Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
28 982
Liberalisering energiemarkten
21 501-33
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 12 Herdruk1
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 24 december 2003 De vaste commissie voor Economische Zaken2 heeft op 3 december 2003 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Economische Zaken over: • de positie van de consument op de energiemarkt (28 982, nr. 5); • klachten over administratieve afhandeling van rekeningen bij energiebedrijven (EZ-03-556); • het Besluit leveringszekerheid Gaswet (EZ-03-585); • het rapport Internationale benchmark privatisering en unbundling regionale energiebedrijven (EZ-03-606); • Audit DTe (28 982, nr. 8); • concurrentie op de elektriciteitsmarkt (21 501-33/28 982, nr. 44). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1
i.v.m. enkele correcties. 2 Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), De Grave (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming (VVD). Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Lazrak (SP), De Ruiter (SP), Eerdmans (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).
De heer Crone (PvdA) betoogt dat de tijd nog niet rijp is om onomkeerbaar te beslissen dat de liberalisering van de energiesector per 1 juli 2004 van kracht wordt, omdat er nog onzekerheden zijn. Hem lijkt dan ook een nader overleg gewenst in februari of maart. Het is tevredenstellend dat er stappen worden gezet in de richting van een betere consumentenbescherming, zij het dat deze slechts correctie achteraf mogelijk maken en niet preventief in het geval dat een bedrijf bijvoorbeeld foutieve informatie levert of agressieve verkoopmethoden toepast. Het zou mogelijk moeten zijn dat DTe de vergunning tot levering intrekt in zo’n geval. Drie jaar geleden heeft de Kamer op basis van een amendement van de heer Crone vastgelegd dat er een maximumprijs voor de consument moet zijn bij het liberaliseren van de energiemarkt. De heer Crone had zich bij dat amendement laten inspireren door Margaret Thatcher die destijds bij het privatiseren van de energiemarkt in Groot-Brittannië enerzijds heeft bepaald dat geen bedrijf meer dan 15% van de markt mocht beheersen en anderzijds dat er tijdelijk een maximumprijs moest komen voor de consument, omdat consumenten waarschijnlijk in het begin niet massaal van leverancier zouden veranderen en oude monopolisten dan in de verleiding zouden komen om de prijs met een of twee procent te verhogen
KST73738 0304tkkst28982-12 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
1
waardoor zij veel geld zouden verdienen waarmee zij nieuwkomers van de markt zouden kunnen houden. De heer Crone herhaalt dat er een maximumprijs moet komen voor energie, geleverd door de oude monopolisten om dezen niet de kans op marktbederf te geven en tevens de consument te laten zien dat de overheid weet hoe de markt werkt. De heer Crone vindt het beschamend dat de minister heeft gesteld dat dit tot Californische toestanden zal leiden, terwijl de minister en zijn ambtenaren kunnen weten hoe het zat in Californië. Daar was sprake van een fixed price voor de hele consumentenmarkt. Daarnaast was er een verbod op langetermijncontracten, zodat partijen zich daarmee niet konden indekken tegen fluctuaties op de markt. Daardoor konden de producenten rustig de prijs verhogen voor de tussenhandel die vervolgens failliet ging. Achteraf bleek er sprake te zijn van gaming, want op het moment dat de prijzen omhoog vlogen, bleek er een overcapaciteit van 38% te zijn. De heer Crone vraagt de minister het voorbeeld van mevrouw Thatcher te volgen en de consumenten prijszekerheid in het vooruitzicht te stellen. Na negen jaar is de maximumprijs in Groot-Brittannië geschrapt. Om nieuwkomers op de Nederlandse mobiele telefoniemarkt een kans te geven, is KPN destijds een soortgelijke beperking opgelegd. De maximumprijs is voor de fractie van de heer Crone een ontbindende voorwaarde. De DTe heeft voorspeld dat de nationale productiecapaciteit vanaf 2007 onvoldoende zal zijn. Tegelijkertijd neemt de liquiditeit in de markt enorm af door concentraties en fusies, terwijl alle traders en nieuwkomers zich terugtrekken; een enkeling is zelfs failliet gegaan. De enige reactie van de minister is dat dit bij de markt hoort en het stijgen van de prijzen ook. Destijds was de verwachting dat liberalisering van de energiemarkt zou leiden tot prijsverlaging. Toen de heer Crone opperde dat de prijzen wel eens omhoog zouden kunnen gaan, werd hij niet voor vol aangezien, maar zelfs hij heeft niet gedacht dat de prijzen 20 tot 30% omhoog zouden gaan. De minister verwijst ten onrechte naar de normale varkenscyclus en noemt koelkasten en tv’s: bij afnemende capaciteit stijgt de prijs, vervolgens wordt er extra geïnvesteerd om meer te produceren of worden de producten uit het buitenland gehaald. Echter, de energiemarkt is een atypische markt. Stroom (en gas) kan niet worden bewaard, kan geen seconde worden gemist en er kan niet zomaar extra worden geïmporteerd, omdat er onvoldoende capaciteit is. Derhalve dient er altijd sprake te zijn van overcapaciteit, terwijl op deze markt de terugverdientijd lang is. In voorgaande debatten heeft de minister gezegd dat er iets moet worden gedaan aan die markt van capaciteit en overcapaciteit, maar nu meldt hij er niets over. Dat er voor 1 juli meer garantie is dat er in 2007 voldoende capaciteit zal zijn, is een harde voorwaarde voor de PvdA-fractie. Immers, het bouwen van een centrale kost minstens vijf en waarschijnlijk zeven tot tien jaar. Dat het bedrijfsleven niet investeert, is logisch, omdat investeringen tot een grotere capaciteit leiden en dus tot prijsdaling. Er dient een oplossing te worden gevonden door dit probleem. Het oligopolistische karakter van de markt speelt hierbij een belangrijke rol, want op zo’n markt met weinig spelers zijn deze effecten veel sterker. In verschillende landen is het in dit kader normaal strategisch gedrag (bedrijven verminderen de capaciteit in plaats van die te vergroten) hét onderwerp van gesprek. In de VS wordt nu getracht de markt anders in te richten en actief te sturen op integratie van levering en productie. Dit vergt een aanvullende analyse van de minister. De heer Crone vraagt of de DTe z’n voorjaarsanalyse van de markt wil updaten, zodat kan worden bekeken welke aanvullende bevoegdheden eventueel nodig zijn om transparantie af te dwingen en machtsmisbruik tegen te gaan. Misschien kan integratie met de rest van de Beneluxmarkt een (tijdelijke) oplossing zijn. Het rapport van Deloitte & Touche bevestigt dat unbundling van de netwerkbedrijven absoluut nodig is, gezien de informatie-asymmetrie. De toezichthouders in de diverse landen weten niet wat er in de netwerken gebeurt en er zijn tegengestelde belangen, want het eigendom blijkt er
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
2
