Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
21 501-33
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 78
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 6 juni 2005 Bijgaand vindt u het telecommunicatie- en energiedeel van de geannoteerde agenda van de Raad voor Transport, Telecommunicatie en Energie, welke op 27 en 28 juni 2005 te Luxemburg zal worden gehouden. De belangrijkste agendapunten op telecommunicatiegebied zijn de Europese voorbereiding van de World Summit on the Information Society (WSIS) en de presentatie van de Commissie inzake i2010, hét ICT-programma voor de komende 5 jaar. De WSIS vindt plaats in november dit jaar in Tunis. De Raad zal over dit onderwerp van gedachten wisselen en Raadsconclusies aannemen over de EU-voorbereiding van de WSIS. De belangrijkste agendapunten op energiegebied zijn een politiek akkoord bereiken over de Richtlijn over energie-efficiëntie bij eindgebruik en energiediensten en de presentatie door de Commissie van de voornemens omtrent het Groenboek Energie-efficiëntie. Deze onderwerpen sluiten aan bij de prioriteiten van het Nederlands energiebeleid, waarbij het belangrijk is dat ook de Europese dimensie wordt ingevuld. De Minister van Economische Zaken, L. J. Brinkhorst
KST87338 0405tkkst21501-33-78 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
1
GEANNOTEERDE AGENDA VOOR DE ONDERDELEN TELECOMMUNICATIE EN ENERGIE VAN DE RAAD VOOR TRANSPORT, TELECOMMUNICATIE EN ENERGIE VAN 27 en 28 juni 2005 Agendapunten
Besluitvorming
WSIS I2010 Richtlijn over energie-efficiëntie bij eindgebruik en energiediensten Groenboek Energie-efficiëntie EU-Rusland Energiedialoog Eu-OPEC dialoog Transeuropese Netwerken energie
Raadsconclusies Presentatie door de Commissie Politiek akkoord Presentatie door de Commissie Informatie van de Commissie Informatie van de Commissie Gemeenschappelijk standpunt
WSIS – World Summit on the Information Society – Raadsconclusies De Raad zal Raadsconclusies aannemen die beogen op hoofdlijnen de inzet te bepalen van de Europese Unie in de laatste fase van de onderhandelingen (prepcom 3) ter voorbereiding van de World Summit on the Information Society (WSIS). WSIS wordt gehouden op 16–18 november 2005 te Tunis. Prepcom 3 zal plaatshebben van 19 tot 30 september te Genève. Met mijn brief van 17 november 2004, Kamerstukken II, 21 501-33, nr. 66 en mijn brief van 10 januari 2005, Kamerstukken II, 21 501-33, nr. 72 heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen ter voorbereiding van prepcom 2, die gehouden is van 17–25 februari 2005 te Genève. Daarbij heb ik ook het belang benadrukt van een gezamenlijke inzet van de Europese Unie in de onderhandelingen en heb ik de hoofdlijn van de Nederlandse inzet aangegeven. Van de twee hoofdthema’s waarover tijdens de eerste fase van de WSIS in Genève (10–12 december 2003) nog geen overeenstemming kon worden bereikt, te weten Internet Governance en financieringsmechanismen voor ICT projecten in ontwikkelingslanden, is tijdens prepcom 2 goede voortgang geboekt ten aanzien van de financieringsmechanismen.De aanstaande prepcom 3 zal vooral in het teken staan van het thema Internet Governance. Internet Governance Het is van groot belang dat de Europese Unie ook op het punt van internet governance een gezamenlijk standpunt inneemt en daarbij een belangrijke rol kan vervullen in het vinden van voor iedereen aanvaardbare oplossingen. Kern van de discussie is de vraag hoe het beheer van domeinnamen en IP-adressen er in de toekomst uit zou moeten zien. Op dit moment wordt dit uitgevoerd door ICANN. ICANN is een privaatrechtelijke organisatie met hoofdzetel in Californië. ICANN heeft met de Amerikaanse regering een MoU (Memorandum of Understanding) afgesloten op basis waarvan ICANN belast is met het beheer van domeinnamen en de distributie van IP-adressen. Deze controlerende rol van de Amerikaanse overheid wordt door veel deelnemers aan de WSIS discussie als onwenselijk gezien. Over het naar behoren functioneren van het systeem, en meer specifiek ICANN zelf, is geen groot meningsverschil. De EU is van mening dat er een nieuw samenwerkingsmodel nodig is om de uitgangspunten vorm te geven zoals vastgelegd in de WSIS politieke beginselverklaring met betrekking tot de cruciale rol van alle actoren op
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
2
