Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1988-1989
20800
Rijksplan Welzijnswet
Hoofdstuk XVI Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
Nr. 13
BRIEF V A N DE MINISTER V A N W E L Z I J N , VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijswijk, 26 oktober 1988 Hierbij bied ik U het vastgestelde Rijksplan Welzijnswet voor het jaar 1989 aan, vergezeld van de bundeling van de ontvangen reacties op het ontwerp-Rijksplan Welzijnswet 1989. Tevens gaat hierbij het door het Sociaal en Cultureel Planbureau uitgebrachte rapport over de ontwikkelingen op deelterreinen van de Welzijnswet en de wijze waarop gemeenten en provincies hun beleid vormgeven, getiteld «Veranderingen in het Welzijnswerk I». In deze brief wil ik ook daarop ingaan. Voorts doe ik U hierbij mede namens de staatssecretaris een overzicht toekomen van de belangrijkste beleidsvoornemens, die in de Tussentijdse rapportage opvangvoorzieningen nader uiteengezet worden. 1 . Algemeen. Het voor U liggende Rijksplan is tot stand gekomen na actualisering van de ontwerp-tekst, tekstuele bijstelling na gebleken onduidelijkheid en inhoudelijke en financiële aanpassing, voor zover naar mijn oordeel de commentaren hiertoe aanleiding gaven. 2. Karakter van het Rijksplan. Van een aantal instellingen zijn opmerkingen ontvangen met betrekking tot de inhoudelijke opzet van het Rijksplan en de termijn en periode om op het ontwerp-Rijksplan te kunnen reageren. Met name het verschil met voorheen het Rijksprogramma Welzijn Minderheden wordt naar vorengebracht. Ten aanzien van de opzet wijs ik erop, dat het Rijksplan moet worden bezien als een nadere uitwerking van de stukken van de begroting van het Ministerie van Welzijn, Cultuur en Volksgezondheid aan U. Het biedt een specificatie van de memorie van toelichting bij de begroting. Dit betekent tevens, dat de periode en termijn voor het indienen van eventuele reacties bepaald is. Gezien het karakter en doelstelling van het Rijksplan zijn de financiële overzichten beperkt tot hetgeen onder de rijksverantwoordelijkheid valt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
1
Niet alle beleidsvoornemens worden en detail in het Rijksplan uitgewerkt, aangezien U, zoals ook in het Rijksplan wordt aangekondigd, ook nog separate notities zult ontvangen. Aan de opmerkingen op het punt van de terugblik en de samenhang in de ontwikkelingen wordt tegemoet gekomen door de totstandkoming en opname bij dit Rijksplan van het eerste oriënterend rapport van het SCP, waarop ik hieronder nog in ga. Informatie op het gebied van het ouderenbeleid is niet in het Rijksplan opgenomen, daar dit op rijksniveau niet onder de Welzijnswet ressorteert. Het Algemeen Maatschappelijk Werk is, zoals terecht geconstateerd is door de NRMW, nog niet in dit Rijksplan opgenomen, aangezien ik in deze eerst Uw besluitvorming inzake de wijzigingsvoorstellen op de Welzijnswet wil afwachten. 3. Bibliotheekwerk. De Raad van Advies voor Bibliotheekwezen en Informatieverzorging betreurt het, dat door de korting van bijna 5 miljoen gulden op de post «experimenten en projecten» het openbare bibliotheekwerk de extra impulsen zal ontberen om te kunnen inspelen op nieuwe (technische) mogelijkheden op het gebied van de informatieverzorging. Zoals u weet heb ik mijn deel moeten bijdragen aan het terugbrengen van het niveau van de overheidsuitgaven. Bij de afweging heb ik gekozen voor een vermindering van de middelen voor projecten en experimenten, die per definitie een tijdelijk karakter hebben, om daardoor de meer structurele bekostiging van voorzieningen op peil te kunnen houden. Ik deel niet de vrees van de RABIN, dat een evenwichtige ontwikkeling van de gehele bibliotheekvoorziening in gevaar komt. Deze ontwikkeling is van veel meer zaken afhankelijk dan uitsluitend de beschikbaarheid van rijksmiddelen voor extra impulsen. Wel zullen ontwikkelingen op het terrein van bibliotheekwerk noodgedwongen een lager tempo krijgen als gevolg van deze bezuinigingsmaatregel. 4 . Vrijwilligers- en vormingswerk. De Stichting Samenwerkende Vrijwillige Hulpdiensten informeert naar mogelijkheden voor extra subsidie voor deskundigheidsbevordering van vrijwilligers. Het landelijk vrijwilligersbeleid is gericht op innovatie en ontwikkeling, terwijl daarnaast een aantal organisaties op structurele basis subsidie ontvangen. In 1989 wordt met name aandacht besteed aan de studie van ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk en de plaats ervan in de maatschappij. Binnen het bestaande budget is geen ruimte voor honorering van het bovengenoemde verzoek. 5. Emancipatie- en gezinsbeleid. Verschillende organisaties hebben hun bezorgdheid uitgesproken ten aanzien van het onderdeel emancipatie en met name het afnemen van de beschikbare middelen voor experimenten en projecten zoals kadervorming. Inderdaad is op grond van de bezuinigingstaakstelling voor 1989 desbetreffend begrotingsonderdeel met f 1 miljoen verminderd. Ook hierbij heb ik gekozen voor een vermindering van de middelen voor projecten en experimenten, die per definitie een tijdelijk karakter hebben, om aldus meer structurele bekostiging van voorzieningen te kunnen handhaven. 6. Sport en sportieve recreatie. Op dit terrein heb ik reacties ontvangen van het Interprovinciaal Overleg Sport en de Nederlandse Sport Federatie. Naar aanleiding hiervan wil ik het volgende opmerken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
2
De door de IOS bedoelde verlaging van circa f 3 0 0 0 0 0 ten laste van de post Landelijke Organisaties Stimulering Sportdeelneming is een gevolg van de herallocatie binnen het begrotingsartikel Sportzaken. Van dit bedrag is f 2 0 0 0 0 0 bestemd voor de intensivering van het topsportbeleid naast f 100000 voor projecten gehandicaptensport. De vermindering van f 3 0 0 0 0 0 is niet ten laste van de consulenten bij de NSF, de LC of de Provinciale Sportraden gebracht. Het aantal aan te stellen topsportcoördinatoren/trainer-coaches is •overigens na de opstelling van het ontwerp-Rijksplan- inderdaad afhankelijk gesteld van de uitkomsten van een nadere discussie over de hoogte van het subsidie per aan te stellen topsportcoördinator/trainercoach. In dit Rijksplan is dat ook tot uitdrukking gebracht. In het ontwerp-Rijksplan is reeds aangegeven, dat in het vervolg op de actie «Sport, zelfs ik doe het» ten aanzien van de thema's van die actie projecten worden ondersteund gericht op specifieke knelpunten. Daarmee wordt het verzoek van de NSF gehonoreerd. Naast het NISGZ zal uiteraard met andere bij de scholing van sportkader betrokken instellingen of organisaties worden overlegd. Met name gaat het hierbij om de Nationale Sportacademie en de Nederlandse Federatie van Werkers in de Sport. Een regeringsstandpunt naar aanleiding van het eindadvies van de commissie Sport en Lichamelijke Opvoeding is er nog niet. Vooruitlopend daarop zijn er besprekingen met de georganiseerde sport en de vakwereld van de lichamelijke opvoeding gaande over de intensivering van het schoolsportbeleid en experimenten ten aanzien van verdere integratie van lichamelijke opvoeding en sport binnen het voortgezet onderwijs. Het al of niet starten van projecten zal afhankelijk zijn van de uitkomsten van het overleg tussen de vakorganisatie Lichamelijke Opvoeding en de minister van O&W ten aanzien van de plaats van het vak Lichamelijke opvoeding in het onderwijs. Los van dat overleg is het mijn voornemen om jeugdsport in het algemeen en schoolsport in het bijzonder te blijven stimuleren. 7. Maatschappelijke opvang en thuislozenzorg. Naast de waardering die is uitgesproken voor de beschreven beleidsvoornemens op dit terrein, zijn van verschillende zijden vragen gesteld bij het overzicht van de voorzieningen in de financiële bijlage terzake. Naar aanleiding hiervan heb ik voorzover de opmerkingen correct waren bijstellingen aangebracht. .. De Stichting HVO wijst op de uitspraak van de Raad van State waardoor de subsidierelatie met het Rijk met terugwerkende kracht tot 1-1-1986 wordt hersteld met betrekking tot de thuislozeninstellingen De Veste, Walenburg en het algemeen crisisopvangcentrum HVO-Roggeveenstraat. De Raad van State stelde zich op het standpunt, dat niet is voldaan aan artikel 4 van de Tijdelijke Subsidieregeling Maatschappelijke Dienstverlening. De gemeente Amsterdam heeft niet tijdig (voor 1-1-1986) een bekostigingsregeling voor deze voorzieningen vastgesteld, noch waren deze voorzieningen opgenomen in het gemeentelijk welzijnsplan. De alsnog door mijn ministerie over de jaren 1986, 1987 en 1988 te verstrekken subsidies zullen worden verrekend met de algemene doeluitkering aan de gemeente Amsterdam. In de Welzijnsovereenkomst Vier Grote Steden is bepaald, dat de beleidsverantwoordelijkheid voor onder meer de instellingen voor thuislozenzorg en algemene crisisopvang wordt overgedragen aan de betrokken gemeentebesturen. Het ligt in mijn voornemen de overdracht van deze voorzieningen per 1-1-1989 alsnog tot stand te brengen mits door de gemeente Amsterdam aan de voorwaarden, die de Raad van State in zijn uitspraak aangaf, wordt voldaan. De Stichting HVO is inmiddels schriftelijk hiervan op de hoogte gesteld. In het Rijksplan 1989 komen deze instellingen dan ook niet voor.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
3
De opmerking als zou crisisopvang en thuislozenzorg als één werksoort worden beschouwd berust op een misverstand. Uit de nota Opvangvoorzieningen 1985 blijkt, dat de essentiële verschillen tussen deze voorzieningen volledig worden erkend. De opmerkingen van het LOCO die betrekking hebben op inhoudelijke aspecten van het crisisopvangbeleid komen aan de orde in de Tussentijdse rapportage Opvangvoorzieningen die separaat aan U wordt aangeboden. 8. Minderheden. In het kader van het minderhedenbeleid heb ik reacties ontvangen van het Nederlands Centrum Buitenlanders, de Vereniging Landelijke Samenwerking van Organisaties van Buitenlanders, het Gemeenschappelijk Instituut van Maatschappelijke Dienstverlening in Overijssel, het Inspraakorgaan Welzijn Molukkers alsmede van de provincie Limburg. In de reacties ligt het accent op nadere informatie over de heroriëntatie van het welzijnsbeleid voor minderheden. Conform mijn toezegging aan U zal ik daar op een later tijdstip nader op in gaan. Het meest geschikte kader daarvoor acht ik thans het door de regering te formuleren standpunt over het advies over het minderhedenbeleid, dat door de WRR zal worden uitgebracht. Hierop vooruitlopend wijs ik erop, dat het mijn streven is de steunfunctie-instellingen van de diverse groepen hun taken qua inhoud en uitvoering zo goed mogelijk op elkaar te laten afstemmen. In het bijzonder gaat het om die taken welke tot doel hebben een betere toestroom van leden van minderheidsgroepen te bewerkstelligen naar voorzieningen op de terreinen van arbeid, educatie en scholing. Hierbij zal zoveel mogelijk in goed overleg met betrokken instellingen en overheden worden opgetreden. Waar nodig zal een beroep worden gedaan op andere welzijnsinstellingen om een effectieve begeleiding bij de toetreding tot de arbeidsmarkt te bewerkstelligen. Voornoemde prioriteitsstelling met betrekking tot werk- en opleidingsvragen houdt niet in, dat daarmee de andere aspecten welke verband houden met de maatschappelijke en sociaal-culturele positie van minderheidsgroepen in onze samenleving uit het zicht zullen verdwijnen. Alle relevante factoren die van invloed zijn op de positie van minderheidsgroepen in Nederland zullen aandacht in het beleid behouden. Naar aanleiding van andere informatieve vragen deel ik U het volgende mede. Een notitie over een samenhangend beleid ten aanzien van jeugdigen uit minderheden zal U in het najaar worden aangeboden. Ik heb de voorlopige Raad voor het Ouderenbeleid gevraagd het minderhedenaspect in de beschouwingen over de toekomstige samenstelling van de Raad te betrekken. Het advies van de Voorlopige Raad hieromtrent wacht ik af. Met de VNG, betrokken gemeenten en organisaties zal nog in 1988 overleg plaatsvinden over de verdeling van de middelen voor een effectieve inzet van de inhoudelijke formatieplaatsen van locale welzijnsactiviteiten voor Molukkers in 1989. Hierbij is het denkbaar, dat op onderdelen van dit beleidsterrein sprake kan zijn van een overgangsjaar. De korting 1989 op het budget voor het welzijnsbeleid minderheden heb ik U gemeld in mijn brief van 23 juli 1988 en bedraagt f 3 500 000. De (gedeeltelijke) expiratie van een aantal projecten voor jongeren en vrouwen, die werden bekostigd uit het interdepartementale minderhedenbudget, zijn ten onrechte als bezuiniging opgevat. Deze middelen worden in het kader van het interdepartementale minderhedenbeleid per 1989 opnieuw ingezet, zij het bij andere departementen. In dit verband verwijs ik naar het actieprogramma minderhedenbeleid 1989.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
4
9. Overige opmerkingen naar aanleiding van de commentaren. Door de NRMW is de suggestie gedaan te komen tot een semi-openbare databank over de ontwikkelingen op de terreinen in het Rijksplan. De op zich goede suggestie van een databank zal vorm dienen te krijgen onder de nieuwe stichting Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Dit wordt opgenomen met het bestuur van dit instituut. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten zal op haar verzoek worden uitgenodigd voor een oriënterend gesprek over een nieuw perspectief voor het rijks-(Welzijns-) beleid. 10. Het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau/Verslag op grond van artikel 9 van de Welzijnswet. Naar aanleiding van het nu bij dit Rijksplan Welzijnswet 1989 gevoegde SCP-rapport wil ik gaarne het volgende opmerken. Dit rapport is het eerste in het kader van een meerjarig onderzoeksproject en heeft een oriënterend karakter mede vanwege het feit, dat nog niet alle benodigde gegevens beschikbaar zijn. Desondanks ligt er nu al een grote hoeveelheid feitelijke gegevens op tafel, die globaal een indicatie geven van de stand van zaken. Allereerst wordt een overzicht gegeven van de veranderingen in wet-en regelgeving van de afgelopen decennia en de financiële condities. Vervolgens wordt de situatie in een dertiental gemeenten in de jaren 1980, 1985 en 1987 in het bijzonder op het terrein van het gevoerde welzijnsbeleid geschetst. Een beschrijving wordt gegeven van het uitvoerende werk dat onder de Welzijnswet valt en vervolgens komt het gebruik van de grootste voorzieningen onder de Welzijnswet aan de orde op basis van het jongste AVO-onderzoek. Ik beveel dit rapport in uw aandacht aan, evenals het eerder verschenen rapport Sociale en culturele verkenningen 1989 (SCP-cahier 1988,nr 61), dat deels hetzelfde terrein bestrijkt. Tevens wil ik gaarne dit rapport «Veranderingen in het Welzijnswerk I» als zodanig over nemen en beschouwen als verslag op grond van artikel 9 van de Welzijnswet. Een aantal punten wil ik er uit lichten. Terecht wordt gesignaleerd, dat in de loop der jaren het voor de gemeenten beschikbare bedrag voor welzijnsbeleid is afgenomen. Het verheugt mij bevestigd te zien dat deze overheden tot nu toe in staat zijn geweest de bezuinigingen te compenseren dan wel zodanig met een afgewogen bezuinigingsstrategie op te vangen, dat in het algemeen de welzijnsinfrastructuur geen wezenlijke schade heeft geleden. Te verwachten wijzigingen in het locale welzijnsbeleid als reorganisaties, fusies, gezamenlijke huisvesting en prioriteitsstelling behoeven zeker niet per definitie negatief uit te werken vanuit het oogpunt van een goed welzijnsbeleid en kunnen de doelmatigheid verhogen. Ik onderken, dat het vinden van structurele oplossingen inventiviteit van de andere overheden vraagt. Bij de bezuinigingstaakstelling voor het komende begrotingsjaar is daarom in overleg met de VNG en het IPO gekozen voor een aanpak waarin enerzijds door een verbreed pakket van over te dragen specifieke uitkeringen en anderzijds door toepassing van het zogenaamde integratieartikel mogelijkheden zijn gegeven om de financiële taakstelling in zo groot mogelijke beleidsvrijheid te kunnen realiseren. In alle dan wel nagenoeg alle gemeenten in het onderzoek komen de volgende voorzieningen voor: openbaar bibliotheekwerk, amateuristische kunstbeoefening en kunstzinnige vorming, peuterspeelzalen, club- en buurthuiswerk, vormings- en ontwikkelingswerk, jeugd- en jongeren werk, emancipatie- en ouderenwerk. Een deel hiervan kent relatief grote
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
5
gebruikersaantallen. Evenals voorheen kennen echter niet alle gemeenten alle voorzieningen die onder de Welzijnswet vallen. De aanwezigheid van voorzieningen hangt samen met de grootte en regiofunctie van de gemeente. Verschuivingen in de vraag naar en het gebruik van de voorzieningen komen uit het onderzoek tot op dit moment niet duidelijk naar voren, aangezien het nog in een verkennend stadium verkeert. Bij het volgende Rijksplan verwacht ik hier nader op in te kunnen gaan. Wel is te constateren, dat de voorzieningen speciale aandacht doen uitgaan naar en prioriteit stellen bij de zwakkeren, de groepen in achterstand, hetgeen een verandering in doelgroep betekent. Ook is een verschuiving te signaleren naar de inzet van meer vrijwilligers. Aangezien het onderzoek op provinciaal niveau naar de steunfuncties zich nog in de fase van eerste bewerking bevindt, kan ik U nu niet, zoals eerder toegezegd, informeren over de positie van identiteitsgebonden organisaties op provinciaal niveau. In de volgende rapportage hoop ik hierover gegevens te hebben. Over het algemeen kan de conclusie zijn dat de ontwikkelingen van de afgelopen jaren op het terrein van welzijn geen vergaande veranderingen in beleid en aanbod mee hebben gebracht. 1 1 . Tussentijdse rapportage opvangvoorzieningen. I.