wel degelijk toe te doen. Er is een streng «unbundlingsregime» nodig. Nederland moet dus verder gaan dan de nu geregelde juridische splitsing. Bij het vrijkomen van de markt op 1 juli kunnen de aandeelhouders (de gemeenten en provincies die eigenaar zijn van de bedrijven) grote risico’s lopen, omdat een groot aantal bedrijven nog handel en productie doen; activiteiten die vanaf 1 juli voluit commercieel zijn. De vraag is dan of gemeenten en provincies hun aandelen mogen behouden. Dat lijkt niet te passen in de Wet fido. Houden ze de bedrijven, wat waarschijnlijk lijkt omdat de regering deze nog niet wil privatiseren, dan zullen verliezen op die activiteiten moeten worden goedgemaakt met subsidies uit de netwerkbedrijven of door desinvestering. Niet alleen het maatschappelijk belang, ook het belang van de aandeelhouders uit het oogpunt van het behoud van eigendomswaarde vergt dan ook een actief streven naar unbundling, want het voorkomen van verlies in de handelsen productiepoot heeft men niet in de hand. Ook CDA en VVD menen blijkens krantenberichten nu dat de netwerken «unbundled» moeten worden en voorlopig niet moeten worden geprivatiseerd. MKB Nederland vraagt om een moratorium van vijf jaar op de privatisering van de netten. Het lijkt een politiek feit dat de Kamer in overgrote meerderheid en misschien wel unaniem de netwerken zeker de eerste twee jaar niet wil privatiseren. Gaat de minister gegeven dit feit de gemeenten en provincies opleggen dat zij nog minstens vier, vijf jaar commercieel moeten blijven? Of gaat hij actief zorgen voor unbundling zodat de economische risico’s gescheiden zijn? De heer Crone is teleurgesteld dat de brief over privatisering er niet is, want beloofd was dat die er voor kerstmis zou zijn. Nu wordt het pas februari. In reactie op ’s ministers tegenwerping dat hij de brief niet voor vóór februari heeft toegezegd, spreekt de heer Crone de hoop uit dat de minister zal concluderen dat unbundling alleen al om de zojuist genoemde reden noodzakelijk is. Het ligt voor de hand dat de hoogspanningsnetten dan naar TenneT gaan en dat de lokale netten in publieke nv-constructies worden ondergebracht. Consumentenbeleid, unbundling en het transparant maken van de oligopoliemarkt zijn de drie punten waarop de minister bij al het goeds dat hij de Kamer heeft gemeld, de zaak onvoldoende op orde heeft. De heer Crone is het met MKB Nederland en VNO-NCW eens dat een aantal van die zaken geregeld moet zijn voordat de liberalisering van start kan gaan. Mocht er in maart/april iets nog substantieel niet goed blijken te zijn, dan zou de noodrem erop moeten kunnen worden gezet. De heer Hessels (CDA) is er erkentelijk voor dat de bewindsman samen met minister Donner een aantal flinke verbeteringen heeft aangebracht in de bescherming van de consument. In enkele van de talrijke stukken wordt ter zake van de rechtsbescherming van zakelijke gebruikers verwezen naar amendementen van de CDAfractie waarmee artikelen zijn ingebracht in de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998. De minister schrijft dat hij die artikelen in de in te dienen interventiewet wil heroverwegen. Dat is begrijpelijkerwijs onbespreekbaar voor de CDA-fractie, die bewust heeft gekozen voor een degelijke rechtsbescherming van de kleine zakelijke energiegebruiker, die zeker op de energiemarkt vergelijkbaar is met een gewone consument. De heer Hessels verzoekt de minister met klem de democratische besluitvorming ook op dit punt te respecteren. De heer Hessels stelt vast dat de minister met NUON, Essent en ENECO duidelijke afspraken heeft gemaakt over het oplossen van de problemen met de facturering aan de grootgebruikers waarvoor de liberalisering al geldt. Dat moet voor 1 maart gebeuren. Blijkbaar verwacht de minister op grond van het voortgangsoverleg geen noemenswaardige problemen meer op dit punt voor 1 juli 2004. Kan hij garanderen dat de problemen daadwerkelijk op die datum zijn opgelost, zodat niet op dat moment 7 miljoen huishoudens in een vergelijkbare situatie terechtkomen? Zo nee,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
3
wat is dan de consequentie? Acht de minister het verantwoord de liberalisering per 1 juli door te zetten als in maart blijkt dat de bedrijven hun administratie nog niet op orde hebben? Altijd geldt in de Kamer dat als iets niet verantwoord is de noodrem erop kan worden gezet. Bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken is verleden jaar de motie-Ten Hoopen aangenomen die betrekking had op de inrichting van het gasgebouw en het functioneren van de gasmarkt. Tot op heden ontbreekt het zicht op concrete uitvoering van deze motie. Er zijn nog steeds geen concrete voorstellen voor invoering van een systeembeheerder (dat zou Gastransportservices (GTS) moeten zijn) die bij uitsluiting wordt belast met de uitvoering van een aantal expliciet bij wet opgedragen taken: kleineveldenbeleid, leveringszekerheid bewaken, faciliteren van de marktwerking. De heer Hessels constateert dat de minister daarnaast blijft vasthouden aan het uitgangspunt dat de levering van gas uit Groningen moet geschieden op basis van marktconforme prijzen. Dat lijkt een redelijke opstelling, maar de gedachte van marktconforme prijzen verdraagt zich slecht met de wens, herhaaldelijk door de CDA-fractie geuit, om de consument te behoeden voor te hoge gasprijzen. Levering van gas bij17°C tegen marktconforme tarieven, zoals voorgeschreven in het ontwerpbesluit, zou voor de consument wel eens een erg kostbare aangelegenheid kunnen worden. Hoe denkt de minister hierover? In de procedure rond het intrekken van de leveranciersvergunning, bijvoorbeeld in geval van faillissement, heeft de landelijk netbeheerder de taak kleinverbruikers binnen tien dagen onder te brengen bij een andere vergunninghouder. Geldt dit ook voor kleine zakelijke verbruikers, die op heel veel punten vergelijkbaar zijn met gewone consumenten? Vergunninghouders, maar ook de netbeheerder zijn verplicht twijfel over leveringszekerheid op termijn direct te melden. Wat is de stok achter de deur? Komt er dan een boetebeding? In geval van een faillissement heeft dat niet veel zin. Blijkens het laatste rapport over de DTe functioneert het toezicht thans onvoldoende. De audit DTe bevestigt het beeld dat de DTe onder de maat presteert. Van een gedegen handhavingsbeleid is geen sprake. De Consumentenbond betwijfelt op basis van uitspraken van de directeur van de DTe, of deze dienst de belangen van de consumenten op een vrije energiemarkt zal beschermen. Goed toezicht op de energiemarkt is een belangrijke voorwaarde voor liberalisering van de energiesector. De heer Hessels constateert dat de minister de Internationale benchmark liberalisering en unbundling ziet als onderbouwing van zijn integrale visie op de privatisering van de sector die ooit voor ultimo 2003 was gedacht, maar nu kennelijk in februari 2004 zal worden gerealiseerd. De DTe constateert drie beleidsdoelen: een goede marktpositie van de regionale energiebedrijven, stimuleren van de marktwerking en waarborgen van publieke belangen. Volgens de DTe moeten bij wetgeving met betrekking tot unbundling en privatisering prioriteiten worden gesteld inzake deze doelen. De DTe rept van dilemmamanagement, omdat de drie doelen met elkaar onverenigbaar zijn. De CDA-fractie kiest consequent voor de doelstelling van het waarborgen van publieke belangen en heeft grote aandacht voor het stimuleren van de marktwerking. In het Deloitte & Touche-rapport wordt unbundling een absolute voorwaarde genoemd voor borging van het publieke belang. Hoe meer aandacht voor dat publieke belang, des te verder de unbundling moet gaan. Dat is een ondersteuning van het aloude CDA-pleidooi voor volledige, dus ook economische unbundling. De heer Hessels ziet uit naar de visie van de minister op dit punt in de nota inzake privatisering van de sector. Als die bekend is, zal zijn fractie haar mening opmaken. Er is sprake van stijging van de energieprijzen in geheel Europa; met name het laatste jaar zou er op de elektriciteitsmarkt sprake zijn van zeer hoge prijzen. Blijkens stuk ME/EM/3070292 is de minister van mening dat het bestaan van oligopolies als zodanig geen probleem hoeft te zijn indien
