Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
26 991
Voedselveiligheid
Nr. 121
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 23 juni 2005 In deze gezamenlijke brief wordt ingegaan op de eindresultaten van het CARMA-project (Campylobacter Risk Management en Assessment) en wat de resultaten betekenen voor het beleid ten aanzien van de bestrijding van de bacterie Campylobacter. Dit multidisciplinaire, 4 jaar durende onderzoeksproject kreeg als doel mee: «De Nederlandse overheid te adviseren over de effectiviteit en de doelmatigheid van de maatregelen gericht op het terugdringen van campylobacteriose in de Nederlandse bevolking». De 2 bijbehorende kernvragen waren: 1) Wat zijn de belangrijkste routes waarlangs de Nederlandse bevolking wordt blootgesteld aan Campylobacter, 2) Welke maatregelen kunnen worden genomen om de blootstelling aan Campylobacter te reduceren, daarbij lettend op de doelmatigheid en het draagvlak in de samenleving. Met als focus de kippenvleesketen. Het CARMA-project is door de internationale (wetenschappelijke) gemeenschap op de voet gevolgd in verband met de unieke aanpak en resultaten. Herijken van het Campylobacterbeleid Begin februari heeft de Tweede Kamer de gezamenlijke nota «Veilig voedsel voor iedereen; een gezamenlijke verantwoordelijkheid» ontvangen (kamerstuk 26 991, nr. 115). Deze «Nota Voedselveiligheid» vormt een goed uitgangspunt voor het herijken van het beleid ten aanzien van Campylobacter. De gezamenlijke gedragen beleidsdoelstellingen en de inzet ten aanzien van voedselveiligheid worden er expliciet in beschreven. Te weten: – Het beleid zal zich richten op het onderhoud van het huidige beschermingsniveau,
KST88282 0405tkkst26991-121 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 991, nr. 121
1
– –
– –
Investeringen zullen zich richten op haalbare interventies op gebieden waar nog reële gezondheidswinst is te behalen, De overheid zal zich met name toeleggen op het goed en efficiënt uitvoeren van reeds ingezet beleid en het scheppen van voorwaarden voor het bedrijfsleven om daar in belangrijke mate aan bij te dragen, De overheid moet het kader gereed hebben zodat het bedrijfsleven zijn verantwoordelijkheid kan nemen, Verhoging van de administratieve lasten voor de overheid en het bedrijfsleven moeten voorkomen worden.
Een belangrijke notitie hierbij is dat er een brede afweging moet worden gemaakt tussen de diverse belangen waarbij de veiligheid van het voedsel er één is. Ten algemene blijft de overheid vasthouden aan de lijn dat explosies van voedselinfecties en vergiftigingen moeten worden voorkómen en dat de jaarlijkse ziektelast gereduceerd moet worden. Het formuleren van een specifieke doelstelling, waarbij de Nota Voedselveiligheid als uitgangspunt wordt genomen, is moeilijk. Immers, de drie belangrijkste routes van besmetting met Campylobacter verschillen nogal van karakter wat zijn weerslag heeft op aanpak en succes. Beheersing van Campylobacter en campylobacteriose; wat is haalbaar? Campylobacter veroorzaakt onder de Nederlandse bevolking jaarlijks ongeveer 80.000 gastro-enteritis gevallen en ongeveer 60 patiënten krijgen verlammingsverschijnselen door het Guillain Barré syndroom. Uit de berekeningen in het CARMA project blijkt dat humane Campylobacterinfecties resulteren in jaarlijkse kosten van ongeveer 21 miljoen euro. Op grond van blootstellingsberekeningen kan worden geconcludeerd dat vooral direct contact met besmette dieren en consumptie van onverhitte voedingsmiddelen (zoals groente en fruit, rauwe vis en ongepasteuriseerde melk) belangrijke besmettingroutes zijn, maar dat kwantitatief nog niet duidelijk is in welke mate ze aan de ziektelast bijdragen. De kosten worden met name veroorzaakt door arbeidsverzuim en het verlies van kwaliteit van leven door restverschijnselen van de infectie. In totaal komt de ziektelast neer op 1200 Disability Adjusted Life Years (DALY) per jaar. Graag wijzen wij U erop dat het eten van kippenvlees meerdere malen is aangemerkt