Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1987-1988
2
Rijksbegroting voor het jaar 1988
20200 Hoofdstuk X Ministerie van Defensie
Nr. 52
BRIEF V A N DE STAATSSECRETARIS V A N DEFENSIE 1 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 28 juni 1988
1 Het rapport van de stuurgroep herstructurering onderhoud ligt op de bibliotheek ter inzage.
Al geruime tijd bestaat de overtuiging dat het onderhoud in de nationale sector op doelmatigheid en effectiviteit moet w o r d e n bezien. Aanleiding daarvoor waren de gehanteerde onderhoudsnormen die nog grotendeels zijn gebaseerd op minder geavanceerd materieel en de getrapte wijze van uitvoering van het onderhoud. De «geëchelonneerde» uitvoering van het onderhoud is om operationele redenen wel nodig bij het Eerste legerkorps, maar veroorzaakt in de nationale sector onnodige verdeling van onderhoudscapaciteit. De resultaten van het in de memorie van toelichting bij de Defensiebegroting 1988 aangekondigde onderzoek wijzen uit dat het onderhoud in de nationale sector van de koninklijke landmacht de komende vier jaar doelmatiger en vierde echelon worden georganiseerd. Daartoe zal een nieuwe onderhoudsorganisatie worden ingevoerd waarin de nationale sector in drie regio's wordt ingedeeld en waarin de verantwoordelijkheden worden geconcentreerd bij het Nationaal Logistiek Commando. ledere regio krijgt een hersteleenheid bestaande uiteen hoofdwerkplaats en een aantal op de behoefte afgestemde regio-werkplaatsen. Daarnaast worden drie speciale hersteleenheden geformeerd. Voorts zijn de normen voor het onderhoud meer afgestemd op de eigenschappen van het materieel en op de omstandigheden waarin het wordt gebruikt. Tenslotte zal het onderhoud van het tweede, derde en vierde echelon worden geïntegreerd. Een belangrijk voordeel voor de gebruiker zal zijn dat het onderhoud in de regel op of nabij zijn locatie wordt uitgevoerd. Tevens zal door het hanteren van nieuwe onderhoudsnormen een besparing op de huidige onderhoudscapaciteit kunnen worden bereikt. Voor de uitvoering van het geheel aan voornemens is een projectmatige aanpak vereist. Daartoe is heden een projectteam onder voorzitterschap van brigade-generaal ir. G. M. van der Laan ingesteld. Het team heeft tot taak om de nieuwe onderhoudsorganisatie geleidelijk in te voeren en de daaraan verbonden personele gevolgen in nauw overleg met de betrokken instanties en belangenverenigingen nader uit te werken. Er is gekozen voor een stapsgewijze aanpak waarbij de invoering voortdurend kan worden getoetst en - waar nodig - op onderdelen kan worden bijgesteld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. X, nr. 52
1
In de nieuwe onderhoudsorganisatie zal de totale werklast van ongeveer 3 miljoen manuren/jaar verminderen tot ongeveer 2,4 miljoen manuren/ jaar. Daardoor zullen naar verwachting uiteindelijk ongeveer 400 burgerwerknemers en 120 militairen moeten worden herplaatst of afvloeien. Ik ben me ervan bewust dat voor velen een periode van onzekerheid aanbreekt. Daarom heeft het projectteam als belangrijke taak om op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te geven over de toekomst van het personeel en te waken voor de benodigde zorgvuldigheid. De herstructurering is niet mogelijk zonder functies te laten vervallen of de inhoud van de functies te wijzigen of het personeel te verplaatsen. Daartoe moet een beroep worden gedaan op de flexibiliteit van het burger- en militair personeel dat bij de reorganisatie is betrokken. In dit verband wijs ik op de relatie tussen de herstructurering en de afslankingsoperatie. De personeelsreductie zal zoveel mogelijk worden verwezenlijkt binnen de termijn waarin de afslanking is voorzien. Het Sociaal Beleidskader Defensie, dat in het kader van de afslanking alleen op burgerpersoneel van toepassing is, geldt dan ook voor deze herstructurering. Zover er sprake is van gevolgen voor burgerpersoneel in de periode na de afslankingsoperatie zal ik, indien de noodzaak daartoe aanwezig is, een op dezelfde uitgangspunten gebaseerd flankerend beleid vaststellen. Over