Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1978-1979
15 329
Gang van zaken bij de KLM-vestiging te New York
Nr. 6
BRIEF VAN DE VOORZITTER 's-Gravenhage, 19 december 1978 Aan de voorzitter van de vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat Zeer geachte heer Schakel, Zeer geachte mevrouw Smit-Kroes, Hierbij heb ik de eer u het verslag toe te sturen van het onderzoek dat ik op verzoek van uw commissie en van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heb gedaan naar het verstrekken van «gratis» reisbiljetten door de KLM aan politici sinds 1 januari 1973. Met vriendelijke groeten, A. Vondeling
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 6
1
Verslag van een onderzoek door de kamervoorzitter naar het gebruik maken van «gratis» vervoerbewijzen aan politici verschaft door de KLM in de periode sinds 1 januari 1973 Algemeen Op 7 november 1978 werd mij door de vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat gevraagd een onderzoek te doen naar het verschijnsel van het verstrekken van «gratis» vervoerbewijzen aan politici (bijlage 1). Op 15 november overhandigde de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat mij een lijst met de namen van drie politici, die van de KLM een gratis reisbiljet kregen. Naar aanleiding daarvan verzocht ik mevrouw Smit-Kroes om nadere inlichtingen (bijlage 2). De Staatssecretaris antwoordde mij op 23 november en 1 december dat: «Behalve in een enkel geval is het initiatief voor het geven van de tickets altijd van de KLM uitgegaan en is nooit door betrokkenen daarom verzocht. De lijsten die ik heb overhandigd, zijn menselijkerwijs gesproken volledig. De KLM-directie heeft mij verzekerd dat zij bereid is alle inlichtingen te geven die u nodig acht. De vraag naar de omvang van de groep andere relaties in het kader van de gratis tickets uitgegeven door de KLM geeft het volgende totaalbeeld te zien. 1 april 1 april 1 april 1 april 1 april
1973-31 1974-31 1975-31 1976-31 1977-31
maart maart maart maart maart
1974 1975 1976 1977 1978
105 92 131 94 112
In deze cijfers zijn begrepen ook de ambtenaren en politici die ik reeds eerder aan u heb doorgegeven.» In brieven van 3,8,13, en telefonische mededelingen op 14,15,17, 18 en 19 december ontving ik van de KLM-directie inlichtingen opvragen die bij mij rezen naar aanleiding van de verstrekte gegevens. Tot die inlichtingen behoorden ook mededelingen over een in de pers genoemd nieuw geval van verstrekking van (zogenaamde gratis) biljetten aan een politicus; een geval dat niet aan mij was gerapporteerd. Ik heb dat alsnog in mijn onderzoek betrokken, evenals de twee gevallen van oud-politici die mij daarna nog door de Staatssecretaris werden gemeld op 14 december. De uitkomsten van het onderzoek A. Al bij een eerste toetsing van de gegevens over de drie politici die KLM op een lijst had geplaatst, bleek dat één geval daar ten onrechte op stond. De vergissing was het gevolg van een openstaande rekening ten name van een toenmalig politicus, die aan het einde van een jaar een reis had gemaakt. Die rekening bleek echter aan het begin van het nieuwe jaar, direct na terugkeer van de betrokkene, door hem te zijn voldaanl De KLM heeft voor die vergissing haar verontschuldiging gemaakt aan de betrokkene, aan de Staatssecretaris en aan mij. B. Het tweede geval betrof een nog openstaande rekening ten name van een oud-minister. Toen ik de betrokkene om nadere inlichtingen vroeg, meende deze dat het niet door de KLM declareren van een gedeelte van de gemaakte kosten «als een geste van de KLM ten gunste van een goede klant» beschouwd diende te worden. Bovendien meende de betrokkene zich te herinneren, dat het geboden voordeel in feite voor het grootste deel aan het Rijk ten goede zou zijn gekomen. Ook wees de oud-bewindsman er mij op - en hij staafde dat
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 329, nr. 6
2
met bewijsstukken - dat hij direct na zijn vertrek nog een aanvullende rekening van de KLM had betaald «ondanks het feit dat dit naar mijn mening ten laste van het ministerie behoorde te komen. Ik had er echter geen behoefte aan om als ex-bewindsman daarover met het departement contact op te nemen. Van enig in privé genoten voordeel kan per saldo niet of nauwelijks worden gesproken.» Naar aanleiding van deze gegevens heb ik mij gewend tot de SecretarisGeneraal van het departement, waarvan betrokkene het hoofd was ten tijde van zijn ministerschap. Aan hem stelde ik de volgende vier vragen: a. Als de KLM de op de lijst vermelde rekening direct na het ontstaan van de vordering aan het departement had aangeboden, zou die dan zijn betaald? Het antwoord luidde bevestigend. b. Als dat nu nog zou gebeuren, hoe zou het departement daar dan tegenover staan? Het antwoord was dat alsnog tot betaling zou worden overgegaan. In dat geval zou zeker ook het bedrag dat de minister voor eigen rekening had genomen alsnog aan hem worden vergoed! c. Is het, met andere woorden, te verdedigen dat het openstaande bedrag beschouwd kan worden als een «gebaar» van de KLM aan het ministerie en niet als een gebaar tegenover de betrokkene? Het antwoord op die vraag was eveneens bevestigend. d. Had de KLM niet beter gedaan zich bij u nader te oriënteren, alvorens de naam aan de Staatssecretaris en aan mij toe te sturen? Ook dat antwoord was bevestigend, «al was het alleen maar omdat daarmee zowel u als mij werk zou zijn bespaard.» Inmiddels is mij meegedeeld, dat de KLM alsnog de nota aan het ministerie heeft aangeboden en dat de desbetreffende betalingsopdracht door het ministerie is verzonden. De betrokken politicus is er overigens wel, dankzij dit onderzoek ruim f 600 beter door geworden! C. Het derde geval kan ik zonder bezwaar met name noemen, omdat de betrokkene zelf de publiciteit heeft gezocht, althans niet heeft geschuwd. Het betreft onze collega Van Zeil. De gang van zaken is als volgt geweest.: Op 9 november 1978 zond de heer Van Zeil mij een uitvoerige bevestiging van een gesprek dat wij op 7 november hadden op zijn verzoek. Dat gesprek ging over zijn veelvuldige adviezen, eerst aan het West-Indische bedrijf van de KLM en later aan de Antilliaanse Luchtvaartmaatschappij (ALM) en de Surinaamse Luchtvaartmaatschappij (SLM). Die adviezen begonnen in 1964 in zijn kwaliteit als vakbondsbestuurder en hebben tot in dit jaar geduurd. Als zodanig heeft hij voor de gegeven adviezen en verleende medewerking twee reisbiljetten van de directeur van de SLM gekregen. Die biljetten zijn niet door Van Zeil gebruikt; de geldigheidsduur is inmiddels verlopen. Op diezelfde dag, 9 november, berichtte de heer Van Zeil mij ook uitvoerig over een reis die hij in 1977 op verzoek en op kosten van de KLM naar Rome maakte in verband met landingsrechten in Italië. Na een gesprek op 15 en op 30 november en een brief mijnerzijds van 7 december ontving ik nadere inlichtingen van de heer Van Zeil op 22 november, 4 en 12 december en van de KLM op 3, 8 en 14 december. Van de KLM en de Staatssecretaris ontving ik de volgende gegevens over door de KLM betaalde vliegreizen van de heer Van Zeil:
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15329, nr. 6
3
Datum
Reis
Reden
a. juli 1973
AmsterdamCuracaoParamariboSt. MaartenAmsterdam
Het verstrekken van adviezen op sociaal gebied, waaronder werking en toepassing van pensioenregeling lokale KLM-personeel
b. sept. 1973
NewYorkAmsterdam v.v.