het gebied van internet governance, inclusief overheden, de private sector, civil society en internationale organisaties. De bestaande internet governance mechanismen moeten op een steviger democratische, transparante en multilaterale basis worden gefundeerd, met een sterkere nadruk op de publieke belangen van alle overheden. De EU meent dat dit nieuwe model gebaseerd moet zijn op de volgende principes: 1. het moet niet in de plaats komen van bestaande mechanismen en instituties, maar het moet toegevoegd worden aan de bestaande structuren voor internet governance met een bijzondere nadruk op de complementariteit tussen alle actoren die bij het proces zijn betrokken: overheden, private bedrijven, civil society en internationale organisaties. 2. het nieuwe publiek-private model moet bijdragen aan de duurzame stabiliteit en robuustheid van het internet door effectief de onderwerpen van publiek belang aan te pakken die samenhangen met de hoofdpunten van internet governance. De EU is van mening dat overheden een specifieke missie en verantwoordelijkheid tegenover hun burgers hebben in dit nieuwe samenwerkingsmodel, waarbij hun rol hoofdzakelijk gericht moet zijn op de principiële onderwerpen van publiek belang met buitensluiting van enige betrokkenheid in de dagelijkse operationele handelingen. Deze lijn wordt bevestigd in de Raadsconclusies, die op de Raad zullen worden vastgesteld. Voor meer gedetailleerde informatie voeg ik bij deze brief een bijlage toe die vooral ingaat op de internet governance problematiek. Financieringsmechanismen Met betrekking tot de financieringsmechanismen voor ICT projecten in ontwikkelingslanden is in prepcom 2 in beginsel al overeenstemming bereikt. Deze overeenstemming werd bereikt op basis van een rapport dat is opgesteld door een speciale Task Force onder leiding van de Secretaris Generaal van de VN. De conclusie, die gebaseerd is op dit rapport, is dat hoewel er reeds vele mechanismen bestaan voor ICT ontwikkeling, er toch nog een mismatch is tussen behoeften en beschikbare financiering. De groeiende rol van investeringen in infrastructuur door de private industrie werd eveneens erkend. Aan een aantal gebieden is nog onvoldoende aandacht besteed, financiële middelen moeten daarop worden geconcentreerd. Het betreft o.a. de volgende gebieden: 1. ICT capacity building: financiering van materialen en hulpmiddelen evenals financiering van speciale trainingsinitiatieven. 2. Toegang en connectiviteit met betrekking tot ICT diensten 3. Regionale backbone infrastructuur en netwerk toegangspunten 4. Breedband capaciteit en de bevordering van breedbanddiensten tegen betaalbare prijzen 5. Gecoördineerde ondersteuning van de minst ontwikkelde landen en kleine eiland staten om transactiekosten van hulp te verlagen 6. ICT inbedden in de armoede bestrijding strategieën. 7. Regelgevende en wettelijke hervorming op ICT gebied. Ook is het belang onderstreept van een multi stakeholder benadering en een brede coördinatie tussen overheden en bedrijven. Vanuit deze gedachten is een Digitaal Solidariteitsfonds (DSF) opgericht. Het DSF vertegenwoordigt een innovatief financieel instrument op vrijwillige basis, dat open is voor geïnteresseerde stakeholders en gefinancierd wordt door
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
3
vrijwillige bijdragen. Het DSF is een aanvulling op de bestaande financieringsmechanismen. Het final report van prepcom 2, inclusief de voorstellen met betrekking tot financiering, is te vinden op www.itu.int/wsis en doorklikken naar prepcom 2. i2010 – a European Information Society for growth and employment – Presentatie door de Commissie In deze mededeling (welke reeds op 1 juni jl. is gepubliceerd) presenteert de Europese Commissie i2010, de nieuwe Europese ICT-Agenda voor de periode 2006–2010. i2010 staat voor European Information Society 2010. Dit plan is de opvolger van huidige eEurope Actieplan2005. Met het uitbrengen van de prikkelende PriceWaterhouseCoopers studie Rethinking the European ICT Agenda en de daaropvolgende high level meeting in Amsterdam is het starschot gegeven voor de discussie rondom het aankomende actieplan. Dit is uitgemond in een Resolutie in de Telecomraad van december 2004. Daarop heeft de Commissie via een questionnaire een brede consultatie gehouden over de bouwstenen van het nieuwe plan. De Voorjaarstop van 22 en 23 maart jl. heeft de noodzaak om te komen tot een Europees ICT actieplan nog eens onderstreept. Samen heeft dit nu geleid tot de uitgebrachte Mededeling. De mededeling behelst 3 doelstellingen (de zgn. 3 i’s) met daaraan acties gekoppeld. De doelstellingen zijn: • A single European Information Space. Doel is hier om een interne markt voor informatiediensten en -goederen te realiseren, waarbij betaalbare en veilige breedbandige verbindingen, diensten en content voorop staan. De ambitie is te zorgen dat in 2010 50% van