Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1984-1985
2
Rijksbegroting voor het jaar 1985
18600 Hoofdstuk XI Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Nr. 8
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 27 september 1984 De vaste commissie voor het Milieubeheer1 heeft op 12 september 1984 mondeling overleg gevoerd met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over DE BODEMVERONTREINIGING IN DE WOONWIJK OLD RUITENBORGH TE HENGELO. Over deze bodemverontreiniging zijn brieven bij de commissie binnengekomen welke op het commissiesecretariaat ter inzage zijn gelegd. De minister was vergezeld van dr. J.H. de Waide, Mr. W.J.K. Bregman, Directie Bodem, Waterstoffen, Mr. W.G.M. Cenitti, Bureau Secretaris-Generaal. De commissie heeft de eer van het gevoerde overleg als volgt verslag te doen. Vragen en opmerkingen uit de commissie
' Samenstelling: Leden: De Beer (VVD) voorzitter, De Boois (PvdA) ondervoorzitter, Konings (PvdA), Braams (WD), Eversdijk (CDA), Dijkman (de groep Scholten/Dijkman), Lansink (CDA), Zijlstra (PvdA), Veldhoen (PvdA), Rempt-Halmmans de Jongh (VVD), Van Noord (CDA), Blauw (VVD), Lankhorst (PPR), De Waart (PvdA), De Visser (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Willems (PSP), Oomen-Ruijten (CDA), Schartman (CDA), Tommei (D'66), Ernsting (CPN). Plv. leden: Van Heemsckerck Pillis-Duvekot (VVD), Moor (PvdA), Rienks (PvdA), Weisglas (VVD), Faber (CDA), Laning-Boersema (CDA), Alders (PvdA), Salomons (PvdA), JorritsmaLebbink (VVD), Borgman (CDA), Van Rey (VVD), Ubels-Veen (EVP), Toussaint (PvdA), Niessen (PvdA), Tripels (VVD), Van der Vlies (SGP), De Boer (CDA), Beinema (CDA), Mik (D'66). 2 Een omschrijving van de alternatieven is als bijlage opgenomen.
De heer Veldhoen (P.v.d.A.) constateerde dat ook hier weer sprake is van een gebrekkige werking van de Interimwet Bodemsanering, die er voor de bodem is en niet voor bewoners. In het verleden is gepleit voor een vliegende brigade, die is er niet gekomen. Dit lid had, kijkend naar wat er nu in Old Ruitenborgh gebeurt, de indruk dat dat beter wel had kunnen gebeuren. Na jaren werken door alle partijen is er een voorstel gedaan, alternatief 2,2 het uitgraven van de stortput, waar iedereen het mee eens is, behalve de minister. Deze woordvoerder wilde weten hoe dat mogelijk is. Kan de minister uitleggen waarom model 2 wordt afgewezen? Wat zal er op den duur met het grondwater gebeuren? De heer Veldhoen wilde weten of er nog wijzigingen in het voorstel van de kant van de minister kunnen worden gebracht in verband met de uitkomsten van het geohydrologische onderzoek. Te meer daar wordt getwijfeld aan een methode om de vervuilde grond efficiënt af te sluiten. In het verleden is volop gesproken over financiële tegemoetkoming voor bewoners, vrije woonkeuze en bevolkingsonderzoek. Dit lid vroeg wat de bemoeienis van het departement is met het voornoemde. Is daarover nu overleg met de gemeente en wie moet voor de kosten opdraaien? Voor de z.g. randbewoners gelden dezelfde problemen. De heer Veldhoen zei voorstander te zijn van sanering. Isolatie leidt tot langdurige kosten onder andere voor toezicht en handhaving. Hoe hoog zullen deze kosten zijn? Daarnaast wilde dit lid weten wie deze kosten zal moeten betalen. Hij uitte bedenkingen tegen de efficiency van de beheersmaatregelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18 600 hoofdstuk XI, nr. 8
1
