Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1985-1986
Rijksbegroting voor het jaar 1986
19200
Vaststelling begroting van uitgaven
2
Hoofdstuk V Ministerie van Buitenlandse Zaken
Nr. 14
VERSLAG Vastgesteld 15 oktober 1985 Ter voorbereiding van de openbare behandeling van het deel Ontwikkelingssamenwerking van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de vaste Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking1 de volgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd. Indien deze vragen tijdig voor de openbare behandeling van dit wetsvoorstel zullen zijn beantwoord acht de commissie deze daarmede voldoende voorbereid.
VIM. VOORLICHTING 1 Wanneer zal het eerste nummer van het nieuwe voorlichtingsblad Ontwikkelingssamenwerking verschijnen?
IX. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 1 Samenstelling: Leden: Van Rossum (SGP), Van de Spek (PSP), Ter Beek (PvdA), Scholten, G. C. van Dam (CDA), Aarts (CDA), voorzitter. Van der Hek (PvdA), Kombrink (PvdA), Knol (PvdA), Gualthérie van Weezel (CDA), Terpstra (VVD), ondervoorzitter, Hermans (VVD), Van Dijk (CDA), Jabaaij (PvdA), Van Baars (CDA), Van den Toorn (CDA), Brouwer (CPN), Herfkens (PvdA), Tommei (D'66), Den Ouden-Dekkers (VVD), Weisglas (VVD) en Bruggeman (VVD). Plv. leden: Leerling (RPF), Beckers-de Bruijn (PPR), Van den Bergh (PvdA), De Boer (CDA), Borgman (CDA), Tazelaar (PvdA), De Waart (PvdA), Wöltgens (PvdA), Laning-Boersema (CDA), Joekes (VVD), Voorhoeve (VVD), Van lersel (CDA), Den Uyl (PvdA), Buikema (CDA), Evenhuis-van Essen (CDA), Janmaat, Vermeend (PvdA), Stemerdink (PvdA), LucassenStauttener (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD) en Jacobse (VVD).
1.1. Schets ontwikkelingsproblematiek naar regio's
Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse begroting van ontwikkelingssamenwerking indien de dollarkoers in 1986 niet f3,40 is, waarvan bij de berekening is uitgegaan, maar f 3,00 blijkt te zijn? Kunnen de hoofdlijnen van het genoemde internationale stuctuurbeleid, gericht op versterking van de positie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie worden beschreven, met speciale aandacht voor de rol van de EG-lid-staten in dat beleid? Bestaan er m.n. gelet op de verhoudingen met de Eerste wereld belangrijke overeenkomsten tussen de ontwikkelingen in Afrika, Azië en Latijns Amerika? Zo ja, welke zijn dat?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk V, nr. 14
1
5 a. Wordt gedacht aan de mogelijkheid om in combinatie met de EG-lidstaten een intensief continentaal-programma te ontwikkelen teneinde het percentage van de bevolking in tropisch Afrika, dat een adequate basisbehoefte-voorziening mist, drastisch te verlagen? b. Heeft de regering plannen om gedurende de periode dat Nederland het voorzitterschap van de EG bekleedt initiatieven in deze richting te ontplooien? 1.1.2. 6 Welke landen worden bedoeld, waar gesproken wordt over «vooruitgang bij het verminderen van interne en externe onevenwichtigheden»? Wat is de verklaring van de vooruitgang? 7 Is thans sprake van verbeterde donorcoördinatie in Afrika? Kunnen daarvan concrete voorbeelden worden gegeven? 1.1.3. Azië 8 a. In hoeverre hebben de gestegen voedselvoorraden in bijv. India en Indonesië bijgedragen aan terugdringing van de ondervoeding bij de brede massa van de bevolking? b. Hoeveel mensen in resp. India, Bangladesh en Pakistan leven onder de absolute armoedegrens? 9 Zijn voorbeelden te geven van de wijze waarop de verdelingsproblematiek is besproken in de beleidsdialoog met Aziatische landen? Welke resultaten zijn daarvan te vermelden? 10 Hoeveel Nedelandse hulp is de afgelopen periode verstrekt aan Nepal? 1.1.4. Latijns-Amerika 11 Wat wordt precies bedoeld met de opmerking, dat de schuldendienst een omvang behoudt, die aandacht voor de sociale en politieke omgeving waarbinnen het aanpassingsproces zich per land afspeelt, noodzakelijk maakt? 12 a. Wat zijn de prognoses inzake de exportgroei van Latijns-Amerika? b. Wat zijn de bottlenecks terzake? c. Waarom wordt hier met geen woorden gerept over Midden-Amerika? d. Is de analyse inzake Latijns-Amerika eveneens van toepassing op Centraal-Amerika? 1.2. De internationale kapitaalstromen 13 Op welke wijze wordt door Nederland met klem bij andere donoren aangedrongen op het zo spoedig mogelijk realiseren van de 0,7% doelstelling?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
2
14 a. Wat zijn de ODA/BNP percentages van Nederland over de afgelopen 4 jaar en wat zijn de prognoses voor de komende 4 jaar? b. Wat was de verhouding tussen multilaterale en bilaterale hulp van Nederland over de afgelopen 10 jaar? c. Hoe kan aantasting van de hulpverlening via multilaterale instellingen worden voorkomen wanneer het beginsel van gelijkwaardige lastenverdeling wordt gehandhaafd? 15 a. Waarom zal alleen tweede ondergetekende blijven pleiten voor het instandhouden en vergroten van multilateriale hulp? b. Wat zijn de aanbevelingen van de Task Force on Confessional Flows? c. Wat heeft het overleg terzake in het Development Committee opgeleverd? 1.3. Het Nederlandse bilaterale
hulpverleningsbeleid
