Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
29 200 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2004
Nr. 78
VERSLAG VAN EEN RONDETAFELGESPREK Vastgesteld 10 maart 2004 De vaste commissies voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en voor Economische Zaken2 hebben op 16 februari 2004 een rondetafelgesprek gehad met een aantal organisaties uit de regio van de Veenkoloniën over het beleid voor de Veenkoloniën in de komende jaren (29 200-XIV, nr. 46). Van dit rondetafelgesprek brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Van den Brand (GroenLinks), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA) en Kruijsen (PvdA). Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Lazrak (Groep-Lazrak), Vos (GroenLinks), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Dubbelboer (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan
KST74864 0304tkkst29200XIV-78 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Voorzitter: Atsma De voorzitter heet de aanwezigen namens de vaste commissies voor LNV en EZ van harte welkom op deze bijzondere bijeenkomst, bijzonder omdat het nog niet eerder is voorgekomen dat de Kamer en daarmee ook deze commissies op lokaties vergaderen. Er vindt nu een rondetafelgesprek plaats met een aantal organisaties uit de regio over de toekomst van de Veenkoloniën. Vanmiddag is er nog een algemeen overleg met de minister van LNV over hetzelfde onderwerp. Vervolgens verduidelijkt de voorzitter de procedure. Eerst krijgen de organisaties de gelegenheid hun zegje te doen in aanvulling op de bij de Kamerleden verspreide gespreksnotities. Daarna mogen de Kamerleden nadere vragen stellen. Nadat de organisaties die hebben beantwoord, krijgen de insprekers op de publieke tribune de gelegenheid hun visie op de toekomst van de Veenkoloniën te geven. Mevrouw Edelenbosch (Stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën) herinnert aan de oproep van het kabinet destijds, naar aanleiding van de verschijning van het rapport-Hoekstra, dat de regio nu zelf aan zet was. De stuurgroep is voortvarend aan de gang gegaan. De Agenda voor de Veen
(D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming (VVD). Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van den Brand (GroenLinks),
Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Lazrak (Groep-Lazrak), De Ruiter (SP), Eerdmans (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), De Grave (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
1
koloniën is omgezet in een plan voor de toekomst en er is een projectbureau ingericht. Gemeenten, provincies, waterschappen en de andere partners hebben elkaar inmiddels gevonden en werken goed samen. Er worden veel zaken opgepakt. Het uitgangspunt is te komen tot sociale, economische en ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Op basis van een verbeterde infrastructuur, onderwijs, toerisme, innovatie en de verbreding van de agrarische sector moet nieuw werk worden gerealiseerd. Het aantrekken van bedrijvigheid, met als gevolg daarvan nieuwe werkgelegenheid vraagt echter om nieuwe woon- en werklokaties. Verweven met het ruime, agrarische gebied, zullen die de levendigheid en de dynamiek vergroten. Om deze zaken een kans te geven, moet het gebied kunnen profiteren van een goede ontsluiting, te weten een verdubbeling van de N33 en een verbinding van de A37 met de A31 in Duitsland. Nu Europa wordt verbreed, ook in de richting van het Oosten, liggen de Veenkoloniën op de as Randstad, Hamburg, Polen en Scandinavië. Steun van Den Haag en Brussel is hard nodig. De Veenkoloniën moeten daarom een plek in de nota Ruimte krijgen en in de Agenda Vitaal Platteland. Den Haag moet zorgen voor een soepele normering voor het onderwijs, voor ESF-ondersteuning als het gaat om werkgelegenheid en voor prioritering bij het aanleggen van infrastructuur. De politiek moet er bij de regering op aandringen dat de gekorte subsidies vanwege het gemeenschappelijk landbouwbeleid terugvloeien naar de regio. De politiek moet er ook voor zorgen dat de minister van LNV de herstructurering van de glastuinbouw conform de afspraken uitvoert. De politiek kan dit gebied verder faciliteren door te zorgen voor een gebiedspecifieke aanpak, bijvoorbeeld als pilot in het kader van het Investeringsbudget voor het landelijk gebied (ILG)– dat staat ook in de motie-Tichelaar – en voor een stevige continuering van de Uitvoeringsregeling innovatie landbouw Noord-Nederland (UIL). De politiek kan voorkomen dat het budget waarover de Veenkoloniën inmiddels beschikken, 4 mln euro van LNV, via een rigide regeling zo wordt dicht getimmerd dat dit niet kan worden gebruikt voor zaken die wel nodig zijn. De Veenkoloniën willen geld, want er zijn projecten genoeg. Ze zijn ook benieuwd hoe het staat met de brede Kamersteun van twee jaar geleden voor de Veenkoloniën. De heer Krijne (Avebe) merkt op dat de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid de aardappelzetmeelketen voldoende mogelijkheden geeft zich verder te ontwikkelen. Bij de nationale implementatie van de Brusselse besluiten over de telers moeten de rechten op ontkoppelde steun rechtvaardig worden toegedeeld. De afgeroomde modulatiegelden moeten zoveel mogelijk terugvloeien naar de sector. Het is goed dat minister Veerman kiest voor het Fisschler-model, gebaseerd op de historische referentie per boer. Het is nu mogelijk kleinere implementatieproblemen samen met Brussel op te lossen. Een van die problemen is het mogelijk verloren gaan van de rechten van zetmeelaardappelboeren als ze niet op basis van quotumrechten mogen toewijzen. De Avebe pleit voor ruimte voor grootschalige akkerbouw, maar ook voor een goede ontsluiting, zoals de ontwikkeling van de N33 naar een A33. Ook moet er met anderen worden samengewerkt ter versterking van de structuur van de Veenkoloniën, op het gebied van ICT, maar ook wat betreft het duurzaam bedrijventerrein Groningen-Zuid. De heer Hoekstra (Onderzoekscommissie Hoekstra) wijst op de conclusies van zijn commissie: de Veenkoloniën hadden een landbouwprobleem, de bestuurlijke aanpak was verbrokkeld en er moest iets gebeuren aan de economische aanpak, de arbeidsparticipatie, het toerisme en de openbaarvervoerverbindingen vanuit Assen en Groningen naar dit gebied. De projecten moesten bestuurlijk en inhoudelijk op elkaar worden afgestemd en vervolgens worden gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van regio, provincies en Rijk. De verantwoordelijkheid van de regio is positief opge-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