de inhoud van dit flankerend beleid bent u op 9 mei j l . per brief van de Ministervan Defensie (Tweede Kamer 19 827 nr. 62) op de hoogte gesteld. Alle inspanningen zullen erop zijn gericht gedwongen ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen. Personeelsleden van wie de functie vervalt komen in principe in aanmerking voor herplaatsing. Een aantal oudere ambtenaren zal in de gelegenheid worden gesteld op basis van vrijwilligheid de dienst te verlaten met gebruikmaking van de wachtgeldregeling. Militairen van wie de functie als gevolg van de herstructurering vervalt worden verplaatst in het kader van de jaarlijks op te stellen verplaatsingsplannen. Hun herplaatsing is gericht op de vervulling van vacatures elders binnen de Koninklijke landmacht. De plannen voor herstructurering zullen onderwerp van bespreking zijn met alle betrokken instanties en in de daarvoor in aanmerking komende overlegfora. Met de herstructurering van het onderhoud in de nationale sector van de Koninklijke landmacht zijn de doelmatigheid en effectiviteit van het onderhoud gediend. Met deze brief heb ik u inzicht willen geven in de nieuwe opzet ervan en in de belangrijkste gevolgen. Over de voortgang van het project zal ik u op de hoogte houden. De Staatssecretaris van Defensie, J. van Houwelingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 2 0 2 0 0 hfdst. X, nr. 52
2
HOOFDLIJNEN HERSTRUCTURERING O N D E R H O U D NATIONALE SECTOR Inleiding In de memorie van toelichting bij hoofdstuk X (Defensie) van de Rijksbegroting voor het jaar 1988 is meegedeeld dat de Koninklijke landmacht een onderzoek was begonnen naar de verbetering van de doelmatigheid en effectiviteit van het onderhoud in de nationale sector. Dit betrof de gehele landmachtorganisatie met uitzondering van het Eerste legerkorps. Het onderzoek is begonnen in april 1987; onlangs werd het rapport ingediend. Een stuurgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van de functionele deelgebieden van de Koninklijke landmacht en van de belangrijkste ressorts uit de nationale sector, Nationaal Logistiek Commando, Nationaal Territoriaal Commando, Commando Opleidingen K1, heeft het onderzoek geleid. Aanleiding onderzoek De onderhoudsstructuur in de Koninklijke landmacht kent vijf echelons: het eerste echelon betreft het eenvoudige onderhoud door de gebruiker, het vijfde echelon het meest ingrijpende onderhoud en grote modificaties, het zogenoemde basisonderhoud. Deze echelonnering stoelt zowel op technische overwegingen zoals moeilijkheidsgraad en toepassing van speciaal gereedschap als op de tactische hersteltijden die gelden bij het legerkorps te velde. Een dergelijke echelonnering van het onderhoud van materieel bij de verschillende ressorts van de nationale sector betekent evenwel een versnippering van de onderhoudscapaciteit. Door het herhaald overdragen van materieel tussen de verschillende echelons en de daarmee samenhangende technische en administratieve handelingen wordt bovendien de beschikbaarheid ongunstig beïnvloed. Door de groei van het aantal rupsvoertuigen dreigt de capaciteit voor het onderhoud voor dit materieel te klein te worden. Bovendien vragen de eigenschappen van modern materieel, nieuwe onderhouds- en oplegmethodieken en het gebruik van het materieel in de nationale sector om aanpassing van het onderhoud om te voorkomen dat in een aantal gevallen onnodig veel onderhoud wordt uitgevoerd. Al deze aspecten waren aanleiding bij het onderhoud te zoeken naar een doelmatiger en effectiever opzet van het onderhoud in de nationale sector, gegeven het huidige en toekomstige bestand aan materieel. Onderzoek In het onderzoek is eerst vastgesteld welke onderhoudswerkzaamheden nodig zijn per uitrustingsstuk, rekening houdend met de gebruiksintensiteit en de vereiste gebruiksgereedheid van dat materieel. Dat leverde nieuwe onderhoudsnormen op die - te zamen met de vereiste materiële inzetbaarheid - bepalend zijn voor de totale onderhoudswerklast. Daarna is bezien welk deel van het werkpakket voor uitbesteding in aanmerking kan komen. Vervolgens werd een model voor een zo effectief mogelijke onderhoudsstructuur ontwikkeld. Na vergelijking van de huidige structuur met dat model konden maatregelen ter verbetering worden vastgesteld. Onderhoudsnormen Onderhoudsnormen geven aan welk onderhoud wanneer en op welk echelon moet worden uitgevoerd en hoeveel tijd daarvoor nodig wordt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. X, nr. 52
