Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1987-1988
2
Rijksbegroting voor het jaar 1988
20 200 Hoofdstuk V Ministerie van Buitenlandse Zaken Hoofdstuk VII Ministerie van Binnenlandse Zaken
Nr. 89
BRIEF V A N DE STAATSSECRETARIS V A N BUITENLANDSE ZAKEN EN V A N DE STAATSSECRETARIS V A N BINNENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 8 maart 1988 Wij hebben de eer u in antwoord op vragen die de heer De Visser en Wiebenga schriftelijk stelden op 11 en 15 februari jl. 1 en mondeling tijdens het ordedebat van 23 februari jl. 1 als volgt te berichten. 1. De
1
Als bijlagen bijgevoegd.
fraudebestendigheid
Wat betreft de fraudebestendigheid wil de eerste ondergetekende de Kamer het volgende mededelen. Van eind december/begin januari jl. verbleef drs. P. Uiterlinden, hoofd van de Beleidsgroep Reisdocumenten van de Directie Algemene Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in de Verenigde Staten van Amerika. Dit verblijf had tot doel het nieuwe Nederlandse paspoort naar Europees model (met name de paspoortkaart) op zijn fraudebestendigheid te doen testen door het «Forensic Document Laboratory» van de Amerikaanse lmmigratie- en Naturalisatiedienst (INS/FDL) van het ministerie van Justitie. Het betrof hier een test die het Ministerie van Buitenlandse Zaken liet uitvoeren onafhankelijk van een onderzoek dat KEP op het paspoort laat verrichten door TNO. Het ministerie koos INS/FDL, omdat dat laboratorium binnen de Amerikaanse overheid de instantie is, die zorg draagt voor het verza melen, evalueren, analyseren en verspreiden van alle kennis over en ervaring met reisdocumenten. Het State Department beschikt binnen de Consulaire Afdeling wel over een klein technisch laboratorium, het «Quality Assurance Laboratory», maar dit eenmansbedrijf (de enige werknemer is de heer F. Kubic) is qua opzet dusdanig beperkt, dat onderzoek, waarvoor speciale apparatuur en professionele technische deskundigheid vereist zijn, uitbesteed wordt of aan INS/FDL of aan het criminologisch laboratorium van de FBI. Het «Quality Assurance Laboratory» van het State Department is niet bevoegd om ten behoeve van buitenlandse autoriteiten kwaliteitsonderzoek te doen van buitenlandse paspoorten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. V en VII, nr. 89
1
Tijdens zijn bezoek aan de Verenigde Staten had drs. Uiterlinden contact met de hem bekende heer Kubic. Het betrof hier geen officieel contact, maar contact tussen deskundigen, zoals dat gebruikelijk is in de relatief kleine kring van mensen die zich bezighouden met de bestrijding van fraude met reisdocumenten. Aan de heer Kubic zijn in dat kader enkele exemplaren van het prototype van het nieuwe Nederlandse paspoort gegeven. In antwoord op een vraag van de heer Wiebenga kan dan ook worden gesteld dat aan het «Quality Assurance Laboratory» niet om een test is verzocht. Evenmin is er sprake van dat de heer J . Larner van INS/FDL drs. Uiterlinden verwezen zou hebben naar het «Quality Assurance Laboratory» van het State Department, omdat dat een meer gefundeerde mening zou kunnen geven over het nieuwe paspoort. Op 6 januari jl. heeft INS/FDL het testrapport met zijn bevindingen ten aanzien van het paspoort vastgesteld en bij brief van 12 januari jl. officieel aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken toegezonden. Door het «Quality Assurance Laboratory» van het State Department is geen testrapport opgesteld. Ook bij navraag naar aanleiding van berichten als zou een dergelijk rapport bestaan, is eerste ondergetekende daarvan niets gebleken. De positieve conclusies van het rapport van INS/FDL zijn de Kamer medegedeeld bij onze brief van 18 januari jl. Het rapport bevatte ook suggesties ter perfectionering van het paspoort. Het gaat daarbij om zeer technische aangelegenheden die zich niet voor openbaarmaking lenen, daar zij inzicht (kunnen) verschaffen in de beveiligingskenmerken. Deze suggesties lieten de positieve conclusies van INS/FDL geheel onverlet. Zij