Inleiding.
In 1985 gaf de nota Opvangvoorzieningen (Kamerstukken 19 065 nr 1 en 2) een inzicht in de stand van zaken van dat moment. In deze nota worden maatregelen aangekondigd die sedertdien ten uitvoer zijn gelegd en ook thans nog het beleid bepalen. Ik heb u toegezegd, dat u een tussentijdse rapportage zult ontvangen over de uitvoering van deze nota. U heeft te kennen gegeven nog voor de behandeling van de WVC begroting 1989 een inzicht te willen krijgen met betrekking tot de verdere beleidsvoornemens terzake. Dit treft u hierbij aan. II. Korte
probleemschets.
De verschillende opvangvoorzieningen komen onder druk te staan. Een toenemend aantal nieuwe cliënten doet een beroep op deze voorzieningen. Het gaat onder andere om mishandelde en bedreigde vrouwen; vrouwen met kinderen na een problematische echtscheiding; alcohol-, drugs- en gokverslaafden; gezinnen die door financiële problemen in een uitzichtloze situatie zijn beland; (ex) psychiatrische patiënten. Het betreft veelal mensen die op andere voorzieningen een (vergeefs) beroep hebben gedaan en voor wie de opvangvoorzieningen in ieder geval tijdelijk een laatste houvast blijken te zijn. De aantallen nemen toe, de problemen worden ingewikkelder. Zo laat zich de problematiek in kort bestek schetsen. Dat heeft verschillende consequenties. In de eerste plaats verandert de aard van de hulpverlening binnen de opvangvoorzieningen. In de tweede plaats legt het een zware druk op de beschikbare capaciteit. In de derde plaats maakt het een nadere bezinning over het instrumentarium binnen de «voorliggende» voorzieningen van zorg en welzijn noodzakelijk, omdat steeds meer mensen als het ware door dat circuit vallen en in het vangnet van de opvangvoorzieningen terecht komen. In de vierde plaats vraagt het om een gezamenlijke koersbepaling van het rijk en de vier grote gemeenten (welzijnsovereenkomst), waar zich deze problemen vooral voordoen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
6
Tegelijkertijd vragen de beheersmatige vraagstukken m.b.t. de opvangvoorzieningen ook de nodige aandacht. Beleidsontwikkeling is nodig. Beleidsuitvoering mag echter niet worden verwaarloosd. Laat ik met dit laatste beginnen. III. Verbetering van
accommodaties.
Op grond van een onderzoek van de Rijksgebouwendienst is de verbetering van de kwaliteit van accommodaties ter hand genomen en deels gerealiseerd. Brandveiligheid heeft daarbij bijzondere aandacht. In enkele situaties is nieuwe huisvesting noodzakelijk. Elders gaat het om verbouwingen en aanpassingen ter verbetering van de functionaliteit of het wegnemen van achterstallig onderhoud. De kosten van huisvesting lopen nog sterk uiteen. Deze worden daarom op basis van de werkelijke kosten (als onderdeel van het totale budget) gefinancierd. In overleg met de Rijksgebouwendienst wordt een algemeen programma van eisen, vertaald naar financiële normeringen samengesteld. Verbouw- en nieuwbouwplannen kunnen in de toekomst eenvoudig worden getoetst. IV. Budgetfinanciering,
functies en capaciteit.
Voor de verschillende opvangvoorzieningen is het streven erop gericht per 1 januari 1990 te kunnen financieren op basis van normering (budgetfinanciering). De invoering van deze nieuwe financieringswijze brengt voor de verschillende voorzieningen andere effecten teweeg. Ik schets deze hier in het kort. Daarbij zijn tevens de taken en functies aan de orde in relatie tot de verhouding tussen capaciteitsbehoefte en de behoefte aan intensieve vormen van hulpverlening. IV.A Algemene opvangcentra, vrouwenopvangcentra levensbeschouwelijke grondslag.
en opvangcentra op
Crisis-opvangcentra bieden geen hulp vanuit de pretentie, dat alle problemen van cliënten die tot toelating hebben geleid bij vertrek uit de instelling zijn opgelost. Gestreefd dient te worden naar een zo kort mogelijk durend verblijf en het zo spoedig mogelijk herstellen van de situatie, dat cliënten op eigen kracht en zonodig met ondersteuning vanuit de eigen omgeving of professionele voorzieningen hun problemen trachten op te lossen. De toerusting van Algemene Opvangcentra, vrouwenopvangcentra en opvangcentra op levensbeschouwelijke grondslag is daarop afgestemd. Daarbij is rekening gehouden met de diversiteit van problematieken. De invoering van een systeem van budgetfinanciering laat toe, dat de instellingen in belangrijke mate zelf organisatie, werkwijze en hulpverleningsmethodiek bepalen zodat de hulpverlening kan worden afgestemd op de cliëntgroep en de specifieke aspecten van hun problematiek. Ten aanzien van deze aspekten bestaan dan ook aanzienlijke verschillen tussen instellingencategorieën onderling doch ook tussen instellingen binnen één categorie. Vereveningsproblemen zijn onvermijdelijk, want er wordt een meer evenwichtige spreiding van voorzieningen beoogd, terwijl tevens binnen het totale budget de capaciteit wordt uitgebreid. De behoefte van instellingen aan het optimaliseren en uitbreiden van het taken- en functiepakket en aan meer (financiële) middelen om de hulpverlening te intensiveren is gezien de zwaarte van de problematiek van de cliëntenbegrijpelijk. Indien aan die behoefte wordt tegemoet gekomen en aan crisis-opvangcentra funkties worden toegekend als procesmatige en therapeutische behandeling, nazorg, op gedragsverandering gerichte hulpverleningsprogramma's e t c , zouden de instellingen het karakter van direkt toegankelijke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
7
laagdrempelige voorzieningen verliezen waardoor opnieuw behoefte zou ontstaan aan voorzieningen die de vangnetfunctie kunnen overnemen. De keuze voor intensievere vormen van hulpverlening zou daarmee ten koste gaan van de noodzakelijke capaciteit. Dat is temeer het geval nu blijkt, dat de opbrengst eigen bijdragen terugloopt, waardoor binnen het totale budget ook weer compensatie moet worden gevonden. Deze overwegingen hebben een belangrijke rol gespeeld bij het besluit om in principe voor vrouwenopvangcentra geen andere bekostigingsgrondslag te hanteren dan voor algemene opvangcentra. Hoewel problemen waarmee cliënten van vrouwenopvangcentra zijn geconfronteerd zeer ernstig worden genomen (bedreiging, mishandeling sexueel geweld) zijn deze niet per definitie ernstiger van aard dan de problemen van cliënten van algemene opvangcentra. Tenzij uit het voortgaande onderzoek blijkt, dat het niveau van toerusting dient te worden herzien, wordt de huidige balans tussen kwaliteit en capaciteit als uitgangspunt van beleid gehanteerd. Nieuwe voorzieningen zijn gerealiseerd in Roermond, Lelystad en Deventer. Een instelling in Zeeuws Vlaanderen is in voorbereiding. Een aantal instellingen verruimt de capaciteit tot 15 plaatsen. De totaalcapaciteit stijgt daardoor met ongeveer 70 plaatsen. IV.B Centra voor Intensieve opvang
(FIOM-tehuizen)
Het vraagstuk van de afweging tussen kwaliteit en capaciteit speelt ook een belangrijke rol bij het bepalen van het voor de centra voor intensieve opvang noodzakelijke niveau van toerusting. De in de 7 algemene FIOM-tehuizen historisch gegroeide situatie dient daaraan te worden getoetst. Centra voor intensieve opvang zijn in de Nota Opvangvoorzieningen beschreven als instellingen waar intensieve hulpverlening wordt geboden aan cliënten met zware psycho-sociale problemen. De opvang van (aanstaande) alleenstaande ouders blijft een bijzondere taak van de FIOM-tehuizen. De voor het bieden van intensieve begeleiding noodzakelijke omvang van de personeelsformatie maakt deze instellingen relatief duur. Dat noodzaakt tot het scherp in de gaten houden van toelatingscriteria. Daarvoor wordt een systeem van indicatiestelling ontwikkeld. De gerealiseerde capaciteitsverlaging in Noord-Brabant en Limburg schept ruimte voor het in overweging nemen van een nieuw initiatief in het oosten van het land, waar deze vorm van intensieve opvang ontbreekt. IV.C Blijf van m'n Lijfhuizen Rond de Blijf van m'n Lijfhuizen vindt een fundamentele discussie plaats. In het algemeen wordt in de huizen een toename geconstateerd van het aantal vrouwen met ernstige problemen. In een aantal huizen blijkt het werven van vrijwilligsters mede daardoor grote problemen op te leveren. De opvangfunctie van de huizen is naar de mening van enkele instellingen zodanig geïnstitutionaliseerd, dat overwogen wordt de opvangtaak over te dragen aan de rijksoverheid en het Blijf van m'n Lijfhuis te sluiten. In Groningen en Delft is dat besluit inderdaad genomen. Het Blijf van m'n Lijfhuis in Groningen is heropend door de Stichting Toevluchtsoord, de «beheerder» van het FIOM-tehuis in Groningen. Voor Delft wordt naar een oplossing gezocht. Maar ook de omgekeerde beweging is zichtbaar. Elders ontstaan nieuwe initiatieven tot het openen van Blijf van m'n Lijfhuizen die juist werken vanuit het zelfhulpprincipe. Een groot deel van de Blijf van m'n Lijfhuizen is echter van mening, dat het aantal betaalde krachten sterk dient te worden uitgebreid. Honoreren van dat verzoek zou een subsidieverhoging vergen van in totaal f 7 min.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
8
Door het invoeren van budgetfinanciering kan tegemoet worden gekomen aan een groot deel van de problemen, die in de afgelopen periode onderwerp van discussie waren tussen de instellingen en het ministerie. Voor de personele problemen biedt dat echter geen oplossing. Het is mijn voornemen om deze problematiek aan de orde te stellen in het landelijk overleg tussen vertegenwoordigers van alle opvangvoorzieningen en het Ministerie van WVC om te bezien of een beter verwijssysteem dan wel samenwerkingsafspraken wel een oplossing kunnen bieden. Behoud van de opvangcapaciteit die geboden wordt door de Blijf van m'n Lijfhuizen acht ik van groter belang dan het uitbreiden van het aantal capaciteitsplaatsen voor meer intensieve vormen van opvang. Dat laatste zal immers kostenverhogend werken en de oorspronkelijke taak veranderen. IV. D
Thuislozenzorg.
In de loop van 1989 zal aan de Tweede Kamer een beleidsnotitie worden aangeboden, waarin de problematiek van de thuislozenzorg aan de orde wordt gesteld. De laatste jaren is het aantal dak- en thuislozen (waaronder degenen in marginale woonsituaties) sterk toegenomen en een verdere toename wordt verwacht. Een onderzoek naar deze ontwikkeling zal in 1989 zijn afgerond. Naast de traditionele vormen van thuislozenzorg zijn nieuwe vormen van hulpverlening noodzakelijk om een antwoord te kunnen geven op de verschuivingen binnen de doelgroep. De instellingen constateren een toename van de verenigings- en verplegingsbehoefte van oudere thuislozen. Het aantal zwervende vrouwen neemt toe evenals de groep thuisloze ex-psychiatrische patiënten. De doelgroepen van de thuislozenzorg en de opvangvoorzieningen overlappen elkaar voor een groeiend deel. In enkele situaties zullen experimenten worden gestart waarbij algemene opvangcentra ondersteuning bieden aan dak-en thuislozen in de vorm van dag opvang en maaltijdvoorziening. Experimentele vormen van begeleid wonen of sociale pensions bieden wellicht een alternatief voor opvang in thuislozeninrichtingen of voor degenen die regelmatig opnieuw een beroep moeten doen op een crisis-opvangcentrum. Binnenkort wordt over dit onderwerp overleg gevoerd met de vier grote steden teneinde met een gezamenlijke inspanning te komen tot vernieuwing. IV. E Landelijk overleg Als onderdeel van de herstructurering van de landelijke organisaties (HLO) op het Welzijnsterrein vond ook een herstructurering plaats van de landelijke ondersteunings- en overlegstructuur voor de opvangvoorzieningen en thuislozenzorg. Zeer recent sloten de betrokken landelijke organisaties zich aaneen tot een federatief verband, dat zich present heeft gesteld als bestuurlijke achterban voor het overlegsecretariaat van de cluster opvang. De federatie heeft aan het bestuur van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) een blauwdruk toegezonden voor de taken en functies van de sektie Opvang van de NIZW. Binnen de federatie wordt overleg gevoerd over de ondersteunende taken, die de federatie ten behoeve van de aangesloten instellingen zal uitvoeren. Daarbij zal bevordering deskundigheid een belangrijke plaats innemen. Voorts zal in het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn afzonderlijk aandacht worden geschonken aan de werkontwikkeling op het gehele opvangterrein. Voorheen werd deze functie op landelijk niveau nagenoeg niet verricht, zodat de HLO-operatie aan de inhoudelijke ontwikkeling van het opvangbeleid nieuwe impulsen geeft.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
9
Bovendien zal ik waar nodig vernieuwende aanpakken op dit terrein ondersteunen. Mede in dit kader gaat nog dit najaar een overleg van start met de vier grote steden. Een en ander is mede noodzakelijk omdat de Welzijnsovereenkomst op dit onderdeel opnieuw bezien moet worden tegen de achtergrond van de wijziging van de Welzijnswet. 12. Onderzoek. Voor de voortgaande ontwikkeling van het beleid is het van essentieel belang meer zicht te krijgen op de samenstelling van de cliëntpopulatie van opvangvoorzieningen, het vóórkomen van in dit verband relevante maatschappelijke problemen en de gevolgen van wijzigingen in de prioriteitsstelling en toelatings- of intake-criteria van complementaire voorzieningen zoals ambulante psycho-sociale hulpverlening en geestelijke gezondheidszorg, thuislozenzorg, psychiatrie en huisvestingbeleid. In de Tussentijdse Rapportage wordt inzicht gegeven in de stand van zaken en verder onderzoek aangekondigd naar de bovengenoemde factoren. De resultaten van onderzoeken naar het voorkomen van vrouwenmishandeling, incest, sexuele mishandeling van kinderen en armoedeproblematiek zijn ook in dit kader van belang. In de Tussentijdse Rapportage Opvangvoorzieningen wordt het bovenstaande nader toegelicht. Tot zover het opvangbeleid. Voor de goede orde is aan degenen die op het ontwerp-Rijksplan gereageerd hebben een copie van deze brief verzonden. De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, L. C. Brinkman
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
10
I. Algemeen
12
II. Maatregelen op deelterreinen van rijksbeleid
13
III. Financiën
23
Bijlage I. Financiële overzichten
26
Bijlage II. Verdeling cursistendagdelen internaatsvormingswerk
61
Bijlage III. Stimuleringsuitkeringen vluchtelingen
63
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
11
I. Algemeen. Dit Rijksplan Welzijnswet 1989, inmiddels het derde plan, is een nadere uitwerking van de desbetreffende onderdelen van de WVC-begroting voor het jaar 1989. Het Rijksplan berust op artikel 11 van de Welzijnswet. Op het terrein van de Welzijnswet zullen zich in 1989 ingrijpende veranderingen voltrekken. Allereerst is het de bedoeling, dat de Welzijnswetuitkering per 1 januari 1989 is overgeheveld naar het Gemeente- en Provinciefonds. Op 20 mei 1988 (Kamerstukken II, 1987-1988, 20 200, XVI, nr. 165) informeerde ik U daarover, waarbij ik tevens melding maakte van de voorgenomen korting op het totale volume aan middelen, dat bij de overheveling naar de fondsen is betrokken. Mede als gevolg daarvan is in dit Rijksplan het onderwijsvoorrangsbeleid niet meer opgenomen. De herstructurering van landelijke organisaties (de zgn. HLO-operatie) heeft onder meer betrekking op een aantal organisaties, die tot nu toe in het kader van dit plan werden gesubsidieerd. In de financiële bijlage van dit Rijksplan is verwerkt, dat de betrokken organisaties met ingang van 1 januari 1989 of 1 juli 1989 geen subsidie meer ontvangen van mijn ministerie. Het gaat om de volgende organisaties: het Landelijk Platform Welzijnswerk voor Ouderen, de Joint, het Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling, het Landelijk Beraad Plaatselijk Vormingswerk, de Federatie van S.O.S. Telefonische Hulpdiensten, de Landelijke Vereniging FIOM, de Nederlandse Federatie Jeugd en Jongerenwerk, de Vereniging Werkgemeenschap Kindercentra in Nederland, de Stichting voorThuislozenzorg en Onderdak, het Nationaal Overleg Gewestelijke Cultuur, de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten, de Vereniging Gamma, de Landelijke Raad voor Cultureel Werk, de Stichting Landelijk Platform Opbouwwerk en de Federatie Instituten Raadslieden. Deze organisaties zijn hierover op 7 juni 1988 in een brief geïnformeerd. Bij dit vastgestelde Rijksplan is inmiddels het verslag over 1988 (op grond van artikel 9 van de Welzijnswet) gevoegd. Het Sociaal en Cultureel Planbureau voert daarvoor een onderzoek uit onder de titel «Veranderingen in het welzijnswerk». Daarin worden de ontwikkelingen op de deelterreinen beschreven alsmede de wijze waarop provincies en gemeenten hun beleid vormgeven. In 1990 is het eindrapport gereed. Het betreft dan de hele reikwijdte van de Welzijnswet in de periode 1987-1990. Daaraan voorafgaand brengt het SCP jaarlijks een rapport uit. De rapportage over 1988 heeft vanwege de fase van het onderzoek nog een oriënterend karakter en is pas na het ontwerp-Rijksplan 1989 verschenen. Gelet op de wettelijke reactietermijn van een maand is besloten het ontwerp-plan zonder het verslag uit te brengen, opdat direct belanghebbenden de gelegenheid hadden te reageren op de maatregelen, die ik in 1989 wil treffen en om te bewerkstelligen, dat het definitieve Rijksplan gelijktijdig met de WVC-begroting voor 1989 kon worden verzonden. Voor het eerst zijn in dit plan maatregelen met betrekking tot voorzieningen voor (welzijn) minderheden opgenomen. Het gaat hierbij om de rijkstaken, waarop de Welzijnswet per 1 januari 1989 van toepassing is. Op 24 mei 1988 (Kamerstukken II, 19871988, 20 200, XVI, nr. 166) berichtte ik u hierover in het kabinetsstandpunt op het advies Evaluatie Rijksregeling Welzijn Minderheden van de Commissie Van Doorn. Het Rijksbeleid spitst zich meer dan voorheen toe op het vergroten van kansen voor minderheden op de terreinen van werken en weten. De taken van de instellingen voor minderheden worden daarop afgestemd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
12
Zoals al eerder aan U bekend gemaakt (brief van 20 mei 1988) heb ik besloten het algemeen maatschappelijk werk met ingang van 1 januari 1989 onder de werking van de Welzijnswet te brengen. De steeds talrijker wordende dak- en thuislozen behoeven opvang en zorg. In 1989 worden daarvoor nadrukkelijk prioriteiten gesteld, zoals onder meer blijkt uit de extra f 1,2 miljoen gulden die daarvoor ter beschikking worden gesteld. Vraagstukken van achterstand, achterstelling en armoede krijgen aandacht, zoals tot uiting komt in de voorgenomen maatregelen in het volgende hoofdstuk. Voor de goede orde wijs ik erop, dat voor de aangekondigde maatregelen in dit plan uiteraard het voorbehoud geldt, dat de wetgever daarvoor de benodigde middelen verschaft. Tevens ben ik er bij dit plan vanuit gegaan, dat de voorstellen voor wijziging van de Welzijnswet met ingang van 1 januari 1989 van kracht worden. Financiële prioriteitsstelling tegen de achtergrond van noodzakelijke ombuigingen leidt tot het in 1989 niet tot uitvoering brengen van een aantal experimenten en projecten. Bij brief van 23 juni 1988 informeerde ik U daarover. Op het terrein van bibliotheekwerk zullen met ingang van 1 augustus 1989 geen nieuwe bibliotheekopleidingsplaatsen meer worden gesubsidieerd. De overige bezuinigingen op dit terrein zijn verwerkt in de financiële bijlage bij dit plan evenals de bovenbedoelde ombuigingen. II. Maatregelen op deelterreinen van het Rijksbeleid. 1.