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
4
de energiemarkt voldoende liquide is. De binnenlandse situatie op de energiemarkt wordt evenwel gekenmerkt door een aanzienlijke daling van de liquiditeit. De concentratiegraad in de elektriciteitssector neemt toe en handelaren trekken zich terug uit deze markt. Kent de minister de brief van VNO-NCW over de prijsstructuren voor grootverbruikers en de prijsverhouding met de omringende landen? Die geeft een ander beeld dan zijn brief. Is hij op de hoogte van plannen van een aantal grootverbruikers om zelf een elektriciteitscentrale te gaan bouwen? Hoe beoordeelt hij deze ontwikkeling? Voor het instandhouden van goede marktcondities is het van belang dat er sprake is van voldoende importcapaciteit. In zijn brief wekt de minister de indruk dat er sprake is van voldoende importcapaciteit om de liquiditeit op peil te houden: TenneT heeft de importcapaciteit uitgebreid van 3650 mW naar 5000 mW; alleen om technische redenen kan daarvan nog niet volop gebruikgemaakt worden. Welk deel kan daardoor niet worden gebruikt en wanneer zullen die technische problemen zijn opgelost? Kunnen de maatregelen die tot vergroting van de capaciteit kunnen leiden op korte termijn worden gerealiseerd? Niet de doorgifte bij de grens, maar die via het daarachter bestaande net lijkt het probleem te zijn. Zal er in de tussenliggende periode sprake zijn van voldoende capaciteit om het verlies aan liquiditeit op de energiemarkt te compenseren? Brengt een aanzienlijk verlies, en daarmee gebrek aan liquiditeit op de energiemarkt, niet het risico met zich van aanzienlijke structurele prijsstijgingen voor de consument, zowel klein- als grootverbruiker? Kan de minister tegen deze achtergrond uitleggen waarom niet wordt voorzien in een wettelijke regulering van oligopolies? De heer De Krom (VVD) memoreert dat in de Kamer is afgesproken dat unbundling en privatisering aan de orde zullen komen nadat de liberalisering goed is geregeld. Gewacht wordt nog op de interventiewet en de voor begin volgend jaar aangekondigde brief waarin de minister zijn visie op beide zaken uiteen zal zetten. In de loop van december komt er nog een rapport van de Energieraad waarin op deze problematiek wordt ingegaan. Omdat er niet eeuwig onduidelijkheid over deze zaken kan blijven bestaan, stelt de heer De Krom zich voor dat de Kamer zich erover uitspreekt na maart 2004 wanneer zij over alle noodzakelijke informatie beschikt en haar bekend is of de seinen op groen staan voor de liberalisering van de markt per 1 juli van dat jaar. Is het juridisch wel mogelijk om, zoals de minister wil, het economische eigendom in geval van niet goed functionerende netbeheerders over te dragen aan andere netbeheerders? Zal dit ook gelden voor de gasnetten? De commissie-Van Rooy heeft geconstateerd dat de voorbereidingen op de liberalisering goed verlopen. Met de energiebedrijven is een resultaatsverplichting afgesproken voor 1 maart 2004. Wat gaat de minister doen wanneer dan een en ander niet op orde is? De heer De Krom onderschrijft ’s ministers uitgangspunt dat voor succesvolle liberalisering mededinging, transparantie en liquiditeit in de markt voorwaarde zijn. De volumes op de APX lopen evenwel terug. Hoe beoordeelt de minister dit? Zal deze trend zich voortzetten? Indien hij de trend ongewenst acht, wat gaat hij dan doen om deze om te buigen? Zou, zoals kennelijk in de Scandinavische landen het geval is, kunnen worden verplicht dat een deel van de handel via de APX loopt? Is het waar dat er een spotmarkt voor gas komt bij de APX? De heer De Krom is het ermee eens dat de NMa de mededinging op de Nederlandse markt moet beoordelen. Kan de minister melden wat volgens hem de prijsopdrijvende effecten zullen zijn van Kyoto, de emissiehandel en dergelijke? Als de door de minister hoopvol genoemde interconnectiecapaciteit met Duitsland en België slechts het effect heeft dat er meer door Nederland wordt doorgevoerd, dan wordt het capaciteitsprobleem in Nederland niet opgelost. Is, zoals de heer De Krom denkt,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
5
alleen een oplossing in Europees verband mogelijk en, zo ja, welke initiatieven gaat de minister nemen om het proces te versnellen om tot een oplossing te komen? Als de doorvoer via de Nederlandse netten het buitenland geen cent kost, wat merkwaardig zou zijn, dan dient dit punt in Europees verband te worden aangekaart. Kan hierover opheldering worden verschaft? De commissie-Van Rooy oordeelt dat de in voorbereiding zijnde wetgeving op het gebied van consumentenbescherming afdoende bescherming lijkt te bieden. De heer De Krom gaat ervan uit dat die wetgeving voor 1 juli 2004 zal zijn afgerond, maar wil weten of dat ook zo zal zijn. In toenemende mate wordt afgeweken van het leveranciersmodel ten gunste van het notaoverleggingsmodel. Waarom zijn die twee modellen er? Schaadt dit niet de transparantie voor de consumenten en draagt dit niet bij aan de administratieve lasten? De opzegtermijn voor leveringscontracten is privaatrechtelijk geregeld. Bestaat het voornemen om tot een publiekrechtelijke regeling te komen en, zo nee, waarom niet? Immers, het is in het belang van de consument en de marktwerking dat die termijn kort is. Waarom is het boete-instrument alleen van toepassing op netbeheerders en niet op leveranciers? Is met de DTe al overeenstemming bereikt over de website met informatievoorziening voor het publiek? Welke instelling gaat klachten van de consumenten behandelen? De Energieraad beveelt in zijn advies van oktober 2003 aan, de uitsluiting van aansprakelijkheid te laten vervallen, in plaats van een inspanningsverplichting een resultaatsverplichting op te nemen, minimumnormen te formuleren voor leveringszekerheid, directe schade tot een bepaald maximum te laten vergoeden en de onderlinge vrijwaring tussen netbeheerders te laten vervallen. De raad pleit ook voor differentiatie van de forfaitaire compensatieregeling. De heer De Krom wil weten hoe de minister over al deze suggesties denkt. In het Besluit leveringszekerheid Gaswet wordt geregeld dat er een centrale voorziening komt voor levering van gas aan kleinverbruikers als het kouder is dan – 9°C. Waarom is gekozen voor de grens van – 9°? De sector betoogt dat dit stelsel in strijd is met de Europese wetgeving en dat levering van gas bij temperaturen beneden de – 9° behoort tot de normale bedrijfsvoering. Het reserveren van reservecapaciteit voor dergelijke koudepieken zou op grond van deze redenering tot de normale private activiteiten van de sector moeten behoren, terwijl publiekrechtelijke regeling het creëren van opslagfaciliteiten juist ontmoedigt. Ook wordt capaciteit aan de markt onttrokken zonder dat zeker is of en, zo ja, wanneer die zal worden gebruikt. Hoe denkt de minister hierover? Er zijn ook andere opties. Een optie is dat de verantwoordelijkheid bij de vergunninghouders blijft en dat de DTe de bevoegdheid krijgt om boetes op te leggen aan partijen die niet voldoende capaciteit reserveren en GTS opdracht kan geven om op kosten van partijen extra capaciteit te reserveren. Een andere mogelijkheid is dat TSO de bevoegdheid krijgt om rechten op flexibiliteit en transportcapaciteit terug te nemen als de temperatuur lager is dan – 9° of om te bepalen dat het gereserveerde aan de markt ter beschikking wordt gesteld als blijkt dat het niet wordt gebruikt om pieklevering te garanderen. Waarom heeft de minister niet voor een van deze opties gekozen? Hoe wordt beoordeeld of er sprake is van marktconforme tarieven? De heer De Krom stelt zich voor dat, als er een APX-spotmarkt voor gas is of komt, de prijs daaraan wordt afgemeten. Hoe staat de minister tegenover het veilen van entry transportcapaciteit voor gas waarbij dag-, maand-, kwartaal- en jaarcontracten kunnen worden geveild? GTS hanteert nu langlopende contracten voor een vaste hoeveelheid. Mocht er capaciteit beschikbaar zijn, dan moet er met GTS worden onderhandeld. Dit systeem kan leiden tot inflexibiliteit en tot een prijs waarvan moeilijk te bepalen is of die marktconform is.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