zijn voor KEP in haar gebruikelijke contacten met TNO aanleiding geweest tot aanpassingen. Nadat INS/FDL zijn testrapport had uitgebracht heeft de heer Kubic INS/FDL telefonisch op de hoogte gesteld van zijn bevindingen met het paspoort. INS/FDL heeft op zijn beurt drs. Uiterlinden telefonisch in kennis gesteld van de strekking ervan. Naar eigen zeggen heeft de heer Kubic drs. Uiterlinden hierover ook een brief geschreven. Van een dergelijke brief waarvan de heer Kubic zegt geen kopie te hebben bewaard, heeft drs. Uiterlinden evenwel geen weet. Uiterlinden heeft bij de ambtelijke opdrachtgever melding gemaakt van wat hem verteld was over de kritiek van Kubic. Gezien de aard van de bemerkingen - waarvan de relevantie niet in alle gevallen even groot was, en waar zij dat wél was, kwam zij al voor in de opmerkingen van INS/FDL - is aan een en ander geen verdere, speciale aandacht gegeven. Op de vraag van de heer De Visser of de eerste ondergetekende op de hoogte was van de opmerkingen van de heer Kubic kan dus ontkennend geantwoord worden. Bij de 5 punten die de heer De Visser in zijn vraag 5 opwerpt naar aanleiding van de bevindingen van de heer Kubic, kunnen de volgende kanttekeningen worden geplaatst. a. Het bij Buitenlandse Zaken aanwezige materiaal indiceert dat onzichtbaar scheiden van kaart en boekje niet mogelijk is. Overigens, zelfs al zou de kaart geheel onzichtbaar te scheiden zijn van het boekje, dan nog laat dat de kwaliteit van de kaart zélf onverlet. En bovendien zijn kaart en boekje ook op andere wijze (niet fysiek) aan elkaar verbonden. Zo bijvoorbeeld - maar niet alleen - door identieke nummering. b. Tegen vervalsing van de paspoortkaart en tegen wisseling van de foto zijn beveiligingen voorzien, die bij fotokopiëren beeldvertekening veroorzaken. c. Wat betreft de machineleesbaarheid staat vast dat het paspoort voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, te weten aan de ICAOnormen, die terzake op internationaal en Europees niveau zijn overeengekomen. Daarom snijden de opmerkingen van de heer Kubic in deze geen hout en heeft de eerste ondergetekende ook ontkennend geantwoord op de vraag van het lid De Visser, of er bij hem berichten binnen gekomen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. V en VII, nr. 89
2
zouden zijn over mogelijke problemen met de leesbaarheid (de OCR). Er zijn echter machinelezers, waarbij gebruik wordt gemaakt van geheel andere technieken waarvoor de ICAO-normen irrelevant zijn. Hierbij speelt, zoals vaker, de vraag in hoeverre fabrikanten van apparatuur zich houden aan in internationaal verband opgestelde technische normen. Navraag bij de Amerikaanse autoriteiten heeft overigens geleerd, dat naar de huidige stand van zaken slechts op vier luchthavens tests worden gedaan met machinelezers, waarvan de technologie alhier op dit moment niet bekend is. d. De opmerking als zou er geen veiligheidsgarantie bestaan ten aanzien van het gebruikte materiaal ziet kennelijk op het bericht van de Staatsdrukkerij als zou de fabrikant van het te gebruiken «veiligheidszegel» - waarvan de beveiligende waarde overigens nadrukkelijk wordt erkend - in staat zijn valse Nederlandse paspoorten te produceren; op dit geenszins onderbouwde bericht is het uiteraard moeilijk reageren, maar de eerste ondergetekende wil er wel op wijzen, dat het feit dat slechts één fabrikant bedoeld zegel produceert, op zich al een duidelijke vorm van de beveiliging is. e. De overheidscontrole op KEP is naar de mening van de eerste ondergetekende in alle opzichten optimaal. De bij de Kamer bekende Samenwerkingsovereenkomst voorziet op vele punten in een gedetailleerd toezicht op KEP. Ook de Algemene Rekenkamer heeft voorgesteld deze controle aan te passen, zodra het project in de uitvoeringsfase is gekomen, en meer toe te spitsen op hoofdzaken. Op de vraag van de heer De Visser of de eerstondergetekende de Kamer zorgvuldig heeft ingelicht omtrent de fraudebestendigheid, antwoordt hij bevestigend. 2.