Het houden van een lezing voor een KLM-managementcursus in Noordwijkerhout
c. juli 1977
AmsterdamRome v.v.
Luchtvaartpolitieke besprekingen (luchtvaartrechten)
d. juli 1978
Barterovereenkomst
Vergoeding voor verrichte diensten
De totale «verkoopwaarde» van deze reizen, resp. overeenkomst was volgens opgaaf van de KLM f 15 591. Desgevraagd gaf de heer Van Zeil mij zeer uitvoerige nadere schriftelijke toelichtingen, waaruit ik de volgende aanhalingen doe. Bij a. «Deze reis werd gemaakt op verzoek van de vakbonden van luchtvaartpersoneel van Curacao en Aruba, de directie van de ALM en de directie van de KLM. Ter toelichting diene, dat ik, in mijn vroegere functie van vakbondsbestuurder, sinds 1964 betrokken was bij de besprekingen over en de vaststelling van collectieve arbeidsovereenkomsten voor het ALM-personeel (grondpersoneel, stafpersoneel en cabinepersoneel) alsmede bij de voor deze categorieën geldende pensioenregelingen. Deze betrokkenheid had ik ook bij de besprekingen over en de vaststelling van collectieve arbeidsovereenkomsten en pensioenregeling voor het lokale KLM-personeel op de Nederlandse Antillen. Daartoe reisde ik in de periode van mijn vakbondsbestuurderschap (1964 t/m 1971) een groot aantal keren naar de Nederlandse Antillen. Daarbij gold de afspraak tussen de vakbonden van luchtvaartpersoneel op Curacao en Aruba, de directie van de ALM, de directie van de KLM en het dagelijks bestuur van de Nederlandse Katholieke Bond van Vervoerspersoneel, dat wanneer ik op verzoek van deze instanties naar de Antillen zou gaan, ik in aanmerking kwam voor een ticket op de route AmsterdamCuracao-(Paramaribo)-Amsterdam. Deze lijn werd doorgetrokken na mijn vertrek uit de vakbeweging met deze kanttekening, dat mijn aandeel in de besprekingen over arbeidsvoorwaarden en wat daarmee samenhangt, voor de personeelsleden van de ALM en de KLM op de Nederlandse Antillen tot een uiterst minimum zouden worden beperkt. In de periode van mijn kamerlidmaatschap is het dan ook nog maar twee keer voorgekomen, te weten in 1972 en in 1973, dat ik voor hoger bedoelde besprekingen gevraagd ben naar de Antillen te komen. Beide keren had het betrekking op de zeer specifieke problematiek ter zake de geldende pensioenregelingen en ging het om toepassing en uitvoering van de overeengekomen collectieve arbeidsovereenkomsten, waarvan ik als een van de geestelijke vaders wordt genoemd.» Bij b. «Ter toelichting diene, dat ik in de jaren 1973 en 1974 gastdocent was op de in die periode door de KLM georganiseerde managementcursussen. Voor mijn vertrek naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York (ik was op voordracht van de K.V.P.-fractie als adviseur toegevoegd aan de delegatie van het Koninkrijk naar de Algemene Vergadering van de VN in New York), medio september 1973, berichtte ik de KLM dat ik verhinderd was op donderdag 25 oktober 1973 mijn aandeel te leveren in de
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 6
4
cursus vanwege mijn verblijf in New York. Mede gelet op de hoge scores die ik op de voorafgaande managementcursussen had gemaakt, werd mij gevraagd of het mogelijk zou zijn dat het verblijf in New York zou worden onderbroken om toch mijn aandeel aan de cursus te kunnen leveren. Dat verzoek meende ik te kunnen inwilligen zonder afbreuk te doen aan mijn werkzaamheden in New York. Dientengevolge vertrok ik op woensdag 24 oktober 1973 's avonds uit New York, arriveerde in de vroege ochtend van donderdag 25 oktober 1973 op Schiphol, vertrok onmiddellijk naar Noordwijkerhout alwaar de cursus werd gegeven, reisde 's middags van Noordwijkerhout terug naar Schiphol, vertrok aldaar met het vliegtuig om 17.00 uur en was dezelfde avond lokale tijd ± 20.00 uur in New York terug.» Bij c. «In onze fractiecommissie voor Verkeer en Waterstaat is een taakverdeling overeengekomen. Op basis daarvan houd ik mij onder meer intensief met luchtvaartaangelegenheden bezig. Uit dien hoofde onderhoud ik onder meer contacten met de KLM. In deze contacten wordt dan over allerlei zaken, waaronder luchtvaartpolitieke aangelegenheden, gesproken. In 1976 kwam aan de orde het feit, dat de landingsrechten in Italië voor de KLM geleidelijk aan tot een minimum waren gedaald. Ik heb toen toegezegd na te gaan of en in hoeverre ik via christen-democratische collegae een opening zou kunnen maken. Daartoe nam ik het initiatief en dat leidde ertoe dat ik gevraagd werd een notitie te maken die door de christen-democraten in Italië zou kunnen worden overgelegd aan de Italiaanse minister van transport. Op een zondag in juli 1977 ontving ik de telefonische mededeling van de PTT dat er een telegram voor mij was binnengekomen van de Italiaanse minister van transport, de heer Ruffini, met de mededeling dat hij mij 's woensdags om 12.00 uur op zijn departement verwachtte. Met gebruikmaking van een KLM-ticket reisde ik dinsdagavond naar Rome en had daar op de daaraan volgende woensdag en donderdag besprekingen met de hoger genoemde Italiaanse minister van transport, de Nederlandse ambassadeur in Rome (2 x), een van de vice-presidenten van Alitalia, christen-democratische parlementsleden in de commissie van transport en de KLM-vertegenwoordiger in Italië (3 x). Donderdagmiddag keerde ik weer naar Nederland terug.» Bij d. «Het ticket werd mij door de KLM verstrekt als tegenprestatie voor mijn in 1976 gestarte bijdragen tot de voorbereiding van cursussen terzake de medezeggenschap bij de KLM in het algemeen en de invoering van de nieuwe wet op de ondernemingsraden, alsmede sedertdien verleende medewerking in de vorm van voordrachten en discussies. Deze activiteiten startten zoals gezegd in 1976 toen het ontwerpvan wet inzake ondernemingsraden bij de Tweede Kamer werd ingediend en duren voort tot en met de introductie van de nieuwe wet in de KLM-gemeenschap. In 1976 werd afgesproken dat ik te eniger tijd een ticket zou kunnen aanvragen in plaats van een honorarium. Een overeenkomstterzake het verkrijgen van het bovenbedoelde ticket werd tussen de KLM en ondergetekende getekend op respectievelijk 10 en 11 juli 1978. Het ticket werd door mijn vrouw gebruikt om mij te vergezellen op mijn reis die ik maakte op verzoek van de Regering van de Nederlandse Antillen, ten einde haar, samen met twee andere deskundigen, te adviseren over mogelijke oplossingen voor de problematiek met betrekking tot de rechts- en financiële positie van de luchtverkeersleiders op de Nederlandse Antillen. Het spreekt vanzelf dat de hierbedoelde vergoeding onderdeel zal uitmaken van mijn aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 1978.» De heer Van Zeil deelde mij mede, dat de KLM had vergeten melding te maken van nog een reis, namelijk op 6 en 7 oktober 1973 en wel e. New York-Curacaov.v.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 6
5