6
Gasunie Trade and Supply heeft zijn nieuwe prijsvoorwaarden per 1 januari 2004 bekend gemaakt. Het speciale grondstoftarief voor industrieën wordt afgeschaft, wat volgens de branche 36 miljoen euro per jaar kost. Wat zullen de effecten voor deze bedrijven zijn? Tot slot refereert de heer De Krom eraan dat de minister in september als eventuele oplossing voor het probleem van de investeringen in piekvermogen een capaciteitsmarkt noemde. Hoe staat het met dit idee? Mevrouw Gerkens (SP) meldt dat de SP tegenstander is en blijft van liberalisering en privatisering van de energiemarkt. Sommige zaken van algemeen belang horen nu eenmaal in overheidshanden, maar de minister is duidelijk nog niet tot dat inzicht gekomen. Mevrouw Gerkens is niet gerust op de liberalisering van de markt per 1 juli. In het vorige overleg was de vraag aan de orde of de bedrijven wel klaar zullen zijn op dat moment, nu is de vraag of de overheid de consument wel voldoende bescherming gaat bieden; een vraag die naar moet worden gevreesd niet positief kan worden beantwoord. De extra mogelijkheden van de DTe worden waarschijnlijk pas van kracht per 1 januari 2005 en de DTe kan niet handelen in het belang van de consument. Bovendien is de DTe naar verluidt niet geneigd naar het belang van de consument te kijken. Indien de marktwerking in de energiesector per se moet worden doorgevoerd, dan is een uitstekende bescherming van de consument noodzakelijk. Derhalve bepleit mevrouw Gerkens omvorming van de DTe tot publiekrechtelijk toezichthouder. Een ander punt van zorg is dat het switchen niet vlekkeloos verloopt. Er is wel sprake van enige verbetering van de administraties van bedrijven, maar welke maatregelen kunnen en zullen worden genomen als de bedrijven niet op 1 maart klaar zijn? Terecht eist het MKB dat de opzegtermijn voor de consument en kleine bedrijven op een maand wordt bepaald. Mevrouw Gerkens is er niet van overtuigd dat prijsmaximalisering zal leiden tot onvoldoende investeringen in de netwerken. De Kamer zou zelf de vinger aan de pols kunnen houden om te voorkomen dat prijsmaximalisering leidt tot Californische toestanden. Bovendien zijn er te weinig echte spelers in het veld, want bij een deel van de ondernemingen gaat het om dochterondernemingen van grote energiebedrijven. Zeker in het begin van de liberalisering zal prijsmaximalisering de noodzakelijke rust op de markt geven. Mevrouw Gerkens is van oordeel dat alle netten in handen moeten zijn van de overheid, zeker het hoogspanningsnet en het transportnet. TenneT moet alle delen ervan in handen krijgen. De overheid kan langs deze weg de leveringszekerheid vergroten. De overheid houdt dan het onderhoud in handen, wat de kwaliteit waarborgt. TenneT zou daarnaast de huidige taken behouden. Het distributienet dient in handen van de provincies te blijven. Bij de ontwerp-Interventiewet zal dit ook nog aan de orde komen. Het gaat om een bepaalde infrastructuur en mevrouw Gerkens blijft zich verzetten tegen de neiging om de infrastructuur in Nederland in handen van private partijen te brengen, met alle consequenties van dien. Tot slot vraagt zij waarom de minister hecht aan een koppeling van de gasen de elektriciteitsprijs. De heer Van den Brink (LPF) kan zich niet voorstellen dat het moment van invoering van de liberalisering niet synchroon loopt met het moment waarop de DTe de mogelijkheid krijgt netbeheerders en leveranciers boetes op te leggen. Hij vraagt dan ook of het verhaal van de Consumentenbond over de verschillende ingangsdata juist is. De heer Van den Brink stelt vast dat algemeen de gedachte was dat de energiemarkt moet worden geliberaliseerd, maar dat er steeds meer vraagtekens bij worden gezet naarmate het moment van liberalisering dichterbij komt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
7
Over welke sanctiemogelijkheden beschikt de Europese Commissie? Kan de Commissie worden gehouden aan het gebruik ervan? Deze vraag is de heer Van den Brink ingegeven door het feit dat Frankrijk en Duitsland zich zonder grote problemen met de Commissie niet aan de afspraken in het kader van het Stabiliteitspact kunnen houden. Het niet-nakomen van afspraken in de EU werd toch amper voor mogelijk gehouden. Juist Frankrijk en Duitsland hebben buitengewoon grote energiebedrijven. Het EDF heeft een marktaandeel van 92% en wordt door de Franse overheid goed beschermd. Frankrijk voert een minder streng liberaliseringsbeleid, terwijl Nederland een streng liberaliseringsbeleid voert. Kunnen de Nederlandse energiebedrijven daardoor niet in de problemen komen? Het EDF bijvoorbeeld zou de Nederlandse markt kunnen gaan bestormen. Wie beschermt de Nederlandse consument en de Nederlandse energiebedrijven dan? Of ziet de Nederlandse overheid dat als een gevolg van liberalisering? De heer Van den Brink neemt aan dat de minister niet blij zou zijn met zo’n bestorming en niet meer als geloofwaardig zou worden gezien. De minister gelooft kennelijk dat er geen sprake is van monopolisering en rept van oligopolie in plaats van monopolie. De oligopolie, de gestegen gas- en olieprijzen et cetera zouden de oorzaak zijn van de gestegen prijzen op de elektriciteitsmarkt. Denkt de minister echt dat als er eenmaal monopolisten zijn, die geen voordeel hebben bij het produceren van schaarste? Denkt hij het zo te kunnen regelen dat de mogelijkheid van het produceren van schaarste ontbreekt? Toegezegd is dat de factureringsproblemen op 1 maart 2004 opgelost zullen zijn. Gegeven eerdere ervaringen met dergelijke toezeggingen vraagt de heer Van den Brink hoe hard deze belofte is. Een overleg in februari over het halen van die datum moet zijns inziens overbodig zijn. Als de minister over twee maanden moet zeggen dat de energiesector het niet redt, is hij compleet ongeloofwaardig, net als de sector. De netten worden in Nederland anders ingedeeld dan in de rest van Europa. Nederland kent transportnetten en distributienetten. De heer Van den Brink is van oordeel dat de transportnetten thuishoren bij TenneT en de distributienetten bij de stroomleveranciers. Op die manier wordt voor altijd zekerheid geschapen. De stroomleveranciers moeten gezamenlijk ervoor zorgen dat het distributienet goed wordt onderhouden, omdat zij zich anders in de eigen voet schieten. Bij slecht onderhoud lopen zij immers het risico geen energie