3
geacht. Onderhoud wordt onderscheiden in preventief (het materieel gebruiksgereed houden) en correctief onderhoud (reparaties). De normen voor dat onderhoud worden bepaald door de eigenschappen van het materieel, de eisen waaraan het moet voldoen en de wijze waarop het wordt gebruikt. Uit het onderzoek is gebleken dat de huidige normen van het onderhoud in de nationale sector moeten worden herzien. Nu zijn nieuwe onderhoudsnormen voorzien waarbij per uitrustingsstuk onderscheid wordt gemaakt naar de manier waarop en de omstandigheden waarin het wordt gebruikt. Tevens wordt rekening gehouden met nieuwe onderhouds- en preserveringstechnieken. Daarbij is het van belang of het materieel is opgelegd voor mobilisatie of juist intensief wordt gebruikt bij opleidings- of parate eenheden in de nationale sector. Ervaringen in het buitenland en in de eigen organisatie leerden dat voor het merendeel van het in gebruik zijnde materieel het aantal onderhoudsbeurten kan worden gehalveerd. Daarnaast blijkt een verdere rationalisatie van het onderhoud mogelijk door de verschillende onderhoudshandelingen beter op elkaar af te stemmen. Geconstateerd is dat opgelegd materieel in het algemeen voldoende heeft aan een onderhoudsinterval van één of meer jaren in plaats van - overwegend - halfjaarlijks onderhoud. Tenslotte is gebleken dat zowel preventief als correctief onderhoud aan opgelegd materieel sterk kan worden vereenvoudigd. Daardoor kan de aan onderhoud te besteden tijd tot 50 respectievelijk 25% worden teruggebracht ten opzichte van materieel dat in gebruik is. Uitbesteding Bij het onderzoek naar mogelijke uitbesteding van onderhoudswerkzaanv heden is eerst vastgesteld welk onderhoud daarvoor in beginsel in aanmerking komt. Van primair belang is het antwoord op de vraag of er een operationele noodzaak is bepaalde onderhoudswerkzaamheden in de eigen organsiatie uit te voeren. Daarnaast spelen andere factoren een rol, onder andere technische, economische en personele. Uit het onderzoek is gebleken dat in beginsel het noodzakelijke basisonderhoud (vijfde echelon) en het eerste tot en met het vierde echelonsonderhoud aan opgelegd materieel kunnen worden uitbesteed. Hetzelfde geldt voor een deel van het materieel dat bij opleidingen in gebruik is en voor een deel van het componentenherstel. Aan de moderne wielvoertuigen behoeft, om technische, redenen, geen basisonderhoud te worden uitgevoerd. Het basisonderhoud is beperkt tot rupsvoertuigen, waartoe ook de complexe wapensystemen behoren. Daarvoor beschikt de Koninklijke landmacht over 574 Tankwerkplaats. Deze dient op grond van technische (kennis), logistieke en economische overwegingen tenminste over een minimale capaciteit te blijven beschikken. Dit is nodig voor proefrevisies, basisonderhoud aan kleine series en componentenherstel dat op operationele gronden niet wordt uitbesteed. Die capaciteit is nu vastgesteld op 355 000 manuren/jaar; deze was 392 000 manuren/jaar. Waar dat doelmatig is zal het basisonderhoud worden uitgevoerd in samenwerking met de industrie. Naar de mogelijke mate van uitbesteding in de andere echelons moet nog nader onderzoek worden verricht. Dat is nodig omdat nog niet vaststaat of uitbesteding op die niveaus tot besparingen kan leiden. Voor dit nadere onderzoek wordt op kleine schaal het onderhoud van DAFvoertuigen aan een rijschool uitbesteed. Onderhoudsstructuur In de nationale sector beschikken de commando's nu in het algemeen over een eigen onderhoudsorganisatie, eerste en tweede echelon, omdat.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. X, nr. 52
4