Bij e. «In de zomermaanden van 1973 maakte ik op verzoek van de heer J. M. G. Evertsz, die toen kabinetsformateur was op de Nederlandse Antillen, een notitie ten behoeve van de luchtvaartpolitieke positie van de Nederlandse Antillen en mogelijke ontwikkelingen daarin, alsmede over rnogelijkheden van verdergaande samenwerking tussen de ALM en de KLM op een aantal routes naar en van de Nederlandse Antillen. Als bouwstenen daarvoor gebruikte ik onder meer ter zake gevoerde gesprekken met vertegenwoordigers van de ALM en de KLM. In een nadien met de heer Evertsz gevoerd telefoongesprek (vanuit New York) werd mij het verzoek gedaan zo mogelijk een keer naar Curacao te komen om deze aangelegenheid en eventueel ook andere te komen bespreken. De KLM verzocht mij, mede sprekend namens de ALM om zo enigszins mogelijk op het verzoek van de heer Evertsz in te gaan en de contacten met de heer Evertsz vooraf te doen gaan door gesprekken met de KLM-vertegenwoordiger op de Nederlandse Antillen en de directie van de ALM. Ten einde het werk in de Nederlandse delegatie niet onnodig te onderbreken, stelde ik de heer Evertsz voor een keer in een weekend naar de Antillen te komen, hetgeen bij hem niet op bezwaren stuitte. Zo arriveerde ik op genoemde zaterdag te ± 14.00 uur op Curacao en vertrok daar weer de dag daarop, zondag 7 oktober 1973 om 14.00 uuren was aldus ±18.00 uur terug in New York. In de periode van 24 uur voerde ik gesprekken met de KLM-vertegenwoordiger, de directie van de ALM, de vakbond van luchtvaartpersoneel op Curacao en twee gesprekken met de heer Evertsz.» Voor de volledigheid schreef de heer Van Zeil mij ook nog het volgende: «Bij gelegenheid van mijn afscheid als voorzitter van de bedrijfsgroep burgerluchtvaart van de Nederlandse Katholieke Bond van Vervoerspersoneel in oktober 1971 werd mij door de directie van de KLM een tweetal tickets aangeboden voor het maken van een reis door mijn vrouw en mij met een bestemming naar keuze. Daarmede zette de directie van de KLM een in het begin van de zestiger jaren ingezette traditie voort, ingevolge welke aan in de sector van de burgerluchtvaart werkzaam zijnde vakbondsbestuurders van de bij de vakcentrales NVV, NKV en CNV aangesloten organisaties bij gelegenheid van hun vertrek zo een cadeau werd aangeboden. Aanvankelijk was het plan deze tickets te gebruiken voor een vakantiereis van mijn vrouw en mij naar Indonesië. Dat plan is later gewijzigd. Eén ticket is toen aangewend voor een reis van mijn vrouw naar de Nederlandse Antillen in de zomer van 1973 waarbij zij mij vergezelde op de reis die ik maakte op verzoek van de vakbonden van luchtvaartpersoneel van Curacao en Aruba, de directie van de ALM en de directie van de KLM. (Zie hiervoor mijn brief d.d. 22 november 1978.) Het tweede van de in oktober 1971 aangeboden tickets werd eveneens door mijn vrouw gebruikt en wel in juli/augustus 1976 toen zij naar de Nederlandse Antillen kwam toen ik daar werkzaam was in het kader van de technische bijstand aan de Nederlandse Antillen. Die werkzaamheden betroffen het uitbrengen van een advies over de meest doelmatige opzet van openbaar vervoer op het eiland Curacao. Ook de NLM bood mij bij mijn afscheid als voorzitter van de bedrijfsgroep burgerluchtvaart van de Nederlandse Katholieke Bond van Vervoerspersoneel een tweetal tickets aan. Van deze tickets is echter nog nimmer een gebruik gemaakt.» Ten slotte berichtte de heer Van Zeil mij nog: «Ter voorkoming van misverstand, respectievelijk ter voorkoming van het ontstaan van een onjuist beeld, voeg ik er aan toe in de periode 1964-1973 een enkele keer op een van de ALM verkregen ticket gevlogen te hebben op het traject Curacac—Bonaire, respectievelijk Curacao-Aruba. Dat was dan om in het kader van mijn activiteiten ten behoeve van het overleg met de directie van de ALM en met de KLM-vertegenwoordiger op de Nederlandse Antillen beraad te kunnen plegen met ALM-ers/KLM-ers op Aruba en Bonaire. Ik sluit niet uit dat een hier bedoeld ticket door mij is gebruikt in 1972 of
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15329, nr. 6
6
1973 toen ik, zoals eerder medegedeeld, voor het overleg over de arbeidsvoorwaarden op de Nederlandse Antillen verbleef. Dat een en ander niet precies bekend is vloeit voort uit de omstandigheid dat een aantal keren op het ticket voor de reis naar Curacao tevens de bestemming Aruba en/of Bonaire werd ingevuld, alsmede uit de omstandigheid dat een aantal keren de ticket werd betaald.» Afsluitend schreef hij mij: «Hierbij bericht ik je dat met mijn brieven van 9 november 1978, 22 november 1978 en 4 december 1978 alle mogelijke KLM-tickets voor mij zelf, mijn familieleden, mijn vrienden of bekenden, die ik verkreeg anders dan tegen volledige betaling, zijn vermeld.» De lezing van de president-directeur van de KLM, de heer Orlandini, over het verstrekken van reisbiljetten aan de heer Van Zeil was de volgende: «De uiteenzettingen van de heer P. H. van Zeil kan ik geheel bevestigen. Wij hebben de naam van de heer Van Zeil op het lijstje van politici gezet, omdat het kamerlidmaatschap in die periode zijn hoofdfunctie was. Zijn werkzaamheden die hij voor de KLM en ALM verrichtte hielden echter uitsluitend verband met zijn kennis op sociaal-economisch en luchtvaartgebied, stammend uit zijn vakbondsperiode, zowel in Nederland als in de Nederlandse Antillen. Wat de kosten van deze en andere reizen betreft wil ik gaarne enige verduidelijking geven. De op de verstrekte vliegbiljetten vermelde bedragen werden om boekhoudkundige redenen als uitgaven en als inkomsten geboekt. De overigens spaarzame uitgifte van deze biljetten leiden niet tot vermindering van plaatsaanbod voor betalende passagiers, gezien de beperkende bepalingen. De kosten van deze gratis tickets voor de KLM zijn daarom te verwaarlozen. De bedragen die bij de aan u verstrekte gegevens voorkomen hebben dan ook geen enkele relatie tot de werkelijke kosten voor de KLM. Deze bedragen slechts enkele percenten hiervan. De diensten welke de heer Van Zeil ons heeft bewezen overtreffen dan ook ruimschoots de werkelijk door ons gemaakte kosten. De aan de heer Van Zeil verleende faciliteiten dienen als een tegenprestatie voor bewezen diensten in een voor de hand liggende vorm te worden gezien. In 1978 is dit in een, in de burgerluchtvaart algemeen erkende, overeenkomst gegoten (bijlage 3; een vertaling is op komst). Met andere politici zijn geen soortgelijke overeenkomsten afgesloten. Aan de heer Van Zeil en/of zijn familie zijn in de betreffende periode geen geldelijke of andere beloningen door de KLM gegeven. De aan de heer Van Zeil afgegeven vliegbiljetten vallen in drie categorieën uiteen: a. geschenk ter gelegenheid van zijn afscheid als vakbondsbestuurder. Voor zijn werkzaamheden op dit terrein bestond en bestaat grote waardering; b. het ter beschikking stellen van transport in verband met het verrichten van reeds aan u gemelde werkzaamheden op verzoek van de KLM. In dit geval is dus van beloning geen sprake; c. een barterovereenkomst. Deze vliegbiljetten worden alle als kosten en inkomsten geboekt. De onder c bedoelde overeenkomst met de heer Van Zeil, welke in 1978 met hem is afgesloten, is een zogenaamde barter, waarbij tussen de KLM en een derde wordt overeengekomen dat de betaling van de voor de KLM verrichte diensten niet in geld, maar in vliegbiljetten geschiedt. Deze vorm van betaling heeft voor de onderneming voordelen,» Een exemplaar van zo'n barterovereenkomst is bijgevoegd (bijlage 4). D. Ook heeft de heer Van Zeil mij meegedeeld dat hij, geheel op eigen initiatief, één maal een beroep op de directeur van de SLM heeft gedaan, terwille van de echtgenote van de heer Kleisterlee die haar man op kosten van
