Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2001–2002
19 637
Vluchtelingenbeleid
Nr. 642
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 18 januari 2002 De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 13 december 2001 overleg gevoerd met minister Korthals van Justitie over de brief van de minister d.d. 10 december 2001 over het gebruik van vingerafdrukken van vreemdelingen ten behoeve van de opsporing (19 637 nr. 635). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Van Wijmen (CDA), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks) Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA). Plv. leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), C q örüz (CDA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Luchtenveld (VVD), Slob (ChristenUnie), Van den Doel (VVD), Rijpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van BlerckWoerdman (VVD), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Arib (PvdA).
De heer Nicolaï (VVD) wil graag weten, omdat de in de Europese richtlijn voorziene overgangsperiode van drie jaar zich niet uitstrekt tot na 25 oktober jongstleden, hoe er daarna is omgegaan met het gebruik van vingerafdrukken van asielzoekers, want de nieuwe Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) stelt aan het verwerken van persoonsgegevens strengere eisen dan de Wet persoonsregistraties (WPR), in ieder geval wat de opsporing betreft. Met het oog daarop vindt de minister dat het tot nu toe gehanteerde systeem en de tot nu toe gevolgde werkwijze zo snel mogelijk moeten worden aangepast aan de WBP-eisen, maar de heer Nicolaï vraagt zich af of dat nodig is. In artikel 9 van de WBP staat weliswaar dat persoonsgegevens niet verder mogen worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen, maar in artikel 43 is een uitzondering gemaakt voor het verwerken van persoonsgegevens ten behoeve van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten. Dit vergt een proportionaliteit- en een subsidiariteittoets voorafgaande aan de verwerking, aan de hand van de omstandigheden van het concrete geval. Als er sprake is van een redelijk vermoeden, dan mogen vingerafdrukken wel worden gebruikt, maar is dat een individueel redelijk vermoeden? Moet het om een geïndividualiseerde verdachte gaan? Een andere uitzondering betreft het algemeen belang, in dit geval een bijzonder opsporingsbelang. Iemands privacy wordt beschermd, zo lang het algemeen belang niet groter is, want dan moet die bescherming wijken. De heer Nicolaï vindt dat het gestelde in artikel 43 al voldoende grondslag biedt voor het continueren van het tot nu toe gevoerde beleid met betrekking tot het gebruik van vingerafdrukken. In artikel 13 van de richtlijn staat overigens ongeveer hetzelfde als in artikel 43. Hij vindt dit
KST58832 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 19 637, nr. 642
1
1
voldoende om bij wet alsnog mogelijk te maken dat het huidige beleid kan worden gecontinueerd. Bij de behandeling van de WBP, maar ook op andere momenten, heeft zijn fractie benadrukt dat privacy weliswaar een belangrijk principe is, maar dat de uitzonderingen daarop vanwege opsporingsbelangen toch zwaarder moeten wegen. Hij pleit ervoor het huidige gebruik, wettelijk verankerd, te continueren. Mevrouw Halsema (GroenLinks) vindt dat vingerafdrukken van vreemdelingen, asielzoekers, moeten worden gebruikt voor de toelatingsprocedures. Met dat doel worden ze ook afgenomen. Dat wordt vreemdelingen ook meegedeeld. Ze mogen niet worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor ze zijn afgenomen. Het gebruikmaken van vingerafdrukken voor de opsporing is iets anders. Als er in dat kader vingerafdrukken worden afgenomen, dan moet er sprake zijn van een redelijk vermoeden. Vingerafdrukken van vreemdelingen mogen alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn afgenomen, maar het opsporingsbelang kan zo groot zijn dat daarop een uitzondering moet worden gemaakt. De fractie van mevrouw Halsema was geschokt