voor de komende jaren? Hoe komt het dat de adviezen van het College en de inspectie zo afwijken, in enkele gevallen, van de provinciale prioriteiten? Mevrouw Müller-van Ast sloot zich aan bij de opmerking dat veel van de nu gegeven informatie tevoren schriftelijk had kunnen worden verstrekt. Mevrouw Muller kon zich vinden in het argument dat in enkele gevallen is afgeweken van de provinciale prioriteit op grond van kwaliteitsoverwegingen. Zij zou echter wel willen weten om welke argumenten het dan precies gaat, ook ten behoeve van de provincies zelf. Voorts vond mevrouw Muller het argument waarom de staatssecretaris een verzoek om verhoging van het bouwplafond niet reëel vindt, niet consistent omdat het reguliere bouwplafonds los staat van de exploitatieverlagende initiatieven waarvoor het bedrag niet volledig kon worden ingevuld. Kunnen de banken en andere financiers ook eisen stellen ten aanzien van de exploitatie en functies van ziekenhuizen, wanneer zij een groter risico dragen zonder overheidsgarantie? De staatssecretaris stelde dat, wanneer een goed beheersinstrument van de exploitatie-uitgaven gevonden zal zijn, zijns inziens het bouwplafond niet meer nodig zal zijn. Tot zolang zal het bouwvolume nog beheerst moeten worden. De bank van de VNG kan alleen financieren met garantie. In de praktijk gebeurt het dat in ziekenhuisbesturen vertegenwoordigers van financie-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18279, nr. 6
5
rende instellingen zijn o p g e n o m e n . Hij zag hier echter niet het gevaar van commercialisering in. Het is inderdaad gebeurd dat provincies budgettair positieve projecten op de lijst voor de Lansink-pot hebben gezet, en de minder lucratieve op de reguliere prioriteitenlijst. Met name is dit gebeurd in N o o r d - en ZuidHolland. Inzicht in de algemene reserve zal verstrekt w o r d e n , alsook in de bouwbehoefte voor de komende jaren. Het komt voor dat provincies en adviezen van inspectie en het College sterk van elkaar verschillen, bij voorbeeld in Coevorden/Hardenberg en de Oelte. De bewindsman zei er voorstander van te zijn dat het College in de t o e k o m s t ook meer aan de provincies zal moeten adviseren. Anderzijds zullen ook de provincies zich iets moeten aantrekken van het standpunt van de inspectie. De voorzitter van de commissie, Haas-Berger De griffier voor dit verslag, Van Overbeeke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 18 2 7 9 , nr. 6
6
BIJLAGE I
MINISTERIE VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR Aan de griffier van de vaste Commissie voor de Volksgezondheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Leidschendam, 18 juli 1985 In antwoord op uw brief deel ik u mee dat ik er naar streef u zo spoedig mogelijk een opgave te verstrekken van de projecten waarover ik in het kader van de motie-Lansink positief heb beslist. Het besluitvormingsproces kan dan worden voltooid. De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, J. P. van der Reijden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18 279, nr. 6
7
B I J L A G E II
MINISTERIE V A N WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR Aan de Voorzitter van de vaste Commissie voor de Volksgezondheid van de Tweede Kamer der Staten Generaal Leidschendam, 10 september 1985 In aansluiting op mijn brief van 18 juli 1985 en uw brief van 3 september 1985 doe ik u de volgende informatie toekomen over b o u w p r o j e c t e n , waarover ik in het kader van de motie Lansink positief heb beslist resp. binnenkort zal beslissen. In het kader van het te voeren bouwbeleid voor komende jaren heb ik op 4 april 1985 aan Gedeputeerde Staten der Provincies alsmede aan de Minister van Binnenlandse Zaken mededeling gedaan van het indicatieve aandeel dat de betrokken provincies mogen besteden aan zgn. «budgettair-positieve» projecten in relatie met het te verwachten aandeel in het reguliere bouwplafond 1987 t / m 1990. Vervolgens heb ik - gebaseerd op de door de provincies aangedragen