de Europese bevolking gebruik maakt van geavanceerde breedbanddiensten. • Innovation and Investment in ICT. De Commissie wil meer investeringen in ICT R&D (verdubbeling) om het gat te dichten met landen die met Europa concurreren. • Inclusive Information Society. De ambitie is om de omvang van de digitale kloof te halveren en het gebruik van publieke ICT-diensten door burgers te verdubbelen (al is onduidelijk hoe dit gemeten moet worden). Het gaat dus om het verhogen van de toegankelijkheid én deelname aan de informatiemaatschappij inclusief het stimuleren van de toepassing van ICT in het publieke domein. Nederland heeft andere landen veel te bieden op ICT-gebied. Nederland heeft, als land met uitstekende ICT-infrastructuur en diensten, baat bij om te komen tot een krachtige Europese ICT-Agenda. Tegelijkertijd kunnen we van andere landen leren. Het grensoverschrijdende karakter van internet noopt verder tot internationale samenwerking op het gebied van ICT. i2010 biedt daarvoor een prima kader. Het Ministerie van Economische Zaken zal daarom namens Nederland actief participeren in de discussies over i2010. Nederland wil bij de verder uitwerking accenten zetten op de volgende vijf thema’s: • Het bevorderen van standaardisatie en interoperabiliteit; • Vergroting veiligheid en vertrouwen in elektronische dienstverlening • Beter en slimmere benutting van ICT in het publieke domein; • Een kader voor breedbandbeleid dat Nederland in staat stelt om koploper te worden/blijven • Een substantieel aandeel voor ICT-onderzoek in het 7e Kaderprogramma en een goed gefocuste inzet van de verschillende Europese ICT-stimuleringsprogramma’s.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
4
De acties in de mededeling zijn bedoeld om in Europees verband, eerder en beter de vruchten te kunnen plukken van de informatiemaatschappij en daarmee ook de Lissabondoelstellingen (met een focus op groei en werkgelegenheid) dichterbij te brengen. Richtlijn over energie-efficiëntie bij eindgebruik en energiediensten – Politiek akkoord Bij brief van 18 november 2004, Kamerstukken II 22 112, nr. 345, heb ik de vaste Commissie voor Economische Zaken het standpunt van de Nederlandse regering uiteengezet over het voorstel van de Europese Commissie inzake de Richtlijn over energie-efficiëntie bij eindgebruik en energiediensten. Het BNC-fiche inzake dit Richtlijnvoorstel werd u toegezonden bij brief dd. 19 maart 2004, Kamerstukken II 22 112, nr. 312. Op mijn initiatief is tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap in de Vervoer, Telecom en Energie-Raad van 29 november 2004 door de Energie-ministers gediscussieerd over een drietal kernvragen betreffende deze Richtlijn. Deze betroffen de aard van de doelstelling, de rol van de overheid en de wijze waarop het halen van de doelstellingen moet worden bepaald. Het Luxemburgs voorzitterschap is op basis van de uitkomsten van dat debat en op basis van voorliggende compromisteksten van het NL voorzitterschap voortvarend aan de slag gegaan. Startpunt was dat een grote meerderheid van de lidstaten zeer kritisch stond ten aanzien van belangrijke elementen van het oorspronkelijke Commissie-voorstel voor de Richtlijn. Door middel van vele besprekingen in de Raadswerkgroep en op basis van een zeer open houding, leidend tot een fors aantal compromis-voorstellen, heeft het Luxemburgs voorzitterschap convergentie tot stand gebracht van de meningen van de Lidstaten en de Commissie. Dit lijkt nu succesvol afgerond te kunnen worden. Voorzover nu te overzien, zijn er geen majeure knelpunten overgebleven en kan de Raad op 28 juni een politiek akkoord over deze Richtlijn bereiken. Het EP zal in juni 2005 een eerste lezing geven. Ik geef hierna de belangrijkste elementen van het Richtlijn-voorstel en geef daarbij ook mijn mening. 1. De doelstelling voor energie-efficiëntie. Voorstel is om een indicatief doel vast te stellen van 6% energie-besparing over een periode van 6 jaar. Een indicatief doel, omdat praktisch alle lidstaten een verplicht, dat wil zeggen met eventuele sancties van de Commissie afdwingbaar, doel afwijzen. De heersende mening is dat energie-besparingsbeleid van zovele onzekere factoren afhankelijk is dat de regeringen van lidstaten hier niet in rechte op kunnen worden aangesproken. Een 6% – 6 jaar combinatie geeft de lidstaten flexibiliteit in het bepalen van aard en tempo van maatregelen. Ik kan instemmen met deze redenering. Een brede gezamenlijke Europese benadering van energie-efficiëntie heeft voordelen en is nodig. De Commissaris voor Energie, de heer Piebalgs, heeft dit ook duidelijk onderkend met