DeSDUB
De tweede ondergetekende deelt met betrekking tot de vragen van de heer Wiebenga over het SDUB het volgende mede. Er bestaat geen systematiek waarbij de tweede ondergetekende toestemming geeft voor dienstreizen van ambtenaren van het SDUB. Uiteraard vinden de dienstreizen wel onder de verantwoordelijkheid van de direktie van het SDUB en de tweede ondergetekende plaats. Ambtenaren van het SDUB verkeren met regelmaat voor dienstdoeleinden in het buitenland, waaronder ook de Verenigde Staten. De betrokken ambtenaar die voor andere dienstdoeleinden in de Verenigde Staten was, ontving tijdens een bezoek aan het State Department van de heer Kubic enige informatie omtrent de fraudebestendigheid van het nieuwe paspoort. Geen andere ambtenaren van Binnenlandse Zaken hebben contact gehad met (een afdeling van) het State Department. In het rapport van de Rekenkamer is uitvoerige informatie gegeven over het optreden van ambtenaren van het SDUB in eerdere fasen van voorbereiding van het paspoortproject. In het specifieke kader van het paspoortproject hebben geen andere ambtenaren dan drs. Uiterlinden contact gehad met het State Department. Het behoeft geen betoog dat de Ambassade te Washington met het State Department contact heeft gehad, en nog heeft, over de gebeurtenissen van de afgelopen periode, mede met het oog op de vragen die leden van uw Kamer hebben gesteld. Uitdrukkelijk willen de ondergetekenden zich distantiëren van de stelling, dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken de paspoortdiscussie naar de Verenigde Staten heeft «geëxporteerd». In dit verband wordt nog uitdrukkelijk de aandacht gevestigd op het communiqué van het Ministerie van Justitie van 23 februari jl., waarin het de bewering van de heer De Visser tegenspreekt dat de Centrale Recherche Informatiedienst vraagtekens geplaatst zou hebben bij de fraudebestendigheid van het nieuwe Nederlandse paspoort. Een artikel in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. V en VII, nr. 89
3
het Duitse weekblad «Der Stern» waaraan de heer De Visser voorts refereert, gaat over het identiteitsbewijs in de Bondsrepubliek Duitsland, en niet over het nieuwe Nederlandse paspoort. Naar aanleiding van recente berichten als zou TNO een interim-rapport hebben uitgebracht deelt de eerste ondergetekende mede dat hier sprake moet zijn van een misverstand. De inhoud van de door KEP aan eerste ondergetekende in afschrift toegezonden brief zijdens TNO van 29 januari doe ik als bijlage toekomen 1 . De inhoud spreekt voor zich. 3. De
invoeringsdatum
Het resultaat van het TNO-onderzoek zal midden maart beschikbaar komen. De Kamer zal onmiddellijk in kennis gesteld worden van de conclusies. Op basis van de uitkomst van het onderzoek van INS/FDL en TNO zal de regering haar conclusies trekken ten aanzien van de gestelde doelstelling van toereikende fraudebestendigheid en in verband daarmede ten aanzien van de voorziene invoering. Voor wat betreft de bestuurlijke voorbereiding kan de invoering van het nieuwe model paspoort zoals voorzien vanaf 1 april gefaseerd plaatsvinden. Vanaf die datum kan de afgifte beginnen in die gemeenten in de provincies Drenthe, Flevoland, Utrecht en Zuid-Holland waarvan de burgemeesters geen zelfstandige afgiftebevoegdheid hebben. De juridische basis voor de afgifte van het nieuwe model is aanwezig, daar zowel het Rijkslegesbesluit als de Paspoortinstructie aan de nieuwe situatie zijn aangepast. Voor wat betreft de gemeentelijke leges is op 19 februari jl. door de VNG een