als de grootste bron voor campylobacteriose bij de mens. De CARMA resultaten echter doen op het eerste gezicht iets anders vermoeden. De drie voornaamste besmettingsroutes voor humane campylobacteriose zijn: Direct mens-dier contact: is vaker dan werd aangenomen de oorzaak van blootstelling aan Campylobacter, grofweg 60%, Kippenvlees: dit is in 20%–40% van de humane ziektegevallen de veroorzaker, Reizen naar het buitenland: veroorzaakt grofweg 16% van de humane ziekte gevallen. Humane campylobacteriose ten gevolge van contact met dieren Uit de resultaten van het CARMA project blijkt dat met name de contacten met (jonge) dieren zoals honden, katten en landbouwhuisdieren en op kinderboerderijen vaker dan werd aangenomen de oorzaak is van een blootstelling aan Campylobacter.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 991, nr. 121
2
De Nederlandse burger hecht erg aan het contact met dieren. Het contact heeft een grote psychosociale waarde. Naast een goede voorlichting over de risico’s en te nemen hygiënemaatregelen wil en kan de overheid geen verdere maatregelen nemen richting de burger. Burgers, met name de risicovolle groepen zoals kinderen, zwangere vrouwen, ouderen en mensen met een immuun deficiëntie, zullen dus de risico’s moeten afwegen en hun verantwoordelijkheid moeten nemen. (Bij kinderen zullen hun ouders deze afwegingen moeten maken). Hoewel het effect van voorlichting nog steeds moeilijk in een getal is uit te drukken zullen beide ministeries, in gezamenlijkheid met de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), blijvend aandacht besteden aan onderzoek en voorlichting. In de eerste plaats door het bestuderen van de mogelijkheden om de voorlichting richting de burger effectiever in te zetten. In de tweede plaats door kinderboerderijen verder te stimuleren volgens de beschikbare «Code voor hygiëne op kinderboerderijen» te werken. Kinderboerderijen zijn immers plaatsen waar veel mensen, juist uit de risicogroepen, met dieren in contact komen en een besmetting met Campylobacter kunnen oplopen. Humane campylobacteriose ten gevolge van reizen Reizen naar het buitenland is geassocieerd met een verhoogd risico, maar dit beeld kan vertekend zijn door de manier waarop de patiënten geselecteerd zijn. Er is een neiging bij artsen om eerder een fecesmonster voor onderzoek in te sturen als de patiënt recent in het buitenland is geweest. De Nederlandse burger reist steeds gemakkelijker en vaker naar het buitenland, ook naar landen waar de beheersing van Campylobacter (nog) geen prioriteit heeft. Naast een goede voorlichting aan de reiziger, zoals dat nu gebeurt door de GGD’s en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, wil en kan de overheid geen maatregelen nemen richting de reiziger. Voor de Nederlandse burger is de vrijheid om te reizen een belangrijk goed. De burger zal dus ook hier zelf de risico’s moeten afwegen en zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Humane campylobacteriose ten gevolge van het eten van kippenvlees In een grootschalig patiëntcontrole onderzoek (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) waren de volgende factoren geassocieerd met een hoger risico op campylobacteriose: consumptie van kippenvlees, niet goed doorbakken vlees en vlees bereid op de barbecue of in de grill of magnetron, eten in een restaurant, consumptie van rauwe schelpdieren, beroepsmatig contact met rauw vlees en contact met personen met gastro-enteritis klachten. Mensen die maagzuurremmers gebruiken werden vaker ziek dan anderen. In het CARMA-project is op basis van o.a. de gegevens uit dit grootschalige patiëntcontrole onderzoek de jaarlijkse ziektelast ten gevolge van pluimveevlees geschat op 16 000 gevallen van gastro-enteritis (van de 80 000) oftewel 240 DALY (van de 1200) wat overeenkomt met een kostenpost van 4,2 miljoen euro (van de 21 miljoen). De vraag is hoe hoog de investeringen mogen zijn om deze ziektelast terug te dringen, ervan uitgaand dat kippenvlees 20% van de infecties beslaat. In andere domeinen van de gezondheidszorg wordt een investering van 10 000– 100 000 euro per DALY per jaar acceptabel geacht. De resultaten van het CARMA-project maken duidelijk welke concrete interventies in de kippenvleesketen dan nog realistisch zijn. Zie tabel 3, pagina 44 RIVM rapportnr:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 991, nr. 121