toen zij vernam dat het Automatische vingerafdrukkensysteem Nederlandse kollectie (Havank) het mogelijk maakt vingerafdrukken van vreemdelingen te vergelijken met die van verdachten. Zij heeft de staatssecretaris verzocht om daar iets aan te doen. De minister heeft haar fractie bij brief van 20 april jongstleden deels gerustgesteld met de mededeling dat de vingerafdrukken vreemdelingen alleen mochten worden vergeleken als er sprake was van een delict waarop een maximale gevangenisstraf van vier jaar of meer stond. Dat vond haar fractie destijds niet voldoende, maar wel aanvaardbaar, omdat de proportionaliteit daarmee beter was aangetoond. Enkele weken geleden meldde het College bescherming persoonsgegevens (CBP, voorheen de Registratiekamer) echter dat de vingerafdrukken van vreemdelingen bij alle delicten werden vergeleken met die van verdachten. In de brief stelt de minister dat de betrokken diensten zich altijd hebben gehouden aan de regels, voortvloeiend uit de WPR en dat het CBP nooit aanleiding heeft gezien te interveniëren. Hoe valt dit te rijmen met de eerdere melding van het CBP? Wanneer is de minister op de hoogte gesteld van het feit dat de vingerafdrukken van vreemdelingen bij alle delicten worden vergeleken? Als dat pas laat is gebeurd, dan kan dat komen, doordat het CBP pas laat onderzoek heeft gedaan, of doordat het CBP het niet belangrijk genoeg vond de minister eerder te informeren. Mevrouw Halsema is blij met de nieuwe wet en de nieuwe situatie die daardoor ontstaat. De interpretatie van de minister is juist. De wet concentreert zich op het begrip «verwerken». Dat is iets anders dan «verstrekken». Bij de oude wet mocht wel worden vergeleken, maar niet verstrekt. Bij de nieuwe wet mag niet worden vergeleken en niet verstrekt. In de oude wet was sprake van een uitzondering voor personen en instanties met een publiekrechtelijke taak. Zij hadden toegang tot de gegevens van vreemdelingen, maar gold dat toen alleen voor politie en justitie? Of hebben ook andere instanties en personen de beschikking gehad over de gegevens van vreemdelingen? Zo ja, zijn die opgeslagen door die personen? Als dat niet duidelijk is, dan moet dit worden nagegaan, want dan moeten die gegevens worden vernietigd. Het is de bedoeling per 1 januari aanstaande onderscheid aan te brengen, maar gaat het dan alleen om de vingerafdrukken van asielzoekers die na 1 januari worden afgenomen? Hoe staat het wat dat betreft met andere toelatingsprocedures? Wat gebeurt er met vingerafdrukken van asielzoekers, vreemdelingen, die in het verleden zijn afgenomen? Worden die vernietigd? Hoe staat het wat dat betreft met de techniek van het systeem? Komen asielzoekers, doordat er onderscheid wordt aangebracht, voortaan niet meer voor in de bestanden waar verdachten in zitten? Of is het mogelijk, als gevolg van de oude werkwijze, dat er in de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 19 637, nr. 642
2
verdachtenbestanden asielzoekers blijven zitten? Als dat het geval is, dan moeten die bestanden worden geschoond. De heer Dittrich (D66) vindt, kijkend naar de verhouding tussen privacy en veiligheid, dat de opsporings-, de veiligheidsbelangen steeds zwaarder gaan wegen. In het oude systeem moest je toestemming vragen voor een vergelijking, maar die werd min of meer standaard verleend als er sprake was van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer stond. Wat gebeurt er met de strafzaken die op basis van een melding aan het rollen zijn gebracht, maar die volgens het CBP geen wettelijke basis hebben? Is het mogelijk dat de advocaat in een strafzaak, waarbij een vreemdeling wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit en nog moet voorkomen, stelt dat de zaak op een verkeerde manier is gestart, zodat het OM niet ontvankelijk wordt verklaard? Het nieuwe systeem wordt duidelijk omschreven in de brief. Er moet nu sprake zijn van een redelijk vermoeden dat een vreemdeling betrokken is geweest bij een misdrijf. De minister gaat ervan uit