Bibliotheekwerk.
Op grond van de gegroeide samenhang en samenwerking tussen uitgeverijen, boekhandels, auteurs en bibliotheken en de rol van bibliotheken bij cultuurspreiding en participatie heb ik binnen het ministerie het bibliotheekwerk en de leenvergoeding overgeheveld van Welzijn naar Cultuur. De resultaten van de (lopende) projecten zullen in overleg met het Nederlands Bibliotheek" en Lectuur Centrum worden ontwikkeld tot landelijk beschikbare bibliotheekproducten. Gegeven het systeemkarakter en de onderlinge samenhang komt daarbij nog sterker de nadruk te liggen op standaardisatie, onderlinge afstemming en toegankelijkheid en netwerkvorming van bibliotheken. De aangekondigde fusie tussen NBLC en de LBC is een eerste stap tot samenwerking en afstemming van taken tussen de ins+ellingen die landelijk werkzaam zijn voor het bibliotheekwerk. Deze fusie moet met ingang van 1989 gerealiseerd zijn. De nadruk ligt op verdere verhoging van de kwaliteit en doelmatigheid van de dienstverlening en de ondersteuning van standaardisatie bij oude en nieuwe vormen van informatieverzorging en netwerkvorming. De afstemming en coördinatie van taken van de bibliotheken met een wetenschappelijke steunfunctie begint steeds meer vruchten af te werpen. De bekostigingssystematiek voor de wetenschappelijke steunfunctie zal in overleg met de bibliotheken verder worden toegesneden op de taken op het terrein van gespecialiseerde collectievorming en dienstverlening. Met ingang van 1989 werken de instellingen voor het blindenbibliotheekwerk in een nieuwe structuur. De werkzaamheden zijn verdeeld in vijf functies te weten studie- en vaklectuur, algemene lectuur, tijdschriften in braille, gesproken tijdschriften en consumentendrukwerk. Op grond van overleg met de bestaande instellingen zijn deze functies aan in 1989 tot stand te komen eenheden toegekend.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
13
2. Vrijwilligers- en vormingswerk. Het beleid voor het vrijwilligerswerk is primair voorwaarden scheppend. Onderdeel daarvan is de deskundigheidsbevordering van vrijwilligers. Het Centrum voor Ingebouwde Vorming (CIV) als ondersteuningsinstituut van het vormings- en vrijwilligerswerk draagt daaraan bij, samen met het Landelijk Steunpunt Vrijwilligerswerk en de Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra. De provincie Drenthe doet gedurende 3 jaar met rijksmiddelen in een voorbeeldproject ervaring op met deskundigheidsbevordering van vrijwilligers op lokaal niveau. Een project in Overijssel voor terminale thuiszorg krijgt daarvoor geld van het Rijk. Door Research voor Beleid te Leiden wordt een vooronderzoek uitgevoerd met het doel nader te analyseren in welke sectoren vrijwilligerswerk relatief minder erkenning krijgt. Het Landelijk Steunpunt Vrijwilligerswerk, het Platform Vrijwilligerswerk en de Landelijke Vereniging van Vrijwilligerscentrales worden verzocht mee te werken aan een registratieproject om recent cijfermateriaal te krijgen over de opbouw en omvang van het vrijwilligerswerk. Tevens zal in overleg met genoemde organisaties worden bezien of en hoe wetenschappelijk onderbouwd kan worden wat er op welke terreinen op middellange termijn wel en niet van de inzet van vrijwilligers kan worden verwacht. Het vormings- en ontwikkelingswerk geeft prioriteit aan personen en groepen in achterstand onder werklozen, minderheden, ouderen, vrouwen en gehandicapten. Van belang hierbij is het genoemde Centrum voor Ingebouwde Vorming. Diverse instituten, ieder met een eigen opdracht en signatuur, houden zich bezig met politieke vorming. Daarbij gaat het vooral om bevordering van een democratisch klimaat en actieve deelname aan maatschappelijk en politieke processen. Met betrokken organisaties wordt bezien in welke mate herstructurering wenselijk is, om uitzuivering van taken en vergroting van efficiency te bereiken. De Anne Frank Stichting en het project educatie van het Joods Historisch Museum worden in 1989 gesubsidieerd voor activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van de verdraagzaamheid tussen verschillende bevolkingsgroepen. De herstructurering van het internaatsvormingswerk wordt in 1989 voortgezet. Het doel is voorrang te geven aan bijzondere doelgroepen en aandachtsvelden. Een hulpmiddel bij de versterking van het management in het internaatsvormingswerk is een geautomatiseerd systeem van informatieverzameling. De Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra werkt met mijn ministerie aan een dergelijk systeem, dat in 1989 van start gaat. Kadertraining van vrouwen, minderheden en WAO'ers is in de laatste jaren toegenomen. Er bestaat een goede samenwerking tussen de vormingsinternaten en volkshogescholen en de organisaties van genoemde groepen. Wanneer de eigen bijdrage voor deze groepen een belemmering tot deelname vormt, kunnen gerichte consumentensubsidies worden verstrekt. (Een overzicht van de verdeling van de cursistendagdelen internaatsvormingswerk is opgenomen in bijlage II). 3. Maatschappelijke
activering.
In mijn in de Memorie van Toelichting 1989 vermelde notitie over het maatschappelijk activeringswerk wordt, in samenhang met het kabinets-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
14
standpunt over het rapport Hirsch Ballin, ingegaan op de betekenis en functie van het maatschappelijk activeringswerk vanuit levensbeschouwelijke groeperingen. De erkenningscriteria en de verdeelcriteria worden daarin vermeld. In 1989 wordt aandacht besteed aan de rol die levensbeschouwelijke groeperingen vervullen in de armoedeproblematiek. De Raad van Kerken zal in dit verband een driejarig project uitvoeren, dat de titel «De arme kant van Nederland» heeft meegekregen. Vanuit deze kring is gewezen op de effecten van het armoedevraagstuk op de samenleving als geheel. 4.
Achterstandsbeleid.
In de afgelopen decennia zijn ervaringen opgedaan met geïntegreerde aanpak van achterstanden in grote steden en op het platteland. Voor een belangrijk deel is de locale overheid uitsluitend verantwoordelijk (geworden) voor dit beleidsterrein (welzijnsaandeel onderwijsvoorrangsbeleid, wet op de stads- en dorpsvernieuwing). Er zijn speciale interdepartementale projecten zoals het zogenaamde probleemcumulatiebeleid ten aanzien van minderheden. Het is hier niet de plaats daarop in te gaan. Wel dient het project vermeld te worden, dat de opgedane ervaringen systematisch ordent en handvatten biedt voor nieuwe aanpakken. Het samenwerkingsverband achterstandsbeleid heeft daartoe een projectsubsidie ontvangen. Dit project heeft zich, ook naar de mening van de betrokken gemeenten, ontwikkeld tot een onmisbare schakel in het genoemde probleemcumulatiebeleid. Het achterstandsbeleid richt zich ook op de organisaties van uitkeringsgerechtigden (waaronder WAO-platforms). In die groepen bestaat een toenemende aandacht voor onderwerpen als het doorbreken van het sociaal isolement, herintreding van WAO'ers en wat genoemd zou kunnen worden het streven naar een positieve individualisering. Gezocht wordt naar nieuwe vormen van zelfstandigheid, de invulling van eigen verantwoordelijkheid en naar onderlinge solidariteit. Kadervorming krijgt hierbij, zoals reeds eerder aangegeven, extra aandacht. Inmiddels is een begin gemaakt met het COBA-project (Coördinatie Onderzoek Bijzondere Achterstandsgroepen). Met verzamelen van bestaande gegevens en het verrichten van aanvullend onderzoek wordt gecoördineerd en in tweejaarlijkse rapporten wordt de situatie van die groepen gepresenteerd. 5. Stedelijke ontwikkelingen, kernen.
stads- en dorpsvernieuwing
en kleine
In de grote steden cumuleren problemen in bepaalde stadswijken. Een gericht aanbod van hulpmogelijkheden en voorzieningen is noodzakelijk. In samenwerking met de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Utrecht zijn ontwikkelingsprojecten gestart, waarin modellen voor een zodanige geïntegreerde werkwijze worden ontwikkeld. In het kader van het onderzoeksprogramma Stedelijke Netwerken van het ministerie van O en W wordt bijgedragen aan de gegevensverzameling en het onderzoek naar de problematiek in de grote steden. De bereikbaarheid van voorzieningen binnen de regio gaat een steeds grotere rol spelen met name in perifere plattelandsgebieden. Samen met het ministerie van V en W wordt door middel van onderzoek en experimenten bezien of ook in zeer marginale situaties vervoer kan worden aangeboden. Dit is vooral van belang voor de minder mobiele bevolkingscategorieën, zoals ouderen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
15
6.
Consumentenaangelegenheden.
Het merendeel van door WVC op het terrein van consumentenaangelegenheden gefinancierde voorzieningen valt niet onder de Welzijnswet. Vanwege de samenhang met de voorzieningen die wel onder de Welzijnswet vallen ga ik er hier wel nader op in. Het beleid is met name gericht op versterking van de weerbaarheid van in achterstand verkerende consumenten en op verstandig beheer van eigen middelen en mogelijkheden, zoals bij problematische schuldsituaties. De consumenteninformatie voor bijzondere doelgroepen zoals ouderen, gehandicapten, minderheden en uitkeringsgerechtigden krijgt veel aandacht. Voorlichting, één van de belangrijkste instrumenten van het consumentenbeleid, krijgt onder meer vorm in het Viditelproject bij de Federatie Instituten Raadslieden en het project Ombudsman. Over het al dan niet in de huidige vorm voortzetten van het eerstgenoemde project zal eind 1988 duidelijkheid moeten zijn. De resultaten, met relevante gegevens over voorlichting aan achterstandsgroepen, van de voorlichtingsexperimenten van de lnterdepartementale Coördinatiecommissie Consumentenbeleid en WVC worden gepubliceerd. De Technische Universiteit te Delft stelt een onderzoek in naar mogelijkheden van woonstrategieën voor minima en de Landbouwuniversiteit te Wageningen onderzoekt mogelijke huishoudstrategieën. Beide onderzoeken subsidieer ik. Met het Ministerie van Economische Zaken wordt het functioneren van de Stichting Consument en Huishouding geëvalueerd. Daarbij wordt ook de relatie met het NIBUD betrokken. 7.
Emancipatie.
Zoals ook gemeld in de beleidsbrief «Overheidsbeleid en Homosexualiteit», die U op 28 juni 1988 is toegezonden, is een keuze gemaakt voor zes onderwerpen in het homo-emancipatiebeleid, te weten: 1 bevordering van emancipatie en bestrijding van discriminatie, 2 bestrijding van geweld, 3 personeelsbeleid, 4 voorlichting, 5 onderzoek en 6 gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. Het in 1989 te voeren beleid wordt op deze onderwerpen toegespitst. In de loop van 1989 wordt het onderzoek door de stichting MEI naar de positie van lesbische vrouwen in Nederland afgerond. Aan de Nederlandse Vrouwen Raad en de drie plattelandsvrouwenorganisaties heb ik elk inmiddels een extra structurele arbeidsplaats ter beschikking gesteld voor het emancipatiewerk. Mede daardoor kan binnen deze organisaties een betere afstemming van het ondersteuningsaanbod plaatsvinden. Ik ben voornemens de subsidiëring door mijn ministerie van de VrouwenWerkwinkels in de loop van 1989 te beëindigen. Een tegenbezoek van een vrouwendelegatie uit de Volksrepubliek China aan Nederland wordt financieel mogelijk gemaakt. Het subsidieprogramma van de WVC-Emancipatie Stuurgroep voor 1989 blijft gericht op de stimulering van het facetbeleid op alle beleidsterreinen van WVC, doch per jaar worden thema's gekozen. Landelijke emancipatie-activiteiten die binnen zo'n thema vallen en niet langer duren dan 12 maanden kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Voor 1989 kunnen subsidies worden aangevraagd voor vernieuwende emancipatorische activiteiten ten behoeve van meisjes en jonge vrouwen. Deze activiteiten dienen gericht te zijn op het vergroten van de lichamelijke of geestelijke weerbaarheid van meisjes en jonge vrouwen, danwei de maatschappelijke participatie tot onderwerp hebben. Daarnaast kunnen subsidies worden aangevraagd voor vernieuwende projecten ten behoeve van vrouwen in verzorgende en verplegende beroepen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
16
Het project «Ondersteuning eigen organisaties van vrouwen uit minderheidsgroepen» wordt eind 1988 beëindigd. In het kader van het interdepartementale project «Informatievoorziening, voorlichting en media», onderdeel van het project Vrouwen en Minderhedenbeleid (VEM), start in 1989 voor twee jaar een project, dat ten doel heeft te bevorderen, dat activiteiten van vrouwengroepen worden verbreed naar thema's als gezondheidszorg, oriëntatie op beroepen, beroepsopleidingen en arbeidsmarkt door middel van voorlichting en informatie. Organisaties van vrouwen uit minderheidsgroepen kunnen hiertoe subsidie aanvragen. Nader overleg over de beschikbare middelen vindt nog plaats met SoZaWe. 8.