te kunnen leveren. De heer Van den Brink is van mening dat maximumprijzen niet passen bij liberalisering. Hij heeft nog steeds twijfels over de prijsstelling bij piektarieven voor gas. Wat betreft het door de minister hierover aan hem toegezegde gesprek veronderstelt hij dat er nog eens van zal komen. Waarom is er gekozen voor tussen de – 9° en – 17°? Waar ligt de verantwoording vóór de – 9° en waar ná de – 17°? Mevrouw Vos (GroenLinks) ziet de liberalisering en privatisering van de energieleverantie niet bepaald als een feest. Zij vermoedt dat de minister zich er ook zorgen over maakt hoe hij het allemaal goed moet regelen, terwijl 1 juli met rasse schreden nadert. Dat de stroomprijs voor consumenten flink hoger is, ligt niet aan de ecotaks, maar aan de hogere inkoopprijzen van stroom. Het lijkt erop dat allerlei doelstellingen die toenmalig minister van EZ mevrouw Jorritsma had (goedkoper, transparanter) niet worden gerealiseerd. Een aantal fracties in de Kamer heeft vanaf het begin gewezen op de onzekerheid over het realiseren van die voordelen, op het onvoldoende geregeld zijn van de leveringszekerheid en op de twijfelachtigheid van het kunnen realiseren van de milieukwaliteit van de energieleveranties. Dat de minister op een aantal punten probeert reparaties aan te brengen, is goed, maar het is de vraag of dat op tijd lukt. Ook mevrouw Vos vraagt zich af of het verantwoord is de consumentenmarkt volledig vrij te geven op 1 juli. Het is haars inziens onverantwoord als de DTe op dat moment geen volledige toezichtsbevoegdheid heeft, als
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
8
de unbundling van bedrijven en netwerken niet op zodanige wijze is geregeld dat er geen problemen meer uit voortvloeien en als er geen zekerheid en helderheid is voor de consument over de rekening en de stroometikettering. Voorts dienen de aansprakelijkheid, de opzegtermijn en de geschillenprocedure goed geregeld zijn. Het is niet verantwoord de markt op 1 juli te openen als dat niet allemaal perfect geregeld is. Te vaak is het op de energiemarkt al niet goed gegaan. Minister Jorritsma heeft destijds heilig beloofd dat de consument niet het slachtoffer zou worden van concurrentie tussen bedrijven om de grootverbruikers. De kosten zouden niet worden afgewenteld op de gewone consument. De huidige bewindsman sluit, waarschijnlijk terecht, niet uit dat dit wel is gebeurd. De overheid had dat moeten voorkomen door de liberalisering van dat deel van de markt op een goede manier te regelen. Het Deloitte & Touche-rapport rept van scheefgroei in de Europese Unie, omdat Nederland vergelijkenderwijs een relatief open markt heeft en andere landen de grenzen gesloten houden en enkele dominante spelers op energieleveringsgebied kennen. De als harde voorwaarde afgesproken reciprociteit is niet gerealiseerd. Nederland kent vele kleine spelers op de markt die stroom leveren van een hogere milieukwaliteit dan vele andere spelers in de Europese Unie. De minister wil stevig toezicht in Nederland om concentratie te voorkomen en wil tevens de importcapaciteit vergroten in het belang van goede liquiditeit. De relatief schone Nederlandse bedrijven zullen klein blijven, terwijl de deur verder opengezet wordt voor stroom uit het buitenland met een slechtere milieukwaliteit. Het kan toch niet de bedoeling zijn van de marktwerking dat de kleinere Nederlandse bedrijven die het op milieugebied goed doen ten onder gaan in de grote golf van elektriciteit uit het buitenland, geproduceerd met bruinkool of kernenergie? Het lijkt mevrouw Vos wishful thinking om, zoals de minister doet, te denken dat de hoge elektriciteitsprijzen van dit moment een prikkel zijn voor investeringen. Waar de Nederlandse markt wagenwijd openstaat voor concurrentie en de andere landen hun markten afschermen, zal de nieuwe importcapaciteit eerder contraproductief zijn voor nieuwe investeringen. Het is begrijpelijk dat bedrijven gegeven de onzekere markt niet snel tot investeringen overgaan. Acht de minister de door hem op 1 oktober noodzakelijk geachte markt voor reservecapaciteit niet meer nodig? Mevrouw Vos is van oordeel dat hij via regulering zorg zal moeten dragen voor de reservecapaciteit. Enerzijds zegt de minister dat de prijzen wel stijgen, maar dat er structureel sprake is van een dalende trend. Anderzijds zegt hij dat er dankzij de stijgende prijzen ruimte is voor investeringen. Zou er inderdaad een dalende trend zijn, dan zou er dus straks ook geen ruimte meer zijn voor investeringen. Betekent dit niet ook in de ogen van de minister dat hij zelf moet zorgen voor het realiseren van de reservecapaciteit? Mevrouw Vos acht het, gegeven de ontwikkelingen op de markt, noodzakelijk dat de minister gaat interveniëren. Zij vindt het goed dat via het Besluit leveringszekerheid Gaswet een prikkel wordt gegeven tot investeren in piekcapaciteit, maar meent dat voorzichtigheid moet worden betracht omdat aldus een nieuwe monopolist wordt gecreëerd. In de ontwerp-AMvB staat dat tarieven gebaseerd moeten zijn op de ontwikkelingen in de relevante Europese markt. Dat is te vaag. Tarieven voor de piekcapaciteit moeten gebaseerd zijn op de kosten. De minister heeft gemeld dat lage tarieven zijn gewaarborgd, omdat in de Gaswet de eis is opgenomen dat kleinverbruikers redelijke tarieven krijgen, maar dit geldt voor een markt in concurrentie en niet voor monopolie. Als dit al in de Gaswet staat, dan is het toch overbodig om nu op te nemen dat de tarieven marktconform aan de rest van Europa moeten zijn? Ook mevrouw Vos vraagt waarom is gekozen voor de grens van – 9°C. Dat is geen extreme weerssituatie. Bestaat nu al bij die temperatuur een risico dat de leverantie aan de kleinverbruikers niet goed gaat? Waarom is de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
9
regeling er alleen voor kleinverbruikers? Die hebben natuurlijk een relatief zwakke onderhandelingspositie, maar ook veel klanten in het MKB, tuinders en ziekenhuizen hebben een zwakkere positie en zijn zeer gebaat bij continuïteit van de levering. De regeling zal dus ook voor deze groepen moeten gelden. Mevrouw Vos betoogt dat er een publiekrechtelijke instantie moet komen die effectief toezicht houdt op de verdergaande marktopening. Wanneer de markt voor de kleinverbruikers wordt geopend, moet ook volgens haar de opzegtermijn voor de contracten op een maand worden bepaald. Als niet zeker is dat alles goed gaat, moet de liberalisering van de markt absoluut niet met ingang van 1 juli worden doorgezet. Tot slot zegt mevrouw Vos dat haar fractie wenst dat alle netwerken in handen van de overheid blijven dan wel komen en dat de unbundling van de regionale energiebedrijven voluit wordt voortgezet. Het antwoord van de minister De minister schetst dat met volle medewerking van de Kamer in het verleden de weg is ingeslagen naar een liberaliseringsproces in Europees verband, waarbij Nederland overigens niet vooroploopt. In Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, België en Scandinavië zijn de markten reeds open, voor een deel zelfs reeds geruime tijd. Op korte termijn zal dat ook het geval zijn in Spanje. Het is de Kamer geweest die destijds akkoord is gegaan met opening van de markt per 1 januari 2004. De minister heeft alles op alles gezet om de opening uit te stellen tot 1 juli 2004, ook al vroegen velen, ook in de Kamer, zich af of dat wel nodig was. Hij wenste