Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1989-1990
21310
Financieel Overzicht Zorg 1990
Nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN WELZUN, VOLKSGE– ZONDHEID EN CULTUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijswijk, 25 januari 1990 Op 22 januari 1990 heb ik tijdens de uitgebreide commissieverga– dering over het Financieel Overzicht Zorg 1990 toegezegd de Kamer nog deze week schriftelijk te informeren over enkele vraagpunten. Daarbij gaat het in het bijzonder over de vragen: 1. De heer Kohnstamm e.a.: Voortbestaan Waterheuvel. 2. De heer Van der Vlies: Verhoging financiering abortusklinieken met f 1 miljoen. 3. De heer Kohnstamm: Vennootschapsbelasting opgelegd aan de Stichting Centraal Laboratorium bloedtransfusiediensten. 4. Mevrouw Terpstra: Referentiekaders diverse specialismen in het kader van de beddenreductie. 5. De heerVan Otterloo: Particuliere thuishulp. 6. Mevrouw Terpstra: Vergrijzing/ontgroening; prioriteitsstelling in de zorg. Ten aanzien van deze vragen kan ik u thans de volgende stand van de afhandeling c.q. beoordeling meedelen. ad 1. Voortbestaan van de Waterheuvel Van de extra f 100 miljoen in het jaar 1990 is f 16 miljoen beschikbaar voor de sector psychiatrie, waarvan f 8 miljoen bestemd is voor de dagbesteding voor chronische patiënten. Tezamen met de al beschikbare subsidieruimte van de Ziekenfondsraad van f 2 miljoen, is in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een bedrag van in totaal f 10 miljoen beschikbaar voor de stimulering van de dagbesteding voor chronische patiënten. De verdeling van deze f 10 miljoen vindt plaats via de Ziekenfondsraad. Als voorwaarden voor subsidiëring van dagbestedingsprojecten acht ik het van belang, dat
011838 F ISSN 0921 - 7371 SDU uitgeverij 's Gravenhage 1990
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 310, nr. 7
- de dagbestedingsprojecten zich richten op personen die aanspraak maken op reeds geregelde psychiatrische verstrekkingen. - de dagbehandelingsprojecten totstandkomen op basis van een in RIGG verband door de instellingen voor geestelijke gezondheidszorg gezamenlijk opgesteld beleidsplan. Tevens vindt overleg plaats met regionale verzekeraars en patiëntenorganisaties. - elk van de participerende instellingen ook zelf in financiële, dan wel materiële zin in het project participeert. Bovenstaande aspecten heb ik in mijn brief aan de Ziekenfondsraad, van 20 september 1989, bekend gemaakt, ervan uitgaand dat het voren– staande bij de verdere besluitvorming rond het Besluit Ziekenfondsraad Dagbesteding zal worden betrokken. Op basis van het bedrag van f 10 miljoen is er voor elke RIGG-regio f 250 000 beschikbaar ter stimulering van dagbestedingsprojecten. Daarnaast wordt door de Ziekenfondsraad voor het jaar 1990 voor elk van de zes al eerder door de Ziekenfondsraad gesubsidieerde dagbeste– dingsprojecten voor chronische patiënten (waaronder Fountain House de Waterheuvel) een bedrag van f 100000 extra ter beschikking gesteld. Dit betekent dat voor het voortbestaan van Fountain House de Water– heuvel in Amsterdam in ieder geval een bedrag van f 100 000 beschikbaar is. Daarnaast zal een bedrag uit de f 250 000, bestemd voor de dagbestedingsprojecten, geput kunnen worden, afhankelijk van het regionale overleg terzake. Het is niet gebruikelijk dat de Staatssecretaris van Welzijn, Volksge– zondheid en Cultuur expliciet treedt in de verdere inhoudelijke besluit– vorming van de Ziekenfondsraad. Er wordt echter nadrukkelijk van uit gegaan dat er met open vizier in de betreffende RIGG-regio open overleg zal worden gevoerd over de continuering van het betreffende Fountain House. Voorts ben ik bereid te bezien of, afhankelijk van de behoefte en de resultaten van eerder genoemd overleg, er in de komende jaren aanvul– lende middelen nodig zijn ter financiering van dagbestedingsprojecten. ad 2. Verhoging financiering abortusklinleken met f 1 miljoen De rijksbijdrage ten behoeve van de financiering van de hulpverlening door abortusklinieken - Ziekenfondsraad-besluit d.d. 22 september 1985 - was sinds 1985 bij wijze van voorschot vastgesteld op f 6,6 miljoen. De financiering van deze vorm van hulpverlening geschiedt echter op decla– ratiebasis waarmee alle feitelijke kosten van deze hulpverlening worden vergoed. In 1988 werd duidelijk dat het voorschotbedrag