Jeugdbeleid.
In het concept-Voortschrijdend meerjarenprogramma jeugdbeleid worden de ontwikkelingen en beleidsvoornemens in het jeugdbeleid aangegeven. Het kabinet zal zijn nadere voornemens met betrekking tot de kinderopvang in de loop van het najaar van 1988 voor advies zenden aan daarvoor in aanmerking komende instanties. Gezien de samenhang met de operatie Oort zullen eventuele maatregelen op het gebied van de kinderopvang niet eerder dan 1990 in werking kunnen treden. In afwachting daarvan zullen lopende experimenten kinderopvang in 1989 worden gecontinueerd. In 1988 is volgens schema de nieuwe landelijke organisatie op het werkveld spel, expressie, beweging en ruimte opgericht onder de naam LANS. In het overgangsjaar 1988 worden geleidelijk taken overgenomen van de fusiepartners te weten NUSO, Cultuurdienst en Ruimte, zodat er per 1 januari 1989 nog slechts één gesubsidieerde landelijke organisatie bestaat voor dienstverlening en ondersteuning op dit terrein. Op basis van de resultaten van het in 1988 uitgevoerde evaluatie-onderzoek bij de werkende jongerenorganisaties worden nieuwe beleidsvoorstellen ontwikkeld, die U in 1989 zullen bereiken. In 1988 is de nieuwe landelijke organisatie op het terrein van internationale jeugdactiviteiten opgericht onder de naam EXIS. Deze organisatie is de rechtsopvolger van de voormalige organisaties op dit terrein BUK en PIJON. In 1989 ligt het accent op de vergroting van de flexibiliteit van middelen en op het projectmatiger werken. De voornemens in de notitie van het kabinet aan U over de cumulatie van problemen van jongeren uit etnische minderheden (Kamerstukken II, 1984-1985, 18 545, nr 12) worden nader uitgewerkt als uitvoering van de motie Willems. Het project «ondersteuning eigen organisaties van jeugdigen uit minderheden» is per 1989 beëindigd. Mede dankzij rijkssubsidie is een groot aantal eigen organisaties van jeugdigen uit minderheden in staat gesteld een start als organisatie te maken. In de meeste gevallen heef* de gemeentelijke overheid deze organisaties daarop in haar beleid opgenomen. Voor de inhoudelijke ondersteuning van organisaties van jeugdige migranten wordt in 1989 subsidie verstrekt aan LSOBA. Het project «allochtone randgroepjongeren», gefinancierd uit de extra middelen voor het interdepartementale minderhedenbeleid en gekenmerkt door een integrale aanpak, richt zich op jeugdige minderheden die met ernstige problemen kampen ten aanzien van hun positie in de samenleving. Het project vindt in 1989, zij het met minder middelen, voortgang. 9. Kunstzinnige vorming en amateuristische
kunstbeoefening.
In het Kunstenplan 1988-1992 en de brief betreffende de uitwerking van dit plan aan de Raad voor de Kunst (mei 1988) is aangegeven welke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
17
ontwikkelingen voor de sector KV/AK gewenst zijn en welke financiële consequenties ik daaraan verbind. Mede op basis van het verwachte advies van de Raad voor de Kunst over het LOKV krijgt dit instituut een gewijzigde taakstelling. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan een adequate praktische ondersteuning aan muziekscholen, creativiteitscentra, kunstzinnige vorming in het onderwijs, de bemiddeling tussen kunstaanbod en het educatieve veld en de ontwikkeling van lesmateriaal, methodieken en leerplannen op het gebied van de kunsten. De Raad voor Kunst is tevens verzocht in nauwe relatie tot genoemd advies zijn mening te geven over het functioneren van de Vereniging voor Kunstzinnige Vorming. Indien het advies daartoe aanleiding geeft, wordt eveneens nagegaan in hoeverre dit tot wijziging van de taakstelling van de VKV noopt. Het advies van de Raad voor de Kunst over de Borckerhof en het door deze instelling ingediende overlevingsplan zijn reden geweest het subsidie, zij het op een aanmerkelijk lager niveau en onder kwalitatieve en organisatorische restricties, vooralsnog te continueren. Mede afhankelijk van het rapport van de adviescommissie kwaliteitsbewaking kunstzinnige vorming streef ik naar het opgaan van de Inspectie kunstzinnige vorming in een onafhankelijk instituut, dat op facultatieve basis de kwaliteit van muziekscholen en creativiteitscentra toetst. De notitie over de kunstvakken in het voortgezet onderwijs biedt muziekscholen en creativiteitscentra mogelijkheden tot samenwerking met scholen voor voortgezet onderwijs. Deze notitie is U in april 1988 aangeboden (Kamerstukken II, 1987-1988, 20 538, nr 1 en 2). Met de landelijke organisaties op het terrein van de kunstzinnige vorming LOKV en VKV wordt gesproken over de uitwerking. In 1989 wordt onderzoek geëntameerd naar de kwaliteit en het eindniveau van de kunstzinnige vorming in het basisonderwijs. De Raad voor de Kunst adviseerde over het beleid op het terrein van de fotografie, film, video en beeldende kunst in de sector amateuristische kunstbeoefening. Op grond daarvan streef ik naar verdere integratie en samenwerking tussen de landelijke instellingen op dit gebied. Doelmatigheid, flexibiliteit en kwaliteit zijn onderwerpen van gesprek met de verschillende landelijke organisaties voor de koorzang over de wenselijkheid van een separaat budget waaruit de koorprojecten en •activiteiten van landelijk belang bekostigd kunnen worden. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan wordt bezien of een advies van de Raad voor de Kunst over dit onderwerp gewenst is. Aan de hand van een advies van de Raad voor de Kunst over de Harmonie-Fanfare-Brassband-sector wordt nagegaan in hoeverre bijstelling van de verschillende subsidiabele taakstellingen van de landelijke organisaties gewenst is. Het opnemen van kunstuitingen van migranten in het reguliere kunstbeleid wordt in 1988 onder andere op basis van kwantitatieve gegevens geëvalueerd. Voor 1989 is ƒ2 miljoen beschikbaar voor de maatregelen die zijn geformuleerd in de Beleidsnotitie cultuuruitingen van etnische minderheden. In 1989 wordt extra aandacht besteed aan de mogelijkheden die de media (met name de televisie) op centraal en lokaal niveau bieden voor kunsteducatie en -participatie. Onder andere in het plan «Meer doen met Cultuur», dat een onderdeel vormt van het budget voor jeugdbeleid, wordt daarvoor substantiële financiële ruimte ingeruimd. 10. Sport en sportieve
recreatie.
De herallocatie van ruim 1 miljoen gulden in 1988 ten gunste van topsport heeft geleid tot extra middelen voor maatschappelijke en medische begeleiding van topsporters, topsportaccommodaties en de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
18
aanstelling, opleiding en bijscholing van toptrainer-coaches. In 1989 wordt dit beleid geïntensiveerd. Voor de sporttechnische en sportmedische begeleiding vindt opnieuw een, zij het geringere, financiële herbestemming plaats binnen het begrotingsartikel voor sport. Zo wordt naast de 15 reeds gesubsidieerde hooggekwalificeerde topsportcoórdinatoren/trainercoaches- in beginsel een vijftal sportorganisaties in de gelegenheid gesteld soortgelijke functionarissen in dienst te nemen. Het aantal is echter afhankelijk van de uitkomsten van een nadere discussie inzake de hoogte van het subsidiebedrag per aan te stellen functionaris. Gehandicapten, minderheden, minder draagkrachtigen en ouderen in de leeftijdscategorie boven de 55 jaar worden gestimuleerd deel te nemen aan sportactiviteiten. Voor de doelgroep minderheden wordt dit met name gerealiseerd met medewerking van de landelijke consulenten sport en minderheden, die eind 1988 bij de NSF, de Stichting Spel en Sport en de Landelijk Dienst BRES zijn benoemd. Naar aanleiding van de Voortgangsnotitie Sportbeoefening door gehandicapten (Kamerstukken ! l , 1986-1987, 16 709, nr.9) is een project gestart, dat is gericht op de verbetering van de organisatorische en financiële situatie in de gehandicaptensport. Mede aan de hand van de voorstellen van de projectgroep, waarin alle organisaties en bij de financiering betrokken organisaties participeren, wordt aan het gehandicaptenbeleid vorm gegeven. In januari 1988 is een drie jaar durende campagne «Blessures blijf ze de baas» begonnen in samenwerking met het Nationaal Instituut voor de Sportgezondheidszorg (NISGZ) en de Stichting Consument en Veiligheid. In overleg met het NISGZ, de Nationale Sport Academie en de Nederlandse Federatie van Werkers in de Sport wordt voor het vrijwillig sportkader een verdere uitwerking gegeven aan curricula over blessurepreventie en sportgezondheidsleer. Met de officiële toetreding van Nederland tot de Europese Overeenkomst ter beteugeling van het geweld rond de (voetbal)sport krijgen de maatregelen in dit kader in 1989 een formelere basis. In de tweede helft van 1988 is een aantal maatregelen voorgesteld en in uitvoering genomen ter beteugeling van het voetbalvandalisme. Zo wordt een landelijke coördinator voor het supportersbeleid aangesteld, zijn er projecten jeugdwelzijn en voetbalvandalisme gestart bij een zestal voetbalclubs en is een begin gemaakt met de invoering van een passenregeling. De maatregelen lopen in 1989 en volgende jaren door. Tevens worden in 1989 de uitkomsten bekend van een experiment met een mobiel gesloten TV-circuit. Het beleid gericht op besparingen op de exploitatiekosten van sportaccommodaties wordt mede in het licht van verdergaande privatisering voortgezet. Na afronding van een landelijke inventarisatie wordt een meerjarenplan opgesteld ten behoeve van knelpunten bij topsportacconv modaties. Bij de sportschoolhouders bestaat onvoldoende draagvlak voor een brancheorganisatie, die zelf een erkenningsregeling zou kunnen uitvoeren. Contact is opgenomen met NSF om te zien of in samenwerking met de betrokken landelijke sportorganisaties een erkenningsregeling voor de sportscholensector kan worden uitgewerkt. Het landelijk plan ter ontwikkeling van de schoolsport, dat in 1988 met de beleidspartners is besproken, wordt fasegewijs ter hand genomen. Hiermee wordt aangesloten bij de aanbevelingen van het eindadvies van de commissie Sport en Lichamelijke Opvoeding. In overleg met de sector volksgezondheid wordt bezien hoe de (zwarte) handel in anabolica kan worden bestreden door aangepaste wetgeving. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een kwantitatieve studie naar de gevolgen van anabolicagebruik.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
19
De actie «Sport, zelfs ik doe het» gaat in 1989 het laatste jaar in en wordt met een evaluatierapport afgesloten. In vervolg op de thema's van de actie worden experimentele en vernieuwende projecten, gericht op specifieke knelpunten, ondersteund. Het vaststellingsrecht van WVC betreffende de SNS-bestedingsplannen wordt in heroverweging genomen, mede aan de hand van een door de Stichting de Nationale Sporttotalisator (SNS) uit te brengen advies over de inzet van SNS- middelen in relatie tot de WVC-begrotingsgelden. Om de betrokkenheid van vrouwen bij sport met name in kaderfuncties te vergroten en stereotype vormen van sportdeelneming te doorbreken wordt overwogen bij de NSF, de SSS en de BRES een emancipatiewerkster aan te stellen. 11. Maatschappelijke
opvang en thuislozenzorg.
Mede dankzij het Internationale Jaar van de Daklozen in 1987 is de problematiek van de dak- en thuislozen in ons land opnieuw onder de aandacht gebracht. Een onderzoek van prof. dr. Heydendaal van de Katholieke Universiteit Nijmegen geeft aan, dat steeds meer mensen tijdelijk of permanent in het thuislozencircuit terechtkomen. Steeds meer jongvolwassenen, ex-psychiatrische patiënten en vrouwen blijken een beroep te doen op de instellingen en voorzieningen voor thuislozenzorg. Het aantal thuislozen bedraagt thans naar schatting 5 0 0 0 0 tot 100000. Deskundigen verwachten dat dit aantal de komende jaren toeneemt tot 200000 a 250000. De 19 erkende instellingen beschikken over een internaat met in totaal 2000 plaatsen. Acht van deze instellingen bieden een passantenverblijf met een officiële gezamenlijke capaciteit van ongeveer 150 plaatsen. Gezien het bovenstaande is het duidelijk, dat de beschikbare capaciteit in de thuislozencentra onvoldoende zal zijn om die toename het hoofd te bieden. Het leveren van grote financieringsinspanningen voor capaciteitsuitbreiding is geen reële optie in een periode waarin middelen in de collectieve sector teruggebracht worden. Het beleid voor de komende jaren heeft daarom een tweeledig karakter. Enerzijds wordt een beleid ontwikkeld, dat gericht is op het voorkomen dat personen permanent in het thuislozencircuit terechtkomen. Anderzijds krijgt een landelijk ontwikkelingsbeleid gestalte, gericht op de noodzakelijke inhoudelijke vernieuwing en verbreding van dit werkterrein. In 1989 vindt mede op basis van de eerste resultaten van genoemd onderzoek en in samenhang met een in te voeren budgetteringssysteem -in samenspraak met het LST0- een heroriëntatie plaats op de taken en functies van deze voorzieningen en op de besteding van de beschikbare middelen. Met ingang van jaar 1989 is 1,2 miljoen gulden extra beschikbaar voor de thuislozenzorg in aansluiting op de stijging met 1,7 miljoen met ingang van 1988. Een eerste aanzet tot het te voeren beleid wordt beschreven in een notitie die U in 1989 zal worden aangeboden. In toenemende mate blijkt een overlap te ontstaan van cliënten binnen de thuislozenzorg en de crisisopvangvoorzieningen. In verband hiermee en in aansluiting op de herstructurering van landelijke organisaties wordt daarom gewerkt aan een meer samenhangend regulier overleg tussen de betrokken landelijke organisaties en de rijksoverheid. De (crisis)opvangvoorzieningen moeten prioriteit geven binnen het bestaande budget aan de hulpverlening aan de primaire doelgroep:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
20
mensen met ernstige psychosociale problemen die ten gevolge daarvan de thuissituatie moeten verlaten. Een deel van de instellingen richt zich vooral op hulpverlening aan mishandelde en bedreigde vrouwen. Met kwaliteitseisen, richtlijnen en een eenduidige omschrijving van taken en functies binnen het kader van een budgetfinancieringssysteem wordt eveneens een betere afstemming tot stand gebracht tussen (crisis)opvangvoorzieningen, voorzieningen voor thuislozenzorg en ambulante voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg en psychosociale hulpverlening. Met ingang van 1988 zijn de FIOM-bureau's samengevoegd tot een landelijke uitvoerende organisatie voor hulpverlening bij zwangerschap en alleenstaand ouderschap. In dat overgangsjaar is overleg gevoerd over de toespitsing van de hulpverlening op ernstige en specifieke problemen rond ongewenste zwangerschap, sexueel geweld, incest, mishandeling en echtscheiding. In het beleidsplan voor 1989 wordt dit door de instelling nader geconcretiseerd. In de vorm van een gezamenlijk scholingsproject wordt gestreefd naar een uitwisseling van deskundigheid met hulpverleners in opvangvoorzieningen, waar deze problematieken in toenemende mate worden gesignaleerd. In het kader van de problematiek rond prostitutie is accent gelegd op het activeren van de ondersteuning van belangengroepen en zelfhulpinitiatieven naast de aandacht voor de aids-problematiek onder drugsverslaafde prostituees. 12. Vluchtelingen en asielzoekers. Het welzijnsbeleid voor vluchtelingen (beschreven in Kamerstukken II, 1985-1986, 19 637 nr. 1 en 2) wordt in 1989 ongewijzigd voortgezet. De voortgang van dit beleid is uiteengezet in Kamerstukken II, 1987-1988, 16 937, nr. 5 1 . Voor wat betreft de centrale opvang van vluchtelingen en de opvang in gemeenten wordt naar deze stukken verwezen. In bijlage III bij dit plan staat een overzicht van de verschillende stimuleringsuitkeringen voor vluchtelingen. In het Rijksprogramma welzijn minderheden 1988 is het beleid ten aanzien van de steunfunctie (Vluchtelingenwerk) en de landelijke organisaties van vluchtelingen uiteengezet. Vluchtelingenwerk richt zich meer dan voorheen op de terreinen werkgelegenheid, educatie en scholing. Men voert onder andere een project uit in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Ondernemers, waarbij oud-managers uit het bedrijfsleven trachten bedrijven te motiveren reguliere arbeidsplaatsen voor vluchtelingen ter beschikking te stellen. Via een kadertrainingsprogramma, uitgevoerd door een vormingscentrum, wordt de versterking van de landelijke zelforganisaties van vluchtelingen nagestreefd. Gezien het aantal asielzoekers bestaat er met de huidige opvangcentra op dit moment voldoende capaciteit voor hun opvang. Er wordt naar gestreefd om met het oog op een mogelijke plotselinge toename van het aantal asielzoekers een beperkte reserve-capaciteit beschikbaar te houden. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat de verhuizing van asielzoekers naar de gemeente binnen gemiddeld negen weken ook in de toekomst mogelijk is. De capaciteit van de gemeentelijke opvangplaatsen moet derhalve nog worden uitgebreid. De daadwerkelijk reeds beschikbaar gestelde opvangplaatsen zijn nog onvoldoende om het nu verwachte aantal asielzoekers per jaar op te vangen. Daarom streef ik naar een uitbreiding van dit aantal. Conform de afspraken die op 15 juni 1987 met de VNG en op 15 oktober 1987 met U zijn gemaakt wordt eind 1988 de werking van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
21
Regeling Opvang Asielzoekers (ROA) geëvalueerd. Op grond van de resultaten van deze evaluatie vindt eventueel bijstelling van de ROA plaats. Voor de ondersteuning en begeleiding van vrijwilligersgroepen, die de immateriële kant van de opvang van asielzoekers in gemeenten verzorgen, ontvangt Vluchtelingenwerk subsidie. 13.