zijn onlangs gelanceerde European Energy Efficiency Initiative. Op deelgebieden zijn ook al belangrijke stappen gezet, bijvoorbeeld via de Richtlijn Gebouwde Omgeving. Een gezamenlijke visie is dan ook nuttig. Daartoe draagt deze Richtlijn zeker bij. Een indicatief doel mag daarbij stellig niet worden uitgelegd als vrijblijvend. De Europese Commissie zal de voortgang monitoren en hierover rapporteren. De lidstaten committeren zich wel degelijk en ik meen dat peer-pressure ook in dit verband effectief zal blijken. In dit commitment wil NL een behoorlijke duit in het zakje doen. Ik heb u in een onlangs plaatsgevonden AO gemeld dat ik energie-efficiëntie hoog op het lijstje van beleidsprioriteiten heb geplaatst, om redenen van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
5
economische efficiency en klimaatbeleid. De nu in de Richtlijn opgenomen doelstelling kan, op basis van doorrekening van scenario’s en huidig beleid, worden gehaald. Ik wil echter een extra inspanning op het gebied van energie-efficiëntie leveren; uiteindelijk zal Nederland de Richtlijn-doelstelling dus ruim moeten kunnen halen. Ik zal u over dit aanvullend beleid in het komende Energierapport 2005 nader informeren. 2. Voorbeeldrol van de overheid. Het initiële idee om van de publieke sector een harde extra inspanning te eisen (1,5% besparing/j) is door de meerderheid van de lidstaten verworpen. Naast de weerbarstige problematiek van de definitie van «publieke sector» in de verschillende lidstaten, lag hieraan ten oorzaak de wens van vele lidstaten om zelf te bepalen hoe men het indicatieve totaaldoel wil bereiken en welke sectoren men hiervoor meer of minder wil aanspreken. Wel kon men elkaar vinden in een vastleggen van een voorbeeldrol voor de overheid. Hoe dit zal worden ingevuld is aan de lidstaten, hoewel in de Richtlijn wel een aantal concrete mogelijkheden worden aangedragen. Ik acht dit een verstandige benadering. Voor wat betreft de Nederlandse situatie zal ik bezien hoe overheidsaanbestedingen en/of een breder gebruik van energie-audits ingezet zullen worden. 3. Het bevorderen van energie-efficiëntie en de ontwikkeling van energiediensten. Discussie tussen de lidstaten en de Commissie ging over de (on)mogelijkheid om daadwerkelijk een markt voor energiediensten te scheppen. Overeenstemming bestaat over de vaststelling dat deze markt zich al aan het ontwikkelen is en de overheid in ieder geval eventuele belemmeringen hierbij moet wegnemen. In een poging deze markt actief te bevorderen zien de meeste lidstaten echter weinig. Energie-efficiëntie bij het eindgebruik wordt op Europese schaal vooral gestimuleerd door normering: etikettering van apparaten, prestatienormen voor de gebouwde omgeving. De tekst van de Richtlijn zoals die in de Raad zal voorliggen kiest niet voor uniforme Europese regels voor de promotie van energiediensten. Veeleer wordt een aantal mogelijkheden genoemd, waaruit de lidstaten er een of meerdere moeten kiezen. Dat loopt van het extra stimuleren van energie-audits, via het oprichten van fondsen voor subsidiëring van energiebesparende maatregelen en aanbod van slimme meters tot vrijwillige afspraken met groepen van eindgebruikers. We hebben in Nederland al het nodige lopende beleid op energiebesparingvlak; we hebben ook goede en minder goede ervaringen opgedaan met bepaalde instrumenten. Belangrijk acht ik dat het gebrek aan transparante en regelmatige informatie over daadwerkelijk en beïnvloedbaar energieverbruik een factor van belang is voor de vraag naar energiediensten. De invoering van slimme meters kan aan deze informatiebehoefte tegemoet komen. En uiteraard moet de overheid marktbelemmerende regels nog eens goed tegen het licht houden. Zoals hierboven gesteld is voor Nederland louter uit hoofde van deze Richtlijn niet een beleidsaanscherping aan de orde. Wel wil ik bepaalde suggesties uit de Richtlijn goed bezien, ook bij de uitwerking van de door mij zelf beoogde beleidsintensivering die in het Energierapport gestalte zal krijgen 4. Monitoring en meten. Veel nader overleg zal nog nodig zijn over de precieze modaliteiten voor het meten en aggregeren van behaalde energiebesparingen. Volstrekte harmonisering lijkt hierbij niet nodig; wel dient er voldoende vertrouwen te zijn in verschillende methoden van de lidstaten. Vergelijkbaarheid en transparantie staan hierbij voorop. Een zorgvuldige vormgeving is noodzakelijk. De instelling van een Comité van experts van de lidstaten voor de uitwerking van dit soort technisch gecompliceerde kwesties is in de Richtlijn voorzien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
6