bouwprioriteiten - aan een aantal zgn. «budgettair-positieve» projecten goedkeuring in het kader van de motie Lansink verleend. Het al dan niet zgn. «exploitatie-positief» zijn van de betrokken projecten na gereedkomen van de bouw was daarbij van beslissende betekenis. Bij de beoordeling daarvan heb ik de criteria vermeld in mijn brief van 1 november 1984 als uitgangspunt g e n o m e n . Voorts heb ik mij gebaseerd op de adviezen van het College voor ziekenhuisvoorzieningen. Ten slotte heeft ook het Ministerie van Financiën zich over het zgn. exploitatie positief zijn van de projecten uitgesproken. Ten aanzien van alle projecten is een zelfde consequente lijn gevolgd. De gegeven goedkeuringen houden niet in dat direct met de b o u w kan w o r d e n begonnen, daar de geldende procedures W e t ziekenhuisvoorzieningen moeten worden gevolgd. W e l zal er dezerzijds naar w o r d e n gestreefd de bouw van de betrokken projecten zo snel mogelijk te doen aanvangen. Overigens heb ik aan de betrokken initiatiefnemer meegedeeld dat zij w o r d e n geplaatst op de lijst van exploitatie positieve projecten die nog met de Tweede Kamer der Staten Generaal zal worden besproken. Inmiddels zijn de volgende besluiten tot goedkeuring g e n o m e n . Provincie
Naam
Totale investeringskosten In min. guldens
Overijssel
- Streekziekenhuis Midden-T wente, Hengelo — Stg. Doetinchemse ziekenhuizen, Doetinchem — Canisius ziekenhuis, Nijmegen — Ziekenhuis Isselwaerde, IJsselstein — Ziekenhuis Gooi-Noord, Blaricum — Revalidatiecentrum Amsterdam,
f
100,4
1
64,9
1 f f I
207,8 2,5 137,3 47.2
f f f f
128,3 104,1 112,2 75,2
f 1
152,1 82,2
Gelderland Utrecht Noord-Holland
Amsterdam Zuid-Holland
Noord-Brabant Zee knul
— Gemeenteziekenhuis Dordrecht, Derdrecht - Nieuw ziekenhuis Spijkenisse - Nieuw ziekenhuis Capelle a/d IJssel Stg. Alg. ziekenhuis Zoetermeer, Zoetermeer St. Joseph ziekenhuis Eindhoven — Ziekenhuis Midden-Zeeuwsch-Vloar deren Terneuzen
Ik ben voornemens op korte termijn de bouwprojecten OLVG te A m s t e r d a m en het Diaconessenhuis te Utrecht aan deze lijst toe te voegen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 18 2 7 9 , nr. 6
8
In totaal heb ik alsdan voor een bedrag van ca. f 1440 min. aan besluiten genomen (uitgedrukt in totale investeringskosten). Hiervan uitgaande en het beslag op het reguliere b o u w p l a f o n d 1987 t / m 1990 is van het extra bouwbedrag van f 5 0 0 min. reeds ca. f 3 6 0 min. verdeeld. Ik wijs er nadrukkelijk op dat ik bij de besluitvorming het indicatieve aandeel per provincie in het extra bedrag van f 5 0 0 min. vooralsnog als uitgangspunt heb g e n o m e n . In de bijlage treft u een overzicht aan van projecten waarover nog geen beslissing is g e n o m e n . Van een aantal van deze projecten heb ik het advies van het College voor ziekenhuisvoorzieningen nog niet ontvangen. Voorts voer ik nog overleg met een aantal provincies over onder meer de prioriteitsvolgorde van de projecten. Van enkele projecten vermeld in de bijlage staat inmiddels vast dat na het gereedkomen van de b o u w de exploitatiekosten lager liggen dan de huidige exploitatiekosten Ik heb echter aan deze projecten thans nog geen goedkeuring tot bouw in de zin van de zgn. motie Lansink kunnen geven, hetzij o m d a t er problemen van planmatige aard zijn, hetzij omdat het indicatieve aandeel van de provincies in het extra bedrag niet voldoende was. Overigens heb ik ten behoeve van enkele provincies reeds een deel van het reservebedrag van f 100 min. besteed. Indien w o r d t verondersteld dat alle projecten vermeld in de bijlage zgn. «exploitatie-positief» zijn, de provinciale besturen volledige prioriteit geven aan deze projecten en er geen planmatige problemen zullen zijn, is het gelet op het thans beschikbare bedrag van f 5 0 0 min. niet mogelijk al deze projecten in dit kader te realiseren. Ik beraad mij op welke wijze ik het daarheen kan leiden dat de betrokken projecten dan alsnog een bouwgoedkeuring kunnen ontvangen. In uw brief van 3 