Tweede Kamerzitting 1978-1979,15329, nr. 6
7
de SLM vergezeld heeft, toen die in maart van dit jaar de Tweede Kamer vertegenwoordigde bij het in gebruik nemen van het door de Staten-Generaal aan het Surinaamse parlement geschonken carillon. E. Naar aanleiding van een publikatie in Vrij Nederland en via een t.v.-gesprek in de rubriek Den Haag Vandaag van 12 december jl. kwam de heer dr. W. Albeda, de huidige Minister van Sociale Zaken in het nieuws. Hij zou in 1973 een «gratis» reisbiljet van de KLM hebben gekregen. Desgevraagd stuurde de KLM mij de twee «barterovereenkomsten» die tussen de heer AIbeda en de KLM gesloten werden in april 1973. Het bedrag van in totaal f 2088 was de beloning voor een viertal inleidingen, die de heer Albeda had gehouden op zogenaamde managementcursussen. Voor de keuze staande öf het geldbedrag te ontvangen, öf een reisbiljet van die waarde ten behoeve van hem en zijn echtgenote, koos de heer Albeda voor het laatste, en wel in de vorm van een barterovereenkomst. De KLM gaf als verklaring voor het ontbreken van de naam van dr. Albeda op de oorspronkelijke lijst van politici (van 20 september 1966 tot aan het begin van zijn ministerschap was hij lid van de Eerste Kamer), dat hij niet als zodanig was uitgenodigd, maar als hoogleraar in de leer der arbeidsverhoudingen. Men vroeg zich zelfs af, of het bij de KLM toentertijd wel bekend was dat prof. Albeda ook lid was van de Eerste Kamer E en G. Naar aanleiding van mijn verzoek aan de KLM om, na de ervaring met de naam van de heer Albeda nog eens grondig na te gaan of er op de lijst van zakenrelaties of die van ambtenaren misschien toch nog (oud-)politici verscholen zaten, kwamen alsnog twee namen te voorschijn. Beide waren bewindsman geweest in het kabinet-De Jong. Sindsdien (zomer 1971) bekleden zij andere, niet-politieke functies. In de uitoefening van die laatste hoedanigheden bleken beiden in 1973 door de KLM begunstigd te zijn met een gratis reisbiljet. Zowel de KLM als de beide betrokkenen hebben mij schriftelijk verklaard, dat de gunst geen verband hield met de vroegere, politieke functies. Een beoordeling van de uitkomsten Algemeen Het onderzoek heeft zich beperkt tot de gevallen die door de KLM en de Staatssecretaris bij mij zijn aangemeld. Het aantal, noch de aard van de gevallen was reden een eigen, zelfstandig onderzoek in te stellen ook al zou ik daartoe de tijd hebben gehad. Mocht zo'n gedachte niettemin bij de commissie opkomen, dan zou ik die sterk afraden. Tijdens het onderzoek is de noodzaak of de wenselijkheid van zo'n eigen controle niet bij mij opgekomen. Weliswaar heb ik kritiek op de wijze waarop met de gegevens is gehandeld, maar die berust op het feit, dat te haastig en ongesorteerd gegevens werden verstrekt, en niet omdat er leemten in zaten. Als een extra, officiële waarborg heb ik echter alsnog aan de externe accountant van de KLM gevraagd de deugdelijkheid van de verleende medewerking te willen nagaan en daarover te rapporteren (bijlage 5). Ik heb echter geen enkele aanleiding tot twijfel. Hoewel de KLM mij de verzekering heeft gegeven met de grootst mogelijke zorgvuldigheid persoonlijke gegevens om boekhoudkundige redenen gedurende een aantal jaren te bewaren, is er bij mij twijfel gerezen aan de wenselijkheid hiervan. Hoewel het voor dit bijzondere onderzoek toevallig goed uitkwam, kan naar mijn mening goede reden bestaan om reisgegevens niet langer dan strikt noodzakelijk te bewaren. Ik heb de KLM gewezen op het wellicht kleine maar niet ondenkbare risico dat derden hiervan kennis krijgen. Dat dit risico bij de KLM niet denkbeeldig is, bleek in de afgelopen weken, in het bijzonder ten aanzien van professor Albeda, hoewel de KLM denkt dat het «lek» niet bij haar heeft gezeten.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15 329, nr. 6
8
Met de fiscus zijn door de KLM geen afspraken gemaakt over het jaarlijks spontaan melden van verleende gunsten of van de barterovereenkomsten. a. De handelwijze van de KLM Algemeen Een belangrijk gegeven is, dat de waarde van een gift in de vorm van een reisbiljet of een reisovereenkomst voor de KLM vele, vele malen kleiner is dan voor de ontvanger. Terecht wees de directie er op, dat de (extra)-kosten voor zo'n dienstverlening veelal gering zijn, omdat zelfs in minder dan één pro mille van de gevallen nog verkoopbare stoelen worden bezet door houders van vliegbiljetten die deze als gunst verkregen of op grond van een barterovereenkomst. Een cadeautje in de vorm van «gratis» reizen is daardoor voor haar in de letterlijke zin van het woord een goedkoop gebaar. De betrekkelijke royaliteitten opzichte van bij voorbeeld commissarissen en personeelsleden, van derden (relaties zoals vakbondsbestuurders) en van die ambtenaren, die contacten met de KLM onderhouden, is mede daardoor verklaarbaar. Van de kant van de ontvangers bekeken, zijn zulke gunsten echter niet te versmaden. Van belang is in dit verband echter dat de fiscus niet geïnteresseerd schijnt in dit soort gunstbewijzen. De fiscale waarde lijkt tot nu toe te verwaarlozen klein te zijn geweest, afgezien uiteraard van de barterovereenkomsten, die in de plaats staan van beloningen in geld. Op zo'n overeenkomst wordt de vergoeding voor bewezen diensten ook in geld uitgedrukt en is niet alleen aangifte nodig, maar zal ook het bedrag ten volle worden aangemerkt als inkomen uit arbeid. Aanmerkingen Jammer genoeg heb ik moeten constateren, dat de door de KLM verstrekte gegevens niet met de gewenste zorgvuldigheid zijn geadministreerd. Geval A berustte op een vergissing, die grif werd toegegeven en waarvoor excuses zijn gemaakt. Wat ik echter niet goed begrijp, is dat nagelaten werd de betrokkene persoonlijk te benaderen alvorens zijn naam ten behoeve van de Staatssecretaris aan het papier toe te vertrouwen. De vergissing zou dan niet zijn begaan. Geval B ligt eigenlijk niet veel beter. Ook hier had de betrokkene rechtstreeks ingelicht behoren te worden en had eerst contact gezocht moeten zijn met het ministerie en, wellicht ook, met de tussenpersoon van departement en KLM. b. De handelwijze van drie politici Over de gegevens betreffende de heer Van Zeil (geval C) is mijn mening als volgt: Veruit de meeste gratis reizen maakte hij als vakbondsbestuurder in functie, en wel ten behoeve van het behandelen van ALM- en KLM-personeelszaken. Mede uit mededelingen van de heer Duym, de woordvoerder van de Vervoersfederatie FNV blijkt, dat deze praktijk nog steeds bestaat (vraaggesprek in Utrechts Nieuwsblad van 11 december, waarvan de inhoud als juist werd bestempeld door de heer Duym; bijlage 6). In datzelfde licht moet ook het cadeau worden gezien, dat hij bij zijn afscheid kreeg. Een en ander valt geheel buiten zijn politieke werkzaamheden, zodat daarover geen oordeel van mij wordt gevraagd. Niettemin hecht ik er aan te zeggen, dat deze praktijk mij volstrekt oirbaar lijkt. Dat de heer Van Zeil tijdens zijn Kamerlidmaatschap enkele diensten aan de KLM bewees en om die te kunnen verrichten op kosten van de KLM vervoerd werd, is zó vanzelfsprekend, dat daarover geen woord meer behoeft te worden vuilgemaakt. Voor die diensten heeft de heer Van Zeil in de meeste