Groenboek Energie-efficiëntie / European Energy Efficiency Initiative – Presentatie door de Commissie In februari 2005 heeft de Commissaris voor Energie, de heer Piebalgs, in een brief aan de EU-energieministers het European Energy Efficiency Initiative gelanceerd. Hiermee geeft de Commissie Barosso aan dat zij energie-efficiëntie als politieke prioriteit ziet. Commissaris Piebalgs heeft dit onderwerp om een aantal redenen (kosten-effectiviteit, CO2-reductie, voorzieningszekerheid, werkgelegenheid) als zijn eerste prioriteit aangemerkt in het kader van duurzaam energiebeleid in 2005. Ik heb tegenover de Commissaris mijn grote waardering en steun uitgesproken voor het feit dat hij energie-efficiëntie zo prominent heeft geagendeerd. Als eerste concrete uitvloeisel van dit Initiatief zal de Commissie een Groenboek Energie-efficiëntie uitbrengen. Een eerste voorbespreking van de Commissie met een speciaal ingestelde High-Level Groep van ambtelijke vertegenwoordigers van de EU-25 kwam in april jl. bijeen om over de inhoudelijke lijnen van het Groenboek te spreken. Hopelijk zal de Commissie op de VTE-Raad van 28 juni (Energie) een eerste presentatie kunnen geven van de voornemens omtrent dit Groenboek. EU-Rusland Energiedialoog – Informatie van de Commissie Tijdens het EU-voorzitterschap heeft Nederland zich ingespannen om de bestaande EU-Rusland Energiedialoog nieuw leven in te blazen. Er is een viertal zgn. Thematische groepen gevormd (over energie-efficiency, infrastructuur, investeringen en handel), die bedreigingen en kansen op deze terreinen zullen identificeren. De EU-deelnemers aan de groepen zijn bekend, het wachten is op de namen van de Russische deelnemers, zodat de groepen van start kunnen gaan. EU-OPEC-dialoog – Informatie van de Commissie Nederland heeft tijdens het EU-voorzitterschap ook het initiatief genomen om de mogelijkheden voor een dialoog tussen de EU en OPEC te verkennen. De OPEC heeft meteen positief gereageerd op dit voorstel. De agenda voor dit overleg is de afgelopen maanden voorbereid, het eerste overleg zal plaatsvinden op 9 juni 2005 in Brussel. Transeuropese Netwerken energie (TEN) – gemeenschappelijk standpunt In juni 2004 bereikten de energieministers overeenstemming over het voorstel van de commissie over de herziening van het besluit uit 2003 over energie Trans Euopese Netwerken. De herziening is nodig in verband met de toetreding van de nieuwe Lidstaten Daarnaast heeft de Commissie (naar analogie van het besluit met betrekking tot de TEN’s voor transport) het voorstel gedaan om te komen met een extra categorie van projecten (naast projecten en prioriteitsprojecten, nu ook projecten van Europees belang) en voor de mogelijkheid om door de Commissie, Europese coördinatoren te benoemen voor specifieke projecten. De financiering in het kader van de energie-TEN’s betreft haalbaarheidsstudies. Dit is anders bij de transport-TEN’s, waar ook een bijdrage in de investeringskosten wordt gegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
7
De Lidstaten waren tijdens de Raad dan ook unaniem van mening dat een extra categorie projecten en een Europees coördinator niet in verhouding waren tot de geringe financiële bijdrage vanuit energie-TEN’s en extra administratieve lasten tot gevolg hebben. De betreffende artikelen zijn geschrapt. De Commissie houdt daarbij een voorbehoud. Het Europees Parlement zal begin juni 2005 stemmen over de eerste lezing. De aangenomen amendementen zal de Raad vervolgens in de beschouwing betrekken om te komen tot een gemeenschappelijk standpunt. Een overeenstemming in tweede lezing wordt dan dit najaar verwacht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
8
BIJLAGE
Bijlage bij geannoteerde agenda World Summit on the Information Society Internet Governance positiebepaling Europese Unie en Nederland Inhoud
blz.
1 Inleiding 2 Working Group on Internet Governance 3 Kern van de discussie 4 Prioriteiten Nederland 5 De posities 6 Positie Europa 7 De risico’s 8 Aanloop naar de Summit 9 Nederlandse stakeholder-bijeenkomsten ANNEX I: EU STATEMENT WGIG 18 APRIL 2005 ANNEX II: Legenda
9 9 10 10 12 12 13 13 13 15 16