september 1985 verzoekt u mij een opgave te verstrekken van alle beslissingen die ik heb genomen ten aanzien van de bouwprioriteiten 1987 t / m 1990, waarbij met betrekking tot elke beslissing die afwijkt van het provinciale advies, de reden w a a r o m w o r d t afgeweken w o r d t gemotiveerd. Ik heb tot heden echter nog geen enkele beslissing terzake genomen dan dat vanzelfsprekend de bovenvermelde projecten op de nog met de provincies te bespreken lijsten met prioriteit zullen dienen voor te komen. Het ligt overigens in mijn voornemen dit najaar met de provincies van gedachten te wisselen over de procedure van bouwprioriteiten 1987 t / m 1 9 9 0 . De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, J . P. van der Reijden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 18 2 7 9 , nr. 6
9
Bijlage
Overzicht exploitatie verlagende bouwinitiatieven per 6-9-1985 De projecten zijn niet in prioriteitsvolgorde geplaatst Provincie Groningen Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Utrecht
Noord-Holland
Naam instelling
Omschrijving initiatief
— Harlingen Zkh. Oranjeoord — Noordbergum vplh. Nieuw Toutenburg — Drachten vplh. Bertilla — Joure vplh. De Flecke — Sneek St. Antonius zkh. — Bolsward vphl. Bloemkamp — Zuidlaren P. Z. Dennenoord — Emmen vplh. De Horst — Meppel N.H. Diaconessen — Deventer St. Geertruiden/St. Jozef — Coevorden-Hardenberg Streekziekenhuis — Enschede zkh. De Stadsmaten — De Steeg Philadelphia Tehuizen — Arnhem St. Elisabeth/Gemeentezkh. — Soest Stg. Maarschalksbos/Zonnegloren — Amersfoort De Lichtenberg — Utrecht Dr. J. N. Voorhoevesluis — Harmeien Heremalerhof — Maarn Stameren — Hilversum Zkh. Gooi-Zuid — Alkmaar Medisch Centrum — Kennemerland St. Jozef — Amsterdam Emma Kinderzkh. — Haarlem Elisabeth's Gasthuis — Haarlem St. Joannes de Deo — Hoorn Streekzkh. West Friesland — Haarlem Elisabeth's Gasthuis — Santpoort Provinciaal Ziekenhuis — Haarlem Janskliniek — Julianadorp Noorderhaven — Amsterdam Stg. vplh. Amsterdam
polikliniek vervangende nieuwbouw psychogeriatrische bedden renovatie renovatie vervangende nieuwbouw renovatie vervangende nieuwbouw 70 plaatsen energiebesparing transportvoorzieningen fusie nieuwbouw fusie-ziekenhuis + buitenpolikliniek + verpleeghuis fase III B vervanging hoofdgebouw fusiebouw vervangende nieuwbouw verbouw en uitbreiding polikliniek renovatie en reductie transformatie en reductie sociowoning nieuwbouw nieuwbouw laboratorium fusie nieuwbouw integratie in AMC verbetering polikliniek verbouw behandelhuis verplaatsing laboratorium aanpassing personeelsflat dagebehandeling energiebesparing omleggen rioolpersleiding nieuwbouw 3 lokaties
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 18 2 7 9 , nr. 6
10
Provincie
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Naam instelling
Omschrijving initiatief
— Huizen Mr. van Heukelomstichting — Bennebroek P. Z. Vogelenzang — Santpoort Prov, Ziekenhuis — Zwijndrecht St. Jacob/R.K. Zkh. — Gouda St. Jozef — Voorburg Diaconessenhuis — Vlaardingen Holy zkh. — Schiedam Schieland zkh. — Delft Reinier de Graafstg. — Wassenaar/ Leidschendam Ursula/Schakenbosch — Woerden Weddestein — Zwammerdam Hooge Burch — Delft Van der Woudenstg. — Vlissingen Streekzkh. Walcheren — Goes vplh. De Werfkampen/Maria Terweel — Tilburg R.K. Gasthuis — Oosterhout St. Joseph — Oosterhout St. Joseph — Eindhoven Dommelhoef — Breda Diaconessenhuis/St. Laurenszkh. — Geldrop St. Anna zkh. — Bergen op Zoom Alg. Burger Gasthuis — Eindhoven Diaconessenhuis — Tilburg Maria zkh. — Vught P. Z. Voorburg — Echt Pepijnklinieken — Roermond De Steenen Trappen — Kerkrade St. Joseph
vervangende huisvesting paviljoen huur woningen vervangende nieuwbouw nieuwbouw oprolplan renovatie + uitbreiding polikliniek verbouw kinderafdeling vervangende nieuwbouw P.A.A.Z. 5 deelprojecten inkrimping complex energiebesparing + verbetering paviljoen herhuisvesting fusie nieuwbouw samenvoeging dagverpleging herstructurering en uitbreiding polikliniek fusie renovatie aanpassing + uitbreiding dagverpleging + P.A.A.Z. energiebesparing renovatie kinderafdeling renovatie kinderbouwlaag ontmanteling hoofdgebouw actieplan 2e fase vervangende nieuwbouw herstructurering