dat de officier van justitie zijn verzoek niet lichtvaardig zal doen, maar hoe wordt dit verder ingevuld? Meer dan 90% van de asielzoekers heeft geen documenten. Zij moeten vingerafdrukken afstaan voor vreemdelingrechtelijke doeleinden, niet voor strafrechtelijke doeleinden. Is het mogelijk deze vingerafdrukken ook te gebruiken voor andere doeleinden, bijvoorbeeld om te achterhalen of iemand al eerder in Nederland is geweest? Op welke wettelijke bezwaren stuit dit? Wellicht dat daarvoor eenmalig een koppeling kan worden gelegd met Havank. Volgens de huidige wetgeving kan dat niet, maar wellicht kan via de WBP worden geregeld dat identificatiedoeleinden verder mogen gaan dan vreemdelingrechtelijke. Dan zouden vingerafdrukken eenmalig kunnen worden gebruikt om te toetsen of iemand al eerder in Nederland is geweest, zonder dat de persoon in een vreemdelingrechtelijk systeem is opgenomen. De heer Middel (PvdA) vindt de beantwoording van de schriftelijke vraag wat de minister vindt van de opvatting van de dienst Nationale recherche informatie (dNRI) dat de beoogde scheiding zal betekenen dat men tientallen, zo niet honderden verdachten per jaar zal laten lopen, vrij mager. Hij steunt de conclusie van de minister dat het huidige gebruik van vingerafdrukken niet moet worden gecontinueerd. De introductie van de term «redelijk vermoeden» is een aanzienlijke verbetering. Wat gebeurt er met verkeerd gestarte strafzaken? Het gestelde dat het in een bestand samenvoegen van de vingerafdrukken van vreemdelingen en verdachten niet zonder meer leidt tot een criminaliserende werking, maar het vergelijken en gebruiken daarvan eventueel wel, is nogal theoretisch. Als je wilt vergelijken, dan moet je de vingerafdrukken toch eerst in een bestand stoppen. Dan bevind je je al op een glijdende schaal. Het CDA-voorstel over het integraal invoeren van een vingerafdrukkenbestand steunt hij niet. De heer Van de Camp (CDA) vindt dat je vingerafdrukken van vreemdelingen moet kunnen blijven gebruiken voor de opsporing. Als dat op basis van de huidige wetgeving niet meer kan, dan moet het Vreemdelingenbesluit worden aangepast. Vingerafdrukken worden nu vooral gebruikt voor het vaststellen van de identiteit, maar wat is erop tegen bij binnenkomst tegen een vreemdeling te zeggen dat zijn vingerafdrukken worden gebruikt voor het vaststellen van zijn identiteit, maar dat deze ook kunnen worden gebruikt bij de opsporing van criminele activiteiten? Je moet dit wel via de koninklijke weg regelen, dus door een aanpassing van de wetgeving. Daarna moet je vingerafdrukken permanent kunnen gebruiken. De heer Van de Camp vindt ook dat er een meer algemene bereidheid moet worden geconstrueerd voor het afstaan van vingerafdrukken, want dat verhoogt het oplossingspercentage. In de brief van de minister
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 19 637, nr. 642
3
worden daar praktische argumenten tegen ingebracht, zoals het aantal aangeboden sporenzaken, het aantal vingers en de politiecapaciteit, maar geen principiële. Wat zijn fractie betreft hoeft deze kwestie overigens niet voor het kerstreces te worden gerealiseerd. Het verkrijgen van alle vingerafdrukken mag best een paar jaar duren. Dit kan worden gekoppeld aan het ophalen van een identiteitsbewijs. Dat past in het streven te komen tot een algemene identificatieplicht. Hoe gaan de andere Europese staten om met het afnemen van vingerafdrukken? Hoe staan zij tegenover het CDA-voorstel op dit punt? Het antwoord van de minister De minister vindt dat, als een Kamermeerderheid van mening zou zijn dat men vingerafdrukken van vreemdelingen ook bij opsporing moeten blijven gebruiken, dit naar voren had moeten worden gebracht bij de behandeling van de WBP, of bij de totstandkoming van de Europese richtlijn. Dat is echter niet gebeurd. Inmiddels is de WBP aangenomen. Wil men nu een andere situatie creëren, dan moet die in overeenstemming worden gebracht met de richtlijn. De WBP is op dit punt wel in overeenstemming met de