3
250911008/2005: «Kosten en baten van Campylobacterbestrijding in Nederland, risicoanalyse, epidemiologie en economie»1. Ten eerste blijkt er momenteel technisch nog veel te winnen tijdens de slachtfase en minder in de primaire productiefase. Wat niet weg neemt dat een consequent strak hygiëneregime in en rond de stal de kans op insleep van Campylobacter substantieel kan reduceren en dat dit wezenlijk kan bijdragen aan beheersing van de problematiek. Ten tweede heeft het reduceren van het aantal kiemen op het individuele karkas meer effect op het aantal humane infecties dan het reduceren van het aantal Campylobacter positieve dieren. Het verbod per 1 januari 2007 op met Salmonella en Campylobacter besmet kippenvlees In de nota voedselveiligheid «Veilig voedsel voor iedereen; een gezamenlijke verantwoordelijkheid» is aangegeven dat wordt gestreefd naar een verbod op de aanwezigheid van Salmonella- en Campylobacter-bacteriën op rauw pluimveevlees voor de consument in 2007. Dit verbod heeft alleen betrekking op rauw pluimveevlees dat bestemd is om aan de consument te worden verkocht. Een voorwaarde hierbij is dat dit traject haalbaar is en in Brussel bij notificatie niet op onoverkomenlijke problemen stuit. De notificatie geeft de overheid de mogelijkheid het verbod in te voeren, om zo het gewenste gezondheidseffect te verkrijgen. De notificatieprocedure voor een Europees akkoord zal in juni 2005 worden ingezet. Een Nederlands verbod moet namelijk voor 31 december 2005 in Brussel zijn genotificeerd. Als Nederland hieraan niet voldoet stuit, vanwege de bepalingen in de nieuwe hygiëneregelgeving, een verbod op grote Europees rechtelijke bezwaren. Gezien het grote volksgezondheidsbelang wil Nederland zich het recht voorbehouden om zelf het verbod af te kondigen, als de andere genoemde maatregelen niet tot Salmonella- en Campylobactervrij vlees per 1-1-2007 voor de consument hebben geleid. Op een later moment kan dan worden beslist of het verbod daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Een dergelijk verbod legt een extra druk op de pluimveesector, maar heeft als voordeel, dat zowel nationaal geproduceerd vlees, als geïmporteerd vlees, althans voor zover dat bedoeld is om als vers vlees aan de consument te worden verkocht, aan deze eis moet voldoen. Voordat tot een dergelijk verbod zal worden overgegaan, dient er verdere duidelijkheid te komen over de technische mogelijkheden in de productiefase om tot salmonella- en campylobactervrij vlees te komen, de mogelijkheid tot handhaving, de kosten ervan, en de verschuivingseffecten van kanalisatie bij detectie van besmet vlees. Voorkomen moet namelijk worden, dat besmette partijen, die in Nederland afgekeurd worden, naar naburige landen worden afgezet, met de gezondheidsgevolgen van dien. Veel kennis is al aanwezig en veel technieken zijn al ontwikkeld. Er bestaan echter nog kennishiaten bij de productie en de handhaving. Aan deze hiaten zal de komende tijd hard worden gewerkt. Voor de overheid is het uitgangspunt dat per 1 januari 2007 alleen Salmonella- en Campylobactervrij pluimveevlees aan de consument wordt aangeboden. Ik voer over dit onderwerp frequent overleg met het bedrijfsleven. Naast wetgeving worden ook andere instrumenten onderzocht, zoals vrijwillige afspraken in de retail en communicatie en voorlichting. Daarnaast zet ik me in om de besluitvorming in de EU op dit punt te versnellen, zodat het voorlopersbeleid van Nederland op dit punt, zo snel mogelijk Europees geharmoniseerd wordt. 1
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 991, nr. 121
4