brief aan de betreffende gemeenten gezonden, waarin o.m. wordt ingegaan op de wijziging van de gemeentelijke legesverordening en het verkrijgen van Koninklijke goedkeuring daarop. Nog deze week zullen beide ondergetekenden als vervolg op de brief van de VNG d.d. 19 februari 1988 (FEZ/21586) in een brief aan alle burgemeesters van de betreffende gemeenten mededeling doen over de invoeringsdatum, de gemeentelijke legesverordening, de voornaamste wijzigingen in de regelgeving alsmede over de voorlichting aan het publiek en aan de betreffende gemeenten. Teneinde de gemeenteambte naren in staat te stellen met het nieuwe systeem te gaan werken, worden zoals voorzien in de maand maart cursussen georganiseerd door het CIVOB en zullen handleidingen worden verstrekt. Afschrift van de bovengenoemde brief zal aan u worden gezonden. Tussen de beide ondergetekenden en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten bestaat volledige overeenstemming over alle formulieren die voor de aanvraagprocedure benodigd zijn. Deze formulieren alsmede de voorschriften voor de invulling daarvan zijn inmiddels aan de leveranciers van bevolkingssystemen toegezonden, zodat die op basis daarvan de benodigde aanpassing van de programmatuur kunnen doorvoeren. 4. De kostprijs van f 27,50 en de prijs voor het
1
Ter inzage gelegd op de bibliotheek
visumboekje
Door KEP Kenmerk en Personificatie B.V. is aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken een prijs geoffreerd van f 27,50 per paspoort. Zoals eerste ondergetekende de Kamer laatstelijk nog tijdens het debat van 4 februari 1988 meedeelde, was de offerte gebaseerd op een calculatie waarin diverse uitgangspunten en toekomstgerichte gegevens (b.v. paspoortdichtheid) waren gehanteerd. Deze gegevens en calculaties zijn vervat in het rapport van de Nederlandse Accountantsmaatschap d.d. 20 mei 1986, dat nadien als geïntegreerd onderdeel is gehecht aan de Samenwerkingsovereenkomst tussen Buitenlandse Zaken en KEP d.d. 6 juni 1986. De prijs van f 27,50 diende voor KEP Kenmerk en Personificatie B.V. als financieel kader voor de ontwikkeling, implementatie en instandhouding van het paspoortproject zodanig dat daarmee eveneens
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. V en VII, nr. 89
4
de continuïteit van de onderneming wordt gewaarborgd. De prijs van f 27,50 per paspoort is opgebouwd uit een kostprijselement en een winstelement. Het kostprijselement dient ter dekking van de directe en indirecte kosten benodigd voor de ontwikkeling, implementatie en instandhouding, inclusief de daarbij behorende reserveringen ten behoeve van research en ontwikkeling van het paspoortsysteem als geheel. Het gaat daarbij om investeringskosten, huisvestingskosten, financieringskosten, opleidingskosten, verzekeringskosten en kosten voor administratie, juridisch en fiscaal advies. Het winstelement in de prijs dient: a. ter aflossing van de met de financiers aangegane leningen, en b. voor het doen (van vervangingsinvesteringen ten behoeve van het technologisch op peil houden van het paspoortsysteem als geheel, c. voor verlaging van de prijs van het paspoort voor zover het winstelement uitstijgt boven de aflossingsverplichtingen en de vereiste (vervangings)investeringen. Op deze wijze wordt voldaan aan de expliciete voorwaarden dat de Staat der Nederlanden geen financiële middelen ter beschikking behoeft te stellen ten behoeve van de ontwikkeling van het nieuwe paspoortsysteem en dat daardoor tevens de belangen van de burger optimaal worden