richtlijn. Het is dus niet zo eenvoudig die andere situatie alsnog te realiseren. Het afnemen van ieders vingerafdruk is ook gemakkelijker gezegd dan gedaan. Daar kan op dit moment nog geen afdoend antwoord op worden gegeven. In Havank zaten de vingerslips van vreemdelingen, asielzoekers en verdachten. Het uitgangspunt van de WPR was dat in beginsel alleen gegevens werden verstrekt voorzover dat in overeenstemming was met het doel van de registratie. Artikel 18 van die wet bood de mogelijkheid om, als er sprake was van een hit en als het om een ernstig misdrijf ging, waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer stond, gegevens te verstrekken aan personen of instanties met een publiekrechtelijke taak. In het nieuwe systeem mogen de gegevens pas worden aangeboden, wanneer er sprake is van een aanwijzing dat het daadwerkelijk om een vreemdeling gaat. Er worden strengere eisen gesteld aan het gebruik van vingerafdrukkenslips. Dit stelt ook andere eisen aan de inrichting van Havank. De vingerafdrukken van verdachten moeten kunnen worden onderscheiden van die van vreemdelingen, asielzoekers. Per 1 januari aanstaande is er sprake van een onderscheid als het gaat om het asielzoekerbestand. Asielzoekers worden dan gemerkt. Is er sprake van een hit met een asielzoeker, dan wordt er niet terug gerapporteerd. Dit geldt niet voor de illegale vreemdeling, maar volgens de WBP is dat wel nodig. Aan dit probleem wordt tegemoetgekomen door, als er sprake is van een hit, als er een duidelijke aanwijzing is dat het om een vreemdeling gaat en als er sprake is van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer staat, alsnog terug te rapporteren om wie het gaat. In de komende maanden wordt geprobeerd de illegale vreemdeling, net als de asielzoekers, ook te scheiden. Volgens het nieuwe systeem moet alles worden losgekoppeld, maar dat is ingewikkelder dan men dacht. Daar komt bij dat het de bedoeling is per 1 januari 2003 een nieuw Havank op te zetten. De kosten die gemoeid zijn met de voorgenomen loskoppeling zijn dus eigenlijk veel te hoog. De vraag is nu of de voorgenomen scheiding al per 25 oktober jongstleden had moeten plaatsvinden, omdat de richtlijn toen drie jaar van kracht was en vanaf dat moment rechtstreekse werking had, of binnen een jaar na de inwerkingtreding van de WBP. Daar is niet met zekerheid uitsluitsel over te geven. De minister gaat ervan uit dat dit in ieder geval binnen een jaar na inwerkingtreding van de WBP moet gebeuren. In de praktijk kan evenwel blijken dat een bepaalde strafzaak niet op de juiste manier is gestart, zodat er sprake is van een onrechtmatig verkregen hit. Het is afwachten wat de rechter daarvan vindt. Deze zou kunnen oordelen dat de scheiding al per 25 oktober jongstleden had moeten plaatsvinden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 19 637, nr. 642
4
Het is van groot belang de scheiding zo snel mogelijk tot stand te brengen, want in de nieuwe situatie gaat het in ieder geval om misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer staat. Wanneer er in de nieuwe situatie sprake is van een vingerafdruk, dan moet er een duidelijke aanwijzing zijn dat het om een vreemdeling gaat. Pas dan mag je vergelijken. In het verleden mocht je een vingerafdruk, als je een spoor had, in het systeem stoppen. Kreeg je dan een hit, dan mocht je pas gegevens verstrekken wanneer het een misdrijf betrof waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer stond. Er moet een duidelijke aanwijzing zijn dat het een vreemdeling is die in het bestand zou kunnen zitten. Een dergelijke aanwijzing kan zijn het spreken van een vreemde taal of het onbekend zijn in Nederland. De aanwijzing dat het om iemand gaat met een donker uiterlijk is niet voldoende. Het hoeft geen geïndividualiseerde verdachte te zijn. De officier van justitie mag een verzoek om het gebruik van een vreemdelingenslip niet lichtvaardig doen. Dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van duidelijke en gegronde