16 a. Wanneer zal de Kamer de landen-beleidsdocumenten ontvangen? b. In hoeverre worden landen-beleidsdocumenten besproken met mensenrechtenorganisaties, landencomités, zoals de Landelijke India Werkgroep, en landengroepen van de B.O.W.? 17 Wat zal de taak zijn van de derde eenheid van de Directie Sectorprogramma's en Technische advisering? 18 Wil de minister met betrekking tot de navolgende 20 landen: Benin, Birma, Bolivia, Burundi, China, Colombia, Costa Rica, Equador, Ghana, Ivoorkust, Jamaica, Kameroen, Madagaskar, Nepal, Nicaragua, Nigeria, Peru, Rwanda, Thailand en Tunesië, per land nauwkeurig aangeven: a. welke activiteiten Nederland sinds wanneer per jaar in het land ontplooit, welke kosten daaraan verbonden zijn en welke ervaringen daarmee zijn opgedaan; b. de aard van het voorgestane sociaal-economische beleid van het land, het resultaat van dat sociaal-economische beleid en de respectieve veranderingen en verbeteringen van dat beleid sinds de aanvang van de Nederlandse activiteiten; c. de aard van de ontvangststructuur, inclusief knelpunten, wijze van bestrijding van die knelpunten en verbetering van de ontvangststructuur sinds de aanvang van de Nederlandse activiteiten; d. het inkomen per hoofd van de bevolking in US$ sinds het begin van de Nederlandse activiteiten tot en met de jongste wereldbankcijfers; e. de mensenrechtensituatie, inclusief eventuele schendingen en of verbeteringen van de mensenrechtensituatie sinds het begin van de Nederlandse activiteiten? 19 a. is het waar, dat de volksrepubliek China in 1984 voor meer dan 1 mld. US$ in het buitenland heeft geïnvesteerd? (Zie ESB, 4 sept. 1985); b. is het waar, dat China over aanzienlijke financiële reserves beschikt en in 1984 zelfs rond 5 mld. US$ heeft uitgeleend? (Zie ESB, 4 sept. 1985); c. is China volgens de minister in staat zich zonder vreemde hulp te ontwikkelen? Zo neen, kan zij dat, gelet op de geschiedenis van de volksrepubliek dan nader uiteenzetten; zo ja, waarom dan China opgevoerd als sectorland? d. Welke wezenlijke bijdrage kan Nederlandse hulp leveren aan de ontwikkeling van China?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
3
e. Wil de minister een opgave verstrekken van de handelsbalans met China over de jaren 1981 tot en met 1984? f. Wil de minister een nauwkeurige opgave verstrekken van de aan China gedurende de jaren 1981 tot en met 1984 verstrekte hulp qua financiële omvang, type projecten en de daarmee opgedane ervaringen? g. Hebben de minister reeds voorstellen bereikt - en, zo ja, van wie - met betrekking tot de inhoud van de via de sectoren aan China te verlenen hulp? h. Van welke aard zijn deze voorstellen? 20 Is donorcoördinatie in het kader van het Wereldbankprogramma voor Sub-Sahara Afrika niet in strijd met de competentie van UNDP terzake? 2. Het Nederlandse structuurbeleid 2.1. Algemene Nederlandse opstelling t.a.v. Noord-Zuidoverleg 21 Op welke concrete punten in de internationale economie leidt de werking van het marktmechanisme tot uitkomsten, waarbij schaarse middelen niet optimaal benut worden of welke sociaal niet aanvaardbaar worden geacht, zodat de overheid corrigerend op dient te treden, en kaderend en sturend optreden van overheden nodig is om stabiele en rechtvaardige economische verhoudingen dichterbij te brengen? 22 Kan op de terreinen van internationale handel, grondstoffen, financiële relaties met de ontwikkelingslanden, overdracht van wetenschap en technologie, energie en voedselproduktie worden aangegeven, welke voorstellen destijds zijn gelanceerd in het kader van de Nieuwe Internationale Economische orde en welke van die voorstellen door de regering nog relevant worden geacht? 23 Delen de andere ontwikkelde landen de Nederlandse mening dat onderhandelingen in een NRGN niet de juiste aanpak zijn van het overleg tussen Noord en Zuid? 24 Hoe moet volgens de minister het overleg tussen Noord en Zuid worden voortgezet? 25 a. Wil de minister concrete voorbeelden geven waaruit blijkt dat er toenemende coördinatie van standpunten in communautair kader t.a.v. Noord-Zuid-vraagstukken te bespeuren valt? b. Geldt deze ook voor wat betreft het bilaterale hulpbeleid van de lidstaten? 2.1.1. Handel 26 a. Kan uit het feit dat in de paragraaf inzake Handel de UN conference on Trade and Development niet worden genoemd worden afgeleid dat de regering deze organisatie niet (meer) competent terzake acht? b. Welke beleidsconclusie trekt de regering uit de stelling dat de bescherming van de landbouwmarkten in de EG een belangrijke belemmering vormt voor de exportmogelijkheden van ontwikkelingslanden?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk V, nr. 14
4
c. Wat is de mening van de minister inzake de bezwaren van ontwikkelingslanden tegen een nieuwe GATT-ronde? d. Welke zijn de ontwikkelingslanden, die een zodanig sterke positie innemen, dat zij voor graduatie in aanmerking komen? 27 Welke aanwijzingen zijn er dat de protectionistische druk in de EG zal toenemen na de toetreding van Spanje en Portugal? 28 Welke waren/zijn de argumenten van een groot aantal geïndustrialiseerde landen om een restrictief standpunt in te nemen?