2
pakt, gelet op het verschijnen van de Agenda voor de Veenkoloniën. Er is dus inmiddels sprake van bestuurlijke samenwerking in de regio. Hierdoor kunnen de achterstand en de verbrokkeling op het gebied van arbeidsparticipatie, onderwijs en openbaar vervoer beter worden aangepakt. De Veenkoloniën mogen niet afhankelijk zijn van de zetmeelaardappelindustrie en Avebe. De melkveehouderij moet ook worden gestimuleerd, net als de bloembollen- en de boomteelt. Er vindt momenteel wel een verbreding van de landbouw in het gebied plaats. De bioraffinage en de glastuinbouw laten echter nog op zich wachten. Samenwerking tussen de Rijksuniversiteit Groningen, de hbo-instellingen en het bedrijfsleven is ook van belang. Het niveau van de opleidingen in dit gebied laat nog steeds te wensen over. Op verschillende gebieden is er nog achterstand. Daarom moet er ook iets worden gedaan aan de financiering van het onderwijs in de regio. Er moet worden gekomen tot een gebiedsgerichte aanpak, onder verantwoordelijkheid van Rijk, regio en de Veenkoloniën. Het zou goed zijn deze kwestie als operationele paragraaf op te nemen in de nota Ruimte. De heer Haerkens (VNO/NCW-Noord) stelt dat, naarmate een regio verder van de Randstad verwijderd is, de economische dynamiek afneemt, te meer als zo’n regio niet op een van de verbindingsassen naar andere economische kernregio’s in Europa ligt. De eigen markt moet dan de basis voor economische ontwikkeling zijn, maar deze regio is daar te klein voor. Dat vertaalt zich in werkloosheid. Als ondernemers in deze regio een account mislopen, halen ze dat niet zo maar in. Die dynamiek qua bedrijvendichtheid is er niet. Toch gebeurt er veel in de Veenkoloniën. In Stadskanaal is de arbeidsparticipatie de laatste vijf jaar gegroeid met 2000 arbeidsplaatsen, ondanks dat het aantal arbeidsplaatsen bij Philips met 900 is gekrompen. Er moet worden uitgegaan van eigen kracht en visie, met als kernwoorden samenwerking tussen publieke en private partijen en ontsluiting over de weg en qua informatietechnologie. De bestuurlijke structuur van de regio is helaas nog tamelijk complex. Dat maakt het lastig gebiedsgericht bezig te zijn, maar er liggen wel kansen, want er is geen ruimtedruk. Dat moet ook in de nota Ruimte naar voren komen. Dit gebied heeft mogelijkheden. Bedrijven worden gestimuleerd, uitgaande van de kwaliteiten van de regio. De nota Ruimte moet kansen scheppen voor de regio. Andere kansen zijn Energyvalley, Lofar en de landbouwindustrie. VNO/NCW pleit ervoor meer in te zetten op hoogwaardige, kennisgedreven innovatie. De stad Groningen is ook belangrijk. Die moet in staat worden gesteld maximaal te profiteren van haar positie in het achterland. De heer Huisman (MKB-Noord) vindt dat de opgave voor de Veenkoloniën niet alleen betrekking heeft op de agrarische sector. De aanpak van dit gebied vraagt om een bredere insteek, want anders wordt de eenzijdigheid wellicht in stand gehouden. De vergroting van de economische dynamiek, in combinatie met het aanbieden van ruimte en infrastructuur, moet dit gebied in staat stellen een stap vooruit te maken. EZ en VROM moeten zorgen voor een stimulans van de sociaal-economische ontwikkeling van het gebied. De beschikbaarheid van ruimte vraagt wel om een nieuwe benadering. Die kan de Veenkoloniën de kans geven een beleid te ontwikkelen, gericht op het optimaal benutten van de ruimtelijke mogelijkheden en op economische groei. Meer flexibiliteit in wet- en regelgeving voor de regio ligt dan voor de hand. MKB-Noord zou graag zien dat de nota Ruimte zo’n flexibele benadering toestaat. Er kan worden gedacht aan nieuwe mogelijkheden voor de combinatie wonen-werken in een grootschalige opzet, voor zorg- en welzijnsinstellingen, voor bedrijventerreinen en ruimere faciliteiten voor herstructurering van bestaande bedrijven-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
3
terreinen. Financiële, fiscale en investeringsinstrumenten kunnen daarbij behulpzaam zijn, zodat een gunstige exploitatie van bedrijven mogelijk wordt. De structuurversterking in de Veenkoloniën moet ook van binnenuit plaatsvinden. In dat kader moet de groeipotentie van het bestaande bedrijfsleven worden benut. Het onderwijs en de relatie tussen scholing en arbeidsmarkt zijn ook belangrijk. Vakbekwaam personeel is noodzakelijk, maar het onderwijs moet zich ook richten op het ondernemerschap en het starten van een eigen onderneming. De heer Brink (NLTO) pleit voor meer aandacht voor de infrastructuur, zowel wat betreft wegen als ICT. De Veenkoloniën zijn een belangrijk agrarisch gebied, een gebied met potentie. Er is een realistische aanpak nodig die aansluit bij de ontwikkelingen in het gebied. Het zou goed zijn als de politiek de recente ontwikkelingen in de akkerbouw en de veehouderij faciliteert, want de cijfers wijzen uit dat de inkomenssituatie aanpassingen noodzakelijk maakt. Dit leidt zeker tot schaalvergroting, dus moet de inrichting