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 329, nr. 6
9
gevallen geen enkele beloning gevraagd en ook niet gekregen. Uit de tijdschema's blijkt bovendien dat hij er geen plezierreisjes van maakte. Wie collega Van Zeil kent, zal dat ook niet hebben verwacht. Wat overblijft is de barterovereenkomst van juli 1978. Die had betrekking op de vergoeding van diensten in de vorm van «bijdragen tot voorbereiding cursussen nieuw OR-betel van de KLM en daadwerkelijke medewerking in de vorm van voordrachten en discussies», zoals uit de omschrijving op de overeenkomst blijkt. Naar mijn mening past het niet om daarop bijzondere kritiek uit te oefenen. Er zijn vele Kamerleden die regelmatig of incidenteel diensten bewijzen aan overheden of semi-overheden. Zelfs in functies als commissaris of als lid van raden van advies en toezicht van (semi-)overheidsbedrijven, als lid van een adviserende commissie of als lid en adviseur van een overheidsdelegatie. Het geven van voordrachten of cursussen geeft minder reden om aan het onafhankelijk en kritisch oordeel van zo'n volksvertegenwoordiger (Kamerlid, Statenlid, gemeenteraadslid) te twijfelen dan in de genoemde gevallen. Samenvattend meen ik dan ook te mogen zeggen, dat aan de heer Van Zeil niets te verwijten valt, waaraan ik de wens verbind dat aan dit oordeel evenveel aandacht in de pers en via radio en t.v. zal worden besteed als aan de beschuldigingen waaraan hij bloot heeft gestaan. Geval D Ook het gratis reisbiljet dat mevrouw Kleisterlee door bemiddeling van de heer Van Zeil kreeg betreft niet de verhouding tot de KLM. Nu de heer Van Zeil het gebeurde noemt lijkt het mij wenselijk ook daarover een mening te geven. De heer Kleisterlee en zijn vrouw werden ambtshalve - hij was op dat moment waarnemend Kamervoorzitter als gevolg van mijn afwezigheid (parlementair bezoek Nieuw-Zeeland) - uitgenodigd de officiële ingebruikneming van het carillon in Suriname bij te wonen, te zamen met de Voorzitter van de Eerste Kamer. Dat carillon was aan het Surinaamse parlement geschonken door de Staten-Generaal. Dat de SLM de reis bekostigde is in dit geval - de SLM is een staatsbedrijf - niet verbazingwekkend. Dat de familie Kleisterlee het gastvrije gebaar aanvaardde is ook in de gegeven omstandigheden allerminst laakbaar. Overigens mag worden aangenomen dat de heer Kleisterlee, had hij de kosten zelf betaald, deze vergoed zou hebben kunnen krijgen van de Kamercomptabele, mede gelet op de regels die de Regering in zulke gevallen hanteert (Regeling voor bewindslieden, genomen in de Ministerraad van 8 januari 1971). En, los daarvan, zou hij de kosten voor eigen rekening hebben genomen, dan zou hij die naar mijn overtuiging als verwervingskosten ten laste van zijn fiscaal inkomen hebben kunnen brengen. Van het genieten van enig persoonlijk voordeel door het aanvaarden van het reisbiljet kan dan ook mijns inziens niet worden gesproken. Geval E De aandacht die aan de werkzaamheden van professor Albeda ten behoeve van de KLM is besteed, staat in geen enkele verhouding tot het feit zelf. Ook het oud-Eerste Kamerlid valt mijns inziens helemaal niets te verwijten. Gevallen F en G Ik kan niet beoordelen of de verleende gunst in een goede verhouding staat tot de bijzondere waardering die de KLM voor de betrokkenen had. Zo'n oordeel past mij trouwens niet, nu zowel de KLM als de betrokkenen mij schriftelijk hebben meegedeeld, dat de gunst niet aan hen werd verleend als oud-bewindslieden-politici.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 6
10
Slotsom Op grond van een onderzoek dat ik deed naar de financiële verhoudingen tussen de KLM en enkele (oud-)politici kan ik meedelen, dat uit de overgelegde gegevens mij helemaal niets is gebleken van laakbare gedragingen, niet door politici en evenmin door de KLM.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 329, nr. 6
11
Gang van zaken bij de KLM-vestiging te New York
Aanhaling uit stuk 15 329, nr. 4 De vaste C o m m i s s i e v o o r Verkeer en Waterstaat heeft besloten verder m o n d e l i n g overleg te v o e r e n met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over «de kwestie van de KLM-vestiging te N e w York». Ter v o o r b e r e i d i n g van dit overleg o n t v a n g t zij gaarne a n t w o o r d op de hieronder afgedrukte lijst v a n v r a g e n . Van de gelegenheid maakt de c o m m i s s i e gebruik o m m e e te delen dat zij o p 7 n o v e m b e r de n a v o l g e n d e brief aan de Voorzitter van de T w e e d e Kamer der Staten-Generaal heeft gezonden. «In haar brief van 1 n o v e m b e r j l . heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de vaste C o m m i s s i e v o o r Verkeer en Waterstaat betreffende «de kwestie van de KLM in N e w York» onder andere laten w e t e n : «Overeenkomstig een suggestie uit u w c o m m i s s i e ben ik bereid het in een enkel geval individueel gebruik maken van gratis v e r v o e r b e w i j z e n d o o r politici aan de Voorzitter van de Kamer v o o r te leggen.» . De c o m m i s s i e heeft besloten in te s t e m m e n met de p r o c e d u r e w a a r b i j de Staatssecretaris u deze lijst o v e r h a n d i g t en w a a r b i j u, en u alleen, beziet of en hoe daaruit gepubliceerd m o e t w o r d e n . De c o m m i s s i e tekent daarbij aan dat zij w e l betreurt dat deze w e g g e v o l g d m o e s t w o r d e n ; zij had er de v o o r k e u r aan gegeven zelf de bedoelde lijst te ontvangen. W a t betreft de lijst die u o v e r h a n d i g d zal w o r d e n , gaat de c o m m i s s i e erv a n uit dat deze niet alleen n a m e n van politici zal bevatten, maar o o k - indien zich zulke gevallen zouden hebben v o o r g e d a a n - v a n v o o r m a l i g e politici die reeds de politiek verlaten hadden toen zij een gratis v e r v o e r b e w i j s kreg e n , en verder per geval de m o t i v e r i n g zal bevatten die de KLM heeft vastgelegd bij het besluit een gratis v e r v o e r b e w i j s te verstrekken. Afschrift van deze brief is aan de Staatssecretaris v a n Verkeer en Waterstaat gezonden.»