behartigd. Een en ander betekent concreet dat door KEP B.V. geen dividend zal worden uitgekeerd en dat het de intentie is dat gedurende de levensduur van deze organisatie per saldo noch winst noch verlies wordt gemaakt. Eventuele winsten komen uiteindelijk de burger ten goede middels de lagere prijs die hij voor het paspoort moet betalen. Eerstondergetekende herhaalt dat hij zich op dit punt zal laten leiden door onafhankelijke accountantsrapportage (zie brief van 18 januari 1988, 20 200, hfdst. V en VII, nr. 72). Wellicht ten overvloede wilde eerstondergetekende hier nog aan toevoegen wat hij terzake aan de Kamer heeft medegedeeld tijdens het debat van 4 februari jl.: «Het lijkt mij voor de hand te liggen dat ik de Kamer ook jaarlijks informeer over de ontwikkelingen bij KEP. Op die manier kan de Kamer zich jaarlijks op de hoogte stellen van de besteding van de winsten respectievelijk van de vervangingsinvesteringen en die ten behoeve van onder andere research. Immers, hierbij is eigenlijk sprake van calculatie van de kostprijs ex post, dus van een nacalculatie.» (TK 45-2432). De opbouw van de kostencomponenten, welke een kostprijs van f 27,50 opleverden, was bij de ondertekening van de Samenwerkingsovereenkomst als volgt: produktiecentrum
data entry transport research/development rente/verzekeringen formulieren/diversen baliemodules inclusief printer
13,10 (inclusief investeringen, grondstoffen, produktiekosten paspoortkaart en kosten van het halfprodukt, het visumboekje) 3,00 1,40 0,50 4,00 1,50 4,00 27,50
Zoals de eerstondergetekende de Kamer al mededeelde tijdens het debat van 4 februari kan het wegvallen van het gebruik van baliemodules, vermeld in bovenstaande opbouw, geen prijsverlaging tot gevolg hebben omdat hiervoor in de plaats gekomen zijn kosten in verband met de optische leesapparatuur met de benodigde software en de mogelijkheid tot bijschrijving van kinderen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. V en VII, nr. 89
5
De prijs van het visumboekje - slechts één onderdeel van de eerste kostencomponent - bedroeg in de offerte van KEP f 2,13, in de offerte van het SDUB f 2,33 en in die van Johan Enschede en Zonen ca. f2,03. Zoals de eerste ondergetekende de Kamer al mededeelde tijdens het debat van 4 februari jl. is er geen sprake van dat Elba uit de winst van KEP geld haalt (TK 45-2431). De conclusie op dit onderdeel is dan ook, dat beweringen van de Nieuwe Revu omtrent een miljoenenwinst van Elba op het visumboekje volledig uit de lucht zijn gegrepen. 5. Structuur KEP Zoals reeds in het kamerstuk 19 700, hfdst. V en VII, nr. 73 is meege deeld (zie ook de de Kamer in kopie toegezonden Samenwerkingsovereenkomst) is de structuur van KEP de volgende. KEP Kenmerk en Personificatie BV. is volledig eigendom van KEP Holding B.V. De aandelen van KEP Holding BV. worden gehouden door de Stichting KEP-Controle. Schematisch weergegeven ziet de structuur van KEP er als volgt uit: Stichting KEP Controle 100% aandelenbezit KEP Holding B.V. 100% aandelenbezit KEP Kenmerk en Personificatie B.V. De stichtingsvorm is gekozen om zeker te stellen dat de winstbestemming uitsluitend het paspoortproject ten goede komt. Dat is verankerd in de statuten van de Stichting. De houdstermaatschappij (KEP-Holding B.V.) is gekozen in verband met een eventuele oprichting, binnen de structuur, van een extra B.V. bij voorbeeld voor de transportactiviteiten. Zo'n B.V. is er nu overigens niet; KEP Holding B.V. is aandeelhoudster van een werkmaatschappij, KEP Kenmerk en