van het gebied worden verbeterd. De herinrichting moet in rap tempo worden afgerond. Daarvoor moeten de benodigde middelen ter beschikking worden gesteld. De ruimtelijke ordening moet toekomstgericht worden en meer aansluiten bij de verschillen in groei per bedrijf. Er moet niet te krampachtig worden vastgehouden aan het beleid uit de jaren zeventig met een bouwblok van een hectare voor ieder bedrijf. Er moet meer ruimte komen voor verplaatsing en voor de vestiging van nieuwe agrarische bedrijven. Er moet een pilot worden opgezet voor duurzame intensieve veehouderij. Er moet wat betreft duurzaamheid rekening worden gehouden met de maatschappelijke wensen, maar dit is een welkome versterking van het gebied, in combinatie met grootschalige akkerbouw. De sector wil laten zien, in samenspraak met overheid en maatschappelijke organisaties, hoe duurzaamheid kan worden ingevuld. De NLTO pleit voor een ondernemersprogramma ter versterking van agrarische bedrijven. De bestaande geldstromen, vooral de middelen in het kader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP), komen individuele bedrijven niet of nauwelijks ten goede. Veel POP-middelen komen buiten de sector terecht. Nu Brussel de regels voor staatssteun heeft verruimd, moet Nederland daar gebruik van maken. Dit ondernemersprogramma moet met boerengeld worden gerealiseerd. Dat wil zeggen dat de modulatiegelden moeten terugvloeien naar de boerenerven. Zaken als afzet, verwerking, herverkaveling, infrastructuur, kwaliteit, arbeids- en productieomstandigheden en diversificatie kunnen via zo’n programma worden gestuurd. Ook de versterking van de keten is van belang. Er moet een substantieel bedrag beschikbaar komen voor de uitvoering en innovatie van de landbouw in Noord-Nederland. Daarmee versterk je de bedrijven en de activiteiten in de keten. Er moet snel duidelijkheid komen over de toekenning van de toeslagrechten voor het zetmeel. De heer Stavast (Streekraad Oost-Groningen) is voorstander van een gebiedsgerichte aanpak. Wanneer komt de desbetreffende pilot? SZW heeft toegezegd de Veenkoloniën extra middelen te verstrekken voor het op een hoger niveau brengen van de samenwerkingsverbanden. Dat is een goede zaak, want dan kan ook de flinke werkloosheid beter worden aangepakt. Die samenwerking vindt inmiddels plaats, ook over de provinciegrenzen. Zo heeft het Centrum voor werk en inkomen in Stadskanaal een functie voor delen van het Drentse gebied en is aan weerszijden van de provinciegrens een betere inzet van politie en jeugdhulpverlening mogelijk. In het verleden maakten regio’s eigen keuzen, vanwege de provinciegrens. Nu werkt men veel meer samen. De regiospecifieke aanpak krijgt dus wel degelijk inhoud. Ruimte en rust zijn aantrekkelijk voor mensen die vanuit de congestie van het westen en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
4
midden hier naar toe willen. Omdat de vergrijzing zich extra sterk ontwikkelt, is de functie van wonen en zorg heel belangrijk. Versterking daarvan creëert ook werkgelegenheid. De ontsluiting van Veendam in de richting van de A31, Duitsland en het Ruhrgebied, is van groot belang voor het railservicecentrum in Veendam, de ontsluiting van Avebe en het bedrijvenpark Zuid-Groningen, want daarmee ontstaat een rechtstreekse verbinding met het Duitse achterland. De heer Schollema (Noorderpoort College) geeft aan dat het Noorderpoort College 43 vestigingen in de provincie heeft, met 23 000 studenten. Een ROC in het westen van het land heeft ongeveer de helft van dat aantal vestigingen, maar beide instituten krijgen hetzelfde budget. Dat is een scheve verhouding. Een leerling heeft veelal een bepaald doel voor ogen, maar als er geen perspectief is, wordt het moeilijk. In deze regio lopen veel leerlingen rond zonder perspectief, vanwege de werkloosheid. De korte economische opleving heeft er niet toe geleid dat dit perspectief is verbeterd. Daarmee krijg je deze regio lerend niet op een hoger plan. Het leidt tot lagere leermotivatie, meer uitval, een lagere bezetting van scholen en daardoor minder bekostiging. De schoolbesturen van allerlei onderwijsdenominaties in de regio hebben inmiddels besloten te gaan samenwerken om op die manier te komen tot meer uitdagend onderwijs, up to date gebouwen en een optimale inzet van het bedrijfsleven. Het Rijk zou dit nog meer moeten ondersteunen. De politiek zou kunnen zorgen voor ruimere OCW-normeringen, want die zijn op dit gebied minder goed toepasbaar dan voor de rest van Nederland. OCW moet zorgen voor meer regionale arrangementen voor vmbo en mbo. Daarmee kan de bestuurlijke samenwerking worden onderbouwd. Daarnaast moet dit gebied financiële en economische impulsen krijgen, want anders komt dat perspectief er niet. De heer Van den Bor (Onderwijsgroep Noord) wijst op het belang van de relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven, ook gelet op de behoefte aan kwalificerend maatwerk en de zeer snel wijzigende omstandigheden in de primaire agrarische sector. Het onderwijsaanbod moet worden geïntegreerd. De didactiek moet worden vernieuwd, toegespitst op de doelgroep van de regio. Met het oog op kwalificerend maatwerk is de Onderwijsgroep druk bezig, samen met andere organisaties en onderwijsinstellingen in de regio, de bestaande agrarische opleidingen inhoudelijk te vernieuwen. Er is een aantal nieuwe opleidingen, dat raakvlakken vertoont met de agrarische en de groene sector, zoals een opleiding Commercieel ondernemen, een opleiding Outdoor design en een opleiding Sport en recreatie. In de toekomst worden alle vmbo- en mbo-vormen samengebracht in het nieuwe onderwijscomplex van de Winschoter onderwijscampus. De scholen worden echter voortdurend geconfronteerd met het keurslijf van de bestaande kwalificatiestructuur in het agrarisch onderwijs en het mbo in het algemeen. Vakkenstructuren en imagoverschillen tussen de onderwijssoorten maken het heel moeilijk nieuwe creatieve opleidingen op te zetten, waarbij de competenties vanuit de verschillende beroepssectoren met elkaar in verband kunnen worden gebracht. De grenzen van de bekostigingsstructuur zijn ook een probleem. Men is voornemens samen met het bedrijfsleven een onderwijsvorm op te zetten, waarbij de schoolmuren als het ware worden gesloopt en het onderwijs in een bedrijf wordt gegeven. Er moet echter wel duidelijkheid zijn over de bekostiging. Intern heeft men voortdurend te maken met het probleem van het naijlen van de professionalisering van de eigen mensen, maar daar wordt keihard aan gewerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