1 Inleiding De internationale en nationale voorbereidingen voor de WSIS (World Summit on Information Society) die van 16 tot 18 november 2005 in Tunis zal plaatsvinden, zijn op dit moment in volle gang. De Europese Unie heeft de afgelopen maanden gewerkt aan het formuleren van een standpunt over Internet Governance, een van de cruciale onderwerpen die tijdens deze wereldtop aan de orde zullen komen. Bij dit thema staat de vraag centraal welke publieke belangen er bij «het beheer van het internet» spelen, en op welke wijze, via welke internationale, regionale en nationale mechanismen en organisaties, bestaande of nieuwe, deze geborgd zouden moeten worden. 2 Working Group on Internet Governance Belangrijk voorwerk voor de Internet Governance discussie wordt geleverd door de WGIG (Working Group on Internet Governance) die in opdracht van de Secretaris Generaal van de VN sinds najaar 2004 aan het werk is. WGIG is samengesteld uit alle betrokken stakeholders (overheden, bedrijven,cicil society en internationale organisaties) en heeft drie taken meegekregen; 1) een definitie geven van Internet Governance, 2) die zaken identificeren binnen Internet Governance die aspecten van publiek belang bevatten, en 3) aanbevelingen maken c.q. «proposals for action, as appropiate» op dit terrein. WGIG zal in juli 2005 met een eindrapport komen ten behoeve van bespreking op de prepcom 3 (19–30 september 2005), dat de basis zal gaan vormen voor aanbevelingen met het oog op de Summit in november. Van de 40 WGIG werkgroepleden zijn 4 leden afkomstig van Europese overheden; Europese Commissie, Luxemburg, Verenigd Koninkrijk en Noorwegen. In de aanloop van het WSIS/WGIG proces werd duidelijk dat ontwikkelingslanden, opkomende economische grootmachten (als China, India en Brazilië) en Westerse landen verschillende onderwerpen hoog op de agenda wilden hebben. Voor Europa is het zaak om uiteindelijk een beperkt aantal essentiële thema’s op de agenda van de Summit te krijgen waarover internationale afspraken moeten worden gemaakt. Mede door de Europese inzet (binnen/buiten de WGIG) is het gelukt de agenda van de WGIG in een richting te brengen die spoort met de Europese prioriteiten (zie verderop). Zoals het zich nu laat aanzien zal WGIG
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
9
met haar aanbevelingen zich concentreren op de volgende centrale vragen: 1. Is een «global forum» nodig om mondiale Internet Governance issues te bespreken als vervolg op het WSIS-proces en de wereldwijde discussies in dit verband? 2. Is het toezicht over het mondiale beheer van «core resources» van het internet (domeinnamen. IP adressen en root server system) goed geregeld? Is hierbij een grotere rol van overheden gewenst? 3. Wordt het beheer van specifieke internet governance zaken door verschillende bestaande instituties goed opgepakt? Is er noodzaak voor betere coördinatie tussen deze instituties? 4. Wat zijn goede modellen en mechanismen van Internet Governance op nationaal niveau: Hoe kunnen landen van elkaar leren door best practices uit te wisselen? 3 Kern van de discussie Een groot deel van de discussie gaat over de vraag wie de (overkoepelende) zeggenschap over het beheer van domeinnamen en IP-adressen zou moeten hebben. Op dit moment oefent de Amerikaanse regering als enige overheid invloed uit op dit beheer. Via een MoU (Memorandum of Understanding) heeft de VS-regering de overall coördinerende rol van het beheer van domeinnamen en de distributie van IP-adressen in handen gelegd van de private Amerikaanse instantie ICANN. Dit MoU loopt af in september 2006. Formeel werkt ICANN toe naar verzelfstandiging en hoewel het de verwachting is dat dit de «laatste MoU» zal zijn, kan de VS-regering mogelijk vasthouden aan zeggenschap door de MoU wederom te verlengen. Daarnaast zijn er contracten tussen de VS-regering en Amerikaanse organisaties voor cruciale functies, zoals het beheren van de root zone file1 en ondersteunde systemen. Deze unieke rol van de Amerikaanse overheid leidt tot discussies in WGIG verband. Temeer omdat alle andere overheden slechts een adviserende rol hebben, via het Governmental Advisory Committee van ICANN (GAC). 4 Prioriteiten Nederland Gezien het economische belang van internet voor Europa is het stevig verankeren van de stabiliteit en continuïteit van het Internet beheer van essentieel belang. Vanuit dit perspectief zijn zowel Nederland als de EU voorstander van het hanteren van een beperkte scope van de WGIG discussie, en is men de mening toegedaan dat de WSIS-agenda niet belast moet worden met kwesties die al in een ander verband afdoende geregeld zijn. Samengevat heeft Europa de volgende twee topprioriteiten: • De internationalisering van ICANN-functies. • Het vinden van multilaterale oplossingen voor Spam en Security.
1
Ieder computer op het internet is (in)direct afhankelijk van de root zone file om het adres te vinden van een domeinnaam en achterliggende website of emailadressen. In de root zone file staat bijvoorbeeld dat alle «.nl» domeinnamen te vinden zijn in de systemen van SIDN, de beheerder van .nl.