29 Wordt onder een «zo liberaal mogelijk standpunt» ten aanzien van de vernieuwing van het Multi Vezel Akkoord verstaan dat verlenging ook niet zou kunnen plaatsvinden? 30 Bestaat bij de EG-lidstaten ook algehele overeenstemming over het mandaat voor de EG-commissie voor een nieuwe internationale handelsronde? Zo neen, welke belangrijke verschillen van mening bestaan er dan nog tussen welke EG landen? 2.1.2. Grondstoffen 31 In welke landen zal middels bilaterale hulp het aanbodspotentieel van textiel worden versterkt? 32 Op welke wijze en op welke punten denkt de minister verbetering en uitbreiding van de bestaande compensatoire faciliteiten te verwezenlijken? 33 Wat is de meest recente stand van zaken ten aanzien van de ratificatie van het gemeenschappelijke grondstoffenfonds. 34 Houdt de opmerking, dat het gemeenschappelijk grondstoffenfonds «nog niet» operationeel is in dat de minister verwacht dat het fonds alsnog binnen afzienbare tijd in werking kan treden? 2.1.3.a. Commerciële kredieten en schulden 35 Welke verwachting heeft de regering t.a.v. de macro-economische voorwaarden, die mede-bepalend zijn voor de vooruitzichten van de grote schuldenlanden? 36 a. Kan gekwalificeerd worden wat het effect van de schuldencrisis is op de koopkracht, gezondheid, werkgelegenheid enz. van de brede massa van de bevolking in de schuldenlanden? b. Is de minister bekend met het UNICEF-rapport terzake? c. Wat is haar mening daarover? 37 Wat zullen de gevolgen zijn van een sterke daling van de dollarkoers? Waarom behoort het «uiteraard» niet tot de mogelijkheden dat overheden schulden aan particuliere banken overnemen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
5
2.1.6. Directe investeringen 38 Kan uitgelegd worden hoe en onder welke voorwaarden de verzelfstandiging van nationale economieën vooral bij directe investeringen gebaat is? 39 a. Kunnen de hoofdlijnen van het inmiddels overeengekomen MIGAworden medegedeeld? b. Zal Nederland op korte termijn tot dit Agency toetreden? 2.1.3. d. Co-financiering 40 Waarom is bij de organisaties waarmee co-financieringsafspraken gemaakt kunnen worden het IFAD niet (meer) genoemd? 2.1.3. e. Middelenaanvulling van multilaterale financiële instellingen 41 Wil de minister een inzicht geven in de recente plannen van de Verenigde Staten met betrekking tot de hulpverlening aan Afrika door Wereldbank en I.M.F. 2.1.4. Wetenschap en technologie Valt uit de stelling dat industrialisatie vooral plaats vindt in landen die eigen onderzoeksinstellingen hebben opgebouwd, te concluderen dat «studie in de regio» hogere prioriteiten verdient? 43 Is de V.N.-werkgroep inmiddels ingesteld? 2.1.5. Energie 44 a. Tot welk percentage zal de energiehulp in de komende jaren nog kunnen toenemen? b. Hoe groot is het onderdeel, dat daarin wordt besteed aan onderzoek naar specifieke, plaatselijke mogelijkheden voor de opwekking van de zogenaamde alternatieve energie? 45 Wat zullen de gevolgen zijn van de genoemde verminderingen van de vraag naar te importeren energie voor de betalingsbalans van de ontwikkelingslanden? 2.1.6. Voedselproblematiek 46 Welke maatregelen beoogt de regering te nemen om de toegang van landbouwprodukten uit ontwikkelingslanden uitte breiden? 2.2. HetEG-beleid 47 Komt het nooit voor dat een andere EG partner Nederland moet bewegen om te komen tot voor ontwikkelingslanden zo optimaal mogelijke stellingname?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
6
48 Op welke wijze denkt de regering het interne beleid dat de EG voert, voorzover dat consequenties heeft voor de mogelijkheden van ontwikkelingslanden om hun positie in het internationaal economisch verkeer structureel te verbeteren, ter discussie te stellen? 2.2.1. Herziening van het Algemene Preferentieel Systeem (APS)
49 a. Op welke punten zal het nieuwe APS protectionistischer resp. minder protectionistisch zijn dan het vorige? b. Welke concessies zijn gedaan inzake agrarische produkten? 50 Welke resultaten heeft de discussie over de differentiatie opgeleverd? 2.2.2. Het Nederlandse EG-voorzitterschap
