Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2002–2003
22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 248
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 31 oktober 2002 Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC). 1. Verordening van het Europese Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong 2. Mededeling: Milieuconvenanten op het niveau van de Gemeenschap binnen het kader van het actieplan inzake de vereenvoudiging en verbetering van regelgeving. 3. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad Inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt 4. Aanbeveling van de Commissie aan de Raad teneinde de Commissie te machtigen onderhandelingen met de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) te openen en te voeren betreffende de voorwaarden en modaliteiten van toetreding van de Europese Gemeenschap Aanbeveling van de Commissie aan de Raad met het oog op machtiging van de Commissie voor het openen van onderhandelingen met de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) over de voorwaarden voor toetreding van de Europese Gemeenschap tot de IMO De Staatssecretaris voor Europese Zaken, A. Nicolaï
KST64026 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 112, nr. 248
1
Fiche 1: Verordening organisatie officiële controles
Titel: Verordening van het Europese Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong
Datum Raadsdocument: nr. Raadsdocument: nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijke ministerie: Behandelingstraject in Brussel:
5 juli 2002 10 987/02 COM(2002)377 def. VWS i.s.m. LNV Vanaf 24/07/02 Raadswerkgroep Landbouw
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het voorstel heeft tot doel alle officiële controles voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong samen te voegen met de volgende kenmerken per productsoort: Vlees: – het opstellen van een op risico’s gebaseerde vleeskeuring; – essentiële rol van de officiële dierenarts, met twee goed gedifferentieerde taken; audits- en inspectietaken; – van «boer tot bord» benadering: boerderij-informatie aanwezig voor alle voor de slacht bestemde dieren; – gezondheid en welzijn van dieren als doelen van de vleeskeuring; – frequentie en intensiteit van de officiële controles op risico gebaseerd; – mogelijk introductie van bedrijfskeurders voor de keuring van pluimvee, konijnen, vleesvarkens en vleeskalveren. Levende tweekleppige dieren: – het continueren van een controleprogramma voor verzamelgebieden ter controle van de microbiologische kwaliteit en de aanwezigheid van toxines en chemische verontreiniging. Melk en melkproducten: – scherp definiëren van de verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten voor deze sector.
Rechtsbasis van het voorstel: art. 152 EG-Verdrag Comitologie: Ja, Permanent Comité voor de Voedselketen en Diergezondheid Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: positief, met het oog op het functioneren van de interne markt verdient het aanbeveling in de gehele Unie dezelfde eisen te stellen.
Nederlandse belangen: Het voorstel biedt een reële kans op de introductie van een op risico’s gebaseerde vleeskeuring op Europees niveau, zoals Nederland al jaren lang nastreeft.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 112, nr. 248
2
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) Met het van kracht worden van deze verordening zullen de huidige bepalingen in de nationale regelgeving op dit terrein moeten worden aangepast of komen deze te vervallen.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: co-decisie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 112, nr. 248
3
Fiche 2: Mededeling: milieuconvenanten
Titel: Mededeling: Milieuconvenanten op het niveau van de Gemeenschap binnen het kader van het actieplan inzake de vereenvoudiging en verbetering van regelgeving.