Ter verheldering van de discussie zijn alle kwesties, relevante actoren en organisaties binnen het speelveld van Internet Governance in kaart gebracht (zie schema met piramides onder). De Nederlandse prioriteiten bevinden zich in de top van de piramide; vak «A» (resources) en vak «B» voor dat deel dat gaat over Security en Spam. Over deze thema’s heeft de Unie al in formele documenten – o.a. tijdens het Nederlandse voorzitterschap – aangegeven dat ze cruciaal zijn in het kader van WSIS/WGIG. Welke wijziging van het stelsel ook voorgesteld wordt, voor de Unie staat voorop dat de stabiliteit en de continuïteit van het Internet gewaarborgd dient te blijven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
10
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
11
SPAM en Security In de WSIS-discussies hebben deze thema’s tot nu toe te weinig aandacht kregen en ze dreigen enigszins ondergesneeuwd te raken. De Europese Unie en de Commissie zullen de komende tijd extra inspanningen verrichten om de issues Spam en Security nadrukkelijker op de WSISagenda te plaatsen. Uit de discussies die tot nu toe over deze onderwerpen hebben plaatsgevonden is duidelijk geworden dat een grotere mate van internationale samenwerking gewenst is. In de EU statement, uitgesproken door de huidige EU-voorzitter (Luxemburg) tijdens de laatste WGIG van 18 april jl., is dit duidelijk naar voren gebracht (zie ANNEX I). 5 De posities In de discussies binnen WSIS/WGIG over de Amerikaanse invloed bij het beheer over domeinnamen en IP-adressen wordt door sommigen de wens naar voren gebracht dat er een meer gedeelde invloed van alle overheden moet komen Zij gebruiken als belangrijkste argument dat Internet Governance meer democratisch en multilateraal moet worden. Deze deelnemers pleiten voor het onderbrengen van het beheer in een VN- of intergouvernementele vorm, waarbij de ITU vaak genoemd wordt als logische partner. Anderen willen het huidige systeem ongemoeid laten. Het is reëel om ervan uit te gaan dat het slagen van de top afhangt van de bereidheid van beide «kampen» om op het gebied van oplossingen nader naar elkaar te komen. De positie van de VS en de bereidheid van deze zijde om mee te werken aan internationalisering van het beheer van Internet is daarbij cruciaal, vanwege de banden en contracten die de VS heeft met ICANN en andere organisaties 6 Positie Europa Gezien de goede banden van Europa met de meest relevante landen binnen het WSIS/WGIG-proces kan Europa een belangrijke bemiddelende rol spelen. Dit is een belangrijke doelstelling voor de Unie. Europa streeft naar internationalisering van het internet beheer, maar neemt in de net genoemde discussie een tussenpositie in. De Europese landen willen het huidige systeem niet onnodig veranderen of zelfs destabiliseren. Zij zijn beducht voor een (nieuwe) rol voor intergouvernementele organisaties omdat dit het bestaande goed werkende model, waarbij een grote rol is weggelegd voor de private sector en zelfregulering, kan aantasten. Een grotere invloed van overheden kan leiden tot bureaucratisering ten koste van de innovatieve kracht van het internet. Deze zienswijze is grotendeels in lijn met die van het bedrijfsleven en de Internet Community. Na het bereiken van een consensus over de noodzaak van internationalisering is er momenteel een discussie binnen de Unie gaande over de institutionele vormgeving die nodig is om dit te bereiken. De grondgedachte is dat er een nieuw coöperatiemodel nodig is bij het beheer van internet, gestoeld op internationale legitimiteit. Op basis van de bovenbeschreven Europese inhoudelijke positiebepaling en vanuit de ambitie om een bemiddelende rol te spelen, vinden momenteel diverse gesprekken tussen de Unie en de VS plaats. De Commissie, maar ook afzonderlijke lidstaten zullen tevens met landen als Brazilië en China overleg voeren om te bezien in hoeverre een gemeenschappelijke visie kan worden bereikt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
12
7 De risico’s De problematiek die boven beschreven is, kan een van de grote struikelblokken vormen voor het slagen van de WSIS. De standpunten van de deelnemende landen liggen op dit moment nog steeds ver uit elkaar en er is nog geen zicht op een uitkomst. Het niet oplossen van deze problematiek betekent het continueren van de huidige situatie en voortzetting van het private model voor internet beheer en mogelijk een gehele verzelfstandiging van ICANN. Voor de kerntaken van ICANN zal er geen internationaal toezicht of bijsturingmogelijkheid zijn. Aangezien het beheer en het beleid op het gebied van domeinnamen/IP adressen tot nu toe bijna probleemloos heeft gewerkt, is er geen reden om aan te nemen dat er op de korte termijn ineens iets fout zal gaan. Voor de lange termijn zijn er wel degelijk risico’s. In de komende jaren zal verhoudingsgewijs het hoge westerse gebruikspatroon van het internet afnemen, ten koste van sterk opkomende landen zoals China, India en Brazilië. China maakt nu al 10% uit van het aantal internetgebruikers. In deze landen, maar ook in ontwikkelingslanden zal de impact van internet op het gebied van economische groei en sociale verandering de komende jaren groot zijn. Naarmate internet meer globaliseert zal de roep om een multilateraal en breed gedragen Internet Governance model dus toenemen. Met de globalisering zullen ook specifieke belangen van nietwesterse landen (zoals multilingual DNS) meer aandacht moeten krijgen. Als ICANN niet voldoende evolueert naar een mondiaal gelegitimeerde organisatie bestaat de kans dat het Internet steeds meer onder druk komt te staan van geopolitieke discussies. 