Er is een commissie ingesteld bestaande uit 4 onafhankelijke deskundigen. De heer Veldhoen had twijfels over het instellen van een dergelijke commissie. Ten slotte wilde dit lid weten wat de Rijksbemoeienis is met de schuldvraag. Mevrouw Oomen-Ruijten (C.D.A.) wilde eerst een procedurele opmerking maken. Zij vond het weinig attent dat de minister noch de gemeente noch de bewoners rechtstreeks heeft geïnformeerd over de onderzoekscommissie. Zij hebben alleen kennis kunnen nemen van het standpunt van de minister via een afschrift van de brief aan de provincie. Zij vroeg de minister om in voorkomende gevallen anders te procederen. De minister heeft op financiële gronden bezwaar tegen het aangedragen alternatief 2. De ingestelde onderzoekscommissie zou de goedkopere alternatieven moeten onderzoeken. Mevrouw Oomen kon dit streven naar een goedkope maar adequate oplossing onderschrijven mits er geen milieuhygiënische risico's en volksgezondheidsaspecten in het geding zijn. Zij was echter van mening dat de onderzoeksopdracht nu te mager is. De commissie onderzoekt variant 3. Daarbij moet de commissie bekijken of sloop van de woningen voorkomen kan worden. Dit lid dacht dat variant 3 hierdoor nog wordt uitgekleed en dat leek haar niet acceptabel. Waarom wordt variant 2 niet onderzocht? Zij was van mening dat de sociaal-medische aspecten waarvoor terecht aandacht is gevraagd, ondervangen kunnen worden door de woningen te slopen en door een regeling te treffen voor de direkte randbewoners. Is de minister bereid de onderzoekscommissie een breder alternatief 3, zoals hiervoor geschetst, te laten onderzoeken? Ten slotte wilde mevrouw Oomen nog een aantal korte vragen stellen. Zijn er contacten voorzien tussen de onderzoekscommissie en de lagere overheden? Waarom komt de aankoop van de 40 woningen op de stortput niet op gang? Kan er meer helderheid komen ten aanzien van alternatief 2? De heer Tommei (D'66) was van mening dat bodemsanering binnen het beleid van de regering een te geringe prioriteit heeft waardoor de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeher voortdurend in financiële problemen komt. Daarnaast vond de heer Tommei dat er te weinig begrip is voor de gevoelens van mensen die in een saneringsgebied wonen. Hij betreurde het dat de adviezen die de minister krijgt van zijn inspecteurs gemaakt zijn op grond van technische zaken. Die inspecteurs hebben geen contact gehad met de bewoners waardoor er problemen onopgelost blijven. Dat geldt ook voor variant 3. Dit lid had dan ook een duidelijke voorkeur voor variant 2 en een snelle start van de procedure om de 40 woningen aan te kopen. Welke waarden hecht de minister overigens aan de adviezen die hij krijgt van lagere overheden? Hoe is het negeren van het unanieme advies te rijmen met de tendens naar decentralisatie? De heer Tommei had het idee dat de minister de kosten van alternatief 3 sterk onderschat. Dit komen weliswaar ten laste van de gemeente, maar dit lid was van mening dat dat geen verschil mag maken. Er komen steeds meer berichten van deskundigen dat zij in toenemende mate twijfelen aan de technische mogelijkheid om op lange termijn een verontreinigd stuk grond te isoleren. Als die twijfel terecht is, dan betekent dat dat er over een aantal jaren toch tot volledige sanering zal moeten worden overgegaan. Deze woordvoerder meende dat er dan nu onnodige kosten worden gemaakt. Hij vroeg de minister dan ook zich te beraden op de technische consequenties van het isoleren. De procedure tegenover de gemeente vond deze woordvoerder op zijn minst niet elegant. Waarom heeft de minister niet gereageerd op het verzoek om een gesprek? De heer Te Veldhuis (V.V.D.) meende dat hier centraal dient te staan of de minister voldoende getoetst heeft aan aspecten van volksgezondheid en milieuhygiëne. Deskundigen hebben inzake Old Ruitenborgh gezegd dat alternatief 3 niet onaanvaardbaar is voor de volksgezondheid en het milieu. Bij de keuze voor dat alternatief spelen ook financiële argumenten een rol.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18600 hoofdstuk XI, nr. 8