Datum Raadsdocument: nr. Raadsdocument: nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijke ministerie: Behandelingstraject in Brussel:
25 juli 2002 11 297/02 COM(2002)412 def VROM i.o.m. FIN, EZ, JUST, LNV nog niet bekend
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In de mededeling wordt uiteen gezet hoe voorstellen uit het actieplan «Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving» [COM(2002)278 def. van 05-06-02] inzake co-regulering, zelfregulering en vrijwillige sectorovereenkomsten toepassing kunnen vinden in de context van milieuconvenanten op communautair niveau. De mededeling is tevens bedoeld om uitvoering te geven aan de in het zesde MAP geformuleerde doelstelling om op een kosteneffectieve en snellere wijze tot milieuverbeteringen te komen. De meeste milieuconvenanten komen op spontane wijze tot stand. Volgens de voorstellen in het actieplan, waarbij in deze mededeling uitvoeriger wordt stilgestaan, kan de Commissie nationale milieuconvenanten op communautair niveau echter ook aanmoedigen of erkennen (bij zelf-regulering) of eventueel het gebruik ervan aan de wetgever voorstellen (bij co-regulering). In geval van erkenning door de Commissie moeten de milieuconvenanten aan een aantal in de mededeling genoemde wettelijke basisvoorwaarden voldoen. De Commissie zal bevorderen dat in een groot aantal uiteenlopende sectoren vrijwillige milieu-initiatieven worden genomen en dat milieuconvenanten op communautair niveau tot stand komen. Nu reeds wordt door de Commissie in een beperkt aantal sectoren extra aandacht gegeven aan het tot stand laten komen van een convenant. Het gaat daarbij om de beleidsterreinen PVC, afvalbeheer, klimaatverandering en geïntegreerd productenbeleid. In de mededeling wordt niet duidelijk welke reikwijdte deze mededeling precies heeft en welke milieuconvenanten er onder vallen. Met name over de convenanten ter uitvoering van Europees beleid bestaat onduidelijkheid. Tevens wordt uit de mededeling niet duidelijk hoe handhaving, nakoming en toetsing door de rechter kan worden gewaarborgd.
Rechtsbasis van het voorstel: Voor het uitbrengen van een mededeling is geen rechtsbasis vereist. Voor wat betreft het gebruik van convenanten geldt dat het EG-verdrag geen specifieke bepalingen bevat over convenanten. De Commissie wil echter het gebruik ervan mogelijk maken om de onder punt 10a genoemde redenen. Voorzover convenanten gebruikt worden ter implementatie van Europese regelgeving, wordt met deze mededeling verdere invulling gegeven aan art. 249, 3e zin, EG («lidstaten hebben de bevoegdheid nationale vorm en middelen ter implementatie te kiezen»). Aan de andere kant dienen convenanten te voldoen aan de criteria die zijn uiteen-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 112, nr. 248
4
gezet in de mededeling. Vooral van belang zijn de bepalingen uit het verdrag over interne markt, mededinging en staatssteun.
Comitologie: N.v.t. Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: Subsidiariteit: in strikte zin n.v.t., het betreft een mededeling. Omdat de reikwijdte van de mededeling nog niet voldoende duidelijk is, is het moeilijk in dit stadium aan te geven of communautair optreden voordelen oplevert t.o.v. nationaal optreden op het gebied van het sluiten van convenanten. Proportionaliteit: positief. De Commissie zal zelf geen partij worden in de milieuconvenanten, ze zijn bedoeld als instrument dat door de markt wordt gestuurd en die, indien wordt voldaan aan een aantal eisen, door de Commissie kunnen worden erkend. Deregulering: positief. In de mededeling wordt gesteld dat het afsluiten van convenanten op communautair niveau en de erkenning daarvan door de Commissie kan zorgen voor een vermindering van het gebruik van EG en nationale regelgeving. Nederlandse belangen: De Nederlandse belangen zijn groot. In Nederland zijn immers reeds veel convenanten afgesloten, zowel op milieugebied als daarbuiten. Met name geldt dit de gebieden afvalbeheer en klimaatverandering, waar de Commissie blijkens haar mededeling extra aandacht aan zal besteden. Onduidelijk is hoe met de samenloop van nationale en communautaire convenanten wordt omgegaan. Vooralsnog is tevens onduidelijk hoe de mededeling zich verhoudt tot het kabinetsbeleid inzake convenanten. In Nederland wordt op dit moment een evaluatie uitgevoerd van het instrument milieuconvenanten binnen het totale juridisch instrumentarium. Aan de hand van de resultaten van deze evaluatie zal worden bezien hoe in het vervolg zal worden omgegaan met milieuconvenanten. In verband met deze evaluatie en vanwege de twijfelachtige subsidiariteit zal in beginsel terughoudend moeten worden omgegaan met erkenning door de Commissie van reeds bestaande nationale convenanten en daarnaast ook met het afsluiten van Europese convenanten op gebieden waarop Nederland reeds convenanten heeft afgesloten (mocht de Commissie daar in de mededeling op doelen).