5
Vragen van de commissies De heer Waalkens (PvdA) vraagt de Onderzoekscommissie-Hoekstra om een toelichting op haar aanbeveling over het beter vorm geven van de samenwerking tussen lokale en regionale overheden. Inmiddels is de immateriële kant ingevuld, maar hoe staat het met de materiële kant, te leveren door de overheid? In hoeverre kan de overheid een verbinding leggen naar het Innovatieplatform en een en ander faciliteren via financiële ondersteuning? Hij vraagt de Streekraad Oost-Groningen naar de afwikkeling van de Lex Specialis met betrekking tot de herinrichting van Oost-Groningen en de Veenkoloniën. Welke hiaten, ook financieel, zijn er nog? Welke rol speelt de afkoop van de stadsrechten? Mevrouw Kruijsen (PvdA) constateert dat er in het algemeen wordt gepleit voor een integrale aanpak, maar de roep om economische ontwikkeling klinkt ook sterk door. Wat is in dat kader de visie van de Stuurgroep op de natuur- en recreatieontwikkeling? De heer Verdaas (PvdA) geeft aan dat er is gepleit voor het opnemen van een operationeel programma voor dit gebied in de nota Ruimte, maar hij hoopt juist dat de nota op dit punt een witte vlek bevat, zodat de regio alle ruimte krijgt om met eigen voorstellen te komen, vanuit een gebiedsgerichte benadering. Wat vindt de Stuurgroep daarvan? Kan zij daar een programma voor leveren? Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vraagt de Stuurgroep en de Streekraad wat zij van Den Haag verwachten. Veel zaken moeten beter, maar zij wil graag concreet horen waar men aan hecht. Dan ontstaat een realistisch beeld. Mevrouw Van Velzen (SP) is benieuwd waarom het openbaar vervoer niet voorkomt op de Agenda voor de Toekomst. Er staan veel zaken op de Agenda, maar is er een top drie? Heeft de Onderzoekscommissie zicht op de effectiviteit van de investeringen van de laatste 30 jaar? Hoe kan daar gerichter mee worden omgegaan? De heer Slob (ChristenUnie) is ook benieuwd naar prioriteiten op de Agenda. De inplaatsing van de melkveehouderij en de hennepteelt, vanwege de diversiteit van de landbouw, horen er ook bij, maar de NLTO pleit voor intensieve veehouderij, waarschijnlijk vanwege de win-winmogelijkheid in de richting van de akkerbouw. Wat vindt de NLTO wat dat betreft van de Agenda? Hij vraagt het Noorderpoort College om een toelichting op het gestelde over een ruimere OCW-normering. Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) vraagt de OnderzoekscommissieHoekstra om een toelichting op de door haar gesignaleerde knelpunten. Kunnen de NLTO en VNO/NCW specifieker zijn over de ruimte om te ondernemen? Wat moet er voor de landbouw gebeuren om die ruimte te kunnen benutten? Wat bedoelt de NLTO met de opmerking dat er een ondernemersprogramma voor het POP zou moeten komen? Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) wil van de NLTO meer horen over het gestelde over een bouwblok van een hectare en dat men op die manier wordt beknot in de bedrijfsontwikkeling. Kiest de NLTO voor melkveehouderij met de koe in de wei, voor melkveehouderij met de koe in de stal, voor intensieve veehouderij, gekoppeld aan akkerbouw of voor verbrede landbouw met natuur erbij? Wat moet er volgens het MKB-Noord concreet gebeuren aan toerisme en recreatie? Is die kwestie afgestemd met de land- en tuinbouw?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
6
De heer Kortenhorst (CDA) constateert dat ontsluiting een van de allerbelangrijkste zaken is, omdat die nieuwe mogelijkheden opent, ook in het buitenland. Op welke sectoren, industrieën en bezigheden denkt VNO/NCW zich te gaan richten, mede gelet op de ruimte? Welke randvoorwaarden moet Den Haag stellen om de aansluiting zoveel mogelijk te realiseren? De heer Ormel (CDA) is benieuwd hoe de Avebe de kans inschat op het in productie nemen van de amylopectine-aardappel. Zijn er wat dat betreft nog problemen? Hoe staat het met het draagvlak onder de bevolking? Kan er worden samengewerkt met het Lofar-project, ook in het kader van precisielandbouw? De heer Mastwijk (CDA) stelt dat het Lofar-project met supersnel internet ontzettend veel kan betekenen voor de overbrugging van de fysieke afstand. Hoe kijken VNO/NCW en het MKB daar tegenaan, gelet op de voornemens met het pilotproject gebiedsgerichte aanpak? Kan Lofar dit gebied uittillen boven de andere gebieden in het land? De reactie van de organisaties Mevrouw Edelenbosch merkt op dat men de Agenda moet zien als een integraal, samenhangend geheel. De Veenkoloniën spannen zich in om bedrijvigheid aan te trekken. Dan komen er mensen mee. Als zij mooi kunnen wonen en als er genoeg recreatie is, dan blijven ze. De Stuurgroep is momenteel bezig met een landschapsontwikkelingsplan. Tevens wordt bekeken of er goede woonlokaties kunnen worden ontwikkeld. In stedelijke gebieden wordt er geherstructureerd, waarbij de kwaliteit van oude woningen en oude flats wordt verbeterd. Er mogen geen bouwstenen uit de Agenda worden gehaald, want