dit uitstel vanuit zijn visie dat een sterke markt noodzakelijk is en dat die een sterke overheid vereist. Het spreekt vanzelf dat er in een overgangsperiode altijd perikelen zijn. De Kamer moet uiteraard altijd aandacht besteden aan wat er speelt en mag hem er altijd op aanspreken, maar moet daarbij de hoofdlijn niet uit het oog verliezen. De industrie klaagt dat de minister het consumentenbelang centraal stelt. Dat is hem door de Kamer gevraagd en correspondeert met zijn visie dat het centraal stellen van het consumentenbelang van grote betekenis is voor de industrie zelf, want alleen een sterke consumentenpositie houdt de ondernemer scherp. Deze visie heeft de bewindsman ook geuit toen hij minister van Landbouw was. Conform zijn toezegging heeft de minister de Kamer op 8 september een AMvB gestuurd waarin de datum van de marktopening is verschoven naar 1 juli 2004. De Kamer heeft daarover geen besluit genomen, maar hem op 1 oktober gevraagd de datumwijziging bij wet te regelen. Na raadpleging van de Raad van State heeft hij de Kamer op 18 november het wetsvoorstel toegezonden. Het is het goed recht van de Kamer om de voorkeur te geven aan een wet boven een AMvB, maar zij moet wel snel handelen als zij wil voorkomen dat de markt toch op 1 januari opengaat. Vandaar dat de minister de Kamer verzoekt om staande deze vergadering in te stemmen met de AMvB. Doet zij dat niet, dan moet zij zich erop bezinnen hoe zij kan voorkomen dat de markt op 1 januari a.s. opengaat. Een complete behandeling van het wetsvoorstel door Tweede en Eerste Kamer voor 1 januari lijkt niet haalbaar, maar kan, in geval van instemming met de AMvB nog plaatsvinden na 1 januari. De heer Crone (PvdA) wijst er bij interruptie op dat de Kamer met de AMvB zou moeten instemmen, niet deze commissie. In het overleg over de AMvB heeft de minister bijna uitgesloten dat er in maart of april nog een noodrem in werking zou kunnen worden gesteld. Vandaar dat de Kamer een wetsvoorstel wilde dat zo nodig zou kunnen worden geamendeerd. In plaats van de Kamer te dreigen, zou de minister volgens de heer Crone moeten aangeven of er een noodrem is voor het onverhoopte geval dat het nodig is.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
10
De minister betoogt dat er geen sprake is van een dreiging en dat als de Kamer een noodrem wil, die er komt. De Kamer heeft evenwel nog niets met het wetsvoorstel gedaan dat op haar verzoek is ingediend. Gebeurt er niets, dan is het onvermijdelijk dat de markt op 1 januari opengaat. Mevrouw Vos (GroenLinks) constateert dat minister en Kamer het erover eens zijn dat het onverantwoord is dat de markt op 1 januari opengaat. Haars inziens kan de minister de Kamer niet voorhouden: u moet met mijn AMvB instemmen, anders gaat de markt open en wordt het een rommeltje in Nederland. De minister moet er gewoon voor zorgen dat de markt niet opengaat. De minister herhaalt dat het de Kamer is geweest die heeft geregeld dat de markt per 1 januari aanstaande opengaat en dat hij bij AMvB heeft voorgesteld om dat niet te doen. Keurt de Kamer de AMvB niet goed, dan moet zij ervoor zorgen dat het wetsvoorstel voor 1 januari wordt goedgekeurd. De heer Van den Brink (LPF) constateert dat minister en Kamer beide van oordeel zijn dat de liberalisering niet op 1 januari moet ingaan. De minister beaamt dit en zegt dat de Kamer daarom de AMvB moet goedkeuren. De heer Van den Brink (LPF) herinnert eraan dat op voorstel van de heer Crone op wetgeving is aangedrongen om bij amendement een noodrem te kunnen opnemen. Haalt, indien nu bij AMvB tot uitstel wordt besloten en de noodrem niet wordt opgenomen, de minister dan via een omweg zijn gelijk? De minister antwoordt dat er geen sprake is van een verborgen gedachte. Het enige waarom het gaat, is dat als de Kamer niet handelt de markt op 1 januari a.s. opengaat. De Kamer bepaalt wat zij met het wetsvoorstel doet. De heer Crone (PvdA) wijst erop dat de Kamercommissie hierover met de ambtenaren van het departement heeft overlegd. Toegezegd is dat indien er een gat zou ontstaan tussen de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede en de Eerste Kamer de minister bereid was om desnoods op 31 december een AMvB te slaan om een noodsituatie per 1 januari te voorkomen. Stel, dat de Kamer het wetsvoorstel van tafel haalt en de bewindsman toestaat de AMvB vandaag te slaan, bevat deze dan een noodprocedure waardoor de minister, indien in maart wordt geconstateerd dat er iets misgaat, de noodrem kan gebruiken, al of niet op verzoek van de Kamer? Zo ja, dan heeft de heer Crone geen behoefte meer aan het wetsvoorstel. Zo nee, dan is hij bereid om zijn medecommissieleden voor te stellen nog vandaag een blanco verslag over het wetsvoorstel in te leveren, zodat het vanmiddag nog plenair kan worden behandeld en vanavond naar de Eerste Kamer kan. Het staat ook de voorzitter bij dat er uitvoerig overleg is geweest tussen de Kamer en het departement om het geschetste probleem te voorkomen. De minister stelt dat als de Kamer instemt met een AMvB tot uitstel zij haar soevereine recht blijft behouden om een wetsvoorstel te behandelen, maar dat de markt per 1 januari opengaat als zij dat niet doet. Hij herhaalt dat hij om dat te voorkomen met een AMvB is gekomen en dat vervolgens, omdat de heer Crone de daarvoor benodigde stemmen had verworven, heeft omgezet in een wetsvoorstel dat sinds 18 november bij de Kamer ligt. Met AMvB noch wetsvoorstel heeft de Kamer iets gedaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
11
De heer Hessels (CDA) meent dat na omzetting van een AMvB in een wetsvoorstel niet teruggevallen kan worden op de oorspronkelijke AMvB en dat, zoals afgesproken, de minister met een nieuwe AMvB moet komen als het wetsvoorstel niet voor 1 januari wet kan worden. Als de minister, die zich erop beroept democraat te zijn, daarin, gehoord alle partijen, een noodrem opneemt die zo nodig per 1 maart of daaromtrent kan worden gehanteerd, dan wordt aan de wens van de Kamer voldaan en hoeft het wetsvoorstel niet meer te worden behandeld. De minister zegt dat volgens zijn juristen de Kamer de oorspronkelijke AMvB kan aannemen. De markt gaat dan niet per 1 januari open en de Kamer kan het wetgevingstraject voortzetten om eventueel een noodrem in te bouwen. De voorzitter vindt het vervelend dat er in het uitvoerige overleg tussen de ambtelijke staf van de commissie en het departement is gesteld dat er geen probleem was, terwijl thans wordt gezegd dat dit wel het geval is. De minister herhaalt dat hij op 8 september de AMvB aan de Kamer heeft gezonden, dat de Kamer op 1 oktober om een wetsvoorstel heeft gevraagd, dat hij als goed democraat uiteraard heeft voorbereid en ingediend, en dat nu de Kamer aan zet is. Hij blijft bij de constatering dat de Kamer nu een beslissing moet nemen om te voorkomen dat de markt op 1 januari open moet. De heer De Krom (VVD) meldt dat zijn fractie geen behoefte had aan een wet. Hij vraagt de minister helder aan te geven wat diens positie zal zijn in het hypothetische geval dat op 1 maart de seinen niet op groen staan. Als hij niet van mening was dat de energiesector de toezeggingen zou nakomen, zou de minister er nu natuurlijk niet bij persisteren om de liberalisering per 1 juli door te laten gaan. Het is aan de Kamer om te beoordelen of hij geloofwaardig is. Met het oog op de 1ste juli zal de bewindsman naast al datgene wat