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18 279, nr. 6
11
BIJLAGE III
Aan de Voorzitter van de vaste Commissie voor de Volksgezondheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Leidschendam, 9 december 1985 In aansluiting op mijn brief van 10 september 1985 doe ik u aanvullend informatie toekomen over bouwplannen, waarover ik in het kader van de zgn. motie-Lansink positief heb beslist respectievelijk binnenkort zal beslissen. Sinds 10 september 1985 heb ik een positieve beslissing genomen over de bouwprojecten OLVG te A m s t e r d a m , het Diaconessenhuis te Utrecht en het Ziekenhuis Gooi-zuid te Hilversum. Een overzicht van de t o t heden gehonoreerde beslissingen treft u aan in de bijlage. Op korte termijn ben ik voornemens te beslissen over de bouwprojecten St. Geertruiden/St. Jozef te Deventer, Streekziekenhuis te Coevorden/Hardenberg en het RK Gasthuis te Tilburg. Op grond van de motie-Lansink is besloten dat f 5 0 0 min. extra b o u w p l a f o n d ter beschikking komt (dat wil zeggen f 1000 min. in totale investeringskosten), terwijl tegelijkertijd eveneens f 5 0 0 min. bouwplafond ten laste komt (dat wil zeggen ook f 1000 min. in totale investeringskosten) van het reguliere b o u w p l a f o n d . Aldus kan er op basis van de motie-Lansink twee miljard aan investeringsbeslissingen worden genomen. In totaal heb ik thans (inclusief binnenkort te nemen beslissingen) voor een bedrag van circa f 1 5 3 0 min. aan besluiten g e n o m e n . Van het extra bouwplafond is dan circa f 3 9 0 min. verdeeld. Het indicatieve aandeel per provincie in het extra bedrag van f 500 min. heb ik hierbij - ik wijs hier nadrukkelijk op - vooralsnog als uitgangspunt genomen. Mede op basis van da door het College voor ziekenhuisvoorzieningen uit te brengen adviezen en in overleg met de Minister van Financiën ten aanzien van het financieel-economisch aspect, zal ik voortgaan met beslissingen te nemen over bouwprojecten in het kader van de zgn. motie-Lansink. In dit verband zal ik een dezer dagen met de provincies overleg voeren op welke wijze het extra bedrag op korte termijn alsnog verder uitgegeven kan w o r d e n . Daarbij komt dan de veronderstelde relatie met het indicatieve aandeel per provincie in het extra bedrag van f 5 0 0 min. en het reguliere bouwplafond 1987 tot en met 1990 aan de orde. Van de resultaten van dit overleg zal ik u op 17 december a s . op de hoogte stellen. Uitgaande van mijn opvattingen over de verdere gang van zaken rond het extra bedrag, de reeds genomen beslissingen en de bouwprojecten waarover nog beslissingen moeten worden genomen, heb ik de volgende aanvullende voorlopige verdeling van het extra bedrag opgesteld. In min. guldens in bouwproduktie Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht. Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Totaal
f f f f f f f f f
1
34 106 26 109 128 38 56 11
f
509
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 18 279, nr. 6
12
Bij de beoordeling van deze becijfering dient ervan te worden uitgegaan dat een aantal projecten, hetzij om planmatige, hetzij om financieel-technische redenen niet in aanmerking komen als budgettair-positief bouwproject. Ook deze verdeling is onderwerp van overleg met de provincies. De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, J. P. van der Reijden Bijlage Genomen beslissingen in het kader van de zgn. motie-Lansink Provincie
Naam
Overijssel Gelderland
— Streekziekenhuis Midden-Twente, Hengelo - Stg. Doetinchemse ziekenhuizen, Doetinchem — Canisius ziekenhuis, Nijmegen —Ziekenhuis Isselwaerde, IJsselstein — Diaconessenhuis Utrecht, Utrecht — Ziekenhuis Gooi-Noord, Blaricum — Revalidatiecentrum Amsterdam, Amsterdam — O.L.V.G., Amsterdam — Ziekenhuis Gooi-Zuid, Hilversum — Gemeenteziekenhuis Dordrecht, Dordrecht — Nieuw ziekenhuis, Spijkenisse — Nieuw ziekenhuis, Capelle a/d IJssel — Stg. Alg. Ziekenhuis Zoetermeer, Zoetermeer — St. Joseph ziekenhuis, Eindhoven —Ziekenhuis Midden-Zeeuwsch-Vlaanderen, Terneuzen