51 Mag uit het voornemen om tijdens het EG-voorzitterschap aan te gaan dringen op kwaliteitsverbetering van de EG hulpverlening, worden afgeleid dat de kwaliteit van deze hulp nog steeds beneden het gewenste niveau is? 52 Is inmiddels de UNCTAD-studie naar obstakels, die lokale verwerking van grondstoffen belemmeren, afgerond? Zo ja, wat zijn de conclusies daarvan? 53 Waarom staat het in de eerste zin op blz. 101 genoemde beleidsvoornemen niet in de nota inzake het voorzitterschap EEG (nr. 19 228)? 54 Welke aspecten van het GLB zullen geagendeerd worden in de EG-ontwikkelingsraad? Wat zal de inzet van de regering terzake zijn? 55 Acht de minister de totstandkoming van een suikerovereenkomst, die prijsstabiliserend kan werken, een reële propositie? 56 Zullen onderdelen van het structuurbeleid, terzake waarvan in de lid-staten andere dan de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking competent zijn, aan de orde gesteld worden in de EG raad van Ministers van Financiën resp. Economische Zaken of Buitenlandse Handel? 57 Hoeveel Europese ontwikkelingsraden zijn sinds het kabinet-Lubbers aantrad belegd en hoeveel raden heeft de minister in persoon bijgewoond? 3. Actuele aandachtsvelden 3.1. Ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten 58 Op welke wijze en met welke middelen uit welk budget ondersteunt Nederland democratiseringsprocessen in Latijns Amerika? 3.3. De vluchtelingenproblematiek
59 Kan een globaal overzicht gegeven worden van de aantallen vluchtelingen in de diverse landen of regio's in de gehele wereld?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
7
60 Kan met recente cijfers worden gestaafd, dat de uittocht van Afghaanse vluchtelingen naar Pakistan en Iran de afgelopen periode op minder omvangrijke schaal dan voorheen heeft plaatsgevonden? 3.4. Verbredingsbeleid
61 Hoe is het tegen de achtergrond van de coördinerende taak van de minister te verklaren dat het samenwerkingswetsontwerp met India aanvankelijk niet door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking was getekend? 62 Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in de praktijk in staat om de zeer ambitieuze stimulerende en coördinerende functie ten aanzien van het beleid dat wordt gevoerd ten aanzien van ontwikkelingslanden uit te oefenen? Zo ja, kunnen daarvan enkele praktijkvoorbeelden worden gegeven? 63 Wat zijn de concrete ervaringen met de «verbreding» van de relaties met India en Indonesië, en in hoeverre zijn deze ontwikkelingsrelevant? 64 Met zulke andere landen wordt in de eerstkomende jaren een verbrede relatie aangegaan? 65 Kunnen voorbeelden worden gegeven van «ontwikkelingsrelevante cultuurprojecten»? 66 Kan meer in concreto worden aangegeven hoe de hechtere organisatorische basis eruit gaat zien? Bestaan daaromtrent al plannen? 67 Is in de praktijk al sprake van samenwerking tussen vrouwengroepen in Nederland en ontwikkelingslanden? Zo ja, kunnen daarvan voorbeelden worden gegeven? 68 Is er sprake van het versterken van samenwerking tussen andere groeperingen in Nederland en hun tegenhangers in ontwikkelingslanden? Zo ja, graag voorbeelden. 4. Begroting 1986 en meerjarenplan 69 Hoe is het mogelijk dat het stuwmeer «ultimo '84» is komen te vervallen, terwijl daarvan pas in augustus '85 mededeling aan de Kamer is gedaan? 70 Kan een overzicht gegeven worden van de onderbestedingen binnen het hulpplafond uit het deel Ontwikkelingssamenwerking van de begrotingen Buitenlandse Zaken sinds 1974, ten gevolge van het «opheffen» van het stuwmeer nu? 71 Wat zijn de achterstanden van de uitgaven binnen het hulpplafond van Ontwikkelingssamenwerking ten opzichte van de V/2% van het herschatte NNI over de jaren '83, '84 en '85?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
8