aanwijzingen. Het gestelde dat de verstrekking van vingerafdrukken ook plaatsvindt bij minder ernstige misdrijven en dat vingerafdrukken, gevonden op de plaats van het misdrijf, worden vergeleken met de vingerafdrukken van alle vreemdelingen in Nederland, is op zichzelf juist. In de oude situatie was dat ook rechtmatig. De suggestie dat de hits vervolgens altijd aan de betrokken korpsen werden doorgegeven, klopt echter niet. Een hit wordt getoetst door de bewerker van Havank. Pas als blijkt dat het om een ernstig delict gaat, wordt een hit uit het vreemdelingenbestand aan het korps doorgegeven. Uit informatie van de dNRI blijkt dat het gaat om zaken als ontvoering, zware mishandeling, ernstige fraude, inbraken, moord en doodslag. Het is de minister verder niet bekend dat er vingerafdrukken bij lichtere zaken worden verstrekt. De vingerafdrukken van asielzoekers worden voor een bepaald doel afgenomen en opgeslagen en mogen voor andere daarmee verenigbare doelen worden gebruikt, bijvoorbeeld ten behoeve van het verlenen van een verblijfsvergunning. Opsporing is echter een onverenigbaar doel. Daarom is een beroep op de uitzondering nodig. Dat gebeurt op basis van artikel 43 van de WBP. De minister van Justitie is de laatste tien jaar nimmer op de vingers getikt door de Registratiekamer, later het CBP. Hij heeft zelf contact met het College gezocht over het bezien van de opsporingsmogelijkheden bij het invulling geven aan de uitzondering van artikel 43 WBP en de noodzakelijke technische aanpassingen. Nadere gedachtewisseling De heer Nicolaï (VVD) is er nog steeds niet van overtuigd dat het tot nu toe gevoerde beleid met betrekking tot het gebruik van vingerafdrukken in strijd is met de nieuwe WBP, want in artikel 43 is een uitzonderingsbepaling opgenomen ten behoeve van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten. In artikel 13 van de Europese richtlijn is die uitzondering ook opgenomen. De minister erkent dat er diverse redenen kunnen zijn het opsporingsbelang te laten prevaleren boven het adagium van de bescherming van de privacy, namelijk dat gegevens alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn verzameld. Dat is reden genoeg de wet op dit punt snel aan te passen, zodat het huidige gebruik kan worden gecontinueerd, ook met het oog op de mogelijkheid dat de rechter zou kunnen uitspreken dat de start van de strafzaak niet juist is geweest. Privacy is heel belangrijk, maar opsporingsbelangen wegen zwaarder. Dat heeft zijn fractie al veel vaker aangegeven. Mevrouw Halsema (GroenLinks) heeft vernomen dat de gegevens van vreemdelingen ook worden opgenomen in het Schengen informatiesysteem (SIS). De gegevens van asielzoekers kunnen dus wel degelijk in de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 19 637, nr. 642
5
politiebestanden terechtkomen, zonder dat er sprake is van een verdenking. Haar uitleg van de nieuwe werkwijze is te positief geweest. Mevrouw Halsema ging uit van een geïndividualiseerde verdenking, maar daar hoeft geen sprake van te zijn. Het gestelde dat er een vermoeden moet zijn dat de verdachte een vreemdeling is, klopt niet. Er had moeten staan dat de verdachte vreemdeling is. Mevrouw Halsema vindt dat echter onrechtvaardig. Dat getuigt van een selectieve en dus niet goede omgang met asielzoekers. De heer Dittrich (D66) is benieuwd of zijn stelling klopt dat de officier van justitie een verzoek tot het gebruik van een vreemdelingslip in het geval van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer staat, alleen kan doen als hij redenen heeft te vermoeden dat de verdachte een vreemdeling is. Dit staat niet in het nieuwe systeem vermeld. Is dit nu wel of niet losgelaten? De heer Dittrich stemt verder in met de inhoud van de brief, al blijft een en ander een punt van aandacht, vanwege de permanente ontwikkeling ervan. De heer Wijn (CDA) wijst erop dat vingerafdrukken bij asielzoekers zonder documenten worden afgenomen met het doel van identificatie. Vreemdelingenrechtelijk is het ook van