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) De opmerkingen die in dit fiche zijn gemaakt gelden tevens voor de decentrale overheden
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: n.v.t. (mededeling)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 112, nr. 248
5
Fiche 3: Richtlijn warmtekrachtkoppeling
Titel: Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad Inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt
Datum Raadsdocument: 29 juli 2002 nr. Raadsdocument: 11 381/02 nr. Commissiedocument: COM(2002)415 def Eerstverantwoordelijke ministerie: EZ i.o.m. VROM Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Energie, eerste behandeling 8 oktober 2002. Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Commissie beoogt drie hoofddoelen met de richtlijn: verminderen energie-afhankelijkheid van de EU; behalen Kyoto-doelen en verhogen leveringszekerheid. De richtlijn bevat de volgende elementen: de definitie van elektriciteit die met een warmtekrachtcentrale (waarbij de restwarmte van de elektriciteitsproductie nuttig wordt gebruikt), hierna WKK- (= warmte kracht koppeling) stroom, is opgewekt; de plicht voor lidstaten om desgevraagd WKK-bedrijven een verklaring «Garantie van Oorsprong» van WKK-stroom te geven zodat WKK-stroom internationaal beter verhandeld kan worden; uitvoeren van potentieelstudies voor de toepassing van WKK; in kaart brengen van financiële ondersteuning van WKK; verzekeren van nettoegang; wegnemen van administratieve belemmeringen.
Rechtsbasis van het voorstel: artikel 175 EG-verdrag Comitologie: n.v.t. Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: Subsidiariteit: positief Proportionaliteit: negatief Het voorstel beoogt harmonisering van de definitie van WKK-stroom. Echter, bij de behandeling van de richtlijn stroometikettering is al gebleken dat er bij de lidstaten géén behoefte bestaat aan een dergelijke EU-definitie aangezien het erg gecompliceerd is om naast het differentiëren naar brandstof (olie, kolen, gas, kernenergie) ook nog te differentiëren naar techniek (WKK-stroom en andere stroom). Daarnaast verschillen de diverse steunregimes en blijven de grenzen voor steun gesloten zodat ook dit geen definitie vereist. Juist op dit punt zouden voorstellen, zoals harmoniseren van de financiële ondersteuning van WKK en richtsnoeren voor net-toegang, nuttig zijn. Helaas worden die niet gedaan en beperkt de richtlijn zich tot niet nader uitgewerkte rapportageverplichtingen. Deregulering: negatief. De richtlijn zal tot nieuwe, moeilijk te handhaven regels (met name die inzake de definitie van WKK) leiden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 112, nr. 248
6
Nederlandse belangen: De doelstelling van het voorstel spoort geheel met de Nederlandse belangen. Echter, de elementen in het voorstel leiden niet tot het bereiken van deze doelstelling. In de uitwerking strookt het voorstel niet geheel met de Nederlandse beleidsontwikkelingen Een probleem is namelijk de definitie van WKK-stroom die niet spoort met de Nederlandse benadering. Deze kent, i.t.t. de Nederlandse definitie, arbitraire criteria om te bepalen of iets WKK-stroom is of niet en doet geen recht aan de daadwerkelijke milieuprestatie. Gezien de opstelling van de lidstaten in de Raadswerkgroep is het de verwachting dat de Nederlandse aanpak wel binnen het kader van het uiteindelijke richtlijn zal passen. Dit vereist wel een aanpassing van het huidige Commissievoorstel.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) geen Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 112, nr. 248
7
Fiche 4: Aanbeveling onderhandelingen ICAO – IMO
Titel: •
•