2
De heer Te Veldhuis zag nu eigenlijk geen argumenten om de voorlopige beslissing van de minister als een onredelijke te beschouwen. Dit lid wilde toch nog een aantal vragen stellen. De bezorgdheid van de bewoners is door allerlei omstandigheden in de loop der jaren toegenomen. Wat is er nu eigenlijk concreet gedaan aan de psychologische en psychosomatische problemen bij de bewoners? Over de verkoopbaarheid van de huizen bestaat onzekerheid. Deze woordvoerder meende dat in alternatief 3 de mogelijkheid tot verkoop is ingesloten. Het instellingsbesluit van de commissie van deskundigen zegt dat de woonbestemming waarschijnlijk niet kan worden gehandhaafd, terwijl de brief van de minister van 27 juli 1984 weer onzekerheid zaait. De heer Te Veldhuis wilde weten of er in dit geval sprake van kan zijn dat het opgewekte vertrouwen met zich mee brengt dat de bewoners ervan uit mogen gaan dat de overheid tot aankop van de woningen zal overgaan. Dit lid vroeg ook aandacht voor de problemen van de randbewoners. Wie zijn nu eigenlijk nog randbewoners? In hoeverre is een Dordrechtvariant mogelijk? Daarnaast voorzag hij moeilijkheden bij het grondwater. Welke garantie kan worden gegeven dat isolatie voldoende veilig is? Aan deze hele zaak zit ook een civiel-rechtelijke kant, zo meende de heer Te Veldhuis. Zijn er verhaalsacties mogelijk tegen vroegere vervuilers? Ten slotte vroeg dit lid wat er gebeurt wanneer de commissie van vier adviseert om over te gaan tot alternatief 2. De heer Willems (P.S.P.) sprak er zijn waardering over uit dat een advies aan de minister is voorgelegd waar zowel de provincie als de gemeente als de bewoners achter staan. Hij was van mening dat nu voorkomen moet worden dat er een beslissing wordt genomen, waarvan over 10 jaar zal blijken dat die moet worden teruggedraaid. Dit lid vroeg waarom de minister afwijkt van het uitvoerige, goed onderbouwde advies van provincie, gemeente en bewoners. Hij was van mening dat de minister daar eigenlijk alleen in zeer duidelijke gevallen van zou moeten afwijken. Die duidelijke argumentatie is eigenlijk niet gegeven. Dit lid wees erop dat het kiezen voor alternatief 3 blijvende kosten met zich brengt en een permanente bedreiging inhoudt voor de drinkwatervoorziening. Nu is niet aan te geven dat isolatie een deugdelijke saneringsmethode is. De heer Willems vond de opdracht aan de commissie van deskundigen te beperkt, die is te zeer op alternatief 3 toegeschreven. Het garandeert geen eerlijke afweging van de naast elkaar staande alternatieven. Verder was hij van mening dat de medische kant te weinig vertegenwoordigd is in de commissie. Wil de minister stimuleren dat de commissie contact zoekt met provincie, gemeente en bewoners? Er bestaat nogal wat onduidelijkheid over de aankoop van de 40 woningen. Dat is, aldus dit lid, niet meer nodig. Welke variant eigenlijk ook wordt gekozen, die 40 woningen dienen te worden afgebroken. Het recht van de vrije woonkeuze moet zo snel mogelijk gerealiseerd worden. De heer Willems was van mening dat ook de randbewoners recht hebben op vrije woonkeuze. Bij eigenaar-bewoners ligt dat nogal moeilijk. Het verdient dan ook aanbeveling, aldus dit lid, om die woningen om te zetten in huurwoningen, zodat ook die bewoners vrij zijn om te vertrekken. Het antwoord van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer De minister dacht dat alle partijen het erover eens zijn dat sanering noodzakelijk is in dit geval. De vraag is alleen, hoe. Er zijn in principe twee hoofdvarianten, variant 2, afbreken, afgraven, opvullen, opbouwen en variant 3, isoleren. Het verschil in de discussie tussen provincie en rijk vloeit voort uit een verschillende interpretatie van de Interimwet bodemsanering. Vanuit de positie van de bewoners kon de minister zich goed de keuze voor variant 2 voorstellen. Het referentiekader van de bewindsman is echter de Interimwet, waardoor middelen beschikbaar zijn om de activiteit saneren uit te voeren. Het gaat om het herstellen van een milieuhygiënisch verantwoorde situatie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18600 hoofdstuk XI, nr. 8