in tegenstelling tot het Eerste legerkorps, de te steunen eenheden zich overwegend op vaste locaties door het gehele land bevinden. Vastgesteld is nu dat het onderhoud van de verschillende echelons in die sector en de daarbij behorende onderhoudsorganisatie voor een belangrijk deel kunnen worden geïntegreerd. Op grond van die vaststelling wordt een geïntegreerde, regionale onderhoudsorganisatie onder leiding van de commandant Nationaal Logistiek Commando (NLC) ingesteld. Die organisatie zal bestaan uit drie regionale hersteleenheden en drie speciale hersteleenheden (zie bijlage A). Deze speciale hersteleenheden worden opgericht omdat in een aantal gevallen centralisatie of specialisatie op doelmatigheidsgronden noodza keiijk blijft. Door die onderhoudsorganisatie onder de verantwoordelijkheid van de commandant NLC te plaatsen worden de commandanten van de andere ressorts in de nationale sector, het Nationaal Territoriaal Commando en het Commando Opleidingen KL, ontlast van een aantal onderhoudstaken. De nieuwe onderhoudsstructuur wordt bovendien beter afgestemd op de territoriale structuur. Integratie van echelons zal vooral leiden tot een doeltreffender onderhoudsinspanning en tot kortere doorlooptijden waardoor het materieel sneller terug is bij de gebruiker. Tegelijkertijd kan door de regionalisatie het onderhoud in de regel op of nabij de locatie van de gebruiker worden uitgevoerd. Die «klantgerichte» structuur wordt verwezenlijkt door binnen een regio min of meer zelfstandige werkplaatsen te laten functioneren op of nabij de locatie van de klant. Die werkplaatsen verrichten alle werkzaamheden van het tweede en derde echelon en bepaalde taken van het vierde echelon. Bovendien verrichten zij alleen voor het opgelegde materieel het onderhoud van het eerste echelon. Het eerste-echelonsonderhoud aan materieel dat in gebruik is blijft berusten bij de gebruiker. Onderhoudsorganisatie ledere regio krijgt een hersteleenheid bestaande uit een hoofdwerkplaats en een aantal op de behoefte afgestemde regio-werkplaatsen. De hoofdwerkplaatsen zullen over voldoende capaciteit beschikken om componentenherstel uit te voeren en om piekaanbod van de regio-werkplaatsen op te vangen. De drie regionale hersteleenheden zijn: - 750 Hersteleenheid Zuid, te vormen uit 569 Herstelwerkplaats in Dongen; - 760 Hersteleenheid Oost, te vormen uit 570 Herstelwerkplaats in Nieuw Milligen; - 770 Hersteleenheid West, te vormen uit 575 Technische Dienst Centrale Werkplaats in Utrecht. De drie speciale hersteleenheden zijn: - 780 Hersteleenheid, voortkomend uit 102 Herstelwerkplaats in Wezep; - 785 Hersteleenheid, voortkomend uit 527 Electronische Centrale Werkplaats in Dongen; - 790 Hersteleenheid, voortkomend uit 574Tankwerkplaats in Leusden. Bij de verdeling van de werklast over de speciale werkplaatsen moest een keuze worden gemaakt tussen 102 (Wezep) en 502 (Alphen) Herstelwerkplaats, omdat er in de nieuwe opzet te weinig werk is voor beide werkplaatsen. Voor de toe te wijzen werklast zou 502 Herstelwerkplaats moeten worden uitgebreid; de faciliteiten van de werkplaats zijn te klein en kwalitatief onvoldoende. 102 Herstelwerkplaats beschikt wel over de geschikte accommodatie en daarom zal 502 Herstelwerkplaats worden opgeheven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. X, nr. 52
5
Personele consequenties Op grond van de huidige onderhoudsnormen en echelonnering van het onderhoud is de werklast nu ongeveer 3 miljoen manuren/jaar. In de nieuwe opzet zal de totale onderhoudswerklast in de nationale sector ongeveer 2,4 miljoen manuren/jaar bedragen. Uit het rapport blijkt dat de vermindering van de werklast zal leiden tot een minderbehoefte aan formatieplaatsen. Die betreft 830 functies voor burgerpersoneel en 185 functies voor militairen. Een aantal daarvan is niet bezet. Door de reorganisatie zullen naar verwachting uiteindelijk ongeveer 520 burgerwerknemers en 120 militairen worden herplaatst of moeten afvloeien, uitgaande van de in het rapport gehanteerde peildatum van 1 januari 1987. Hierbij wordt opgemerkt dat als gevolg van personeelsverloop het bestand aan burgerpersoneel