72 Kan een overzicht gegeven worden, zo mogelijk ook in een grafiek, van de ontwikkeling van de kapitaalmiddelen en van de daaruit voortvloeiende cumulerende rentelasten uit de begroting Ontwikkelingssamenwerking, absoluut en percentueel van het totale hulpplafond, voor de jaren 1983 t/m 1994, uitgaande van ongewijzigd beleid na de nu gepresenteerde begroting voor 1986? 73 Hoe zal de regering handelen als het toegevoegd bedrag aan het hulpplafond voor 1986 onvoldoende is om verplichtingen uit het «voormalige» stuwmeer, die zich in 1986 aandienen, te kunnen honoreren? 74 Wat is de kern van het zogenaamde bandbreedtesysteem? 4.2. Financieel beheer 75 Wanneer zal de personele bezetting en de structurering van de accountantsdienst zijn voltooid? blz. 112 76 Wat is de reden dat het bedrag van categorie IV ad f394,9 min. in 1987 stijgt tot f 1489,8 min. in 1988? blz. 113 77 Hoe komt het dat de uitgaven voor hulp in noodsituaties in 1984 slechts f 1,2 min. betroffen? 78 Kan aangegeven worden hoeveel in 1985/86 besteed zal worden aan noodhulp? Wat zal aan sectorprogrammahulp in landen en regio's gegeven worden? Hoeveel zal precies aan sectorprogrammahulp buiten deze gebieden gegeven worden? 5. Sectorprogramma's noodhulp en programmaondersteuning (Cat. 1) 5.1. Sectorprogramma plattelandsontwikkeling
(Cat. 1a)
5.1.1. Inleiding 79 Kan uitgelegd worden wat het oorzakelijk verband is tussen vermaatschappelijking en de toegang van actores op het platteland? 80 In welke exacte mate zijn de sectorprogramma's gericht op de programmalanden en regio's? 81 Wil de minister met betrekking tot de door haar in haar brief dd. 27 juni 1985 (18600-V, nr. 110) genoemde Programmalanden, Sectorlanden, en de in de drie regio's genoemde landen per land een opgave verstrekken van: a. het door het land zelf voorgestane plattelands ontwikkelings-programma;
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
9
b. de door andere donoren voorgestelde plattelands ontwikkelings-programma's; c. de verschillen tussen de in a. en b. genoemde programma's en het door u voorgestane sectorprogramma plattelandsontwikkeling? 5.1.3. Energie en Ecologie 82 Welke substituten kunnen wellicht brandhout vervangen om daarmee de enorme ontbossingsproblemen te bestrijden? 5.1.4. De voedselsector 83 Worden bij de activiteiten gericht op voedselproduktie projecten op grotere schaal uitgesloten? Zo ja, waarom? 84 a. Wat wordt bedoeld met «voedselhulp zal veelal gebonden zijn»? b. In hoeverre heeft overleg met UNIDO plaatsgevonden inzake het sectorprogramma voor industriële ontwikkeling? 5.2. Sectorprogramma industriële ontwikkeling (Cat. 16) 5.2.1. Inleiding 85 Wil de minister met betrekking tot de in de brief dd. 27 juni 1985 (18600-V, nr. 110) genoemde Programmalanden, Sectorlanden, en de in de drie regio's genoemde landen per land een opgave verstrekken van: a. het door het land zelf voorgestane industriële ontwikkelingsprogramma; b. de door andere donoren voorgestelde industriële ontwikkelingsprogramma(s); c. de verschillen tussen de in a. en b. genoemde programma's en het door u voorgestane sectorprogramma industriële ontwikkeling? 86 Wat zijn «less concessional loans»? 87 Op welke wijze zal de meer gerichte informatieverstrekking aan het bedrijfsleven plaatsvinden? 5.2.2. Bevordering investeringen 88 Wat zijn de oorzaken van de geringere subsidiebehoeften van de F.M.O. in 1984?
89 Hoe vaak en voor welk bedrag is reeds gebruik gemaakt van de mogelijkheden onder de Wet Herverzekering Investeringen? 90 a. Wat is het verschil in doelstelling en procedures tussen de FMO en het herstructureringsprogramma? Wat zijn de verschillen in doelstelling en procedures tussen enerzijds de mogelijkheden voor de financiering van haalbaarheidsstudies, technische ondersteuning, enz. uit het Herstructureringsprogramma en anderzijds de verschillende instrumenten uit het budget
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
10
«Technische Ondersteuning voor Industriële Ontwikkeling»? b. Waarom bleven de uitgaven onder het Herstructureringsprogramma achter bij de begrote bedragen? c. In hoeverre zal bij «stimulering van industriële projecten» met name co-financiering met UNIDO beoogd worden? 5.2.3. Bevordering ontwikkelingsrelevante