3
Gedeputeerde staten hebben besloten om, vanuit hun verantwoordelijkheid variant 2 als oplossing voor te dragen. Niet alle adviezen daarbij hebben zich voor dat alternatief uitgesproken, bij voorbeeld de waterleidingsmaatschappij was van mening dat alle alternatieven goed zijn. Dat is een van de redenen geweest dat er een commissie van deskundigen is ingesteld met als toetsingskader de Interimwet bodemsanering. Er zijn nog twee redenen aan te voeren voor het instellen van een dergelijke commissie. Ten eerste dient een advies van lagere overheden, zeker wanneer dat wordt gegeven als hier, zwaar te wegen. Wil een minister toch van een dergelijk advies afwijken dan dient dat eerst te gebeuren na zorgvuldige afweging. Daarnaast hebben de financiën wel degelijk een rol gespeeld. De kosten van variant 2 zijn zo'n 23 min. duurder dan van variant 3. De bewindsman was van mening dat hier 3 overheden te zamen verantwoordelijk zijn: rijk, provincie en gemeente. De gemeente heeft de primaire verantwoordelijkheid voor de bewoners. De gemeente onderkent dat ook. Het gehele probleem wordt sterk beïnvloed door de zgn. vrije woonkeuze, ook voor de randbewoners. Dat is een echt probleem. De minister zei dat hem tot nu toe geen andere initiatieven voor de oplossing van het probleem hadden bereikt van de kant van de gemeente, bij voorbeeld in de richting van een oplossing als gekozen in de Merwedepolder te Dordrecht. Het rijk kan en wil mogelijk maken dat er oplossingen gevonden worden. Voor de huidige bewoners zal op de een of andere manier vertrek mogelijk gemaakt moeten worden. Daarvoor zijn taxaties noodzakelijk. De minister zei dat een beslissing ter zake zal moeten worden afgewogen tegen andere bodemsaneringsgevallen en andere milieuproblemen, maar ook in het kabinet tegen andere problemen in Nederland. Daar ligt ook een taak voor de andere overheden. De bewindsman was van mening dat de commissie van 4 alle deskundigheid heeft die nodig is, de belangrijkste disciplines zijn erin vertegenwoordigd. De commissie heeft de opdracht gekregen om na te gaan of variant 3 milieuhygiënisch verantwoord is. Daarnaast is als subvraag voorgelegd of het denkbaar is om alternatief 3 zonder afbraak toch milieuhygiënisch verantwoord uit te voeren. De commissie is volstrekt vrij in haar werkwijze. De minister wilde nog benadrukken dat alternatief 3 een voorlopige keuze is. Mocht uit het onderzoek blijken dat alternatief 3 niet milieuhygiënisch verantwoord kan worden uitgevoerd, dan valt die af. De minister zei dat er van zijn kant geen aarzeling is om overleg te voeren met de verschillende overheden. Die overheden behoren werkelijk complementair te werken. Voor wat betreft het grondwater wilde de minister het advies van de commissie van vier afwachten. Echter, welke variant ook gekozen wordt, er zal iets aan gedaan moeten worden. Nader onderzoek kan daartoe noodzakelijk zijn. Bij alternatief 2 moet wellicht het grondwater behandeld worden en bij variant 3 is een permanente bewaking van grondwaterstanden noodzakelijk. De minister wilde toch ook hier nog eens verwijzen naar het standpunt van de waterleidingsmaatschappij. Er is gevraagd welke hulp het ministerie heeft geboden. Op medisch gebied zijn de deskundigen van het RIVM ter beschikking gesteld voor de advisering. Op psycho-sociaal gebied werken de normale kanalen als de RIAGG. Daarnaast is er een