de zaken die daarin worden genoemd, zijn allemaal belangrijk. In plaats daarvan is het beter deze zaken iets langzamer tot stand te laten komen. Daarmee creëer je ook stabiele economische ontwikkelingsmogelijkheden. Als je op één kwestie focust, bijvoorbeeld op de infrastructuur, terwijl er geen nieuwe mensen komen, omdat het openbaar vervoer niet goed is, of omdat de omgeving niet mooi is, dan schiet het niet op. In de Agenda wordt niet ingegaan op het openbaar vervoer. Dat is momenteel geen prioriteit, want er valt nog niet zoveel te vervoeren. Pas als het lukt meer woningen te bouwen, wordt goed openbaar vervoer belangrijk. De kwestie blijft in beeld, maar het laten rijden van lege bussen heeft geen zin en kost veel geld. Vooralsnog wordt zoveel mogelijk gewerkt met vraaggestuurd aanbod. De Stuurgroep is voorstander van een economisch renderende agrarische sector, met een mooie natuur en landschap. De Veenkoloniën mogen een witte plek blijven in de nota Ruimte als dat niet betekent dat ze geen Rijksaandacht en -ondersteuning meer krijgen. Als dat wel het geval is, dan moet dit gebied wel in de nota worden opgenomen. De heer Meijerman (Stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën) stelt dat de top tien van de Agenda dwars door het gebied en de drie geformuleerde peilers, de sociale, de fysieke en de economische structuur, heen gaat. De tien maatregelen zijn allemaal belangrijk en in willekeurige volgorde genoemd. Wil je toch een top drie, dan kun je denken aan de verbreding van de landbouw en alles wat eromheen hangt, zoals de vezelverwerking, de hennepindustrie en de verdere diversificatie binnen de landbouw. Voorts is de ontsluiting van het gebied, vooral via de verdubbeling van de N33, voor de economische ontwikkeling van het gebied van groot belang. De derde prioriteit ligt in de scheiding tussen de groene en rode gebieden in het Landschapsontwikkelingsplan, want daarmee creëer je kansen voor de toeristische ontwikkeling van dit gebied. De Stuurgroep
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
7
zou ook graag 1 mln euro van het Rijk krijgen ten behoeve van de scholingsinstellingen om daarmee hun plan voor een goede verdeling van het onderwijs in de Veenkoloniën te realiseren. De heer Krijne bevestigt dat de amylopectine-aardappel marktkansen schept voor de Veenkoloniën, want het is een hoogwaardige aardappel met een hogere toegevoegde waarde dan de bestaande aardappels. Ook heeft de aardappel voordelen voor milieu en energie, want er is minder milieu-uitstoot en minder energiegebruik. De ontwikkeling van deze aardappel kost wel veel tijd, zeven tot tien jaar. Ook zijn er verschillende vergunningen nodig. Het overleg met VROM daarover loopt vrij goed. Vorig jaar is de aardappel ook al buiten geteeld, op een aantal proefvelden. Met de biologische landbouw wordt momenteel gediscussieerd over de co-existentie. De Avebe vindt dat de biologische landbouw moet kunnen bestaan naast de Genetisch gemodificeerde organismen (GMO). Daarover moeten afspraken kunnen worden gemaakt, maar de discussie over de acceptatie loopt nog. Lofar is een belangrijke ontwikkeling, ook wat betreft hightech- en precisielandbouw. De heer Hoekstra vindt dat EZ, SZW en OCW investeringsregelingen meer toegankelijk moeten maken voor deze regio, zonder ze generaal te wijzigen. Als men de Regeling noordelijke innovatie ondersteuningsfaciliteit (NIOF) flexibeler maakt, dan kan die ook worden toegepast op de specifieke noden in dit gebied. De regio moet duidelijkheid geven over wat er sectorspecifiek moet gebeuren met bijvoorbeeld arbeidsparticipatie en scholing. Vervolgens moeten die zaken concreet kunnen worden aangepakt. De Rijksregeling voor achterstandsfinanciering, waarbij achterstandsregio’s meer financiering voor hun onderwijs kunnen krijgen, moet ook meer toegesneden worden op dit gebied. De ROC’s moeten ook meer aandacht krijgen. Er is in het verleden geld naar de regio gegaan, maar inmiddels is gebleken dat niet kan worden volstaan met het aanpakken van een specifiek probleem, of het nu de industrie of de landbouw betreft. Als je een bedrijf hier wilt houden, dan heeft dat consequenties voor infrastructuur, scholing en arbeidskrachten. De nadruk ligt overigens op de landbouw, want dat is een groot probleem. Het landbouwareaal in dit gebied loopt terug, vanwege de ontwikkeling van de technologie. Er komen terreinen braak te liggen, maar wat gebeurt daarmee? De commissie heeft daarvoor een aantal suggesties gedaan, maar er moet in ieder geval een relatie worden gelegd tussen landbouw, ruimtelijke ordening en planologie. De heer Haerkens merkt op dat je in tegenstelling tot vroeger niet meer hoeft uit te leggen waarom je in de Veenkoloniën gaat wonen. Dat komt door de quality of life hier, de nieuwe kansen en mogelijkheden en de aantrekkelijkheid van deze regio. Het gebied is ook niet alleen meer afhankelijk van de landbouw. Vroeger was hier een monocultuur; nu niet meer, maar men is er nog lang niet. Essentieel zijn de ontsluiting en de infrastructuur, want die zijn nog steeds niet goed geregeld. De heer Haerkens pleit voor de aanleg van de Zuiderzeelijn, aangelegd in de snelste variant, de zweeftrein, want dan zijn de baten het grootst. Deze lijn verandert de ruimtelijke en mentale kaart van Nederland en ontsluit de regio, want je bent binnen een uur in Amsterdam. Dat is voor bedrijven heel aantrekkelijk. De zweeftrein zorgt voor een veel steviger fundament voor de markt in deze regio. Daardoor kan meer bedrijvendichtheid ontstaan. De bereidheid van de markt om daar financieel aan bij te dragen, is maximaal. Er zijn forse bedragen beschikbaar, maar die kunnen pas te gelde worden gemaakt als de overheid de opdracht geeft. Ook de verdubbeling van de N33 is buitengewoon belangrijk, vanwege de veiligheid, maar vooral voor de infrastructuur. Het verdient ook aanbeveling dat de overheid haar ondersteunende diensten in deze regio plaatst. Die hoeven niet bij een