Minderheden.
Voor achtergrondinformatie over het tot op heden gevoerde beleid ten aanzien van minderheden wordt verwezen naar het Rijksprogramma welzijn minderheden 1988. Over het beleid voor 1989 is het volgende op te merken. Leden van minderheidsgroepen blijken in maatschappelijke sectoren als arbeidsmarkt, scholing en educatie een uiterst zwakke positie in te nemen. Er dreigt een marginaliseringsproces. Daarom heb ik besloten mijn instrumenten op het terrein van welzijn nadrukkelijk in te zetten om de kansen van leden van minderheidsgroepen op genoemde terreinen te vergroten. De (landelijke) organisaties van minderheden, de steunfunctie-instellingen voor minderheden en het projectenbeleid moeten, ook in gezamenlijkheid, hieraan een bijdrage leveren. Voorlichting en stimulering zijn hierbij belangrijke taken, alsmede het doen afstemmen van vraag en (aangepast) aanbod op genoemde terreinen. Het takenpakket van de instellingen voor minderheden wordt aangepast en toegespitst op de genoemde terreinen en wel zoveel mogelijk in goed overleg met de provincies, gemeenten en de instellingen zelf. Een uitwerking van de bovenbeschreven heroriëntatie op het welzijnsbeleid ten aanzien minderheden zal deel uitmaken van het regeringsstandpunt op het door de WRR uit te brengen advies over het minderhedenbeleid. De heroriëntatie is budgettair neutraal; een herschikking van de beschikbare middelen en een efficiencyvergroting bij de instellingen voor minderheden wordt beoogd. Van belang is, dat deze instellingen van de diverse groepen op regionaal niveau met elkaar een vorm van samenwerking aangaan. Dit onder gelijktijdige opname van de doelgroep Molukkers in het takenpakket. Het eindrapport «Effectiviteit van projecten met een voorportaalfunctie, 1988» van de stichting Research voor Beleid constateert een onevenwichtige verdeling van middelen over de diverse doelgroepen. Op grond daarvan wordt een verbreding van het projectenaanbod met name ten aanzien van buitenlanders gerealiseerd. De Stichting OPTIE vervult een aantal landelijke taken ten aanzien van vorming, (voor)scholing bij beroepskwalificatie en methodiekontwikkeling. Deze taken krijgen in toenemende mate voor alle minderheidsgroepen gestalte. Met de Stichting zijn besprekingen geopend met als doel in gezamenlijk overleg te bezien hoe effyciencyverhoging (meer cliënten bij gelijkblijvend budget) kan worden gerealiseerd. Het rijksbeleid steunt, hoewel zij formeel geen deel uitmaken van het minderhedenbeleid, activiteiten van landelijke en bovenlocale Chinese organisaties op het vlak van belangenbehartiging. Daarbij gaat het ook om het bepleiten van aandacht voor de situatie van Chinezen op het plaatselijk niveau. Een bedrag van ƒ 2 0 0 0 0 0 wordt gereserveerd voor de uitvoering van specifieke in de deelnota «Ouderen uit etnische groepen en oudere woonwagenbewoners» genoemde maatregelen. Het beleid gericht op het realiseren van een effectieve inzet van inhoudelijke formatieplaatsen voor locale welzijnsactiviteiten ten behoeve
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
22
van Molukkers krijgt een andere vorm. In overleg met gemeenten, de VNG en betrokken organisaties wordt gestreefd naar een adequate verdeling van middelen. Nadere uitvoering wordt gegeven aan het contract tussen Staat en de Moluks Evangelische Kerk. Ik heb u toegezegd tevens inzicht te verschaffen in het door WVC gevoerde minderhedenbeleid voorzover dit niet onder de Welzijnswet valt. In dat verband het volgende over de gezondheidszorg. Om meer inzicht te krijgen in de gezondheidssituatie van minderheden is een gezondheidsenquête minderheden in voorbereiding. Ook de uitkomsten van reeds afgeronde onderzoeken zijn hiervoor aanknopingspunten. Naar aanleiding van de rapportage over de contact-functionaris «zorgverlening buitenlandse patiënten in algemene ziekenhuizen» start een project gericht op het ontwikkelen van patiëntenvoorlichting op het terrein van verloskundige zorg voor mensen uit het Caraïbische gebied. Het betreft een project van het Academisch Medisch Centrum en de Nationale Ziekenhuisraad. In het preventieve beleid jeugdgezondheidszorg wordt het zorgaanbod en de werkwijze meer aangepast aan de basisgezondheidszorgfilosofie. Dit impliceert, dat de mate en intensiteit van de aangeboden zorg meer afhangt van de mate waarin jeugdigen bijzondere risico's lopen. Zo is het mogelijk allochtonen extra zorg te verlenen. Nog nader wordt bezien of het bovenstaande vertaling kan krijgen in aparte regelgeving. Naar verwachting gaat in 1989 een schakelcursus van start in de opleiding ziekenverzorging ten behoeve van de instroom van allochtonen. Tevens is het interdepartementale project «Emancipatorische Transculturele Zorg en Opleidingen» van start gegaan, waarbij vanuit WVC aandacht gegeven wordt aan de opleidingen verloskunde, mondhygiëne en podotherapie. III. Financiën. 1.
Algemeen.
In dit hoofdstuk wordt de financiële vertaling gegeven van de in de vorige hoofdstukken opgenomen beleidsmaatregelen. Als uitgangspunt is genomen de begroting 1989. In bijlage I zijn de te verstrekken rijkssubsidies/rijksbijdragen opgenomen op kostenplaatsniveau en waar mogelijk met vermelding van de bijbehorende instellingen/gemeenten. Aan het eind is een totaal-overzicht gegeven van deze bijlage. Tenslotte wordt het algemene voorbehoud gemaakt, dat de wetgever de benodigde middelen ter beschikking moet stellen. 2.
Budgettering.
De in artikel 13 en artikel 14 van de Welzijnswet bedoelde Algemene Maatregel van Bestuur is per 1 januari 1988 in werking getreden (Stb 1988, 17). Zoals in het Rijksplan van vorig jaar vermeld, heeft deze bekostigingsregeling het karakter van een raamregeling die voorziet in geharmoniseerde administratieve voorwaarden waaraan de subsidieregelingen moeten voldoen. Het tijdstip van ingang van de budgetfinanciering kan voor categorieën van voorzieningen verschillend zijn, maar is uiterlijk per 1 januari 1990 (artikel 32, lid 2 van de AMvB). Tot die tijd gelden materieel de regels die in 1987 van kracht waren. Op dit moment is nadere uitwerking van de budgetfinanciering voor de onderscheiden deelterreinen in ontwikkeling.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
23
Het vormingswerk in internaatsverband en de eerste opvang van vluchtelingen, voor wat betreft de Rijksbijdragen aan gemeenten, zijn reeds volledig gebudgetteerd. De budgettering conform de landelijke subsidieregeling voor kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening wordt per 1 januari 1989 ingevoerd. De subsidieregeling voor algemene opvangcentra is in voorbereiding. Het in 1988 ontwikkelde budgetteringsmodel op het terrein van sport waarmee meer dan voorheen wordt aangesloten bij de subsidiebehoefte van de landelijke sportorganisaties" zal als schaduwsubsidiesysteem bij een aantal landelijke sportorganisaties worden beproefd; met dien verstande dat in 1989 vooralsnog de daadwerkelijke subsidiering gebaseerd blijft op de bekostigingsgrondslag en de normen conform de rijksregeling. De subsidiëring van het welzijnswerk voor minderheden op grond van de Rijksregeling Welzijn Minderheden is vanaf 1 januari 1988 gebudgetteerd met de invoering van het subsidiebesluit Welzijn Minderheden. Wat de overige voorzieningen betreft wordt er naar gestreefd om de nieuwe subsidieregelingen op 1 augustus 1989 te publiceren, zodat het veld daar bij het indienen van de begroting voor 1990 rekening mee kan houden. 3. Toelichting op bijlage I. In het algemeen zijn verschillen tussen de bedragen voor 1988 en 1989 terug te voeren op amendementen op de begroting 1988, bezuinigingen 1989, de HLO-operatie, aansluiting bij de begrotingsstukken en administratief "technische wijzigingen. De besluiten voor wat betreft de herstructurering landelijke organisaties zijn in bijlage I verwerkt. Op een aparte pagina van bijlage I worden de consequenties aangegeven. Op grond van amendementen zijn de verhoging ten behoeve van het Centrum voor Humanistische Vorming en de verhoging ten behoeve van de WAO-Platform voor 1988 en verdere jaren verwerkt. De in hoofdstuk I aangekondigde bezuinigingen zijn in bijlage I verwerkt. De meerjarencijfers van de werksoort Bibliotheekwerk en Informatievoorziening geven voor wat betreft de uitvoering van de Leengeldvergoeding een stijg ; ng te zien van f 5 0 0 0 0 0 . Het minderhedenbeleid wordt vanaf 1 januari 1989 in dit Rijksplan opgenomen. De financiële vertaling ervan is onderdeel van bijlage I. In 1988 loopt echter een aantal projecten op het terrein van het minderhedenbeleid af, die in 1989 derhalve niet meer worden gesubsidieerd, danwei geen rijksbijdrage meer ontvangen. Voor wat de Surinamers, Antillianen en Arubanen betreft gaat het om de maatschappelijke begeleiding van werk/leerprojecten van de Stichting Parasol te Hoorn, om het toeleidingsproject te Assen, het project maatschappelijke dienstverlening te Oss, alsmede om het mediaproject van de Stichting Progreso Antiano. Voor woonwagenbewoners betreft het de projecten reizende tentoom stelling van het Landelijk Platform Woonwagenbewoners, het pro-project onderwijs/welzijn te Hoogeveen en het werk- en scholingsproject te Dordrecht. Voor Molukkers gaat het om de pilotprojecten te Breda, Moordrecht en Hoogeveen, de projecten te Almelo, Rijssen, Delfzijl, Oostellingerwerf, Maastricht, Tiel, Tilburg, Alphen aan de Rijn en Leerdam, het subsidie aan de St. Instituut Maatschappelijk Werk te Breda, de projecten vrouwenemancipatie te Breda, Oosterwolde en Heer, alsmede de samenwerkingsprojecten maatschappelijk werk te Ede en Epe. Daarenboven zijn in 1989 geen middelen meer beschikbaar voor de deskundigheidsbevordering van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
24
«pool-medewerkers». Thans is interdepartementaal overleg gaande over de mogelijkheid van continuering in 1989 van een tweetal verbrede werkgelegenheidsprojecten voor Molukkers (Epe en Doesburg). Voor wat betreft de buitenlandse migranten gaat het om de projecten opvang van Marokkaanse jongeren te Leiden, opvang buitenlandse kinderen bij Boddaert-centra, en kinder- en peuteropvang B.O.K., het project beroepskeuzevoorlichting (S.K.O.A.) alsmede om «Lawine». Ook conform de planning expireert per 1989 het beleid gericht op eigen organisaties van jongeren en vrouwen uit minderheden. Het subsidie voor het project Multi-Etnisch Samenleven wordt per 31 december 1988 beëindigd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
25
BIJLAGE I
Openbaar bibliotheekvagrk en irtfornatieverzorginq Begrotingsartikel: 20.02 onderdeel 1 Omschrijving
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
5.967.905
5.977.000
5.977.000
11.473.185
11.393.230
11.393.230
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f Kostenplaats 850502/850503,"bijdragen t.b.v. regionale steunfunctie bibliotheken 1) Gemeenten Tilburg, Maastricht, Arnhem, Rotterdam, Den Haag, Groningen, Haar Ier., Amsterdam, Utrecht, Deventer, en Eindhoven (850502) 2) Provincies Friesland en Zeeland (850503) Kostenplaats 851803, 851804 en 851805; Landelijke Organisatie voor Openbaar Bibliotheekwerk 1) Landelijke Bibliotheekcentrale 2) Stichting tot Bevordering Bibliotheekwezen en Lektuurvoorlichting Voorburg 3) Nederlandse Bibliotheek en lekt uurcentrum Den Haag 4) Bibliotheek voor Varenden, Rotterdam, 5) Stichting Filmcentrum Hilversum Kostenplaats 851804; Blinden en Bijzondere Bibliotheken 1) Ver. Het gesproken Weekblad Grave 2) Blindenbibliotheek Erroelo 3) Ned. Blindenbibliotheek Den Haag 4) Blindenbibliotheek Le Sage ten Broek, Nijmegen 5) St. Blindenlectuur Bruijnzeel Rotterdam 6) St. Studie Vakbibliotheek Visueel Anderz. Gehandicapten Amsterdam 7) Centr. Org. Lektuur voorziening voor Blinden en Slechtzienden Utrecht Kostenplaats 851806; en projecten Kostenplaats 851807; drage en Garanties Kostenplaats 851808; Leenge1dvergoed ing Kostenplaats 851809; Totaal
Bijlage I
26.020.603
23.037.770
23.037.770
3.088.768
5.929.000
1.197.000
2.064
9.300
9.300
8.396.945 4.349.966
8.395.000 4.350.000
10.895.000 3.732.000
59.299.436
59.0T1.300
56.241.300
Experimenten PensioenbijUitvoering BOP (POBOB's)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
26
Vrijwil 1 i c>ers\*erkbel eid Bijlage I Begrotingsartikel: 04.02 onderdeel 5 Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
3.588.300
3.777.200
3.642.200
3.588.300
3.777.200
3.642.200
f Kostenplaats 806004; - Landelijke organisaties op het terrein van vrijwilligerswerk 1) Beheersstichting Platform vrijwi11igerswerk 2) Stichting Landelijk Steunpunt Vrijwilligerswerk 3) Landelijke Vereniging van Vrijwilligerscentrales - Stimuleringsbeleid Vrijwilligers werk
Totaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
27
Vonninqs- en Ontwikkelingswerk
Bijlage I
B e g r o t i n g s a r t i k e l : 04.02 onderdeel 2 (blad 1) Omschrijving
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
5.739.801
3.728.344
1.225.316
1.161.534
1.124.210
3.905.659
3.888.136
3.853.872
11.744.038
10.789.471
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f Kostenplaatsen 851600, 851640, en 851660; Landelijke Organisaties voor Vormings en ontwikkelingswerk
6.613.063
1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
St.Dovenzorg Rotterdam Ned. Gespreksceritru- Rotterdam Humanistisch Verbond Utrecht A.N.V. den Haag st. B.O.U.w. Utrecht Y.M.CA. Nederland Utrecht Mij. Tot Nut van 't Algemeen Edar. 8) Culturele Raad Friesland Leeuwarden 9) Ned.Gehandicaptenraad Utrecht 10)G.£. Drenthe 11)N.I.V.O.N. Amsterdam 12)Europees Bureau voer VolksQntvikkeling 13)Centrum voor ingebouwde Vorming Kostenplaats 851620; Landelijke organisaties Internaats-vorringswerk Vereniging Volkshogescholen en Vorm. centra Driebergen Kostenplaats 851630; Landelijke organisaties van politiek vormingswerk l) Ned.st.Burgerschapskunde Leiden 2) St.Ned.Centrum van Democratische Burgerschapsvorming Amsterdam 3) St. Vredesopbouw Utrecht 4) St. Anne Frank Amsterdam 5) Ned.Ver.Vrouwenbelangen Leiden 6) St.Vormingswerk de Populier Amsterdam
Transporteren
#
8.706.426
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
28
Vorminqs- en OnforiJdcelinaBwerk
Bijlage
I
B e g r o t i n g s a r t i k e l : 04.02 onderdeel 2 (blad 2) Bedrag 1987 voorlopige rekening
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
11.744.038
10.789.471
8.706.426
614.908
580.893
611.014
1.014.600
2.362.036
1.140.319
Kostenplaats 851700; Subsidies t.b.v. Vorminswerk in Internaatsverband (voor de betreffende instellingen zie Bijlage II) *
33.826.857
32.318.300
31.526.046
Totaal
47.200.403
46.050.700
Csnschrijving
f Transport Kostenplaats 851650; Landelijke aktiviteitenorganisatie De Koepel Utrecht Kostenplaats 851670; Overige Organisaties o.a. 1) Joods Historisch Museum 2) B.N.V.U.