al is afgesproken de Kamer deze maand nog sturen het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met de implementatie en aanscherping toezicht netbeheer. Daarin wordt invulling gegeven aan een aantal belangrijke aanbevelingen van de commissie-Van Rooy en andere reeds gemelde aanbevelingen. Het gaat daarbij om verdere versterking van de positie van de consument, het boete-instrument van de DTe, de aanscherping van de onafhankelijkheid van het netbeheer in verband met de implementatie van de richtlijnen en de kwaliteitsregulering van de netten. Dit is een voor de liberalisering essentieel wetsvoorstel en dient dan ook voor 1 juli te worden behandeld. De minister van Justitie zal begin 2004 een wetsvoorstel indienen waardoor de consumentenkoop uit het Burgerlijk Wetboek ook van toepassing wordt op de elektriciteits- en gasconsument, zodat diens positie wordt versterkt. Mocht de Kamer in maart van mening zijn dat dingen niet goed zijn, wat de minister niet verwacht, dan kan zij op dat ogenblik nog om een AMvB vragen en de noodrem aan de orde stellen. De heer De Krom (VVD) begrijpt uit ’s ministers woorden dat in het hypothetische geval dat er in maart problemen blijken te zijn die voor de minister of de Kamer aanleiding zouden kunnen zijn voor uitstel, op dat moment alsnog via een aanvullende AMvB kan worden besloten tot uitstel, wat dan de noodremprocedure zou zijn. De minister zal dat niet spoedig voorstellen, omdat hij ervan uitgaat dat dit niet nodig zal zijn, maar hij benadrukt dat de Kamer soeverein is en kan ingrijpen. Dat is het verschil tussen een dictatuur en een democratie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
12
De heer De Krom (VVD) meent dat de vragen vanuit de Kamer niet door gebrek aan vertrouwen of door wantrouwen zijn ingegeven, maar door de wens helderheid te krijgen over wat er op termijn moet gebeuren. Als de minister aangeeft, dat het altijd kan, heeft de heer De Krom geen bezwaar tegen uitstel tot 1 juli via de AMvB. De heer Hessels (CDA) heeft geen behoefte gehad aan omzetting van de AMvB in een wet. Als het kan op de door de minister aangegeven manier, kan zijn fractie daarmee volledig instemmen. De minister is blij met deze opmerkingen. De bewindsman benadrukt dat de liberalisering zeer zorgvuldig moet worden onderscheiden van de privatisering. Enkele jaren geleden was er geen sprake van een ideale situatie, maar van een afgesloten aanbodgestuurde markt met een volstrekt monopolie van producenten die één op één de prijzen konden doorberekenen aan de consumenten die niets te zeggen hadden. De minister wil geen beleid op energiegebied dat vergelijkbaar is met het gemeenschappelijk landbouwbeleid dat stalinistische kenmerken had: aanbodgestuurd met vastgelegde maximum- en minimumprijzen en hoge subsidies. Hij heeft altijd begrepen dat de heer Crone een sociaal-democratische marktbevorderaar is. Indien sociaal-democratisch wordt vervangen door sociaal-liberaal, dan blijkt dat zij dicht bij elkaar zitten. Nu is men op weg naar een betere situatie, maar terecht is aandacht gevraagd voor punten van zorg. De ontwikkelingen op de energiemarkt worden in de publiciteit van de laatste dagen door een vergrootglas bekeken omdat er prijzen bij aan de orde zijn. Er is ook volgens de minister wel degelijk reden voor waakzaamheid en zorg, maar men dient nuchter te blijven en naar de feiten te kijken en niet over te gaan op incidentenpolitiek en kortetermijnbenadering. Prijsbewegingen horen bij marktwerking en de overheid moet zeer grote terughoudendheid betrachten alvorens daarin te interveniëren. Toen er geen sprake was van marktwerking werd iedere prijsverhoging voor de producent doorberekend aan de consument. Sommige organisaties hebben de minister verweten zijn ogen te sluiten voor de ontwikkelingen op de markt en in zijn jongste brief misleidende cijfers te hebben gegeven. De bewindsman bestrijdt dit en licht de feitelijke ontwikkelingen op de markt toe aan de hand van drie sheets met grafieken. Van grote afwijkingen vergeleken met het buitenland is volgens hem geen sprake. Op de groothandelsmarkten nemen de verschillen tussen de prijzen in Nederland en Duitsland af, maar de markt is nog niet volmaakt. De APX-prijzen en volumes liepen in 2003 aanvankelijk globaal evenwijdig, maar de droogteperiode geeft een grote piek te zien, terwijl het beeld vervolgens weer betrekkelijk stabiel is, met wat fluctuaties tegen het eind, wat duidt op een volatiele markt. De over the counter-prijzen voor 2005 hebben de neiging omhoog te gaan, wat evenwel overal het geval is. Er is sprake van parallellie met het buitenland. Extrapolatie door de DTe laat zien dat zonder liberalisering de prijzen voor kleinverbruikers aanzienlijk hoger hadden gelegen en dat de prijzen gemiddeld nog lager liggen dan op het moment dat de discussie over liberalisering is begonnen. Het beeld is nog gunstiger als wordt gecorrigeerd op inflatie en verhoging van de olie- en gasprijzen. Zonder liberalisering zouden de inflatie en de hogere olie- en gasprijzen wel aan de consument zijn doorberekend, aangezien onder het oude systeem van maximumprijzen alle prijsstijgingen mochten worden doorberekend. Volgens sommigen ligt het gemiddelde prijsniveau nog onder de integrale kosten van een nieuwe installatie. Een redelijk prijsniveau is van belang voor investeringen en de leveringszekerheid. Niet alleen in Nederland, maar ook in Duitsland en Frankrijk zijn de prijzen gestegen. De hoogte van de Nederlands prijzen is te verklaren uit de varia-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
13
bele kosten voor opwekking van elektriciteit (60% met gas). Het afnemen van het grote prijsverschil tussen Nederland en Duitsland van de afgelopen jaren is gunstig voor de concurrentiepositie van de Nederlandse energie-intensieve industrie. Pas als de prijzen overal in Europa op gelijk niveau liggen, is er een echt level playing field. De verschillen schuilen in het al dan niet geliberaliseerd zijn. Met VNO-NCW voert de minister binnenkort overleg over maatregelen om te komen tot één goed functionerende Europese markt. De huidige prijsstijgingen van de APX zijn voor een deel te verklaren door incidenten. De koelwaterproblematiek van de afgelopen zomer is duidelijk zichtbaar in de piek in de betreffende grafiek. Er is een tijdelijke beperking geweest van de import uit Duitsland. Verder is onderhoud uitgevoerd dat door de Nederlandse producenten was uitgesteld. De sector is bezig een efficiencyslag te maken. Een deel van de overcapaciteit die in het verleden gewoon aan de consumenten werd doorberekend, wordt weggewerkt. Uiteraard moet worden voorkomen dat de overcapaciteit omslaat in ondercapaciteit. Over de problematiek met de oligopolies en de concentratie wil de bewindsman nog uitvoerig met de Kamer spreken. De oplossing ervan ligt niet in het op ijs zetten van de liberalisering. Vergroting van de liquiditeit en transparantie op de markt zijn wel nodig. Essentieel is volgens de minister de uitbreiding van de interconnectie met Duitsland en België, het meer harmoniseren van de marktregels in Europa en het leggen van een verbinding met het Verenigd Koninkrijk. In het groei-initiatief dat de vorige maand is gepresenteerd, is uitbreiding van de capaciteit met het Verenigd Koninkrijk opgenomen. Onderzocht wordt of er nadere mogelijkheden zijn op het punt van de interconnecties met België