belang dat iemand geen status krijgt als hij een criminele achtergrond heeft. Is het mogelijk in het Vreemdelingenbesluit op te nemen dat het doel van het afnemen van vingerafdrukken ook is gericht op het voorkomen dat mensen met een contra-indicatie van crimineel gedrag een verblijfsvergunning krijgen? Dan kom je ook niet in conflict met de WPR. De minister wijst erop dat artikel 43 van de WBP een uitzondering bevat. Om die reden moet dat artikel beperkt worden uitgelegd. Met andere woorden, er kan niet altijd gebruik worden gemaakt van vingerafdrukken. Alleen in gevallen waarbij een geïndividualiseerd vermoeden bestaat, is het gebruik ervan toegelaten. Dat wil niet zeggen dat dit vermoeden geïdentificeerd moet zijn. Een en ander hoeft dus niet herleidbaar te zijn tot een persoon. Daarom wordt er in de brief gesproken over «een vreemdeling». Het CBP onderschrijft deze uitleg. Dat is niet onbelangrijk. Er is dan nog wel degelijke ruimte voor opsporing, al is die wel beperkt. Voorts moet er sprake zijn van een redelijk vermoeden dat het om een vreemdeling gaat. Het standaard mogen gebruiken van vingerafdrukken van asielzoekers voor opsporing moet geschieden binnen de grenzen van de WBP en is alleen mogelijk indien dat noodzakelijk en proportioneel is. Die twee beginselen worden in de WBP gehanteerd, omdat de EU-privacyrichtlijn en andere internationale verplichtingen Nederland daartoe dwingen. In dat kader wijst de minister op het EVRM en het BUPO-verdrag. Daarvan kan niet worden afgeweken. Dat wil zeggen dat het niet zo gemakkelijk is een wijziging aan te brengen in de WBP, gelet op de overeenkomst met de richtlijn. Wil je iets wijzigen, dan moet je de richtlijn wijzigen. Het SIS, waarin de namen van vreemdelingen zijn opgenomen aan wie de toegang tot Nederland moet worden ontzegd, is geen politieregistratie, maar een WBP-bestand. Deze vorm van signalering bestaat sinds de inwerkingtreding van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst. Indien een asielzoeker zich meldt, dan worden zijn vingerafdrukken afgenomen. In het kader van het onderzoek naar de vaststelling van de identiteit worden deze in Havank vergeleken om te bezien of de persoon wellicht eerder onder een andere identiteit asiel heeft gevraagd. Deze systematiek wordt ook gehanteerd bij Eurodac. In dat kader wordt bezien of de desbetreffende persoon in een andere lidstaat van de EU asiel heeft aangevraagd. Is dit het geval, dan kan de desbetreffende persoon te maken krijgen met een Dublinclaim.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 19 637, nr. 642
6
Het gestelde dat de officier van justitie bij een strafzaak waarop een gevangenisstraf van vier jaar staat een redelijk vermoeden moet hebben dat de verdachte een vreemdeling is, geldt onverkort in de nieuwe situatie. De minister komt hier in een brief nog apart op terug. De minister vindt het vooralsnog geen goed idee in het Vreemdelingenbesluit op te nemen dat het doel van het afnemen van vingerafdrukken ook is gericht op het voorkomen dat mensen met een contra-indicatie van crimineel gedrag een verblijfsvergunning krijgen. De huidige systematiek functioneert op dat punt voldoende. Via het project van de stuurgroep Vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS) worden de strafrechtelijke keten en de vreemdelingrechtelijke keten aan elkaar gekoppeld. Een veroordeling leidt dus tot informatie aan de vreemdelingenrechtelijke keten, zodat de status kan worden onthouden of ingetrokken. De minister is desgevraagd bereid, afgezien van de vraag of dit wenselijk is, na te gaan of het mogelijk is dit toch in het Vreemdelingenbesluit op te nemen. Hetzelfde geldt voor de vraag, omdat de richtlijn opsporing ook als uitzondering noemt, of de wet kan worden gewijzigd, vanwege die uitzondering. De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, Swildens-Rozendaal De wnd. griffier van de vaste commissie voor Justitie, Beuker
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 19 637, nr. 642
7