41.983.805
* e x c l u s i e f de b i j d r a g e van h e t M i n i s t e r i e van O en W
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
29
Maatschappelijke activering
Bijlage I
Begrotingsartikel: 04.02 onderdeel 3 (blad 1) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f Kostenplaats 851200; Landelijke Steunfunctie: 1) Landelijke Werkplaats Zuid Holland Dordrecht 2) Landelijke Werkrlaats Oost Nederland Dever.ter 3) Landelijke Werkplaats Zuid Oost Nederland Sittard 4) Landelijke Werkplaats Noord Nederland Drachten. 5) N.I.K.O. Der. Bosch 6) B en K Leiden Kostenplaats 851201; Landelijk Werk 1) A.T.D. Dan Haag 2) B.C.O.P. Den Bosch 3) Cie Orienteringsdagen Utrecht 4) Landelijke Stichting Maritieme Kontakten Maassluis Kostenplaats 851202 Landelijke Leden- en Identiteitsorganisaties: 1) Humanitas Amsterdam 2) Landelijk Hervormd Werkverband Maatschappelijke Activering Driebergen/Rij senburg 3) Katholieke Landelijk Vereniging voor Maatschappelijke Aktiveringswerk Den Bosch 4) Vrijzinnig Protestants Centrum voor Maatschappelijke Toerusting Utrecht 5) Landelijk Gereformeerde Paad van Samenlevingsaange1egenheden Leusden 6) Jad Achat Amsterdam 7) Evangelisch Welzijnsberaad Utrecht Kostenplaats 852910; Stg. Centrum Humanistische Vorming
Transporteren
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
r
6.530.249
6.119.237
928.899
704.376
1.007.173
2.524.029
2*524.097
2.524.029
100.000
100.000
200.000
10.083.177
9.447.710
3.782.354
7.513.556
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
30
Maatschappelijke activering
Bijlage I
Begrotingsartikel: 04.02 onderdeel 3 (blad 2) Bedrag 1987 voorlopige rekening
Transport
10.083.177
9.447.710
7.513.556
2.189.416
2.517.500
1.328.163
1.543.022
1.442.349
958.901
900.000
14.774.516
14.307.559
f Kostenplaats 851203, 851204 en 851205; Landelijke aktiviteiten, Multi-culturele problematiek, Woonen leefmilieu, Buurteconomie en Overige Projecten, waaronder o.a.
Bedrag 1988
Bedrag 1989
Omschrijving
f
f
1) St. van Zon en Vrijheid, Vierhouten 2) N.I.M.0. Den Bosch 3) Landelijke Ombudsteam Stadsvernieuwing, Alkmaar 4) Landelijk Platform Opbouwwerk Den Haag 5) St. Werkgroep 2000/IVTB Amersfoort 6) Rijksuniversiteit Utrecht 7) Landelijke Raad voor Cultureel Werk Amersfoort 8) B & W Nijmegen Kostenplaats 851300; Niet Actieven Werkgelegenheid; Landelijke Organ. 1) C.N.V. Utrecht 2) F.N.V. Amsterdam 3) St. Landelijke Stuurgroep Sociaal Culturele Activiteiten voor Werkelozen Bunnik 4) Landelijke St. Mijn en Dijn/ Sam-Sam Utrecht Kostenplaats 851302; Niet Actieven Werkgelegenheid; Ontwikkel ingsprojecten Uitkeringsgerechtigden, waaronder o.a.: 1) Gelderse Raad voor het Jeugdbeleid Arnhem 2) C.O.L. Instituut voor Opbouwwerk Leeuwarden 3) Prov. Opbouworgaan Noord Brabant Tilburg
Transporteren
1.432.128
1.206.836
11.480.683
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
31
MaatsdrmppgHjVe activering
Bijlage I
Begrotingsartikel: 04.02 onderdeel 3 (blad 3) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
f
Transport
14.1U.516
14.307.559
11.480.683
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
4) St. V.C.De Klinkenberg Meerssen 5) N.I.M.0. Den Bosch 6) St. Instituut Opbouwwerk Rotterdam 7) W.A.0. Platform Utrecht 8) W.A.0. Platform West Brabant 9) W.A.0. Platform Noord Holland 10)W.A.O. Platform; Overijssel ll)Vrouwen in de W.A.0.
Kostenplaats 851304; Niet Actieven Werkgelegenheid; Diverse Ontwlkkelingsprojecten Opbouwwerk en Werkgelegenheid
618.992
944.741
280.969
Kostenplaats 852900; Overigen: Stichting Nieuwe Kerk Amsterdam
340.000
340.300
340.000
15.733.508
15.592.600
12.101.652
Totaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
32
Integraal structuurplan Noorden des lands
Bijlage I
Begrotingsartikel: 02.04 onderdeel 1 Bedrag 1987 voorlopige rekening
Omschrijving
f
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
Beqrotinqsartikel 02.04 onderdeel 1 Kostenplaats 890001; Integraal structuurplan Noorden des Lands kleine kernen
1.200.000
1.200.000
1.200.000
Totaal
1.200.000
1.200.000
1.200.000
Bedrag 1987 voorlopige rekening
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
Stadsvernieuvinq en kleine kernen Begrotingsartikel: 02.08 Omschrijving
f Becrrotinqsartikel 02.08 onderdeel 1 Kostenplaats 800406; Onderzoek en Ontwikkeling van Stedelijke projecten territoriale integratie
465.900
Kostenplaats 800400; Bijzondere projecten stads/dorpsverTueuwing alsmede onderzoeksbijdrage stedelijke netwerken en overige projecten
710.800 -
-
Kostenplaats 800600 Landelijk Ontwikkelings- en Stimuleringsbeleid kleine kernen tevens subtotaal
980.986
986.000
986.000
Totaal
980.986
986.000
2.162.700
Subtotaal
1.176.700
Beorotinqsartikel 02.08 onderdeel 2
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
33
T^nanm'patlewgj-k
Bijlage I
Begrotingsartikel: 04.02 onderdeel 4 Omschrijving
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
2.336.204
3.067.000
2.100.000
249.916
250.000
200.000
Kostenplaats 851403; Projecten WVC Erancipatieprogramrra
828.766
800.000
800.000
Kostenplaats 851404; Overige projecten en experimenten
918.231
1.309.300
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f Kostenplaats 851400; Landelijke Steunfunctie en kostenplaats 851402; Experimenten en Projecten Ontwikkelingsbeleid 1) N.V.R. Den Haag 2) Christelijke Plattelandsvrouwen Den Haag 3) Ned. Bond Plattelandsvrouwen Den Haag 4) Katholieke Plattelandsvrouwen Den Haag 5) St. Cinemien Amsterdam 6) St. Vido Hilversur Kostenplaats 851401; projecten Kadervorming waaronder o.a. Vormingscentrum de Born Bennekom
Kostenplaats 851405; Homo emancipatiebeleid - Landelijke Coördinatiepunt homoemancipatie - C.O.C. - Werkgroep ouders van homosexuele kinderen - Stg. Orpheus - Stg. Sjalhomo - Stg. Stonewall - Landelijk Jongeren homo Overleg - Stg. de Kringen - Stg. Urania - Werkgroep Homo-gezondheidszorg - Discridoc - Experimenten en projecten Totaal
-
4.333.117
-
5.426.300
" 1.180.250
4.280.250
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
34
Jeugdbeleid
Bijlage I
Begrotingsartikel: 06.02 onderdeel 1 Bedrag 1987 voorlopige rekening
Omschrijving
f
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
Kostenplaats 860114; Experimenten Kinderopvang
543.000
543.480
551.600
Kostenplaats 861200; Identiteitsorganisaties
14.924.400
14.708.600
14.776.400
5.442.200
5.635.500
4.550.515
10.281.589
10.155.800
10.155.800
1.337.700
987.400
987.400
647.200
647.200
647.200
1.516.900
1.408.300
1.408.300
34.692.989
34.086.280
Kostenplaats 861240; Landelijke organisaties tbv 1) Soelorganisaties 2) ïf.J.H.C. 3) Overige organisaties Kostenplaats 861220; Werkende j ongerenorganisaties Kostenplaats 861210; Politieke j ongerenorganisaties Kostenplaats 861211; M 50 Kostenplaats 861241; t.b.v. 1) Intern. Jeugdwerk 2) Landelijke vereniging van wereldwinkels Over de dekking van het plan voor de kinderopvang dient nog nadere besluitvorming plaats te vinden Totaal
33.077.215
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
35
Kunstzinnige Vorming en Amateuristische Kunstbeoefening
Bijlage I
Begrotingsartikel: 17.07 (blad 1) Omschrijving
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
9.940.800
8.101.100
8.003.100
7.121.600
7.135.300
7.033.300
17.062.400
15.236.400
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f Bearotinasartikel 17.07 onderdeel 1 Kostenplaats 810511; kunstzinnige vorming 1) Nederlands Mime Centrum 2) Landelijk Ondersteuningsinstituut kunstzinnige Vorming 3) Vereniging voor kunstzinnige vorming 4) Stichting Kreatieve recreatie 5) Stichting de Borckerhof 6) Stichting federatie beeldende vorming Beqrotinqsartikel 17.07 onderdeel 2 Kostenplaats 810512; amateuristische kunstbeoefening A.Koormuziek 1) Stichting samenwerkende Nederlandse korenorganisaties. 2) Koninklijke christelijke zangersbond 3) Koninklijke Bond van zang- en oratoriumverenigingen in Nederl. 4) Koninklijk Nederlands zangersverbond 5) Nederlandse bond van Katholieke zang- en oratoriumverenigingen 6) Bond van arbeiderszangver. 7) Bond van opera- en operettegezelschappen 8) Landelijke organisatie van provinciale en regionale zangersbonden 9) Bond van Christelijk gereformeerde zangverenigingen 10)Maatschappij tot bevordering der toonkunst 11)Nederlandse Sint Gregoriusver. 12)Stichting Kurt Thomas 13)Lutherse werkgroep voor kerkmuziek 14)Gereformeerde organistenver. 15)Commissie voor de kerkmuziek 16)Centrum voor de kerkzang Transporteren
15.036.400
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
36
Rmstzinnige Vorming en Amateuristische Kunstbeoefening
Bijlage I
Begrotingsartikel: 17.07 (blad 2) Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
f
Transport
17.062.400
15.236.400
15.036.400
17.062.400
15.236.400
f
Bedrag 1988
Bedrag 1989
Omschrijving
B) Blaasmuziek 1) Stg Steunf.amateurmuziekorganisaties in Nederland 2) Koninklijke Nederlandse federatie van muziekverenigingen 3) Nederlandse federatie van Christelijke muziekbonden 4) Federatie van katholieke muziekbonden in Nederland 5) Algemeen Nederlandse Unie van muz iekverenigingen O 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
Cveriqe muziek Vereniging huismuziek N.0.V.A.M. Vereniging het Nederlands pijpersgilde Federatie van amateur symfonieen strijkorkesten Nederlands Verbond van Mandoline orkesten Repertoire informatiecentrum muziek Stichting Nationaal Jeugdorkest
D) Toneel 1) Nederlands Centrum voor amateurtoneel 2) Nederlandse Vereniging voor het poppenspel E) Beeldend/AV 1) Bond van Nederlandse amateur fotograferrverenigingen 2) Nederlandse organisatie van amateurfilmers 3) Stichting goed handwerk 4) Federatie van amateurbeeldende kunstenaarsverenirigen in Nederl. F) Dans Landelijk Centrum Volksdans
Transporteren
15.036.400
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
37
Kunstzinnige Vorming en Amateuristische Kunstbeoefening
Bijlage I
Begrotingsartikel: 17.07 (blad 3) Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
f
Transport
17.062.400
15.236.400
15.036.400
900.550
1.800.000
1.800.000
4.196.850
4.358.700
4.399.700
22.159.800
21.395.100
21.236.100
f
Bedrag 1988
Bedrag 1989
Omschrijving
G) Volkskultuur 1) Stichting informatiecentrum volkskultuur 2) Federatie in folkloristische groepen in Nederland Bearotinqsartikel 17.07 onderdeel 3 Kostenplaats 810518; kuituuruitingen etnische minderheden Beqrotinqsartikel 17.07 onderdeel 4 Kostenplaatsen 810513 en 810514 Projecten en overige uitgaven
Totaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
38
Bijlage I
Sport en sportieve Recreatie Begrotingsartikel: 03.01 (blad 1) Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
19.036.546
18.987.800
19.055.700
407.508
370.000
720.000
19.444.054
19.357.800
19.775.700
5.701.249
5.346.100
5.088.600
Kostenplaats 820105; Projecten bevordering gehandicaptensport
325.940
350.000
500.000
Kostenplaats 820108; Themabeleid
632.465
600.000
605.000
6.659.654
6.296.100
Bedrag 1987 voorlopige rekening
Omschrijving
f 1) Qraanisaties met een landelijk draaqvlak, werkzaam op het qebied van sport en sportieve recreatie, de sportstimulerina en de sportqezondheidszorq Becrrotinqsartikel 03.01 onderdeel 1 Kostenplaats 820002; Subsidies landelijke organisaties tbv 81 Landelijke sportorganisaties (incl. koepels) Kostenplaats 820003; Overige uitgaven organisaties tbv marketingprojecten,veiligheid en verbetering infrastructuur gehandicaptensport Subtotaal BeoTotinqsartikel 03.01 onderdeel 3 Kostenplaats 820101, 820106, 820107 en 820109; Landelijke organisaties Stimulering Sportdeelneming c a . tbv. 1) Stichting M.B.v.0. 2) Stichting Spel en Sport 3) Landelijke Dienst BRES 4) Consulenten bij N.S.F. 5) Consulenten bij L.C. 6) Consulenten bij 5 provinciale Sportraden
Subtotaal
6.193.600
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
39
Sport en sportieve Recreatie
Bijlage I
Begrotingsartikel: 03.01 (blad 2) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
4.284.340
4.277.900
4.309.100
844.968
485.000
506.000
5.129.308
4.762.900
4.815.100
1.561.484
1.570.000
1.553.000
1.539.336
2.622.900
3.210.700
3.100.820
4.192.900
f Beqrotinqsartikel 03.Cl onderdeel 5 Kostenplaats 820301; Arbeidsplaatsen beroepskader Kostenplaatsen 820302, 620303, 820306 en 820307; Arbeiclsnarktbeleid ca (in 19S7 ook topsport)tbv 1) N.F.K.S. 2) Consulenten Professionalisering 3) Landelijke organisatie van sportscholen en fitnesscentra 4) Proj ecten Subtotaal Beqrotinqsartikel 03.01 onderdeel 6 Kostenplaatsen 820305 en 820504; Landelijke Taken top- er, beroepssport c a . t.b.v. 1) S.A.B.V. 2) F.S.V. 3) K.N.V.B.-veiligheid 4) Activiteiten 5) Projecten Kostenplaatsen 820501, 820502 en 820503; Begeleiding topsport t.b.v. 1) N.I.S.G.Z. 2) N.S.F.-M.B. 3) 19 landelijke sportorganisaties
organisaties Subtotaal
4.763.700
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
40
Bijlage I
Sport en Sportieve Recreatie Begrotingsartikel: 03.01 (blad 3) Bedrag 1987 voorlopige rekening
inschrijving
f
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
Bearotinqsartikel 03.01 onderdeel 7 Kostenplaats 820404; Nationaal Sportoverleg tbv functioneringskst.
116.000
98.000
Kostenplaats 820401, 820402, 820403 en 820407; Bijdragen (inter)nationale congressen, bijzondere evenementen en manifestaties
410.435
378.000
476.000
24.254
-
-
550.689
476.000
476.000
4.970.942
4.926.000
4.693.000
258.296
270.000
280.000
5.229.238
5.196.000
4.973.000
737.975
823.000
650.000
1.757.882
880.000
1.350.000
Kostenplaats 820208; Experimenten
375.000
850.000
450.000
Kostenplaats 820210; Toegankelijkheid Sportaccornmcdaties
199.773
-
250.000
7.845.167
-
-
709.627
869.300
423.000
11.625.424
3.422.300
3.123.000
Kostenplaats 820406; Voorbereiding Olympische Spelen 1992 Subtotaal 2) Landeliike opleidinqen op het qebied van de sport Bearotinqsartikel 03.01 onderdeel 2 Kostenplaats 820001; Opleidingen en bijscholingen tbv.ca.70 Landelijke Sportorganisaties Kostenplaats 820004 en 820005; Rijksgeconritteerden en cv.uitgaven (congressen en studiedagen) Subtotaal 3) Sportaccomodaties voor zover van boven provinciale betekanis Beqrotinqsartikel 03.01 onderdeel 4 Kostenplaatsen 820201 en 820206; Beheer Sportaccomodaties Kostenplaats 820205; Landelijk Accommodatieplan
Kostenplaatsen 820202 en 820211; Innovatiebeleid Kostenplaats 820212; Selfsupporting Sportproj ecten Subtotaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
41
Sport en sportieve Recreatie
Bijlage I
Begrotingsartikel: 03.01 (blad 4) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
4) Werkzaamheden gericht op het bevorderen van de veiligheid bij sportbeoefening
Bedrag 1988
Bedrag 1989
Inspanningen op dit terrein zitten op verschillende wijze verweven in de voornoemde artikelonderdelen.