Personificatie B.V. De paspoortfabricage wordt in de besloten vennootschapsvorm uitgeoefend vanwege haar aanvaardbaarheid in het commerciële verkeer. De stichtingvorm is daartoe niet geëigend. KEP verwezenlijkt in beginsel het paspoortsysteem in eigen beheer, maar heeft ook het recht delen van die realisering uit te besteden. Wat betreft de uitbesteding moet onderscheiden worden tussen de «preferred suppliers» en andere bedrijven. De andere bedrijven komen onder concurrerende voorwaarden in aanmerking voor de werkterreinen die contractueel niet zijn toebedeeld aan de «preferred suppliers», en voor de werkterreinen die wél contractueel zijn toebedeeld aan de «preferred suppliers», maar waarop deze niet tijdig en/of adequaat kunnen leveren. De werkterreinen genoemd in de Samenwerkingsovereenkomst zijn contractueel toebedeeld aan de «preferred suppliers». De positie van de «preferred suppliers» is er echter - het zij hier herhaald - niet één van exclusief leverancier; zijn positie is dus niet onaantastbaar. De «preferred supplier» moet namelijk tijdig en adequaat leveren. KEP moet dat beoordelen, waarbij aan het element «adequaat» twee noties gegeven worden: een kwalitatieve en een financiële. De eerste notie ziet op de vereiste kwaliteit en continuïteit van het systeem en de tweede is gerelateerd aan het Financierings- en Kostenbewakingsplan. Voor het overige verwijst de eerste ondergetekende naar hetgeen hij hierover aan de Kamer heeft medegedeeld in het debat van 4 februari jl.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. V en VII, nr. 89
6
Kodak is formeel gesproken nog «preferred supplier», maar thans de facto niet betrokken bij het paspoortproject. Kodak behoudt echter interesse in een toekomstige bijdrage aan het fotografisch proces in de vorm van digitale technieken. Ook Philips is nog steeds preferred supplier. Hoewel in overleg met Philips is afgezien van het gebruik van baliemodules, blijft het bedrijf geïnteresseerd in toekomstige technologische ontwikkelingen en ziet het derhalve geen reden om de Samenwerkingsovereenkomst te beëindigen. 6. Positie van ambtenaar van Buitenlandse
Zaken
Artikelen in het dagblad «Het Parool» en in het weekblad «Nieuwe Revu» zijn voor de heer De Visser aanleiding geweest de vraag te stellen, of een ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich schuldig gemaakt zou hebben aan een verstrengeling van persoonlijke en zakelijke belangen. Wat betreft de door KEP beschikbaar gestelde auto antwoordde de eerste ondergetekende reeds bij brief van 22 februari jl. Wat betreft de credit-card het volgende. Sinds augustus 1986 - met een verlenging in augustus 1987 - beschikt de betrokken ambtenaar over een zogenaamde gecombineerde zakelijk-persoonlijke creditcard. De bedragen die met de kaart werden besteed, kwamen ten laste van de privé-rekening van de ambtenaar. Hij kon deze, voor zover zij betrekking hadden op werkzaamheden ten behoeve van KEP declareren onder overlegging van de nodige bewijsstukken. Naar aanleiding van de perspublikaties heeft de eerste ondergetekende een onderzoek doen instellen naar de rechtmatigheid van het zakelijk gebruik van de creditcard en de daarmee verbonden declaraties. Hieruit blijkt dat KEP slechts declaraties heeft ontvangen die betrekking hadden op werkzaamheden die de ambtenaar in het kader van het paspoortproject ten behoeve van KEP verrichtte. Noch terzake van het gebruik van de credit-card, noch van de KEPpoolauto door de betrokken ambtenaar is eerste ondergetekende na onderzoek van enige onregelmatigheid gebleken. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, P. R. H. M. van der Linden De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, D. Y. W. de Graaff-Nauta