exporttransacties
91 Wat is: «bruto committeringsruimte»?
92 a. Wat zijn de belangrijkste redenen van het feit dat slechts één op de vier gemengde kredietaanbiedingen feitelijk tot contractsluiting leidt? b. Waarom is besloten het maximum bedrag voor aan te bieden zachte leningsmiddelen op 30 miljoen per transactie te stellen? 5.3. Sectorprogramma Internationaal Onderwijs en Onderzoek (Cat. 1c) 5.3.1. Inleiding
93 Houdt het hier gestelde in dat onderwijs- en onderzoekactiviteiten in de toekomst slechts in de programma-, regio- of sectorlanden kunnen plaatsvinden (met uitzondering van de fellowships)? 5.3.4. Internationaal Onderwijsprojecten Programma (IOP)
94 Genieten vrouwelijke kandidaten bij de selectie in het internationaal onderwijsprogramma altijd de voorkeur of is dat slechts het geval wanneer sprake is van een gelijkwaardige vrouwelijke en mannelijke kandidaat? 5.3.6. Programma «Studie in de regio» (SIP)
95 Welke activiteiten uit het programma «studie in de regio» worden beëindigd, vanwege de concentratie op programma-, sector- en regiolanden? Welke concrete activiteiten worden gefinancierd onder het samenwerkingsprogramma Nederland-lsraël, in welke landen en wat is de ontwikkelingsrelevantie? Zijn deze activiteiten al geëvalueerd of geïnspecteerd. Zo ja, wat waren daarvan de uitkomsten? 5.3.7. Samenwerking Nederland-lsraël en Nederland-Joegoslavië 96 Wat heeft de evaluatie van het gezamenlijke programma met Joegoslavië als resultaat opgeleverd? 5.3.9. Subsidies aan instituten en cursussen van Internationaal Onderwijs en Onderzoek
97 a. Wanneer zal naar verwachting het overleg tussen Onderwijs en Wetenschappen en Buitenlandse Zaken over het toekomstige IO-beleid en de nieuwe financieringsstructuur voor IO-instellingen zijn voltooid? b. Waar zitten in het overleg de belangrijkste knelpunten? c. Welk ministerie heeft de leiding?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
11
5.4. Macro-economische noodhulp (Cat. ld)
98 Ondergraaft het record-bedrag voor noodhulp de structurele hulp inzake armoedebestrijding?
99 Hoe wordt in het kader van het programma voor betalingsbalanssteun de verslechtering van de economische situatie en het economisch en sociaal beleid gemeten? 100 Is het tweede criterium vergelijkbaar met de IMF-conditionaliteit? 101 Zijn de aanbevelingen van Wereldbank en IMF doorslaggevend bij de beoordeling van het beleid in verband met macro-economische noodhulp? 5.5. Humanitaire hulp in noodsituaties (Cat. 1e) 102 Wat betekent «in beginsel zonder geografische beperking»? 103 Kunnen voorbeelden worden gegeven van preventieve maatregelen die bij de hulpverlening na natuurrampen bij de reconstructiehulp zijn ingebouwd? 5.6. Programma ondersteuning en vernieuwing (Cat. 1f) 104 Wanneer zal de werkgroep deskundigenbeleid naar verwachting haar werkzaamheden afronden? 105 In hoeverre is in de taakomschrijving van de verschillende vrouwencoördinatrices op ambassades zeker gesteld dat zij zich zouden bezighouden met de reguliere hulpprogramma's? 106 Beschikken andere programma's dan het vrouwenprogramma niet eveneens veelal over een wereldwijd netwerk, zodat ook daar op die grond besloten zou kunnen zijn het programma een mondiaal karakter te geven? Zo ja, waarom is dan wel in het kader van het vrouwenprogramma tot het mondiale karaker besloten? 5.6.1. Het KAP-programma 107 Kunnen voorbeelden worden gegeven van initiatieven op het terrein van ontwikkelingsrelevante autochtone cultuuruitingen? 5.6.2. Gemeente- en particuliere initiatieven 108 a. b. c. d.