5) Overige bestedincsrubrieken Begrotingsartikel 03.01 onderdeel 8 Kostenplaatsen 610100, 610101, 610106 en 610108; Diverse commissies tevens subtotaal Totaal
33.739 51.772.926
45.700 43.749.700
45.700 44.165.800
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
42
Maatschappelijke opvang en hulpverlening
Bijlage I
Begrotingsartikel: 04.02 (blad 1) Oraschrijving
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
9.931.500
9.710.000
8.545.404
702.000
702.000
702.000
10.633.500
10.412.000
9.247.404
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f Begrotingsartikel 04.02 onderdeel 6 Kostenplaatsen 880003, 881014, 881015, 881020, 881022 landelijke ondersteunende en uitvoerende organisaties voor maatschappelijke hulpverlening. St. L.V.A.F. (FIOM-bureaus), V.B.O.K., Stichting Korrelatie, St. de Ombudsman, Mr. de Graafstichting, Ned. Ver. FIOM
Kostenplaats 881022; Subsidies tbv Vrijwilligersbeleid 1) Landelijke Unie van Vrijwilligers 2) Samenwerkende Vrijwilligers hulpdiensten 3) Vincentius Vereniging Nederland Subtotaal begrotingsart. 04.02.06
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
43
Maatschappelijke opvang en hulpverlening
Bijlage I
Begrotingsartikel: 04.02 (blad 2) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
31.661.000
37.395.000
Beqrotinqsartikel 04.02 onderdeel 7 Kostenplaatsen 881303 en 881337 - Subsidies tbv opvangcentra 1) Noodlog.Leger des Heils Zwolle 2) St.de Paula Oosterbeek 3) Vrouwenopvangcentnrn Leiden 4) Rotonde Amersfoort 5) Centrum Onderdak Leiden 6) Huize Cdulpha Eindhoven 7) Cpv.centr.Verdihuis Oss 8) Cpv.centr.de Brug den Bosch 9) Opvanghuis Den Tunnel den Bosch 10)Opv.centr.Poels Tilburg 11)Crisis opvangcentrum Heerlen 12)Sosjale joenit Bergen op Zoom 13)de Brinkakkers Nunspeet 14)0pv. centr. Hoorn 15)Vluchtheuvel; Hilversum 16)De Oase, Vlissingen 17)Onderdak, Alkmaar 18)Het Vluchtheuveltje, Oosterhout 19)'t Koetshuis, Bavel 20)Het Baken, Geleen 21)Noodopv.centr.Vlaardingen 22)De Wending, Leeuwarden 23)Doorgangshuis, Helmond 24)Service centrum Amsterdam 25)de Schuilplaats, 't Harde 26)Opvangcentrum Deventer 27)Buitencentrum, Heeten 28)Boerderij, Veelerveen 29)Opv.centr., Nijmegen 30)Court Oxhooft, Serooskerke 31)Hospitium Den Eikelaar, Leek 32)Hospitium Blijenhof, Bergum 33)Velt3nan St. (opvang) Weiteveen 34)De Paltz, Soestduinen 35)Opvanghuis, Roermond 36)Opvanghuis Lelystad 37)Alg. opvangcentrum, Sas v. Gent - Diversen 1) LCCO, Utrecht 2) Veltman St. (verzorg.) Weiteveen 3) Begel.wonen vrouwen, Leiden 4) St. Joseph, Heerlen - Nieuwe initiatieven
31.300.000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
44
Maatschappelijke opvang en hulpverlening
Bijlage I
Begrotingsartikel: 04.02 (blad 3) Cnschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
3.594.000
4.038.000
4.131.700
20.247.000
20.505.000
19.668.000
26.500.000
29.006.000
29.422.554
f Kostenplaats 881306; - Subsidies tbv Blijf van m'n Lijf 1) Blijf van m'n Lijf Zeeland Middelburg 2) Blijf van m'n Lijf Nijmegen 3) " " Venlo 4) Blijf van m'n Lijf Haarlem 5) " " Eindhoven 6) " " D e n Helder 7) " " IJmond, Beverwijk 6) Blijf van m'n Lijf Leeuwarden 9) " •• Zwolle 10) " " Twente Hengelo ll)Blijf van m'n Lijf 't Gooi, Hilversum 12)Blijf van m'n Lijf Alkmaar 13) " " Dordrecht 14 " " Heerlen 15) " " Groningen -
Nieuwe initiatieven
Kostenplaats 881321; - Subsidies tbv F.I.O.M.-tehuizen 1) St.Maartenspoort, Maastricht 2) Proj.begel.kamerbewoners Maastricht 3) Toevl.oord Groningen 4) Valkenhorst Breda 5) Huis in de Bocht, Goirle 6) Ons Tehuis, Utrecht 7) Kleijn Henegouwen, Rotterdam 8) Oortona Leiden - Diversen 1) Proj.begel.kamerbew, Maastricht - Nieuwe initiatieven Kostenplaats 881332; - Subsidies tbv thuislozen 1) Maatsch.centr. Dordrecht 2) St.de KLinkert, Tilburg 3) St. Labrehuis, Eindhoven 4) St. Ritahuis, Eindhoven
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
45
Maatschappelijke opvang en hulpverlening
Bijlage I
Begrotingsartikel: 04.02 (blad 4) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
5) Huize d*n Herd, Helmond 6) Maatsch. Centr. Maastricht 7) St. het Hoogeland, Beekbergen 8) Maatsch. Centr. Enschede 9) St. MC de Terp Leeuwarden 10)St.de Gaarshof Baarle-Nassau ll)Huize Elim, Vlissingen -
Nieuwe initiatieven
Subtotaal begrotingsart. 04.02.07
81.641.000
85.210.000
90.617.254
Totaal
92.274.500
95.622.000
99.864.658
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
46
Vluchtelingen
Bijlage I
Begrotingsartikelen: 05.02.04 Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
Kostenplaats 850800; Bijdragen tbv Vluchtelingen; Kcstenplaats 651000; Centrale Opvang Vluchtelingen waaronder o.a. St.P.O.V. Alphen ad Rijn
Kcstenplaats 852300; steunfunctie op bovenlokaal niveau en landelijke activiteiten van eigen organisaties van vluchtelingen 1) Vluchtelingenwerk Amsterdam 2) Ass. van Vietnamese Vluchte1ingen in Nederland Veenendaal 3) Vereniging van Ethiopiërs in Nederland Amsterdam 4) Gem.van Chinees Vietnamese vluchtelingen in Nederland Amsterdam 5) Vereniging van Oegandese Hindoes Arnhem 6) Associacon Nacional de Exiliados Latino Americanos 7) St.Federatie Turabdin Nederl. 8) Cambodjaanse Vereniging Nederl. Totaal
N.B.
1 2
3
7.282.800
Bedrag 1988 *
Bedrag 1989
f
f
15.488.500
15.488.500 •
8.421.400
13.715.000
1.923.800
2.400.0001
17.628.000
31.603.5002
12.682.300
2.379.000
30.549.8003
Conform het definitief Rijksprogramma Welzijn Minderheden 1988 Inclusief een bedrag ad f 21.450.000 van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking (Hfdst.VTII) Inclusief een bedrag ad f 21.770.000 van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking (Hfdst.VIII)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
47
Asielzoekers
Bijlage I
Begrotingsartikel: 05.01 Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
Kostenplaats 651004; Centrale Opvang Asielzoekers
1.336.500
34.636.700
34.636.700
Kostenplaats 655010; Overige uitgaven opvang Asielzoekers
1.202.800
5.276.200
5.276.200
Kostenplaatsen 854000 en 854100; Rijksbijdragen tbv Asielzoekers
7.146.000
109.680.000
150.752.000
1.561.500
10.022.300
10.054.900
11.246.800
159.615.200
Kostenplaatsen 854050 en 854060; centrale opvang en subsidies steunfuncties t.b.v. asielzoekers 1) St. POA Rijswijk 2) Vluchtelingenwerk Amsterdam Totaal
200.719.8001
Inclusief een bijdrage van f 82.900.000,- van het Ministerie van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989', 20 800 hfdst XVI, nr. 13
48
Bijlage I
Minderheden Begrotingsartikel: 05.02 (Blad 1) Ctaschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
Bedrag 1988 1
Bedrag 1989
f
f
1) Landelijke Steunfuncties -
Becrrotinasartikel 05.02.01
Kostenplaats 852002; Subsidies, tbv Buitenlandse migranten
4.291.800
4.000.000
4.137.900
Kostenplaats 852200; Subsidies tbv Antillianen, Surinamers en Arubanen
2.927.300
3.257.900
3.228.9002
Kostenplaats 852400; Subsidies tbv Molukkers
513.100
513.100
517.500
Kostenplaats 852600; Subsidies tbv Woonwagenbewoners/Zigeuners
340.800
625.000
626.300
De landelijke steunfuncties worden uitgevoerd door: 1) N.C.B. Utrecht 2) St. Lalla Rookh. Utrecht 3) Landelijke Fed. van Surinamers Utrecht 4) Ver. Plataformo di organ. Antiyano Utrecht 5) L.K.O.M.S. Den Bosch 6) Werkplaats woonwagenwerk Tilburg 7) Prov. Org. de Stip Borger 8) St. Centrum van Steunfuncties in Noord Holland Beverwijk 9) Ver. Lau Mazirel Amsterdam
1 2
conform definitief Rijksprogramma Welzijn Minderheden 1988 In de begrotingsuitvoering zal nog f 100.000,- herschikt worden t.g.v. werkgelegenheids- en werkeloosheidsprojecten Molukkers (in kader van de overeenkomst met Badan Persatuan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20800 hfdst. XVI, nr. 13
49
Bijlage I
Minderheden Begrotingsartikel: 52.02 (Blad 2) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
Bedrag 1988 1
Bedrag 1989
2) Bovenlokale Steunfuncties -
Begrotingsartikel 05.02.01
Kostenplaats 851914; Subsidies tbv Minderheden algemeen; Verbetering steunfuncties
298.700
150.000
150.000
Kostenplaats 852001; Subsidies tbv Buitenlandse migranten
22.504.100
20.863.200
20.756.600
Kostenplaats 852201; Subsidies tbv Antillianen, Surinamers en Arubanen
10.998.200
9.912.800
9.928.000
Kostenplaats 852400; Subsidies tbv Molukkers
105.500
105.500
1.795.600
2.450.000
Kostenplaats 852601; Subsidies tbv Woonwagenbewoners/Zigeuners
227.800 2
2.466.700
De bovenlokale steunfuncties worden uitgevoerd door: 1) St. Hulp aan BuJtenl.werknemers Rotterdam 2) St. Opvang en Begel.v. B.W. Dordrecht 3) St. Buiten!. Werknemers Gelderland Arnhem 4) St. Buitenl.Werkn. Gooi en Eemland Amersfoort 5) St. L.I.S. Heerlen 6) S t . Buitenl.Werkn. Midden Brabant T i l b u r g 7) S t . Buitenl.Werkn. Midden Nederland U t r e c h t 8) St.Welz.BW O-Brabant Eindhoven 9) S t . Probe Hoogezand
1 2
conform d e f i n i t i e f Rijksprogramma Welzijn Minderheden 1988 i n de b e g r o t i n g s u i t v o e r i n g z a l nog f 3 5 . 0 0 0 , - h e r s c h i k t worden t . g . v . werkg e l e g e n h e i d s - en w e r k e l o o s h e i d s p r o j e c t e n Molukkers ( i n kader van de o v e r eenkomst met Badan Persatuan)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20800 hfdst. XVI, nr. 13
50
Minderheden
Bijlage I
Begrotingsartikel: 05.02 (Blad 3) Bedrag 1987 voorlopige rekening
Omschrijving
f
Bedrag 19881
f
Bedrag 1989
f
11)Centrum Buitenl. West Brabant Breda 12)Reg. Centr. Buitenl.Zuid-Holland Den Haag 13)Reg. St. Buitenl.Peregrines Beverwijk 14)St. Bijstand B.W. Rijn en Lek Gouda 15)Begeleidingsorgaan Friesland Drachten 16)Prov.Orgaan De Stip Borger 17)Prov.Opbouworgaan Zeeland Middelburg 18)St. A.C.B. Amsterdam 19)CO.L.Friesland Leeuwarden 20)St.Steunfunctie instel.van Surinamers Utrecht 21)St.Kibra Hacha Utrecht 22) Tweedel ijnsinst. voor Sur.Ov Sambandh Zwolle 23)Steunfunctie org. Surinamers Amsterdam e.o. 24)St.Progresso Antiyano Eindhoven 25)St.Un Doro Delft 26)St.Welzijnswerk Surinamers en Antillianen Middelburg 27)St.Surinaams Regionaal Steunpunt Den Haag 28)St.Krosbe Rotterdam 29)St. Probrasa Tilburg 30)St.Steunpunt Sur.in Noord Nederland Groningen 31)Ver.Plataforma di Organisas honnan An. Utrecht 32)Bovenlokale steunf. Ant./ Sur. N. Holland Zaandam 33)St. Bowl Maastricht 34)Gem. Inst.M.D. Overijssel Zwolle 35)Werkplaats woonwagenwerk Tilburg 36)G.S. Noord Holland Haarlem 37)St. Prov.steunp.samenl.opbouw Utrecht 1
Conform d e f i n i t i e f Rijksprogramma Welzijn Minderheden 1988
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XVI, nr. 13
51
Bijlage I
Minderheden Begrotingsartikel: 05.02 (Blad 4) Ctnschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
Bedrag 1988 1
f
Bedrag 1989
f
38)St.Prov.Steunp.v. Info WW-beleid Arnher, 39)Centrum M.W. Zuid Holland Den Haag Subtotaal begrotingsart. 05.02.01
43.775.100
41.877.500
5.187.300
5.317.000
5.329.600
Kostenplaats 851903; Subsidies ontwikkelingsbeleid vrouwen uit minderheden
824.100
600.000
601.600
Kostenplaats 851906; Subsidies innovatieprojecten relatieverbetering
606.400
120.000
120.000
Kostenplaats 851907; Subsidies projecten van algemene aard
846.000
175.200
182.100
7.400
200.000
200.000
200.000
200.600
42.039.700
3) Tolkencentra
Kostenplaats 852100; Subsidies t.b.v. Tolkencentra; tevens subtotaal 1) St.TolkencentruiTi Gelderland Arnher, 2) St. Tolkencentrum Zuid Nederland Eindhoven 3) St. Tolkencentrum Zuid Holland Rotterdam 4) St. Tolkencentrum Utrecht 5) St. Tolkencentrum, Amsterdam 6) St. Tolkencentrum Oost Nederland Hengelo 4) Landeliike proiecten
Kostenplaats 851912; Subsidies ontwikkelingsbeleid sport Kostenplaats 851915; Subsidies ontwikkelingsbeleid ouderen uit etnische groepen 1
.
Conform d e f i n i t i e f Rijksprogranma Welzijn Minderheden 1988
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 2 0 8 0 0 hfdst. XVI, nr. 13
52
Minderheden
Bijlage I
Begrotingsartikel: 05.02 (Blad 5) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
Bedrag 1988a
f
Bedrag 1989
f
Kostenplaats 852003; Subsidies tbv nieuwe ontwikkelingsprojecten builandse migranten
1.693.200
1.094.200
857.500
Kostenplaats 852205; Subsidies tbv overige beleidsaspecten Antillianen Surinamers/Arubanen
2.440.000
927.000
1.380.600
Kostenplaatsen 852403, 852404, 852406, 852409 en 852410; Subsidies tbv Molukse werkgelegenheids-,werke loosheidsprojecten, pilotprojecten, samenwerkingsprojecten, projecten methodiekontwikkeling, emancipatie en diverse projecten tbv jongeren, vrouwen en bejaarden.