T w e e d e Kamer, zitting 1978-1979,15 329, nr. 6
12
Bijlage 2
VERTROUWELIJK 's-Gravenhage, 15 november 1978 Aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Mevr. drs. N. Smit-Kroes Zeer geachte mevrouw Smit-Kroes, U hebt mij vanmiddag een lijst overhandigd met de namen van politici die van de KLM een gratis reisbiljet kregen. Graag wil ik nog schriftelijk het volgende van u vernemen: Is deze lijst volledig, dat wil zeggen kan de KLM verklaren, dat er in de jaren te beginnen met 1973 geen andere Nederlandse politici, dat wil zeggen leden van de Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen, leden van provinciale staten en leden van gemeenteraden, dan vermeld op de lijst voordelen hebben genoten in de vorm van gratis reizen of reizen tegen een verminderd tarief? Is de KLM bereid mij alle inlichtingen te geven die ik nodig zou achten om een juist oordeel te vellen over de gerechtvaardigdheid van zowel het geven als het aanvaarden van voordelen? Wilt u alvast aan de KLM vragen op wiens initiatief de voordelen zijn verstrekt, die aan mij zijn gemeld en wat de waarde (in guldens) was? Kan de KLM een volledige toelichting geven op de motieven van de verstrekkingen en de omstandigheden waaronder die plaatsvonden? Om een oordeel te kunnen vormen over de omvang van het verschijnsel zal ik graag van u vernemen hoeveel malen voordelen aan ambtenaren zijn verstrekt en hoeveel keer ambtenaren bevoordeeld zijn. Wat was de totaalwaarde in beide categorieën? Dezelfde vraag zal ik graag beantwoord zien voor de groep van andere relaties. Ik hrinner u er aan dat de vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat aan mij, met uitsluiting van ieder ander, de opdracht heeft gegeven een onderzoek in te stellen. Ook heeft de commissie zich unaniem op het standpunt gesteld, dat mijn conclusies voor haar definitief zullen zijn, dat wil zeggen dat met de conclusies dit gedeelte van het onderzoek door de kamercommissie naar werkwijzen van de KLM afgesloten is, tenzij in die conclusies een nader onderzoek zou worden aanbevolen. Met vriendelijke groeten, A. Vondeling
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 329, nr. 6
13
Bijlage 3
IATA resolutie 200 (Officieuze vertaling uit het Engels) Vrij en gereduceerd vervoer voor passage en vracht. Besloten dat vrij en gereduceerd vervoer voor passage en vracht op commerciële vluchten alleen zal worden verleend zoals hierna of in andere resoluties van deze conferenties wordt uiteengezet: (1) ten behoeve van deze resolutie: (a) met «luchtvaartmaatschappij» wordt bedoeld iedere persoon, maatschappij, associatie, vennootschap of ander lichaam betrokken bij het vervoer per vliegtuig van personen, goederen of post tegen betaling of iedere maatschappij, associatie, vennootschap of ander lichaam waarvan zo goed als alle activiteiten behoren tot een dergelijk vervoer en welke volledig eigendom is van, of beheerd wordt door, een of meer van dergelijke luchtvaartmaatschappijen, onder voorwaarde dat geen van de organisaties bedoeld in de inleiding van paragraaf (3) hiertoe behoren (b) met «employé van een luchtvaartmaatschappij» wordt bedoeld öf ieder persoon in dienst van een luchtvaartmaatschappij op basis van een volledige dagtaak tot en met dertig dagen erna, óf ieder persoon in dienst van een luchtvaartmaatschappij op basis van een gedeeltelijke dagtaak, die geen andere inkomsten door dienstverlening heeft van iemand anders dan de luchtvaartmaatschappij (c) met «concessie» wordt bedoeld een toestemming voor «vrij of gereduceerd vervoer voor passage en vracht» (d) met «naaste familie» wordt bedoeld een echtgenoot (note), kinderen, ouders, broers, zusters, afhankelijke familieleden of afhankelijke personen in het huishouden (e) met «afhankelijke personen in het huishouden» wordt bedoeld in geval van betaalde employés: (i) betrouwbaar huishoudelijk personeel, dat tenminste 30 dagen voor het begin van de reis in dienst is of dat de werkgever van plan is ten minste 30 dagen na het beëindigen van de reis in dienst te houden (ii) begeleider die een employé van een luchtvaartmaatschappij of een lid van de naaste familie van zo'n employé vergezelt, die ziek of lichamelijk gehandicapt is en een dergelijke begeleiding nodig heeft. (2) Een lid mag een concessie voor vervoer op zijn eigen trajecten of op de trajecten van een ander lid verlenen indien hij daarvoor toestemming heeft van het andere lid, aan: (a) een employé of functionaris vaneen luchtvaartmaatschappij of een lid van de naaste familie van zo'n persoon mits een concessie alleen wordt verleend door een lid aan een employé of een lid van de naaste familie wanneer een verzoek hiervoor is ingediend overeenkomstig de procedures vastgesteld door het hoofdkantoor van de luchtvaartmaatschappij waar de employé in dienst is en verder onder voorwaarde dat de volgende personen beschouwd zullen worden als employés van een luchtvaartmaatschappij: (i) een commissaris (lid van de raad van commissarissen of een soortgelijk college), van een luchtvaartmaatschappij (ii) een employé van het reclame en/of public relations bureau waaraan de luchtvaartmaatschappij regelmatig opdrachten geeft met betrekking tot zijn advertenties en/of activiteiten op het gebied van zijn public relations op
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15329, nr. 6
14
voorwaarde dat zo'n employé al zijn tijd of zo goed als al zijn tijd aan het werk van een dergelijke luchtvaartmaatschappij besteedt (Hl) een arts, door een op jaarbasis in dienst genomen luchtvaartmaatschappij (iv) een advocaat aangenomen door een luchtvaartmaatschappij of die lid is of in dienst is van een advocatenkantoor aan wie de luchtvaartmaatschappij opdrachten geeft onder voorwaarde dat zo'n advocaat al zijn tijd of zo goed als al zijn tijd besteedt aan het werk van een dergelijke luchtvaartmaatschappij (v) een boekhouder of accountant aangenomen door een luchtvaartmaatschappij of die lid is of in dienst is van een accountantsbureau aan wie de luchtvaartmaatschappij opdrachten geeft op voorwaarde dat zo'n boekhouder of accountant al zijn tijd of zo goed als al zijn tijd aan het werk van een dergelijke luchtvaartmaatschappij besteedt (vi) een zakelijk adviseur aangesteld door een luchtvaartmaatschappij of die lid is of in dienst is van een zakelijk adviesbureau waaraan de luchtvaartmaatschappij opdrachten geeft en die een taak is toegewezen door de luchtvaartmaatschappij (b) ieder persoon of noodzakelijke