8 Aanloop naar de Summit In juli a.s. zal de WGIG haar eindrapportage presenteren. Het is aan de WGIG om in haar eindrapport de public policy issues te benoemen en aanbevelingen te doen over de manier waarop deze issues op internationaal niveau moeten worden opgepakt. Dit rapport zal rechtstreeks tijdens een voorbereidende conferentie voor WSIS (Prepcom 3) worden aangeboden, die gehouden wordt van 19–30 september 2005 te Geneve. Belanghebbenden hebben via internet de kans om vóór 12 augustus te reageren op het eindrapportage van WGIG (www.wgig.org). Het is van belang dat ook de Nederlandse stakeholders hun zienswijze geven op deze stukken (zie verder stakeholder-bijeenkomsten). Hiervóór zal tussen 14–17 juni de laatste WGIG-consultatieronde in Geneve plaatsvinden. Tijdens en vlak na deze consultatie dienen de contouren voor de conclusies van de Summit van november al grotendeels duidelijk te zijn. 9 Nederlandse stakeholder-bijeenkomsten Specifiek op het onderwerp Internet Governance heeft EZ stakeholderbijeenkomsten gepland. De eerste bijeenkomst werd gehouden op 12 mei jl. en stond in het teken van de Nederlandse positionering ten aanzien van het WSIS-proces. De bijeenkomst maakte duidelijk dat het bedrijfsleven, en de organisaties belast met het nationale beheer van Internet weinig behoefte hebben aan grote wijzigingen in het mondiaal beheer van Internet. Zij gaven aan beducht te zijn voor (inter)gouvernementele interventies in het Internet-domein. Het bestaande model, waarbij een grote rol is weggelegd voor de private sector en zelfregulering, werkt naar wensen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
13
De tweede bijenkomst is gepland halverwege september en zal in het teken staan van de aanbevelingen uit het eindrapport van WGIG en de vraag hoe Europese Unie en NL op deze aanbevelingen kunnen reageren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
14
ANNEX I: EU STATEMENT WGIG 18 APRIL 2005 Statement made by the Presidency of the Council of the European Union WGIG Open Consultations, 18 April 2005 The EU would like to thank the WGIG for its ongoing work on key issues related to the stable and secure functioning of the Internet. Among these, the question of internationalization of the management of the Internet’s core resources, namely the domain name system, IP addresses and the root server system appears as one of the main issues in this debate. The EU believes that a new cooperation model is needed in order to concretize the provisions in the WSIS Declaration of Principles regarding the crucial role of all actors within Internet governance, including governments, the private sector, civil society and international organizations. We think that the existing Internet Governance mechanisms should be founded on a more solid democratic, transparent and multilateral basis, with a stronger emphasis on the public policy interest of all governments. This new model should be based on the following principles: 1. it should not replace existing mechanisms or institutions, but should build on the existing structures of Internet Governance, with a special emphasis on the complementarity between all the actors involved in this process: governments, the private sector, civil society and international organizations; 2. the new public-private co-operation model should contribute to the sustainable stability and robustness of the Internet by addressing appropriately public policy issues related to key elements of Internet Governance. The EU believes that governments do have a specific mission and responsibility vis-à-vis their citizens and their role within this new cooperation model should be mainly focused on principle issues of public policy, excluding any involvement in the day-to-day operations. Furthermore, the EU strongly reaffirms its attachment to the architectural principles of the Internet, including interoperability, openness and the end-to-end principle. We therefore support the WGIG in its paper on the root zone file and the root server management when it states that:
«proposals for improvement need to consider that in general the existing system has functioned properly from the technical point of view for more than two decades and that adjustments, where needed, both for technical and political reasons, have to be made in a proper and adequate way related to the functioning, stability, security and further development of the Internet» This is why we encourage the WGIG to present balanced options for a true internationalization of the management of the Internet’s core resources in its Final Report. While this statement is limited to the issue of internationalisation, the EU reiterates the importance it attaches to the stability, dependability and robustness of the Internet, including spam and network security.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
15
ANNEX II: LEGENDA DNS GAC ICANN IP-adres ITU MoU multilingualism
Name server
Prepcom Root server Root zone (file)
WGIG WIPO WSIS
Domain Name System Governmental Advisory Committee Internet Corporation for Assigned Names and Numbers, rechtspersoon naar Californisch recht technisch adres binnen het Internet Protocol International Telecommunications Union te Geneve Memorandum of Understanding Representeren van internetdomeinnamen met andere tekens dan die van het alfanumerieke Romeinse alfabet (bv in Aziatisch of Arabisch schrift). Computer waarop zone file wordt gedraaid voor raadpleging en verwijzing naar afgeleide domeinnaam («.nl» nameserver verwijst naar nameserver voor sidn.nl) Preparatory Committee; voorbereidende plenaire conferenties in de anloop naar WSIS Nameserver met verwijzingen naar Top Level Domains Lijst met Top Level Domains en name servers van Top Level Domains United Nations Working Group on Internet Governance (in kader WSIS) World Intellectual Property Organization World Summit on Information Society; wereldtop onder auspiciën van de VN, te houden in november 2005/Tunis
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-33, nr. 78
16