Utrecht Noord-Holland
Zuid-Holland
Noord-Brabant Zeeland
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18 279, nr. 6
Totale investeringskosten in min. guldens 100,4 64,9
207,8 2,5 91,6 137,3 47,2 104,0 81,0 128,3 104,1 112,2 75,2 152,1 82,2
13
B I J L A G E IV
Aan de Voorzitter van de vaste Commissie voor de Volksgezondheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Leidschendam, 7 februari 1986 In a n t w o o r d op uw brief van 3 februari j l . deel ik u het volgende mee. Met de provinciale besturen heb ik destijds overleg gevoerd over het aandeel van iedere provincie in het bouwplafond 1 9 8 4 tot en met 1986. Op basis van dit aandeel en met in achtneming van uitgebrachte prioriteitenadviezen zijn w e d e r o m in goed overleg met de Provinciale besturen besluiten genomen over welke bouwprojecten in de periode 1984 tot en met 1986 met de b o u w kunnen gaan beginnen. Voor zover afgeweken is van de oorspronkelijke prioriteitsadviezen in de provincies is dit gedaan omdat de gewenste aanvang bouw, gezien de benodigde b o u w voorbereiding, niet haalbaar bleek. Uiteraard is een en ander zoals eerder gesteld in overleg en in overeenstemming met de provincies gebeurd. Ten aanzien van de financiering van de bouw het volgende. Zoals u bekend is geschiedt de financiering van de bouw van inrichtingen voor gezondheidszorg op pluriforme wijze. Dit houdt in grote lijnen in dat de financiering van de bouw van ziekenhuizen grotendeels plaatsvindt onder de vigeur van de Garantieregeling Inrichtingen voor Gezondheidszorg 1 9 5 8 ; de financiering van voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg onder garantie van de provincies en de financiering van de bouw van verpleeghuizen somatisch zieken onder borgstelling van gemeenten. Dit geschetste beleid berust op afspraken en gaat er tevens van uit dat er voor een bestuur van een inrichting geen verplichting is een borgstelling te vragen. Het bovengeschreven pluriforme garantiebeleid heeft in zijn algemeenheid in de praktijk goed gefunctioneerd. In de afgelopen jaren is dit pluriforme beleid echter in discussie gekomen. Met name van de kant van de lagere overheid is gesteld dat het niet meer op haar w e g ligt om ten behoeve van gezondheidszorgprojecten borgstellingen te verlenen. Op initiatief van de rijksoverheid is op ambtelijk niveau in overleg met het veld van de gezondheidszorg, de lagere overheid, bankwezen, institutionele beleggers en ziektekostenverzekeraars eind 1 9 8 4 bezien of de tot stand koming van een «Waarborgfonds gezondheidszorg» haalbaar was. De conclusie van het overleg was dat de oprichting van een waarborgfonds zonder 100% overheidsgarantie niet haalbaar was. Besloten is toen na overleg met de Minister van Financiën dat voortzetting van het zgn. pluriforme garantiebeleid op dit m o m e n t de enig begaanbare weg is. Voorts is geen wijziging gebracht in het garantieplafond op de W V C - b e groting. In het licht van het bovenstaande is dan ook aan besturen van exploitatieverlagende bouwinitiatieven meegedeeld dat de financiering van de in de gezondheidszorg gebruikelijke wijze - dat wil zeggen langlopend dient te w o r d e n verzekerd, ook indien c o n f o r m het pluriforme financieringsbeleid er geen mogelijkheden voor overheidsgaranties voorhanden zijn. Het is mij bekend dat er projecten zijn die via gemeente-garantie de financiering van de bouw hebben verzekerd. Voorts w o r d t door andere projecten naarstig naar financieringsmiddelen gezocht. Tenslotte wijs ik u erop dat enerzijds op ambtelijk niveau het overleg over het zgn. «Waarborgfonds Gezondheidszorg» weer is geopend met onder meer het bankwezen. De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, J. P. van der Reijden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 18 2 7 9 , nr. 6
14