tijdelijke huisvesting waar deskundigen spreekuur houden en waar hulpverleners aanwezig zijn. Voor die kosten is door het rijk een bijdrage vastgesteld. De minister dacht dat de lange-termijnkosten, die aan variant 3 vastzitten, in aanmerking komen voor financiering binnen de Interimwet bodemsanering. In de kostenopstelling van variant 3 is de nazorg in de beheerssfeer dan ook meegenomen. De bewindsman was van mening dat de mogelijkheid tot het instellen van een verhaalsactie ter beoordeling van de landsadvocaat is. De minister zei dat het hoofdpunt bij dit probleem is hoe het optimale milieurendement kan worden verkregen uit beschikbare middelen. Dat kan betekenen dat een andere oplossing wordt gekozen dan de meest ideale. Hiet kan een precedentwerking vanuit gaan. Alternatief 3 is echter een voorlopige keus.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18600 hoofdstuk XI, nr. 8
4
Een volledige argumentatie zal worden gegeven, wanneer het advies van de commissie van vier is ontvangen en wanneer een definitief standpunt is ingenomen. Ook voor de randbewoners zal moeten worden gezocht naar een oplossing. Discussie in tweede termijn De heer Veldhoen (P.v.d.A.) zei dat volgens de gemeente Hengelo de beheerskosten die nodig zijn naar aanleiding van variant 3 geheel voor rekening van de gemeente moeten komen. Dat zou betekenen dat die kosten niet in het bedrag van 11 a 12 min. zitten. Dit lid vroeg wie er nu gelijk heeft in dezen, de gemeente of de provincie. Mevrouw Oomen-Ruijten (C.D.A.) wilde weten waarom niet nu al tot aankoop van de 40 woningen kan worden overgegaan. Ten slotte vroeg zij of de minister tijdens het onderzoek van de commissie van vier, te zamen met provincie en gemeente wil bekijken hoe de problemen van de randbewoners kunnen worden opgelost. De heer Tommei (D'66) was van mening dat de problemen van de randbewoners integraal horen bij dit saneringsprobleem. Dit lid vroeg de minister of hij wil bevorderen dat de commissie van deskundigen contact opneemt met de bewoners. Ten slotte vond dit lid dat de aankoop van de 40 woningen wel het minste is wat de minister kan doen. De heer Te Veldhuis (V.V.D.) wilde weten wanneer de minister een definitieve beslissing zal nemen. Hoe zullen de problemen van de randbewoners worden opgelost? Ten slotte vroeg dit lid of de minister bereid is vanaf nu intensief overleg te gaan voeren met provincie en gemeente. De heer Willems (P.S.P.) was van mening dat de beoordeling of een oplossing milieuhygiënisch verantwoord is, ligt bij de minister en Tweede Kamer en niet bij de nu benoemde commissie van 4. Welk tijdspad staat de minister voor ogen? Dit lid wilde weten waarom niet nu, op grond van de Interimwet bodemsanering, overgegaan kan worden tot de aankoop van de 40 woningen, vooruitlopend op een definitieve saneringsbeslissing. De heer Lankhorst (P.P.R.) begreep niet hoe het mogelijk is dat de minister variant 2 afwijst, welke een oplossing geeft voor de problemen van de randbewoners, terwijl de minister daarnaast zegt dat de eerste verantwoordelijkheid voor die problemen ligt bij de gemeente. Hoe stelt de minister zich voor die problemen op te lossen? De minister was eveneens van mening dat het oordeel over een milieuhygiënisch verantwoorde oplossing inderdaad ligt bij de Tweede Kamer en de minister. De kosten die voortvloeien uit alternatief 3, ook voor de nazorg, zijn verwerkt in de kostencalculaties van de provincie. Eventuele vervanging van die isolatie is daarin niet verwerkt. De minister zei bereid te zijn om overleg te gaan voeren met provincie en gemeente als dat de oplossing van het probleem, ook voor de randbewoners, zou kunnen bespoedigen. Die bereidheid moet er dan ook van de andere kant zijn. De commissie van deskundigen