Aanbeveling van de Commisie aan de Raad teneinde de Commissie te machtigen onderhandelingen met de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) te openen en te voeren betreffende de voorwaarden en modaliteiten van toetreding van de Europese Gemeenschap Aanbeveling van de Commisie aan de Raad met het oog op machtiging van de Commissie voor het openen van onderhandelingen met de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) over de voorwaarden voor toetreding van de Europese Gemeenschap tot de IMO
Datum Raadsdocument: nr. Raadsdocument: nr. Commissiedocument: Eerstverantwoordelijke ministerie:
9 april 2002 7826/02 SEC(2002)381 def V&W i.o.m. BZ, VROM, JUST
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Vervoer, Transportraad 2e helft 2002 Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het voorstel omvat twee aanbevelingen die gezamenlijk aan de Raad voorgelegd worden. In de aanbevelingen verzoekt de Commissie de Raad om haar te machtigen onderhandelingen te openen over de toetreding tot respectievelijk de ICAO en de IMO. De Commissie constateert dat de Gemeenschap intern in de afgelopen jaren reeds een uitgebreide wetgeving heeft opgebouwd op de gebieden luchtvaart en zeevaart. Daarom komt haar volgens het AETR-principe de juridische bevoegdheid toe tot extern optreden op deze beleidsterreinen. Momenteel heeft de Commissie binnen de ICAO en IMO slechts een waarnemersstatus. Deze status geeft de Commissie echter te weinig handelingsbevoegdheden, aldus de aanbeveling. Zo heeft de Commissie niet voldoende toegang tot documenten en vergaderingen en is de interne coördinatie tussen de lidstaten niet voldoende gewaarborgd. Overigens is de positie van de Commissie in IMO en ICAO verschillend: anders dan in ICAO heeft de Commissie in IMO de status van permanent waarnemer wat haar binnen IMO een betere toegang tot documenten / vergaderingen biedt dan in ICAO. De Commissie vraagt daarom aan de Raad een mandaat om te onderhandelen met ICAO en IMO over toetreding tot deze organisaties en over de daartoe benodigde wijziging van de oprichtingsverdragen van deze organisaties. Volgens de verdragen van Chicago (ICAO) en Genève (IMO) kunnen namelijk alleen staten het lidmaatschap verkrijgen. Aangezien de Commissie reeds voorziet dat dergelijke onderhandelingen de nodige tijd zullen kosten vraagt zij de lidstaten ook om toe te stemmen in enkele maatregelen voor de korte termijn. Het gaat dan met name om het aanwijzen van permanente vertegenwoordigers van de Gemeenschap ter plaatse en om het vaststellen van communautaire procedures om doeltreffende deelname aan de werkzaamheden van beide organisaties mogelijk te maken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 112, nr. 248
8
Rechtsbasis van het voorstel: artikel 300 EG-verdrag Comitologie: n.v.t. Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: Subsidiariteit: positief t.a.v. verbetering coördinatieprocedures en aanwijzing permanent vertegenwoordigers van de Gemeenschap; vooralsnog afhoudend t.a.v. toetreding tot IMO/ICAO. Proportionaliteit / Deregulering: positief, voorstel brengt geen nieuwe regelgeving met zich mee. Nederlandse belangen: Bij het externe optreden van de Gemeenschap in internationale fora als ICAO en IMO moet steeds afgewogen worden of de Nederlandse belangen het best tot uiting komen door directe vertegenwoordiging door Nederland of door vertegenwoordiging via de EU. De EU kan een groter gewicht in de schaal leggen, doch (gecoördineerd) zelfstandig optreden van de lidstaten kan (in verband met de eigen dynamiek van multilaterale onderhandelingen) onder omstandigheden – ook met het oog op Europese belangen – effectiever zijn. Die ruimte dient te blijven voor een afweging per concreet geval.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t. Rol EP in de besluitvormingsprocedure: adviesrecht (volgens artikel 300, lid 3 EG-verdrag)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 22 112, nr. 248
9