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
8
mainport te zitten. Dat heeft ook veel financiële voordelen voor de regio. Op die manier krijgt de regio iets meer gloed van de randstad, iets meer dynamiek, want de thuismarkt is te bescheiden om dat zelfstandig te genereren. Toch wil de regio ook niet te afhankelijk zijn van de overheid. Het is verreweg het beste als de regio de eigen broek op kan houden. Daar is echter een sterke markt voor nodig en dus een goede bereikbaarheid, gekwalificeerde mensen, ruimte en quality of life. Daarmee ligt de regio op de stedenring van de Randstad. Wat betreft de spoor- en vrachtspoorverbinding ligt de regio wel centraal, want deze ligt tussen Rotterdam en Hamburg, Bremen en Berlijn. Dus moet de regio ten volle worden betrokken in de nationale afweging op deze punten. Het noordelijk bedrijfsleven is heel blij met de middelen van de Interdepartementale commissie economische structuurversterking (ICES) voor Lofar, want dit biedt geweldige mogelijkheden, bijvoorbeeld op het terrein van gezondheidszorg en datacommunicatie. De heer Huisman stelt dat de agrarische sector lange tijd de kurk is geweest waarop de Veenkoloniën dreven, maar de toeristische sector heeft nu ook een grote toekomst. Het is een van de pijlers van de regio. De diversiteit moet ook overeind blijven. De agrarische sector hoeft niet op te schuiven in de richting van het toerisme. Hierover vindt overleg plaats met de NLTO, te meer omdat er ook recreatieve activiteiten in de agrarische sector worden ontwikkeld. Die kunnen een aanvullend inkomen genereren. Uiteraard blijft een goede ontsluiting van groot belang, maar het een sluit het ander niet uit. De verdubbeling van de N33 werkt niet negatief uit op het toerisme. Integendeel, een slechte ontsluiting werkt negatief uit op de aantrekkelijkheid van het gebied. Mevrouw Edelenbosch wijst in dat kader nog op de ontwikkeling van vaarrecreatie, bijvoorbeeld op het Zuidlaardermeer en de vaarverbinding Erica-Ter Apel. Ook dat is goed voor de recreatieve ontsluiting. De snelle verbinding van Noord-Nederland met de rest van Europa is een absoluut gegeven, los van hoe die eruit komt te zien. De UIL kan wat dat betreft wel extra geld gebruiken. Dat is een steun in de rug van de bedrijven, de innovatie van de landbouw, de ketenverbreding en de herstructurering van de glastuinbouw. Emmen investeert veel in glastuinbouw. Dat moet doorgaan. Hetzelfde geldt voor de continuering van de structuurfondsen, want Den Haag kan het niet alleen. De heer Brink vindt dat de ondernemer zelf moet bepalen hoeveel ruimte hij nodig heeft. De politiek moet de voorwaarden scheppen waardoor deze zich kan ontwikkelen. Dat heeft onder andere te maken met het bouwblok en datgene wat je daarop mag doen. Het bouwblok is qua ruimte zeer belangrijk. De NLTO vindt dat, als een ondernemer meer ruimte wil, de politiek hem die ruimte moet geven. Wat betreft de landbouw speelt de herinrichting van het gebied ook een rol. Die moet eerst worden afgerond. Vervolgens komt de inrichting om de hoek kijken. De NLTO vindt een tweede tak in de Veenkoloniën met betrekking tot de grondgebonden, intensieve veehouderij alleszins aanvaardbaar, want die is duurzaam en daardoor kan de kringloop in stand blijven. Verbreding is essentieel. De NLTO doet van harte mee aan de ontwikkeling van recreatie en natuur, maar dat moet wel op geschikte lokaties gebeuren. Het gaat dus om recreatie, toerisme, natuurontwikkeling en landbouw. De NLTO ondersteunt alle initiatieven om nieuwe vestigingsplaatsen voor agrarische bedrijven te realiseren. Daarbij kan ook worden gedacht aan de Grondbank. De landinrichting moet meer doelen dienen. Het gaat niet alleen om de realisering van de EHS. Het gaat ook om recreatie, landbouw, natuur en infrastructuur.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
9
De heer Bartelds (NLTO) meldt een redelijk autonome ontwikkeling in de productiegroei van ongeveer 1 tot 2% per jaar. Die productie wil de NLTO behouden. Over een jaar of tien wordt 10 tot 20% grond niet meer gebruikt voor de teelt van zetmeelaardappelen, maar als men de teelt wil extensiveren, als men dingen wil doen die de maatschappij tegenwoordig belangrijk vindt, dan is die grond wel weer nodig. Daarnaast doet zich een aantal ontwikkelingen voor op het gebied van infrastructuur en natuurontwikkeling dat de komende tijd ook om grond vraagt. Het valt blijkbaar niet mee de POP-gelden verantwoord weg te zetten, maar er worden belangrijke zaken mee gedaan, zoals het aanleggen van fietspaden en aanlegsteigers, het realiseren van zorgboerderijen en het saneren van riooloverstorten. Toch zijn er meer mogelijkheden, ook door de Mid Term Review. De landbouw zou daar graag gebruik van maken voor bepaalde projecten, bijvoorbeeld met het oog op bedrijfsovername, voor stoppers en starters, investeringen in afzet en verwerking, herverkaveling, certificering, kwaliteit teelt en verwerking, arbeidsomstandigheden en milieukwesties. De Veenkoloniën krijgen in het kader van het MacSharrybeleid en de compensatie een bedrag van ongeveer 50 mln euro vanuit Brussel voor het zetmeeldossier, met een quotum van ongeveer 500 000 ton. De heer Krijne vult aan dat 20% van die 50 mln euro naar Duitsland gaat. De rest gaat niet helemaal naar de Veenkoloniën. Het totale bedrag komt waarschijnlijk neer op 60% daarvan, maar je moet dat ook zien in het kader van het level playing field, de mogelijkheid om met andere sectoren te concurreren. De heer Stavast deelt mee dat er in het kader van