ontoereikend zou zijn om de feitelijke uitgaven te dekken. Hiertoe is in 1988 de rijksbij– drage incidenteel met f 1 miljoen verhoogd. Gelet op het structurele karakter van hogere uitgaven-niveau is in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1990 de rijksbijdrage hiertoe structureel met f 1 miljoen verhoogd, teneinde mogelijke problemen bij de eindafrekening te voorkomen. ad 3. Vennootschapsbelasting opgelegd aan de Stichting Centraal Laboratorium Bloedtransfusiediensten Deze problematiek is nog niet voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën. De problematiek is gecompliceerder dan op het eerste gezicht lijkt. De Stichting Centraal Laboratorium maakt winst en is uit dien hoofde belast met vennootschapsbelasting. Het verweer tot en met de Hoge Raad heeft de Stichting verloren. Ik beraad mij nog of er mogelijk nog andere aspecten bij de afwegingen een rol kunnen spelen. In ieder geval stel ik u op de hoogte van mijn eindoordeel.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 310, nr. 7
ad 4. Referentiekaders diverse specialismen in het kader van de bedden– reductie In het kader van de capaciteitsreductie in de sector ziekenhuizen is van de zijde van de fractie van de V.V.D. gewezen op de huidige tekorten aan oogartsen, reumatologen en orthopaeden in een aantal regio's. Gevraagd werd of het niet noodzakelijk is om de randvoorwaarden voor de capaci– teitsreductie op die onderdelen bij te stellen. De maatregel tot capaci– teitsreductie is in 1988 in gang gezet. Bij aanwijzingen van 3 februari 1988 en de aanvulling erop van 13 december 1988 is het beleid uiteen– gezet dat moet resulteren in provinciale ziekenhuisplannen. De provin– ciale besturen hebben de nodige beleidsruimte om regionale prioriteiten in de functie-uitoefening te bepalen en in de plannen aan te geven. Als randvoorwaarden gelden de richtlijnen ex artikel 3 Wet ziekenhuis– voorzieningen en meer in het bijzonder de richtgetallen voor de planning van functie-eenheden. Door de daarbij gehanteerde salderingsmethodiek inhoudende dat in de regio alleen het totaal aantal functie-eenheden het totaal der normen niet mag overstijgen, doch zonder een dergelijke restrictie per functie afzonderlijk, is een aanzienlijke beleidsruimte gegarandeerd. Om die reden acht ondergetekende een bijstelling van de randvoorwaarden voor enkele van de categorieën functie-eenheden thans niet noodzakelijk. In de afspraken die met de Nationale Ziekenhuisraad zijn gemaakt is onder meer vastgelegd dat aan regionale knelpunten prioriteit zal worden gegeven en dat in dergelijke gevallen vooruitlopend op de planvast– stelling aanpassing van mdividuele erkenningen mogelijk is. Voorts dienen de voornoemde richtlijnen in redelijkheid te worden toegepast. Dit houdt in dat in bijzondere gevallen afwijking van de richt– lijnen mogelijk is. Bij de vaststelling van de ontwerp-plannen zal dit tot uitdrukking komen. ad 5. Thuiszorg voor particuliere patiënten In het kader van intensieve thuiszorg is in de ziekenfondssfeer voor 1990 f 22 miljoen extra beschikbaar gesteld. Voor de intensieve thuiszorg is dan tezamen met de reeds beschikbare subsidie van f 18 miljoen in de drie experimenteergebieden f 4 0 miljoen beschikbaar. Met dit bedrag kunnen ziekenfondsen ten behoeve van hun verzekerden contracten afsluiten met leveranciers van thuiszorg. Leveranciers kunnen bijvoorbeeld zijn: kruiswerk, gezinsverzorging of particuliere bureau's. De intensieve thuiszorg is (nog) geen verstrekking en is op subsidie– basis bestemd voor een doelgroep, die niet geholpen kan worden met de reguliere thuiszorg, vanwege de intensieve zorgbehoefte op grond van een indicatie voor ziekenhuis of verpleeghuis. De zorg wordt maximaal drie maanden verstrekt. In de particuliere sfeer is, op mijn voorstel, de ministerraad akkoord gegaan met een wijziging van het vergoedingsbesluit particulier verze– kerden. Deze wijziging was in de particuliere sector nodig om de voorheen vrijwillig ziekenfondsverzekerden die nu aangewezen zijn op de standaardpakketpolis dezelfde verstrekking te garanderen als thans geldt voor de ziekenfondsverzekering. Deze wijziging heeft tot gevolg dat het de ziektekostenverzekeraar mogelijk wordt gemaakt een tegemoetkoming te geven in de kosten van de aanvullende thuiszorg mits dit dient ter verkorting of vervanging van een verblijf in een ziekenhuis.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 310, nr. 7