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. V en VII, nr. 89
7
Bijlage 1
Vragen van het lid D e Visser (P.v.d.A.) over het nieuwe model paspoort. (Ingezonden 11 februari 1988) 1 Hebt u kennis genomen van het artikel «De Haagse Paspoortvervalsing» in Nieuwe Revue van 10 februari jl.? 2 Herinnert u zich uw ontkennend antwoord op de vraag of u de verzekering kon geven, dat u of één van uw ambtenaren formeel of a titre personel geen negatieve opmerkingen hebben ontvangen over het nieuwe model paspoort? 3 Heeft J i m Larner, inspecteur van het bureau Operational and Forensic Sections van het Forensic Document Laboratory de ambtenaar Uiterlinde verwezen naar Frank Kubic van het Quality Control Facility Laboratory van het State Department, omdat deze een meer gefundeerde mening kon geven over paspoort-systemen en specifieke beveiligingen van documenten? 4 Wanneer hebt u of één van uw ambtenaren een of meer schriftelijke stukken over de evaluatie van het nieuwe model paspoort van de heer Kubic ontvangen? Was dat vóór de kamervergadering van 3 en 4 februari j l ? 5 Kunt u bevestigen, dat het oordeel van de heer Kubic over het nieuwe model paspoort tot de volgende conclusies leidt: - visumboekje en kaart zijn onzichtbaar uit elkaar te halen en daardoor is de pas fraudegevoelig; - de fotokaart is met kopieerapparatuur eenvoudig te vervalsen; - de pas is niet door alle controle-machines te lezen. Dit maakt de Europas in elk geval voor de Verenigde Staten onbruikbaar; - er bestaat geen veilgheids-garantie ten aanzien van het gebruikte materiaal; - de overheidscontrole op de produktie is onvoldoende? 6 Vindt u, dat u deze Kamer omtrent de fraudebestendigheid hebt ingelicht? zorgvuldig hebt ingelicht? Handelingen nr 1 6
T w e e d e Kamer, vergaderjaar 1 9 8 7 - 1 9 8 8 , 2 0 2 0 0 hfdst. V en VII, nr. 89
8
Bijlage 2
Vragen van het lid W i e b e n g a ( V V D . ) over een Amerikaans testrapport inzake het nieuwe paspoort. (Ingezonden 12 februari 1988) 1 Wil de regering de inhoud van het testrapport, uitgevoerd door het Quality Control Facility Laboratory van het State Department te Washington - voorzover de veiligheid van het produktieproces niet geschaad wordt - aan deze Kamer voorleggen, alsmede haar commentaar op de conclusies en zonodig ook op andere onderdelen? 2 Indien de testresultaten u nog niet bekend zijn, bent u dan bereid daarvan alsnog kennis te (doen) nemen, en deze Kamer van uw bevindingen op de hoogte te stellen? 3 Kan de regering de uitspraak toelichten van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, dat sprake is van een telex van ambtenaren van de Staatsuitgeverij waarin zij melding maken van het bestaan van bovengenoemd testrapport alsmede van de inhoud daarvan?' 4 Was de regering van het bezoek van de betrokken ambtenaren van de Staatsuitgeverij op de hoogte? Zo ja, onder wiens verantwoordelijkheid vond dit bezoek plaats? Zo neen, waartoe geeft dit de regering aanleiding? 5 Hebben nog andere ambtenaren dan wel medewerkers van het bedrijf K.E.P. contact gehad met (een afdeling van) het State Department? Zo ja, wanneer, waarom en onder wiens verantwoordelijkheid? Toelichting Deze vragen dienen ter aanvulling op de eerdere schriftelijke vragen terzake van het lid De Visser, ingezonden 1 1 februari jl. ' NCRV radio, 10 februari jl.