inmiddels met ongeveer 6% is teruggelopen. Deze reducties zullen bij de verdere verwezenlijking van de reorganisatie door het projectteam per betrokken organisatie-element nader worden uitgewerkt. De beslissingen hierover zullen eind 1989, begin 1990 worden genomen. Dat is gekoppeld aan het tijdstip waarop de reorganisatie van de regio Zuid zal zijn verwezenlijkt (zie bijlage B). Invoering De nieuwe organisatie van het onderhoud in de nationale sector van de Koninklijke landmacht zal geleidelijk worden ingevoerd. De complexiteit van de herstructurering vergt naast een gedegen voorbereiding een zorgvuldige begeleiding. Hiertoe is het projectteam «Invoering van de herstructurering van het onderhoud in de nationale sector» ingesteld. Er is gekozen voor een stapsgewijze aanpak waarbij de invoering voortdurend kan worden getoetst en - waar nodig - op onderdelen kan worden bijgesteld. Voor een verantwoorde invoering is een verscheidenheid aan acties nodig zoals: - voeren van georganiseerd overleg; - aanpassen van de documentatie aan de nieuwe echelonnering en onderhoudsnormen; - ontwikkelen van nieuwe procedures; - formuleren van plannen en realiseren van aanpassingen met betrekking tot de infrastructuur; - ontwikkelen van nieuwe functiebeschrijvingen. De herstructurering wordt begonnen in het gebied Venlo/Roermond/ Beek/Weert/Valkenswaard. Van daaruit volgen de gehele zuidelijke regio en de rest van de nationale sector (zie het in bijlage B vermelde tijdschema). Kosten De nieuwe werkverdeling over de werkplaatsen vergt investeringen in infrastructuur, die budgettair neutraal kunnen worden gefinancierd. De totale exploitatiekosten zullen - bij volledig uitvoering van de in het rapport genoemde plannen - met ongeveer f 20 miljoen per jaar afnemen. Daarmee levert dit project een bijdrage in de kortingen die samenhangen met de afslankingsoperatie. Overleg/voortgang Het hier uiteengezette voornemen tot herstructurering van het onderhoud bij de nationale sector van de landmacht zal onderwerp van bespreking zijn met de belangenverenigingen van militair personeel en met de centrales van overheidspersoneel. Ook zullen de plannen met de dienstcommissies en met de onderdeelsoverlegorganen worden besproken. Met het oog op de vele personele gevolgen van de herstructurering zullen de belangenverenigingen van militair personeel en de centrales van overheidspersoneel bij de begeleiding van het project worden betrokken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. X, nr. 52
6
Bijlage A
C?=£
c? '/^"ft-t**,
7 Ct*<e fto/ea
HcojAa/o>
n*»it*Uc
Sri,~f* * «
r r«-v«» VHti
WEST
•^Hr/niruy
tftUt.
ruMifttt
760 Hersteleenheid
/Mn.+s-U>ri
• MÜW^SKm
fTyJsrxdi
•\HdlK4
füfë Jt-TtUjênS •*** ~*fiÊttm1\
ZxrtU.
t*4Jrsi»*-p
dhfi
**r*
Lettete
f**r/trviir
*<*xi
fan**
rö
OOST>
770 Hersteleenheid
Vo
J
\ *****
tc*tsi*st
StArt^ji/^t.'
Jt**vOL. J<*y*a.
CuU»>W
^ / • t
s.y*
fomnltfin^Wf/'
C / j * «•/•*», ƒ
A^rWït Oy-ic^tffT
Jrct
ZUID 750 Hersteleenheid
?.eS-CSrsn3
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. X, nr. 52
7
ORGANISATIE - HERSTELEENHEDEN
NATIONAAL LOGISTIEK COMMANDO
750
760
770
Herstel-
Herstel-
Herstel-
eenheid
eenheid
eenheid
ZUID
OOST
WEST
780
790
785
Herstel-
Herstel-
Herstel-
eenheid
eenheid
eenheid
ORGANISATIE REGIOHERSTELEENHEID
REGIO HERSTELEENHEID
REGIO-STAF
REGIO
REGIO HOOFD-
WERKPLAATSEN
WERKPLAATS
r
PRODUKTIE
MOBIELE
DEPEN-
MOBIELE
AFDELINGEN
PLOEGEN
DANCES
PLOEGEN
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. X, nr. 52
8
BIJLAGE B
CONCEPT PLANNING
IMPLEMENTATIE
HONS
l-6-'88 LR/Bewindslieden Startregio St 569 Hrstwkpl -> St 750 Hrstehd Goedkeuring LR evaluatie eindrapport Rest regio Zuid Reorganisatie St NLC Overdracht componenten herstel St 570 Hrstwkpl -> St 770 Hrstehd Regio Oost St 575 Tdctrwkpl -> St 760 Hrstehd Regio West 102 Hrstwkpl -> 780 Hrstehd 527 ECW -> 785 Hrstehd 574 Tkwkpl -> 790 Hrstehd 502 Hrstwkpl afbouw
STUDIE VOORBEREIDEN UITWERKEN (REALISATIEFASE) •
- KRITISCHE BESLUITVORMING
BBS • Bedrijfs Besturings Systeem
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hfdst. X, nr. 52