de Lex Specialis nog een aantal maatregelen moet worden genomen, voordat tot een afronding kan worden gekomen. De gemeentelijke overheden en het waterschap zijn in afwachting van een besluit over de stadsrechten. Het probleem van de renteclaim van 14 mln euro van Groningen moet nu worden geregeld, want een aantal kunstwerken, zoals sluizen en bruggen, heeft dringend onderhoud nodig. Er wordt met werkgelegenheidsmaatregelen geprobeerd jonge mensen hier naar toe te halen en ze hier te houden. Er is echter geen sprake meer van de bulkproductie van vroeger door de industriële ontwikkeling. Men moet zich richten op innovatie daarvan en op industriële producten. Vervolgens kun je kijken naar de werkgelegenheid. Ook de kwaliteit van wonen en zorg speelt dan een rol. Contacten met Duitsland over de werkgelegenheidsontwikkeling in de Veenkoloniën zijn er niet echt. De contacten betreffen vooral de ontwikkeling van Delfzijl, Oldambt en Winschoten en omgeving. Men is daar meer gericht op het Duitse gebied. Er is wel contact in het kader van het samenwerkingsverband van de Eems Dollard Regio en de Neue Hanze Interregio. De voornemens van de Streekraad zijn niet strijdig met de keuzen in de Agenda. Momenteel willen mensen weer terug naar het noorden, als zij maar perspectief zien. Aan dat perspectief wordt momenteel hard gewerkt. Meer ruimte in de landelijke regelgeving, bijvoorbeeld met betrekking tot de huisvesting van het onderwijs, en het wegnemen van drempels zijn wel belangrijk. Hier en daar gaat het gebrek daaraan ten koste van het zo belangrijke perspectief. De politiek moet voor meer ruimte zorgen. Er moet ook meer samenwerking tussen gemeenten mogelijk zijn, over provinciegrenzen heen. Er moet niet te rigide met de regels worden omgegaan. De ontsluiting naar Duitsland is ook van belang voor het railservicecentrum in Veendam, evenals de rechtstreekse verbinding van Veendam met de A31, via de weg achter Stadskanaal. Dat is voor vrachtwagens de kortste verbinding van de Eemshaven naar het Ruhrgebied. De ontwikkeling van Avebe en het bedrijvenpark Zuid-Groningen zijn ook belangrijk. Het laatste is aangemerkt als het meest duurzame bedrijventerrein van Nederland. Het heeft dus veel ontwikkelingsperspectief. Vervoer- en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
10
transportmogelijkheden zijn heel belangrijk. De Veenkoloniën hebben zich zeer ingezet voor Lofar, omdat de bouw van een ICT-ring in Groningen en de provincie Drenthe en de koppeling ervan aan de mogelijkheden van de Lofar-kabel een extra vestigingsvoordeel met zich brengt voor bedrijven in de Veenkoloniën. Callcenters vestigen zich hier ook al, omdat men gebruik kan maken van de moderne verbindingsmogelijkheden, nu en in de toekomst. De heer Schollema verduidelijkt het gestelde over de OCW-normering. Er wordt momenteel overwogen de prijs per leerling in het mbo, vanwege de problematiek in de grote steden, meer te differentiëren. Dit is iets dat ook zou moeten gelden voor de zwakke regio’s in Nederland. De normering is voorts gebaseerd op een bepaald gemiddelde. Als je daaronder komt te zitten, heb je een probleem. Het is goed als schoolbesturen dan samenwerken. Dan kun je tot een grotere school komen, maar als er minder rigide wordt omgegaan met de gemiddelden, kunnen meer scholen overeind worden gehouden. Ook voor het onderhoud van gebouwen en het doen van investeringen zou je in zwakke regio’s moeten kunnen schuiven met de normering, want anders kunnen die gebouwen niet overeind worden gehouden. De scholen krijgen ICT-impulsgelden. Het Noorderpoort College doet in Groningen en in de provincie mee met alle investeringsprogramma’s om de glasvezelring door de provincie te krijgen. Het Noorderpoort investeert daar ook in, want op die manier komt de glasvezel in de buurt van de scholen. De voorzitter geeft vervolgens het woord aan een zestal insprekers. De heer Ten Wolde (Stichting acquisitie glastuinbouw Noord-Nederland) meldt dat een hectare glastuinbouwgrond gemiddeld vier directe en vier indirecte arbeidsplaatsen oplevert. Emmen heeft 180 ha glastuinbouwgrond. Dat levert 720 directe en 720 indirecte arbeidsplaatsen op. Hoogezand-Sappemeer heeft 55 ha. Dat levert 220 directe en 220 indirecte arbeidsplaatsen op. In totaal zijn dat bijna 1900 arbeidsplaatsen. Vanwege het verzoek van minister Brinkhorst in 1999 om medewerking aan het herstructureringsproces van de glastuinbouw heeft vooral Emmen de investering in een nieuw gebied van 100 ha versneld doorgevoerd. Het gebied is nu klaar voor de uitgifte. Het tuinbouwgebied in HoogezandSappemeer is ook klaar voor tuinders uit het westen. Het tempo van de herstructurering mag dus worden opgevoerd. De manier van aanwijzen van tuinbouwlokaties de laatste jaren heeft ertoe geleid dat men in het westen problemen heeft met het vinden van geschikte arbeidskrachten. Als een polder vrij kwam, werd die direct in beeld gebracht voor de ontwikkeling van nog meer tuinbouwgebied. In de Veenkoloniën is het vinden van die arbeidskrachten geen probleem. Emmen en HoogezandSappemeer werken samen in het project Groensector Servicepunt, waarbij onder andere een naadloze aansluiting op de arbeidsmarkt wordt nagestreefd op het gebied van glastuinbouw. Het wordt dus tijd dat er meer lokaties in het noorden worden aangewezen. De heer Oosterveld (Agrarische Natuurvereniging Oost-Groningen) deelt mee dat zijn vereniging is ingegaan op de uitdaging van de minister om te komen met een plan voor natuurontwikkeling op het bedrijf. De Natuurvereniging heeft een rapport geschreven, getiteld «Op weg naar een nieuwe toekomst». Het gaat over de toekomst van de Veenkoloniën, specifiek gericht op drie peilers. Er moet worden ingespeeld op de nieuwe ontwikkelingen aangaande het MacSharrybeleid. Er moet voor worden gezorgd dat het plattelandsgeld wordt besteed aan de boerenbedrijven. In het plan wordt ook ingegaan op de ontwikkelingen in Brussel met betrekking tot de eisen aan de waterkwaliteit. Het plan is voorts toegesneden op de ontwikkeling van het toerisme en er wordt ook aandacht besteed aan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