T w e e d e Kamer, vergaderjaar 1 9 8 7 - 1 9 8 8 , 2 0 2 0 0 hfdst. V en V I I , nr. 8 9
9
Bijlage 3
Aan de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken 's-Gravenhage, 23 februari 1988 Hierbij zend ik u het stenografisch verslag van het ordedebat van heden toe. Met deze brief breng ik de verzoeken van de heren De Visser en Wiebenga over en vraag u mij te willen berichten of u aan deze verlangens kunt voldoen. Met vriendelijke groet, D. Dolman
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. V en VII, nr. 89
10
De heer De Visser (PvdA): Mijnheer de Voorzitter! Waar ik al bang voor was, is gebeurd: het paspoortproject is de laatste weken weer op zeer indringende wijze in de pers in opspraak gekomen. Ik denk vooral aan artikelen in Het Parool en in de Nieuwe Revu, maar vrijwel alle dagbladen hebben bericht over nieuwe informatie die boven water zou zijn gekomen door vrije nieuwsgaring van onze pers. Naar aanleiding van deze berichten verzoek ik u, de regering om een brief te vragen, waarin zij de Kamer ten minste van de meest actuele informatie over de navolgende onderwerpen voorziet. Ten eerste is er de kwestie van de fraudebestendigheid. Er zijn berichten verschenen die nieuwe twijfels oproepen over die fraudebestendigheid. Ik denk aan het uitblijven van het TNO-rapport. Verder schijnt de centrale recherche-informatiedienst vraagtekens te plaatsen bij de fraudebestendigheid en zelfs in de Duitse Stern staat dat het nieuwe Europese paspoort niet fraudebestendig zou zijn. Hierbij staan wij voor de vraag hoe de Kamer op onafhankelijke, objectieve wijze kan vaststellen of en zo ja, in welke mate, Nederland zichzelf een fraudebestendig paspoort heeft aangeschaft. Het krijgen van informatie hierover van de zijde van de regering is zeer urgent. Ten tweede is er de kwestie van de kostprijs van f 27,50. Wij willen alsnog door de regering worden geïnformeerd over de samenstelling van de kostprijs en over de wijze waarop deze tot stand is gekomen. Daarbij zal in het bijzonder moeten worden ingegaan op de winst die ELBAdirecteur Baard volgens de Nieuwe Revu zou maken, door het paspoortboekje met een kostprijs van f 4,50 voor f 12,50 te verkopen aan de heer Baard, nu in zijn functie van KEP-directeur. Zijn deze bedragen juist en zo neen, hoe zit het dan wel in elkaar? Ten derde is er de verstrengeling van persoonlijke en zakelijke belangen, waaraan een belangrijke ambtenaar van Buitenlandse Zaken zich zou hebben schuldig gemaakt. Let wel: ik zeg, zou hebben schuldig gemaakt. De regering zou mijn fractie zeer aan zich verplichten als zij volledige opening van zaken in deze kwestie gaf en als na haar antwoord in ieder geval voor iedereen in het land duidelijk was dat dit soort zaken niet voorkomen of dat ze in ieder geval niet worden getolereerd. Ten vierde zouden wij over alle relevante informatie willen beschikken. Ten slotte, Voorzitter, dring ik er bij de regering op aan dat de gevraagde brief zo openhartig en uitgebreid zal zijn, dat het wellicht de laatste keer zal zijn dat de Kamer zich met het nieuwe paspoort moet bezighouden. Nog langer in 's lands vergaderzaal over zo'n affaire te moeten beraadslagen lijkt mij in tal van opzichten zeer ongunstig. De heer Wiebenga (VVD): Voorzitter! In het algemeen sluit mijn fractie zich aan bij het verzoek van de heer De Visser. Ik zou nog een enkel element willen noemen waaromtrent wij in het bijzonder inlichtingen van met name de staatssecretarissen van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken zouden willen ontvangen. Het gaat ons met name om de ondernemingsstructuur van KEP, de onderneming die het paspoort moet gaan fabriceren en in verband daarmee om de gevolgen van het niet meer deelnemen van Philips en Kodak aan dit project. Wij vinden dat de Kamer daaromtrent toch nog niet voldoende duidelijk is ingelicht. Verder vragen wij aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken betere informatie over het optreden van de ambtenaren van de Staatsuitgeverij, niet alleen in Amerika maar ook in eerdere fasen van de voorbereiding van het paspoortproject. In verband daarmee verzoek ik u, Voorzitter, de regering te herinneren aan de schriftelijke vragen van de heer De Visser en van mij op die onderdelen. Ik meen trouwens dat de heer Alders er ook nog vragen over heeft gesteld. De Voorzitter: Ik zal de diverse vragen aan de regering overbrengen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. V en VII, nr. 89
11