voorziening die verlichting brengt in geval van een algehele epidemie, ramp of een andere calamiteit, maar niet voor vervoer van of naar militaire zones (c) ieder persoon die gewond is geraakt bij een ongeval waarbij de luchtvaartmaatschappij bij de uitvoering van zijn dienstregeling betrokken is en waarbij het doel is zo'n gewond persoon van de plaats van het ongeval te verwijderen om medische of chirurgische behandelingen mogelijk te maken (d) iedere arts of verple(e)g(st)er of ander persoon die in staat is gewonde personen te helpen, waarbij het doel is hem te vervoeren van of naar de plaats van een ongeval waarbij de luchtvaartmaatschappij bij de uitvoering van zijn dienstregeling is betrokken (e) ieder lid van de naaste familie inclusief de wettelijke voogd van een persoon die gewond of omgekomen is ten gevolge van een ongeval waarbij de luchtvaartmaatschappij bij de uitvoeren van zijn dienstregeling is betrokken, waarbij het doel is zo'n persoon in verband met zo'n ongeval te vervoeren (f) ieder persoon waarbij het doel is zo'n persoon tussen twee punten aangedaan door het lid die de concessie verleent te vervoeren, met als doen een vraaggesprek om te besluiten of het lid zo'n persoon in dienst wil nemen, of om een persoon in staat te stellen zijn dienstbetrekking te beginnen (h) iedere advocaat die het lid dat de concessie verleent vertegenwoordigt, waarbij het doel is om een dergelijke advocaat in de gelegenheid te stellen een gerechtelijk onderzoek in het belang van zo'n lid bij te wonen, of ervan terug te keren. (h) ieder persoon waarbij het doel is zo'n persoon in de gelegenheid te stellen een gerechtelijk onderzoek in het belang van het lid die de concessie verleent, als getuige bij te wonen of ervan terug te keren. (i) de weduwe/weduwnaar en afhankelijke kinderen van een commissaris, functionaris of employé van een lid of van IATA, die is overleden terwijl hij/zij in dienst was van het lid of van IATA, onder voorwaarde dat de weduwe/weduwnaar dit recht slechts zal behouden zolang zij/hij niet hertrouwt en de kinderen van de commissaris, functionaris of employé zullen het recht behouden totdat zij onafhankelijk zijn.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15329, nr. 6
15
(j) ieder persoon die een gepensioneerd commissaris, staffunctionaris of employé van een lid of van IATA is of voor een lid van de naaste familie van dergelijke personen, of de weduwe/weduwnaar of afhankelijke kinderen van zo'n gepensioneerd commissaris, functionaris of employé onder voorwaardedat: (i) de commissaris, functionaris of employé volledig pensioengerechtigd is overeenkomstig de heersende pensioneringsregeling van een lid of van IATA ongeacht of er een pensioen wordt uitgekeerd (ii) de commissaris, functionaris, of employé zal door niemand anders dan door IATA weer in dienst worden genomen in een tak van het luchtvervoer waardoor hij automatisch recht heeft op vrij of gereduceerd vervoer voor de diensten van een luchtvaartmaatschappij met lijndiensten III) de weduwe/weduwnaar zal zo'n recht slechts behouden zolang zij/hij niet hertrouwt en de kinderen van de commissaris, functionaris of employé het recht tot zij onafhankelijk zijn (k) een employé van een luchtvaartmaatschappij voor het vervoer van de persoonlijke bezittingen van de employé (I) een luchtvaartmaatschappij voor het vervoer van zijn materialen en voorraden (m) een technicus of technisch adviseur die een employé is van de fabrikant van het vliegtuig of van de uitrusting van het vliegtuig waarvan het type vliegtuig of de uitrusting in gebruik is bij een luchtvaartmaatschappij, waarbij het doel is zo'n persoon in de gelegenheid te stellen om op basis van een enkele reis of retour te reizen met het doel technisch advies te geven of om technische werkzaamheden te verrichten met betrekking tot de uitvoering, onderhoud of servicebeurten van het genoemde vliegtuig of van de uitrusting op het verzoek en in het belang van zo'n luchtvaartmaatschappij (3) een lid mag een concessie uitgeven aan een commissaris, functionaris of employé van een organisatie onder gezamenlijk beheer zoals een verenigd of gezamenlijk passageverkoopkantoor, verkeerstoren, Aeronautica Radio Inc., International Air Transport Association, Société Internationale de Télécommunications Aéronautiques en International Aeradio Ltd. (maar uitgezonderd de luchtvaartmaatschappijen zoals hierboven genoemd), die geheel of gedeeltelijk het eigendom zijn van twee of meer lATA-leden, of aan leden van de naaste familie van zo'n employé maar alleen op voorafgaand verzoek van een hoofdfunctionaris van de werkgever van zo'n employé en alleen op de volgende voorwaarden: (a) een concessie mag verleend worden aan andere employés dan die van IATA en/of aan leden van zijn naaste familie met als doen een reis van persoonlijke aard in spoedgevallen en/of een enkele vakantiereis met iedere andere luchtvaartmaatschappij of combinatie van luchtvaartmaatschappijen binnen een kalenderjaar van het moment dat een vakantie wordt toegewezen aan de employé door zijn werkgever met dien verstande dat de reis een enkele reis, retour of rondreis mag zijn met of zonder «stopover» en verder onder voorwaarde dat een reis plaats zal hebben binnen het kalenderjaar waarin de reis is begonnen (b) een concessie mag uitgegeven worden aan andere employés dan die van IATA met als doel het behartigen van de zakelijke belangen van de werkgever of een enkele studiereis op de trajecten van ieder ander lid of een combinatie van leden met dien verstande dat de reis een enkele reis, een retour of een rondreis mag zijn met of zonder «stopover». (c) een concessie mag alleen verleend worden aan een employé van IATA en/of aan leden van zijn naaste familie in overeenstemming met de regels en procedures goedgekeurd door het «Executive Committee» van IATA
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 329, nr. 6
16
(d) een concessie mag worden uitgegeven aan zo'n employé voor het vervoer van de persoonlijke bezittingen van de employé (4) niets van het bovenstaande zal worden uitgelegd als zou een lid verplicht zijn vrij of gereduceerd vervoer voor passage en vracht aan te bieden (5) niettegenstaande hetgeen hierboven en in de resolutie 200g is vastgelegd, mogen geen vrije of gereduceerde reizen voor immigranten verkeer worden verleend behalve met toestemming van de betrokken leden en regeringen.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 6
17
Bijlage 4
Ref.