heeft een eigen verantwoordelijkheid voor haar werkwijze. Indien zij overleg met bewoners nodig vindt, dan zal zij dat doen. De minister wilde dat niet stimuleren, omdat dat de commissie zou kunnen beïnvloeden. Mochten de bewoners behoefte hebben aan overleg dan toonde de minister zich bereid de contacten te leggen. Het is de bedoeling dat de commissie van vier op 31 oktober 1984 klaar is met het advies. De minister zei dat het de bedoeling is om dan in november met een standpunt te komen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18600 hoofdstuk XI, nr. 8
5
Ten slotte zei de bewindsman over de aankoop van de woningen het volgende. Het is niet uitgesloten dat het slopen van de woningen niet nodig blijkt te zijn, omdat er geïsoleerd kan worden. Dan is het in het kader van de Interimwet bodemsanering denkbaar dat niet tot aankoop van de woningen wordt overgegaan, omdat die blijven staan. In dat geval biedt de Interimwet nl. geen basis om de woningen aan te schaffen. De minister had het voorstel gedaan aan provincie en gemeente om de technische voorbereidingen, als taxatie, wel vast te starten, teneinde onnodige vertraging te voorkomen. Eventuele aankoop zou kunnen geschieden door het rijk in het kader van de Interimwet, doch dan alleen voor de bewoners van het verontreinigde te saneren gebied, dan wel de gemeente in verband met het recht van vrije woonkeuze. De gezamenlijke overheden moeten tot een oplosssing komen. De voorzitter van de commissie, De Beer De waarnemend griffier van de commissie, Hordijk
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18 600 hoofdstuk XI, nr. 8
6
BIJLAGE
Omschrijving van de 3 saneringsalternatieven a.
Alternatief! 1.
Uitgangspunt:
Behoud van de woonfunctie en veilig stellen van de volksgezondheid door enerzijds de verontreinigde bovenlaag te vervangen door schone grond en anderzijds de migratie van verontreinigende stoffen naar de bovenlaag en naar de kruipruimten te verhinderen. Dit laatste dient te gebeuren door verlaging van de grondwaterstand, onderbreking van de capillaire opstijging van het grondwater en luchtdicht afsluiten van de kruipruimten. Hiermee wordt ook de drinkwatervoorziening in de woonwijk beveiligd, daar de leidingen dan in schone grond ligen. De maatregelen dienen zodanig te zijn dat verdere verspreiding van de verontreiniging wordt voorkomen. 2. Uitte voeren werkzaamheden: van -
afgraven bovengrond en stort tot 2 meter - maaiveld; folie aanbrengen over gehele stort; boven de folie een drainage aanbrengen ten behoeve van de beheersing het grondwaterpeil; opvullen met schone grond; schermwand rond stort aanbrengen; schermbronnen plaatsen ter beveiliging van de waterwinning.
b. Alternatief II 1.
Uitgangspunt:
Het behoud van de woonfunctie en alle verontreinigde grond en het afval verwijderen en vervangen door schoon materiaal. 2. Uitte voeren werkzaamheden: - huizen afbreken; - gehele stort (6 a 7 meter diep) afgraven en gedeeltelijk (70 a 90%) storten op een reguliere stortplaats en gedeeltelijk (10 a 30%) verbranden (mogelijk is eerst opslag op tijdelijke opslagplaats noodzakelijk); - stortgat opvullen met schone grond; - huizen herbouwen; - schermbronnen plaatsen ter beveiliging van de waterwinning. c. Alternatief III 1.
Uitgangspunten:
De woonbestemming vervalt en er dienen maatregelen getroffen te worden om verdere verspreiding van de verontreiniging tegen te gaan. 2. Uit te voeren werkzaamheden: - huizen afbreken; - drainage aanbrengen ten behoeve van de beheersing van het grondwaterpeil; - schermwand rond stort aanbrengen; - andere bestemming dan woningbouw realiseren; - schermbronnen plaatsen ter beveiliging van de waterwinning.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18600 hoofdstuk XI, nr. 8
7