en Frankrijk en met Duitsland. Naar de mate waarin Nederland de eigen capaciteit handhaaft, wordt het minder kwetsbaar. Vandaar dat de bewindsman als eerste minister van Economische Zaken heeft gemeld zich zorgen te maken op termijn voor als er niet meer wordt geïnvesteerd. Dat is een ontwikkeling voor de middellange termijn. De huidige situatie van het Nederlandse net is goed en Californische toestanden zijn ook vanwege de structuur van het net uit te sluiten. De minister gaat ervan uit dat de milieukwaliteit van energie uit het buitenland ongeveer gelijk is aan die in Nederland, maar hij is bereid schriftelijk op dit punt in te gaan. De hele Europese Unie is gehouden aan het Verdrag van Kyoto. Nederland heeft bijna uitsluitend gas als bron voor de elektriciteitsopwekking. Frankrijk heeft veel kernenergie. Net als aan gas zitten daaraan voor- en nadelen. Er zijn ook landen met kolencentrales. Bepaalde technologische ontwikkelingen maken kolencentrales geleidelijk aan milieuvriendelijker. Op continentale schaal gezien heeft Europa een interessantere energiemix dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Tegen die achtergrond geven de Kyoto-doelstellingen een paraplubenadering waarin het milieu een hogere prioriteit krijgt. Kyoto staat natuurlijk centraal in het overleg met de staatssecretaris belast met milieu en met de grootverbruikers en producenten, maar dat is niet specifiek Nederlands. De minister is hartstochtelijk voorstander van een zo groot mogelijke marktwerking en voelt er daarom niets voor om behalve in uitzonderlijke gevallen als overheid te interveniëren in de markt. Maximumprijzen schrikken volgens hem investeerders in nieuwe productiecapaciteit af en dreigen daardoor marktwerking tegen te gaan. Ondernemingen komen in een prijsklem doordat zij hogere inkoopprijzen niet kunnen doorberekenen in verkoopprijzen. De Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet bevatten overigens beide de mogelijkheid dat de DTe maximumtarieven stelt voor kleinverbruikers. Als de DTe constateert dat de prijsontwikkeling onredelijk is en daarom van die mogelijkheid gebruik wil maken, zal de minister niet tegenwerken, omdat hij dit vangnet van belang acht. Hij wijst erop dat premier Thatcher bij de maximumprijzen destijds uitging van een gesloten markt van het Verenigd Koninkrijk, geen markt gericht op liberalisering. In de bredere Europese context die nu aan de orde is, dreigen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
14
maximumprijzen in een normale situatie feitelijke prijzen te worden. Er zou een verkeerd signaal van uitgaan op de markt. Het genoemde vangnet zal worden gehanteerd wanneer daartoe aanleiding is. De minister is van mening dat voorkomen moet worden dat het aantal spelers op het veld vermindert. De minister is het er volledig mee eens dat in goede «unbundling» van de netwerken de sleutel ligt tot een goede marktwerking. Nederland gaat er heel ver in. Het Deloitte & Touche-rapport laat zien dat Nederland het in vergelijking met het buitenland goed doet op de dimensie waarborgen publieke belangen en marktwerking. In de aangekondigde wetgeving wordt nog een stapje verder gegaan. De bewindsman wil eerst de liberalisering goed op orde hebben en daarna over de privatisering praten. Hij is daar overigens geen groot voorstander van, maar is bezig met het opstellen van zijn visie op privatisering. De Algemene Energieraad zal in december op dit punt adviseren. De minister wil daarna de ruimte om met de Kamer over dit onderwerp te spreken, waarbij voor hem de centrale positie van de consument essentieel is, want uiteindelijk moet de consument voordeel hebben van vrijmaking van de energiemarkt. Wat de oligopolievorming betreft, wil de bewindsman de liquiditeit van de Nederlandse markt serieus laten monitoren om inzicht te krijgen in het waarom van de grotere uitslagen in de jongste periode die zichtbaar zijn in de grafiek over APX-prijzen en volumes. Op dit ogenblik steekt de concentratiegraad op de Nederlandse energiemarkt gunstig af tegen die in de buurlanden, maar er zijn signalen van afnemende liquiditeit. De minister herinnert aan de stelling in zijn jongste brief dat een markt met enkele grotere spelers heel concurrerend kan zijn. Hij ontkent niet dat er concentraties zijn op de energiemarkt en meent dat dit geen slechte zaak is voor de schaalvergroting vanwege de specificiteit van de energievoorziening. Wel wil hij de ontwikkeling monitoren. Hij wil marktwerking bij concentratie bevorderen, maar niet langs de wegen die de heer Crone wenst. De NMa heeft bij de overname van Reliant door Nuon zodanige voorwaarden gesteld dat de capaciteit op de open markt niet wordt geraakt. De NMa moet het effect van een fusie beoordelen op de relevante markt. Dat is op dit ogenblik nog de Nederlandse, omdat de interconnectie nog beperkt is. De NMa hanteert onomstotelijk het criterium dat internationaal voor relevante markt wordt aangehouden. De minister is het ermee eens dat de internationale oligopolievorming reden tot zorg is. Er zijn op de Europese markt structurele maatregelen noodzakelijk via nieuwe richtlijnen. Verbetering van de interconnectie en harmonisatie van de marktregels zullen leiden tot verwatering van de marktaandelen van grote bedrijven. Voorkomen moet worden dat die verwatering leidt tot nieuwe monopolievorming op de Europese markt. De samenwerking tussen de verschillende Europese toezichthouders begint van de grond te komen. Deze maand heeft de Europese Commissie het Adviescomité toezichthouders ingesteld. Daarnaast is er een streng fusiebeleid. De Raad voor concurrentievermogen heeft vorige week het Commissievoorstel aangenomen om de fusiecontrole aan te scherpen, zodat dominante posities kunnen worden aangepakt en er zelfs kan worden opgetreden wanneer de effectieve mededinging wordt beperkt bij niet-dominante posities. Commissaris Monti en Commissaris De Palacio delen de visie dat het nodig is, alert te zijn op het terrein van internationale en Europese monopolies. In de aanloop naar het Nederlandse voorzitterschap wil de bewindsman dit punt op de Europese agenda zetten. Hij hoopt in februari uitvoerig op het onderwerp oligopolies te kunnen terugkomen. Er is geen wezenlijk verschil tussen hem en vele leden van de Kamer over de onwenselijkheid van die ontwikkeling, maar dit probleem staat los van de liberaliseringsproblematiek die is veroorzaakt doordat er oorspronkelijk sprake was van een monopoliesituatie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
15
De minister meldt de vergadering niet langer te kunnen bijwonen, omdat tien Oost-Europese ambassadeurs op hem wachten. Desgevraagd zegt hij een schriftelijk antwoord toe op de niet-beantwoorde vragen. De brief zal de Kamer waarschijnlijk maandag bereiken. Ook zegt hij toe dat de liquiditeitssituatie nader zal worden onderzocht en dat de Kamer daarover eind januari zal worden geïnformeerd. De voorzitter stelt vast dat de minister ervoor zorg zal dragen dat de antwoorden op alle vragen die niet zijn beantwoord uiterlijk dinsdagochtend om tien uur in het bezit van de Kamer zullen zijn. Over een vervolg van dit overleg nog dit jaar zal in de procedurevergadering worden gesproken. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Grave De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Veth
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 21 501-33, nr. 12
16