Uit welk budget worden gemeentelijke initiatieven gefinancierd? Hoeveel middelen zijn daarvoor beschikbaar? Wat zijn de criteria terzake? Welk deel van de kosten kan door O.S. gedragen worden?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk V, nr. 14
12
5.6.5. Speciale activiteiten 109 Wat voor projecten staan de Minister voor ogen bij «ontwikkelingsrelevante cultuurprojecten»? 110 a. Kan de alinea over communicatieprojecten nader worden toegelicht? Aan wat voor soort projecten, in welke landen wordt gedacht en langs welk Nederlands kanaal worden die geleid? b. Aan welk bedrag wordt gedacht? Wat wordt in concreto bedoeld met extra aandacht te besteden aan «activiteiten op het gebied van zeggenschap van vrouwen over het eigen lichaam»? 6. Landen- en regioprogramma's (Cat. II) 111 a. Waarom wordt in dit hoofdstuk wel systematisch aandacht besteed aan de positie van vrouwen, doch nergens aan die van kinderen? b. Kan het landenoverzicht worden uitgebreid in die zin dat per land ook informatie wordt gegeven met betrekking tot: mensenrechten, samenwerking met zendingsorganisaties e.d., inkomensverdeling, infrastructuur ten behoeve van voedselvoorziening? 6.1. Azië 112 a. Hoe verhoudt de opmerking «De prioriteiten van de programma-landen sluiten goed aan bij de uitgangspunten van het Nederlands beleid» zich tot de constatering op pag. 81 dat het gevoerde beleid «nog onvoldoende geleid heeft tot een betere verdeling»? b. Welke groepen in de Bengaalse samenleving zullen profiteren van projecten in de gas-sector? 6.1.2. India 113 In hoeverre worden door ons land in India ondersteunde ontwikkelingsprojecten gehinderd door de toenemende politiek-religieuze verdeeldheid van het land? 114 a. Welke groepen boeren in India zullen profiteren van landbouwonderzoek, veeteeltontwikkeling en tuinbouw? b. Is het «verbredings»beleid geëvalueerd of geïnspecteerd? c. Zo ja, met welke resultaten? 115 Wordt voor de ontwikkeling van de Indiase binnenvaart overwogen overtollige scheepstonnage in Nederland te verplaatsen naar India? 116 Bestaat bij een verdere ontwikkeling van de Ganges de mogelijkheid gebruik te maken van Nederlandse baggerbedrijven? 117 a. Wat is thans het aandeel van de kunstmesthulp in het hulppakket met India? b. Wat zijn de streefcijfers inzake de vermindering van de kunstmesthulp?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk V, nr. 14
6.1.3. Indonesië 118 Hoe staat het met de uitvoering van het maritiem project in Indonesië? 119 Kan mededeling worden gedaan over het beleid van de Minister inzake de penibele situatie van Indische Nederlanders in Indonesië? 6.1.4. Noord-Jemen 120 Waaruit bestaat de samenwerking met Noord-Jemen op ontwikkelingscultureel gebied? 6.1.5. Pakistan 121 a. Welke groepen boeren in Pakistan zullen profiteren van het land- en tuinbouwonderzoek? b. Welke groepen in Pakistan profiteren van programmahulp? c. Welke groepen in Pakistan zullen profiteren van «maritieme samenwerking»? 122 Wat zijn.de eerste ervaringen met de activiteiten van de parttime Pakistaanse vrouwelijke specialiste, verbonden aan de ambassade? 6.1.6. Sri Lanka 123 Wat is de invloed van de onlusten tussen Tamils en Singalezen op de uitvoering van de Nederlandse hulp? 6.3.2. Zuidelijk Afrika 124 Waaruit blijkt dat de implementatie van plannen van de SADCC ook werkelijk voortgang vindt? 6.3.3. DeSahel 125 Hoe staat het met de sappenfabriek in Bobo-Dioulasso?
126 Wordt programmahulp verstrekt aan de landen in de franc-zone? Zo ja, wordt daarmee in feite niet de Franse franc ondersteund? 6.3.4.2. Suriname (Cat. Ilb) 127 a. Is het de bedoeling dat, indien de Surinaamse autoriteiten in de loop van 1986 niet zouden voldoen aan de Nederlandse voorwaarden voor hulphervatting, de 100 min. wordt overgeheveld naar andere fondsen, zoals b.v. in het kader van Lomé-lll op blz. 151 is vermeld? b. Waar zullen de 100 min. die voor Suriname gereserveerd zijn, terecht komen, indien de hulp in 1986 niet wordt hervat, resp. indien de hervatting deze middelen in 1986 (nog) niet tot uitgaven zullen leiden?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk V, nr. 14
14
7. Ontwikkelingsfinanciering via internationale organisaties (Cat. III) 7.1.1. VN-ontwikkelingsprogramma
UNDP (Cat. lila)
128 Wat is het resultaat van het Nederlandse ijveren voor een scherpere evaluatie van UNDP-projecten, zodat een duidelijk zicht ontstaat op het rendement van die projecten? 129 Wat zijn de meest recente percentages van door het Nederlandse bedrijfsleven ten behoeve van de verschillende VN ontwikkelingsorganisaties gedane leveranties, zulks in vergelijking met de percentages in voorgaande jaren? 7.1.3. Fonds van de Verenigde Naties voor Bevolkingsactiviteiten (UNFPA) 130 Kan een aantal voorbeelden worden gegeven van bilaterale bevolkingsprojecten? 7.1.4. Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF) 131 Waarom is ondanks het zeer positieve oordeel over UNICEF, de bijdrage aan UNICEF op de begroting 1986 niet gestegen ten opzichte van de begroting 1985, terwijl zulks wel het geval is met de meeste andere ontwikkelingsfondsen en programma's van de Verenigde Naties? 7.1.6. VN-organisatie voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen (UNRWA) 132 Waarin bestaat de hulp van de zijde van de minister, die aan de Palestijnen op de West-Bank wordt geboden? 7.1.7. Speciale VN-programma's 133 Wat zijn W.M.O., I.M.O., I.C.A.O., I.T.U. en U.P.U.? 7.2. Wereldbankgroep (IBRD, IDA en IFC) 134 Hoe vertaalt de onderlinge afstemming van het beleid van IMF en Wereldbank zich in het conditionaliteitsbeleid van beide instellingen?