Uitbreiding met deze voorziening zal niet leiden tot een evenredige stijging van de kosten voor de particuliere verzekeringen omdat de voorziening dient ter bekorting of vervanging van het verblijf in een ziekenhuis voor zover daarop aanspraak bestaat ingevolge de bedoelde verzekeringen. Uiteraard kunnen particulier verzekerden geen hulp voor rekening van de ziekenfondsen ontvangen. Verwacht wordt wel dat instellingen die intensieve thuiszorg voor ziekenfondsrekening gaan leveren ook ingeschakeld worden in de particuliere sector. In het macro-kader is voorshands een pm-post voor de particuliere sector opgenomen. ad 6. Vergrijzing/ontgroening; prioriteitsstelling in de zorg Mevrouw Terpstra heeft vragen gesteld in het kader van de vergrijzing in de zorgsector mede in relatie tot de groei die in het regeerakkoord is ingezet en tegen de achtergrond van de motie van 26 februari 1987. In reactie daarop hebben de minister en ik u toegezegd de relevante informatie te doen toekomen. De uitgangspunten in het regeerakkoord zijn mede gebaseerd op berekeningen van het Sociaal en Cultureel Planbureau. In de berekeningen wordt per sector gekeken naar groeicijfers die zijn gebaseerd op enerzijds demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing en anderzijds verwachte trends in het gebruik, zoals bijvoorbeeld effecten van technologische ontwikkelingen. Bij de extramurale zorg, de geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg is als uitgangspunt gekozen de optelsom van beide ontwikkelingen gezien het belang van substitutie respectievelijk het wachtlijstprobleem. Afgezet tegen de variant van een 1% volumegroei resteert een verschil dat leidt tot intensivering (f 150 miljoen eerstelijn, f110 miljoen geeste– lijke gezondheidszorg, f 1 1 0 miljoen gehandicapten). Bij ziekenhuizen en specialisten komt de optelsom uit op de 1% volumegroei zodat geen extra ruimte resulteert. Bij ouderenzorg wordt een variant tussen de demografische ontwikkeling en de trendmatige ontwikkeling gekozen. Hierbij is uitgegaan van een restrictief blijvend instroombeleid bij bejaardenoorden. Dit leidt tot een extra bedrag van f210 miljoen. Het regeerakkoord neemt deze cijfers over en reserveert vervolgens f 100 miljoen extra uit voor wachtlijsten. De relevante informatie, het memorandum van het Sociaal en Cultureel Planbureau, is reeds in uw bezit (brief van de informateur, d.d. 20 september 1989, Tweede Kamer 21 132, nr. 6), alsmede de daarop gebaseerde bijlage 4 van het regeerakkoord zelf (Tweede Kamer 21 132, nr. 7). Voor de goede orde wil ik u tevens een correctie doorgeven op antwoord 16 van de schriftelijke vragen. In antwoord op vraag 16 is ten aanzien van de kostenontwikkeling bij ziekenfondsverzekerden abusie– velijk uitgegaan van 4,8%. Dit had moeten zijn: 2,9%. De prognose voor de overschrijding voor 1989 - op basis van de infor– matie over de eerste drie kwartalen - wijzigt hierdoor van f 173 miljoen in f 128 miljoen. Op de verdere in het desbetreffende antwoord vermelde correcties doet dit overigens niets af. Aangetekend zij dat in het vierde kwartaal van 1989 wellicht een schijnbare verbetering zal optreden door een tijdelijke terugval in de vraag bij ziekenfondsverzekerden, zulks in verband met de afschaffing van de eigen bijdrage per 1 januari 1990.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 310, nr. 7
Vergelijk het (tegengestelde) effect van hamsteren dat zich indertijd voordeed in de periode voorafgaand aan de invoering van diezelfde eigen bijdrage in 1983. Deze eventuele terugval in het laatste kwartaal van 1989 zal ongetwijfeld worden gecornpenseerd door inhaalvraag in het begin van 1990. Als slot wil ik nog een enkele opmerking maken over het onderwerp arbeidsmarkt/werkdruk/arbeidsvoorwaarden. In het overleg heb ik u toegezegd op korte termijn met een notitie op dit punt te komen. Aangezien de minister en ik voornemens zijn over enkele maanden een nota uit te brengen met het door ons voorgenomen werkprogramma voor de komende jaren, en het te voeren beleid ten aanzien van arbeidsmarkt/ werkdruk/arbeidsvoorwaarden in onze ogen een belangrijk onderdeel is in het beleidsprogramma, zal de notitie daarin worden geïntegreerd. De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 310, nr. 7