Ik zal de Kamer over de voortgang berichten, voordat tot een verbod wordt overgegaan. De gezondheidswinst die verkregen wordt door de verkoop van onbesmet vlees is voor mij zo belangrijk, dat het voor het instellen van een verbod voor mij voldoende is indien de voorhoede van de pluimveebedrijven redelijkerwijs aan deze voorwaarde kunnen voldoen, de handhaving gewaarborgd kan worden en de ongewenste neveneffecten beperkt zijn. Ik zal bij de instelling van een verbod meewegen welke resultaten via andere instrumenten verkregen kan worden. Uiteraard is ook de goedkeuring van de EU een voorwaarde voor de introductie van het verbod. Investeringen in productveiligheid, productinnovatie en het aan de man brengen van kippenvleesproducten met een meerwaarde is een verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven. De overheid heeft al aangegeven, in het kader van het debat toekomst intensieve veehouderij, initiatieven te willen faciliteren. Aansluiten bij Europees beleid In internationaal kader zal de overheid zich blijven inzetten om andere landen te bewegen maatregelen te nemen t.a.v. Campylobacter besmet pluimvee(vlees). Nederland is dan ook een sterk voorstander van een EU-breed monitoringsprogramma dat per 2006 waarschijnlijk zal starten in het kader van Europese Richtlijn 99/2003. Het programma zal de aanleiding zijn voor een toekomstig geharmoniseerd bestrijdingsbeleid. Inmiddels is er een Europees geharmoniseerd Salmonella-bestrijdingsbeleid in werking getreden (Verordening 2160/2003). Verder zal Nederland zich op wereldniveau, via CODEX Alimentarius, blijven inzetten om richtlijnen op te stellen voor het beheersen van Campylobacter en Salmonella in de kippenvleesketen. Blinde vlekken Uit het CARMA-project komen enkele opvallende blinde vlekken naar voren die van belang zijn voor een verdere en doelgerichtere aanpak van Campylobacter. • De internationale en regionale in- en uitvoerroutes zijn complex en onduidelijk. Zonder goede herkomstbepaling ((inter-)nationaal datasysteem) is het moeilijk de verantwoordelijke producent in de keten aan te spreken op een besmet product. Ook blijft het onduidelijk in welke mate de baten van de Nederlandse investeringen terugvloeien naar de Nederlandse pluimveesector en de Nederlandse volksgezondheid. • Immuniteit tegen Campylobacter wordt bij de mens opgebouwd door regelmatige blootstelling. Uit recent onderzoek blijkt dat vrijwel elke Nederlander vóór het 20ste jaar geïnfecteerd is geweest met Campylobacter. Het huidige aantal geschatte ziektegevallen laat zien dat lang niet iedereen ziek wordt van een infectie. Verder onderzoek is van belang, mede om meer inzicht te krijgen in de relatieve bijdrage van verschilende blootstellingsroutes. Tot slot Het karakter van de besmettingsroutes en de beperkte interventiemogelijkheden geven aan dat we in Nederland (nog) niet van humane campylobacteriose af zullen komen. Op basis van de CARMA-resultaten kan het beleid ten aanzien van Campylobacter in kippenvlees en de te nemen maatregelen wel beter gespecificeerd worden. Ook de knelpunten en kosten zijn duidelijker geworden. Naar aanleiding van de huidige informatie kiest de overheid voor een aanpak in de kippenvleessector die
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 991, nr. 121
5
helder is en aansluit bij de (toekomstige) technische mogelijkheden, de internationale ontwikkelingen en financiële begrenzingen. Het ministerie van VWS stelt per 1 januari 2007 een verbod in op met Salmonella en Campylobacter besmet kippenvlees op retailnivo. Verder zal de overheid blijvend aandacht besteden aan voorlichting over de voedselveiligheid en onderzoek naar herkomstbepaling en immuniteit fasciliteren. De Tweede Kamer zal geïnformeerd worden wanneer de bovengenoemde activiteiten leiden tot een verandering in de beleidslijn. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J. F. Hoogervorst De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C. P. Veerman
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 991, nr. 121
6