11
de akkervogels in het gebied. Tevens biedt het de mogelijkheid aan deregulering te doen. Er wordt binnenkort een werkgroep ingesteld, bestaande uit gemeenten, provincie en waterschap en LNV, die zich over deze materie gaat buigen. Mevrouw De Lange-Hazelhoff (Vereniging Windenergie Pekela) houdt een pleidooi voor een ontwikkeling, waarvoor elders de ruimte ontbreekt, namelijk energieopwekking. Het project van de Vereniging Windenergie op dit punt wordt breed gedragen door landbouwers, B&W, de gemeenteraad en verschillende ministeries. De raad van Pekela heeft onlangs in zijn structuurvisie ruimte gecreëerd voor de opwekking van duurzame energie. Het kabinet heeft aangegeven dat er ruimte komt voor een of meer windparken in de Veenkoloniën, maar de vraag is hoe hard die uitspraak is. De ministeries willen zwaar inzetten op duurzame energie. Daarom zou het goed zijn het POP op dit punt te wijzigen, want het windpark Pekela kan met 40 megawatt een forse bijdrage leveren in de nationale taakstelling om de reductie van CO2 te realiseren. Het draagt positief bij aan de realisatie van het klimaatbeleid van de overheid en het versterkt de positie van de landbouwers in Pekela. De heer Sterenborg (akkerbouw biogasinstallaties) pleit voor mestvergisting op boerderijschaal. Met de mest die in de Veenkoloniën wordt geproduceerd en die wordt aangevoerd uit overschotgebieden, is het zeer goed mogelijk een aanzienlijk deel van de warmte en elektriciteit voor de bedrijven hier te produceren. Met het inplaatsen van veehouderijen nemen deze mogelijkheden nog toe. Er is voorts sprake van een toenemend aanbod van restproducten uit de levensmiddelenindustrie. Ook akkerbouwrestproducten en gewassen, geteeld op braakpercelen, zijn zeer geschikt om mee te laten vergisten. Langs de rand van de Veenkoloniën liggen uitgestrekte natuurgebieden. Daar moet veel materiaal worden afgevoerd. Vergisting geeft de natuur, maar ook het milieu en de landbouw een enorme stimulans. In Duitsland is in zeven jaar tijd 18% van de boeren overgegaan op het installeren van een mestvergistinginstallatie. Op dit moment zou hier al 6% van het gasverbruik uit biogas op de boerderij kunnen worden gehaald. Dat het helaas nog niet zover is, wordt veroorzaakt door het feit dat de MEP-regeling 2005 slechts zekerheid voor tien jaar geeft. In Duitsland is dat 15 jaar. Voorts zijn de subsidies en fiscale maatregelen voor biomassa-vergistinginstallaties moeilijk toegankelijk voor installaties op boerderijschaal. Er moet dus worden gekomen tot een regeling, op basis waarvan 25% van de investering subsidiabel is. De overheid krijgt dan de rechten op de CO2-reductie. De investeerder heeft op die manier meer duidelijkheid, terwijl het project aanzienlijk gemakkelijker te financieren is. Het is van groot belang dat CO-vergisting wordt vergemakkelijkt. Dan kan het rendement worden verhoogd, en verdwijnen de reststromen niet in Duitse installaties of in compost. Mestvergisting zal de bestaande ondernemers en de economische structuur in dit gebied aanzienlijk versterken. Tevens wordt er een directe energieverdienste gerealiseerd in de vorm van duurzame energie en een zeer grote milieuverdienste in de vorm van minder methaanemissie. De heer Van Zanten (Kamer van Koophandel Groningen) hoopt dat in de nota Ruimte komt te staan dat ernaar wordt gestreefd voor de Veenkoloniën een voorwaardenscheppend beleid te realiseren, gericht op het benutten van de ruimte. Die kan worden ingezet voor een impuls van de economische ontwikkeling. De ruimte moet als zodanig ook worden benoemd in de nota Ruimte. Er moet worden voorkomen dat de ruimte onder een soort generiek ruimtelijk beleid voor heel Nederland komt te vallen, want dan spelen heel andere problemen. De focus moet liggen op wat er ruimtelijk gezien nodig is om de economische ontwikkeling extra te faciliteren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
12
De infrastructuur is voorwaardenscheppend voor de economische ontwikkeling. De N33 behoeft in dat kader aandacht, evenals de N366. Er moet een stevige koppeling worden aangebracht met de A31 in Duitsland. De glasvezelinfrastructuur is essentieel, ook voor het investeringsklimaat. De overheid moet die faciliteren, zodat die versneld tot ontwikkeling kan worden gebracht. Daarmee worden de Veenkoloniën rechtstreeks aangesloten op de economische ontwikkelingen elders in Nederland. De heer Zanen (Partij voor het Noorden) vindt dat de regering NoordNederland altijd stiefmoederlijk bedeelt. Het ware beter als in dit deel van Nederland een politieke structuur ontstaat die permanent aandacht besteedt aan de problemen hier en de macht heeft om daar iets aan te doen. Dat ontbreekt momenteel. Hij roept de Kamerleden op om het de regering moeilijk te maken en ervoor te zorgen dat er toch iets terechtkomt van de plannen voor dit deel van Nederland. De voorzitter concludeert dat de organisaties en insprekers heel veel zaken naar voren hebben gebracht. Hij zegt toe dat de Kamerleden alle opmerkingen meenemen in hun inbreng tijdens het algemeen overleg van vanmiddag over de toekomst van de Veenkoloniën. De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Atsma De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hofstra, De wnd. griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Van Leiden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 78
13