KLM
2300
BARTER-OVEREENKOMST
(naam en adres) hierna te noemen de Eerstgenoemde Partij, en de KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V. gevestigd te Amstelveen, Amsterdamseweg 55, hierna te noemen KLM
KOMEN ALS VOLGT OVEREEN:
1. De Eerstgenoemde Partij zal de volgende diensten aan KLM verlenen:
2. De vergoeding voor de diensten genoemd onder I, zal bedragen:
f
(
• )
3. De Eerstgenoemde Partij zal voor een bedrag, niet lager dan dat genoemd in 2., van KLM passagebiljetten kopen voor het vervoer van of van andere nader overeen te komen personen op de luchtlijnen van KLM (uitgezonderd die van en naar de Verenigde Staten van Amerika) op in onderling overleg vast te stellen data. Deze passagebiljetten zijn niet voor overdracht aan derden vatbaar, kunnen niet worden gebruikt voor vervoer op luchtlijnen van andere luchtvaartmaatschappijen en komen niet in aanmerking voor restitutie, terwijl het vervoer blnnen een jaar na de datum van dit contract moet hebben plaatsgevonden. Indien en voorzover binnen een jaar na de datum van dit contract het vervoer niet heeft plaatsgevonden, zal de vergoeding voor de door Eerstgenoemde Partij verleende diensten worden verlaagd tot de waarde van de passagebiljetten, waarop wel vervoer binnen een jaar heeft plaatsgevonden. De passagegelden zullen worden berekend overeenkomstig de op het moment van uitgifte van het betreffende passagebiljet toepasselijke tarieven van de International Air Transport Association. 4. KLM zal het in 2. genoemde bedrag onder zich houden ter verrekening met de koopprijs van de in 3. bedoelde pas sagebiljetten.
Handtekening(en)
Handtekening(en)
..Eerstgenoemde Partij"
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.
19
19
(plaats, datum)
(plaats, datum) Code
/
Voor de ticketuitgifte gelieve men contact op te nemen met de KLM Interne Reisdienst (AMS/PR), telefoon 020-493581. alwaar ook niet gebruikte flightcoupons ingeleverd kunnen worden. KLM 573-2
Bestemming
Ie ex. Eerst genoemde Partij
2e ex. Contracterende Afdeling
3e ex. AMS/PR
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 6
SPUIW
5e ex. SPUIW
18
KLM
BARTER-AGREEMENT
(Name and address) hereinafter referred to as the First Mentioned Party, and KONINKLIJKE
LUCHTVAART
MAATSCHAPPIJ
N.V., established at Amstelveen, 55 Amsterdamseweg. The Nether-
land, hereinafter referred to as KLM,
HAVE AGREED AS FOLLOWS:
1. The first Mentioned Party hereto shall render the following services to K L M :
2. The remuneration due for the services mentioned under (1) shall be: Dfl
(
3. The First Mentioned Party hereto shall purchase from KLM tickets for transportation of
or any person to be agreed upon mutually, on the services of KLM, (services to and from the USA excluded) on dates to be agreerd upon mutually, to an amount not less than the amount mentioned under (2). Such tickets shall be non-endorsable and non-refundable, and the thansportation thereunder has to be completed within one year from the date of this contract. To the extent that the transportation mentioned herein has not been purchased and/or completed withln one year from the date of this contract, the amount specified under (2) hereof shall be reduced accordingly. For the purpose of calculating the value of the tickets purchassed, the rate'of exchange and the tariffs as established by the International Air Transport Association, effective on the date of issuance of each ticket, shall be taken into account. 4. Tickets originating from this agreement shall not be transferred to third parties. 5. Any amount due under (2) hereof shall be paid into the account of the First Mentioned Party with KLM, to be used as payment for tickets as referred to under (3) hereof.
Signature(e)
Slgnature(s)
„First Mentioned Party"
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N V .
,
19
,
(place, date)
19
(place, date) Code
/
For the issuance of the tickets please contact KLM's Travel Department AMS/PR. phone 020-49 35.81. Unused fllghtcoupons have to be forwarded to the same department. KLM 573-2
Destination First Mentioned Party
2nd KLM a Contractlng Department
Jrd AMS/PR
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 6
4:h SPUIW
5th SPUIW
19
Bijlage 5
KLYNVELD KRAAYENHOF & CO Accountants Amsterdam, 19 december 1978 De Weledelgeleerde Heer drs. S. Orlandini President-Directeur van de KLM Weledelgeleerde Heer, U hebt ons medegedeeld, dat door de KLM aan de heer ir. A. Vondeling, Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, opgave is verstrekt van leden der Staten-Generaal, aan wie gedurende de laatst verstreken vijf boekjaren - eindigend op 31 maart 1978 - door de directie van de KLM gratis tickets zijn verstrekt. In aansluiting daarop hebt u ons verzocht na te gaan of wij ons kunnen verenigen met uw mededeling dat dit uitsluitend het lid van de Tweede Kamer, de heer P. van Zeil, betreft. In de ons toegemeten tijd hebben wij ons onderzoek uitsluitend kunnen richten op de verstrekking rechtstreeks door leden van de directie. Voor wat betreft verstrekkingen via de vestigingen kan worden opgemerkt, dat omtrent de twee belangrijkste, t.w. Nederland en de V.S., door de interne accountant is gerapporteerd; desgewenst zijn wij bereid daarop een aanvullend onderzoek te verrichten. Barter-tickets (in betaling gegeven voor ontvangen diensten) gelden in dit verband niet als gratis tickets. Met inachtneming van het vorenstaande delen wij u mede, dat ons onderzoek naar verstrekte gratis tickets aan de leden van de Staten-Generaal - waarbij de relatie tussen naam en functie zo zorgvuldig mogelijk is gelegd - geen andere namen heeft opgeleverd dan die van de heer P. van Zeil. Hoogachtend, Klynveld Kraayenhof
Tweede Kamer,zitting 1978-1979, 15329, nr. 6
20
Bijlage 6
«Gratis ticket als afscheidscadeau is gebruikelijk» Utrecht - De Vervoersfederatie FNV heeft er geen bezwaar tegen dat vakbondsbestuurders, die de onderhandeling met de KLM voeren, bij hun afscheid vliegtickets cadeau krijgen. Dat zegt de woordvoerder van de federatie, Bert Duym. CDA-Kamerlid Piet van zeil maakt onlangs gewag van dit gebruik toen bekend werd dat hij enige malen op kosten van de KLM had gevlogen. De onafhankelijkheid van de bestuurder is daarbij volgens de bonden niet in het geding, omdat «de KLM hierbij niet selectief te werk gaat». Dat betekent iedereen krijgt zo'n vliegreisje aangeboden, of hij voor de KLM nou een lastige klant was of niet. De bonden beschouwen zo'n afscheidsgeschenk als volstrekt normaal en vergelijken het met de kleine attentie die vertegenwoordigers van werkgevers ook van de bonden krijgen als ze afscheid nemen. De waarde van de presentjes die wij geven is weliswaar veel kleiner dan van een vliegticket, maar in feite kost een ticket de KLM ook heel weinig: wat ze krijgen is namelijk een lege plaats in een toestel», aldus woorvoerder Duym. Van Zeil zei zaterdag in onze krant verder dat bondsbestuurders geregeld op kosten van de KLM reizen als hun werk voor het KLM-personeel dat eist. De federatie bevestigt die lezing vokomen: «Wij beschouwen dat als een vakbondsfaciliteit. Als er dit soort dienstreizen nodig zijn bedingen we zoveel mogelijk dat de werkgever die betaalt». (Utrecht Nieuwsblad 11 dec. '78).
Tweede Kamerzitting 1978-1979, 15329, nr. 6
21