135 Wat is de uitkomst van de jaarvergadering van de Wereldbank in Seoul, wat betreft de kapitaalverhoging van de Wereldbank? 136 a. Wat is de Nederlandse opvatting ten aanzien van het al dan niet adequaat zijn van de huidige IDA-formule? b. Welke elementen in de huidige IDA-formule (m.n. proportionele lastenverdeling, universaliteitsbeginsel, uniforme uitleenvoorwaarden) zouden debet kunnen zijn aan het probleem dat onvoldoende fondsen aangetrokken kunnen worden?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
15
137 a. Kan een verdere toelichting worden gegeven op functie en taak van de Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA)? b. Welke verplichtingen, ook financiële, betekent deelname aan de MIGA? 7.3.1. Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank en Fonds (IDB) 138 Welke aanwijzingen heeft de regering om te kunnen stellen «Nederland wordt mede-oprichter met een kapitaalaandeel van 1,55% van de IIC?» 7.3.3. Aziatische Ontwikkelingsbank en -fonds 139 Welke beweegredenen liggen ten grondslag aan de Nederlandse behoefte aan een speciale kapitaalsverhoging voor de Aziatische Ontwikkelings Bank? 7.4. Het Internationale Fonds voor Agrarische Ontwikkeling (IFAD) 140 Wanneer is definitieve overeenstemming te verwachten over het resultaat van de tweede aanvulling der middelen van IFAD? 7.5.
EG-Ontwikkelingssamenwerking
141 Wat zijn de redenen dat een evaluatie van de M.Z.-hulp vooralsnog achterwege is gebleven? 142 a. Wat zijn concreet de negatieve gevolgen van de toetreding van Spanje en Portugal voor de exportmogelijkheden van de Middelandse Zeelanden. b. Op welke wijze zal handhaving van de traditionele handelsstromen gegarandeerd kunnen worden? 143 Delen de andere EG-landen de Nederlandse opvatting, dat de aanvankelijke voor Angola en Mozambique bestemde gelden thans in Midden-Amerika besteed moeten worden? 144 a. Zal de commissiewerkgroep die zich bezighoudt met het maken van een evaluatie van de procedures ten aanzien van EG voedsel en noodhulp op korte termijn met concrete aanbevelingen komen? b. Zal over deze aangelegenheid naar verwachting tijdens het Nederlandse EG-voorzitterschap eindelijk tot besluitvorming kunnen worden gekomen? 8. Medefinanciering van projecten van particuliere organisaties en vrijwilligersprojecten (Cat. IVa) 8.1. Medefinancieringsprogramma
(Cat. IVa)
145 a. Waarom is de steun aan de medefinancieringsorganisaties verhoogd? b. Kunnen cijfers verstrekt worden over de omvang van de steun aan m.f.o.'s sinds 1970?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 14
16
8.1.3 Medefinanciering van programma's via de vakbeweging (Cat. IVd) 146 a. Wat zijn de conclusies van de evaluatie van de programma's van de vakbeweging? b. Wanneer zal de medefinancieringsregeling met de vakbeweging ter goedkeuring aan de Kamer worden voorgelegd? c. Wanneer ontvangt de Kamer de evaluatie van het FNV-programma? 8.3. Afdeling B (Non-ODA) 147 a. Hoe is het mogelijk, dat terwijl de apparaatskosten van de VN stabiliseren, het aandeel dat onder het ontwikkelingsplafond gefinancierd wordt groeit? b. Welke activiteiten worden gefinancierd onder «overige voorlichtingsen bewustwordingsactiviteiten?» bladz. 159 148 Welke concrete activiteiten inzake internationale culturele betrekkingen en civiele verdediging zijn onder het plafond voor Ontwikkelingssamenwerking gefinancierd?
X. ORGANISATIE EN INTERN BEHEER 3. Organisatie 149 Wat betekent de invoering van een nieuw sectorprogramma voor de verschillende ambassades in de desbetreffende gebieden? 4. Grote operaties 150 Heeft de interdepartementale werkgroep onder leiding van oud-ambassadeur Hartogh bij haar studie ook de werkzaamheden van Nederlandse gemeenten op het gebied van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking betrokken? 151 a. In hoeverre is een streefdatum voor de inwerkingtreding van het nieuwe reglement DBZ op 1 januari a.s. wel reëel? b. Is afgestapt van een circuitgedachte voor Ontwikkelingssamenwerking? c. Wat betekent een en ander voor ambtenaren lager dan de rang ABD III? d. Zullen die achtergesteld worden? De voorzitter van de commissie, Aarts De griffier van de commissie, Nieuwenhuizen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk V, nr. 14
17