1.624.500
1.359.700
1.264.8002
De landelijke projecten worden uitgevoerd door o.a. 1) Ver. Plataform di Organ. Antiyano Utrecht 2) St. Anti Discriminatie Overleg Utrecht 3) B en W Hoorn 4) St. Buitenl.Werknemers MiddenBrabant Tilburg 5) B en W Enschede 6) B en W Tilburg 7) B en W Vlaardingen 8) St. Averoes Amsterdam 9) St. Zymose Heerlen 10)St. Antilliaaanse Werkgelegenheid Eindhoven 11) B en W Capelle a/d Ussel 12)B en W Sittard Conform definitief Rijksprogramma Welzijn Minderheden 1988 In de begrotingsuitvoering wordt dit bedrag nog verhoogd met f 600.000,- tbv werkgelegenheids- en werkeloosheidsprojecten Molukkers in het kader van de overeenkomst met de Badan Persatuan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XVI, nr. 13
53
Minderheden
Bijlage I
B e g r o t i n g s a r t i k e l : 05.02 (Blad 6) Qnschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
13)B en W Krimpen a/d I J s s e l 14)B en W Vught 15)St.Bureau Molukse Zaken Assen 5) L a n d e l i i k e eiaën Oraa.nisati.es
f
Bedrag 1988 *
f
Bedrag 1989
f
K o s t e n p l a a t s 851900; S u b s i d i e s tbv Landelijke h u l p v e r l e n i n g en a c t i v i t e i t e n en i n v e n t a r i s a t i e hulpvraag Chinezen
194.200
500.000
465.000
K o s t e n p l a a t s 852000; S u b s i d i e s tbv b u i t e n l a n d s e irigranten
746.600
1.000.000
951.900
200.000
200.200
1.421.000
1.422.700
K o s t e n p l a a t s 852206; S u b s i d i e s tbv' Anti 1 l i a n e n , S u r i n a n e r s en Arubanen Kostenplaatsen 852600 en 852602; S u b s i d i e s tbv Woonwagenbewoners en Zigeuners
-
1.208.500
De l a n d e l i j k e eigen o r g a n i s a t i e s zijn: 1) L.S.O.B.A. U t r e c h t 2) st.Lande1 i j k PIat fonn Woonwagenbewoners Utrecht 3) Landelijk Overleg Woonwagenvrouwen Conforr, d e f i n i t i e f Rijksprograzna Welzijn Minderheden 1988
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 2 0 8 0 0 hfdst. XVI, nr. 13
54
Minderheden
Bijlage I
Begrotingsartikel: 05.02 (Blad 7) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
Bedrag 1988 *
f
f
Bedrag 1989
/
4) St.Woonwagennieuws 5) Provinciale Platforms Woonwagenbewoners - Groningen - Friesland - Overijssel - Gelderland - Zuid Holland - Noord Brabant 6} Landelijke Activiteiten
Kostenplaats 851911; Subsidies tbv Audiovisuele activiteiten Kostenplaats 851917; Subsidies tbv ondersteuning levensbeschouwelijke voorzieningen Minderheden
2.176.800
2.200.000
802.300
—
300.000
—
Kostenplaats 852202; Subsidies tbv Antillianen, Surinamers en Arubanen Opvang- en Vormingscentra
4.341.800
4.100.000
4.111.000
Kostenplaatsen 852402 en 852408; Subsidies tbv Inspraakorgaan Weizijn Molukkers en overige Beleidsaspecten Molukkers
4.855.200
1.063.000
1.906.500
De landelijke activiteiten worden uitgevoerd door: 1) St.Opvang-en Vormingscentra Sur. jongeren Utrecht 2) Bureau Inspr.org.Molukkers Utr. 3) St.Opbouwwerk Drenthe Assen 4) St. Moetiara Maluku Maastricht 5) St. Sanukat Maluku Sittard 6) B en W Ooststellingerwerf/ St. Goenoeng Nona 7) Badan Persatuan Den Haag 8) Sociale Academie de Nijenburgh Culemborg 9) St. Welzijnswerk Echt 1
Conform d e f i n i t i e f Rijksprogramma Welzijn Minderheden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 2 0 8 0 0 hfdst. XVI, nr. 13
55
Minderheden
Bijlage I
Begrotingsartikel: 05.02 (Blad 8)
Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f
Bedrag 1988 1
f
Bedrag 1989
f
7) Pensioenvervanqende uitkerinq/ Joint Committee en Moluks Museum Kostenplaats 654020; Subsidies tbv. pensioenvervangende uitkering Molukkers
159.500
214.000
148.000
Kostenplaats 654070; Subsidies tbv. Joint Committee Nederland/Indonesië
1.077.300
884.000
884.600
Kostenplaats 852411; Subsidies tbv. Moluks Museum
1.000.000
500.000
500.000
28.988.800
22.075.100
21.829.000
Kostenplaats 850900; Bijdragen tbv Zigeuners
2.953.600
2.955.000
3.155.000
Kostenplaatsen 803013, 850702, 850703 en 850704; Bijdragen tbv Centrumgebouwen, Sport-, Speel- en Sloopterreinen alsmede tbv Beroepen etc bij opheffing van regionale centra
2.168.100
2.325.800
1.831.9002
938.500
900.000
Uitvoering geschiedt door de volgende instelling: 1) St. Adm. Indonesische Pensioenen Heerlen 2) St. Ter Bevordering Indonesich Taalonderwijs Amsterdam 3) St. Moluks Historisch Museum Den Haag Subtotaal begrotings art. 05.02.02
8) Stimulerinqsuitkerinqen Minderheden
Kostenplaats 851904; Subsidies tbv tijdelijke rijksbijdragen voor buitenlandse leidsters internationale kinderdagverblijven 1 2
916.100
Conform definitief Rijksprogramma Welzijn Minderheden 1988 In de begrotingsuitvoering zal nog f 100.000,- herschikt worden tgv werkgelegenheids- en werkeloosheidsprojecten Molukkers in het kader van de overeenkomst met de Badan Persatuan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XVI, nr. 13
56
Minderheden
Bijlage I
Begrotingsartikel: 05.02 (Blad 9) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f Kostenplaatsen 852401 en 852412; Bijdragen tbv personeelskosten van de plaatselijk werkende instellingen/regionale pooling
Bedrag 1988 1
f
Bedrag 1989
f
2.342.700
3.150.000
3.518.7002
705.800
2.417.000
2.160.900
Kostenplaats 803013 en 850700, Extra bijdragen Woonvagenwerk
9.253.500
9.357.900
9.381.600
Kostenplaats 852603; Bijdragen tbv Werkgelegenheids- en Scholingsprojecten
1.027.500
1.132.000
1.132.000
19.389.700
22.237.700
22.096.200
1.774.600
1.495.700
1.270.300
Kostenplaatsen 852604 en 852605; Bijdragen tbv projecten deconcentratie en overige projecten
Subtotaal begrotingsart. 05.02.03
9) Biizondere Taken Kostenplaatsen 654010, 654030 en 654040; Subsidies tbv Woonoorden Molukkers
* conform definitief Rijksprogramma Welzijn Minderheden 1988 In de begrotingsuitvoeririg zal nog f 359.000,- herschikt worden tgv Molukse Werkgelegenheids- en werkeloosheidsprojecten in het kader van de overeenkomst met de Badan Persatuan.
2
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XVI, nr. 13
57
Minderheden
Bijlage I
Begrotingsartikel: 05.02 (Blad 10) Omschrijving
Bedrag 1987 voorlopige rekening
Bedrag 1989
f
f
587.800
9.972.000
2.203.800
2.362.400
11.467.700
3.474.100
94.516.000
97.658.000
89.439.000
f Kostenplaats 654060; Subsidies tbv overdracht kerkerv''dameinwoningen Molukkers
Bedrag 1988 1
De uitvoering geschiedt door de volgende instellingen: 1) Woningbouwvereniging de vier dorpen Epe 2) St. Samenw. Woningbouw en Beheer Den Bosch 3) Woningst. Ons Bezit Vught 4) B en W Vught 5) B en W Alphen a/d Rijn 6) Bouwburo Molukse kerkgebouwen Utrecht Subtotaal begrotingsart. 05.02.05 Totaal
Conform d e f i n i t i e f Rijksprogramma Welzijn Minderheden 1988
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XVI, nr. 13
58
Bijlage I Overzicht van instellingen die in het teder van de operatie herstructurering landeliike organisaties t o t 1 j u l i 1989 ten behoeve van de zogenaamde institutionele belangenbehartiging zullen worden gesubsidieerd. Instelling
Kostenplaats
-
880801 881014 881014 881020 881332 851600 851600 851640 851640 861240
Landelijk platform Welzijnswerk voor Ouderen Landelijke Vereniging FIOM J.O.I.N.T. Federatie van S.O.S. Telefonische Hulpdiensten Landelijke St. Thuislozen Onderdak Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling Nationaal Overleg Gewestelijke Cultuur Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten Landelijk Beraad Plaatselijk Vormingswerk Nederlandse Federatie Jeugd en Jongerenwerk Vereniging Werkgemeenschap Kindercentra in Nederland
861260
Het totaalbedrag bestemd voor deze instellingen bedraagt f 2.524.489. -
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XVI, nr. 13
59
Recapitulatie herkanst f inanciële middelen Bijlage I
Omschrijving
Bedrag 1988
Bedrag 1989
f
f
59.299.436
59.091.300
56.241.300
3.588.300
3.777.200
3.642.200
Art.04.02.02 Vormings- en Ontwikkelingswerk
47.200.403
46.050.700
41.983.805
Art.04.02.03 Maatschappelijke Activering
15.733.508
15.592.600
12.101.652
1.200.000
1.200.000
1.200.000
980.986
986.000
2.162.700
4.333.117
5.426.300
4.280.250
Art.06.02.01 Jeugdbeleid
34.692.989
34.086.280
33.077.215
Art. 17.07 Kunstzinnige Vorming en Amateuristische Kunstbeoefening
22.159.800
21.395.100
21.236.100
Art.03.01 Recreatie
51.772.926
43.749.700
44.165.800
Art.04.02 Maatschappelijke Opvang en Hulpverlening
92.274.500
95.622.000
99.864.658
Art.05.02.04 Vluchtelingen
17.628.000
31.603.500
30.549.800
Art.05.01
Asielzoekers
11.246.800
159.615.200
200.719.800
Art.05.02
Minderheden
94.516.000
97.658.000
89.439.000
Bedrag 1987 voorlopige rekening
f Art.20.02.01 Openbaar bibliotheekwerk en informatievoorziening Art.04.02.05 Vrijw.werkbeleid
Art.02.04.01 Integraal Structuurplan Noorden des Lands Art.02.08.01 en 02.08.02 Bijdragen Stadsvernieuwing en Ontwikkelingsen Stimuleringsbeleid Plattelandsgebieda-i Art.04.02.04 Emancipatiewerk
Sport en Sportieve
Overzicht van instellingen in het kader van de operatie herstructurering landelijke organisaties
Totaai
456.626.765
615.853.880
2.524.489
643.188.769
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XVI, nr. 13
60
BIJLAGE II
Verdeling cursistendagdelen internaatsvormingswerk 1. Verdeling cursistendagdelen Hieronder wordt aangegeven hoeveel cursistendagdelen, inclusief de cursistendagdelen die onder verantwoordelijkheid van het ministerie van O&W worden uitgevoerd, in 1989 maximaal per instelling worden gesubsidieerd. De aanvankelijk beoogde reallocatie van (ten hoogste) f 8 0 0 0 0 0 door het Ministerie van 0 en W vindt - zoals bekend - geen doorgang. De daarmee samenhangende cursistendagdelen (ca. 16000) zijn verdisconteerd in de aangegeven aantallen. Over de aantallen cursistendagdelen BE en BVE per instelling, welke onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van O en W vallen, vindt overleg plaats tussen O en W en de Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra. Instelling
Aantal cursisten dagdelen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
32 654 29 295 15 894 26 560 22 000 25 254 26 198 26517 25 995 21 544 12 952 45 681 16 530 17 122 16 964 15 734 28445 21927 30 822 28112 21041 19 000 23 943 14 223 38 347 21 184 36407 21 192 22 724
A l l a r d s o o g - t Oldörp Overcinge - De Klencke Fuga De Keyenberg De Essenburgh Kontakt der Kontinenten De Haaf - Dijk en Duin Olaertsduyn Guldenberg - Brabant Van Eeghenhuis - Hedenesse Het Zilveren Schor Driekant Bentveld Kortehemmen Het Zeepaard Wormdael Den Alerdinck Drieklank-Vredeveld De Marnewier Ons Erf De Hunneschans De Born F.N.V. - Scholingsinstituut J.R. Slotemaker De Bruïne-lnstituut Kerk en Wereld Drakenburgh Bergen Kapellerput Oud Poelgeest
Toelichting ad 7 en 17: Aan de Haaf/Dijk en Duin en Den Alerdinck zijn extra cursistendagdelen toegekend als gevolg van het overgaan van cursuswerk van Het Huis te Eerbeek naar deze twee instellingen. Ad 15: Hierbij is, in afwijking van het met mijn brief VOW-5765, d.d. 24-2-1988, toegekende aantal cursistendagdelen, eveneens rekening gehouden met het niet doorgaan van de korting van f 8 0 0 0 0 0 .
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 2 0 8 0 0 hfdst. XVI, nr. 13
61
Ad 16: Hierin is begrepen een aantal cursistendagdelen van 1.019, in verband met het fasegewijs structureel toekennen van een bedrag van ƒ 1 5 0 0 0 0 , dat tot en met 1986 jaarlijks incidenteel aan Wormdael werd toegekend. Hiermee is het totale bedrag van ƒ 150 000 omgezet in cursistendagdelen. 2. Het normbedrag. Het normbedrag ( = bedrag aan subsidie per cursistendagdeel) voor 1989 bedraagt 705 van f 70,11 is f 49,08 (zie rijksplan welzijnswet 1988).
-huisvesting: - huishouding: - organisatie: - activiteiten:
personeel: materieel: materieel: personeel: materieel: personeel: materieel:
Totaal
f 11,07 f 5,78 f 4,68 f 5,44 f 2,23 f 18,17 f 1,71 f49,08
3. Overige subsidies. In 1989 is een budget van f 500 000 beschikbaar t.b.v. cursuswerk met weinig draagkrachtige deelnemers. De verdeling van het bedrag vindt plaats op grond van de procedure die in overleg met de Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra tot stand is gekomen. Eveneens is voor 1989 een budget van f 500 000 beschikbaar voor werkontwikkeling/deskundigheidsbevordering. Over de inzet daarvan vindt overleg plaats met de Vereniging. 4. Internaatsvormingswerk voor het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Met de minister van O&W is overeengekomen jaarlijks ter kennisname in het Rijksplan de beleidsvoornemens van O&W ten aanzien van de aan O&W overgedragen cursistendagdelen op te nemen. Hieronder volgt de bedoelde tekst. «In 1988 hebben 22 internaten hun aanbod onder meer gericht op een tweetal beleidsterreinen die vallen onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen te weten de basiseducatie en de beroepsgerichte volwasseneneducatie. De aandacht van de internaten was met name gericht op de urgentieopleidingen in het kader van de basiseducatie en diverse vormen van beroepsonderwijs. Het ligt in de bedoeling in 1989 deze activiteiten voort te zetten, met dien verstande dat zal worden gewerkt aan een nadere specificatie en concretisering van het begrip beroepseducatie en de bijbehorende onderwijssoorten. Verder zal in 1989 worden gewerkt aan een clustering van internaten rondom het internaatsvormingswerk ten behoeve van O&W. Dit zal uiteraard geschieden in overleg met de Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra. Ook ten aanzien van de definitieve invulling van de cursistendagdelen over de categorieën BE en BVE zal met de Vereniging nader overleg worden gevoerd«.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XVI, nr. 13
62
BIJLAGE III
Voor vluchtelingen kunnen de onder de in het Besluit subsidiëring en stimulering voorzieningen van maatschappelijk en sociaal-cultureel welzijn beschreven voorwaarden de volgende stimuleringsuitkeringen worden aangevraagd: 1. een uitkering voor de opvang, introductie en maatschappelijke oriëntatie ten bedrage van f5.000 per vluchteling, respectievelijk f 6 . 0 0 0 per vluchteling voor de eerste 10 vluchtelingen die in een kerngemeente in enig kalenderjaar worden gehuisvest. 2. een uitkering voor voortgezette maatschappelijke oriëntatie ten bedrage van f 1.000 per vluchteling. 3. een uitkering voor andere activiteiten gericht op het sociaal-culturele welzijn van f 8 7 5 per vluchteling. De uitkering genoemd onder 1 dient binnen een maand na afloop van het kwartaal waarin de vluchteling zich voor het eerste in een gemeente heeft gevestigd te worden aangevraagd. In afwijking daarvan ben ik bereid in 1989 alsnog deze uitkering te verstrekken ten behoeve van vluchtelingen die in voorgaande jaren, doch niet vóór 1987 in ons land zijn toegelaten en voor wie nog niet een vergelijkbare uitkering aan een gemeente werd verstrekt. De uitkeringen genoemd onder 2 en 3 dienen te worden aangevraagd binnen een maand na afloop van de activiteiten die met respectievelijk de onder 1 en 2 genoemde uitkeringen bekostigd zijn. De ervaring heeft geleerd, dat zowel activiteiten bedoeld onder 1, als die bedoeld onder 2 één tot anderhalf jaar in beslag nemen. De stimuleringsuitkering genoemd onder 1 kan voor uitgenodigde vluchtelingen worden verhoogd met de volgende uitkeringen: a. De uitkering t.b.v. het gebruiksklaarmaken van een woning. Deze bedraagt: - voor nieuwbouwwoningen f 1.000; - voor reeds bewoond geweest zijnde woningen f2.000. Onder de kosten gebruiksklaarmaken worden o.a. begrepen: a. het opknappen van de woning die al eerder bewoond is geweest; b. een eventuele waarborgsom; c. één maand huur (minus huursubsidie); d. aansluitkosten van gas, licht en water, inclusief van apparaten daarop. Tevens kan van deze stimuleringsuitkering het inschrijfgeld worden betaald, dat in sommige gemeenten nodig is bij de inschrijving van de vluchtelingen als woningzoekende. b. De uitkeringen voor woninginrichting. De hoogte hiervan staat voor de verschillende gezinssituaties in bijgaande tabel aangegeven. Bij de toekenning van deze stimuleringsuitkeringen wordt ervan uitgegaan dat de gemeente aan de vluchtelingen een leenbijdrage verstrekt ter hoogte van de stimuleringsuitkering plus het bedrag dat volgens normen die ook gelden bij de toepassing van de Algemene Bijstandswet maximaal kan worden teruggevorderd (zie tabel). De lening die de gemeente aan de vluchteling verstrekt, is geen lening op grond van de ABW, maar min of meer analoog aan de ABW. In geval personen in het kader van directe gezinshereniging in de gemeen te gehuisvest worden, kan een aanvullend bedrag aan leenbijdrage inrich tingskosten worden verstrekt van maximaal de thans geldende normbedragen voor de totale economische eenheid minus de thans geldende normbedragen van de reeds gehuisveste economische eenheid. Wanneer de vluchteling uit Nederland vertrekt vóór hij zijn schuld op grond van de verstrekte leenbijdrage aan de gemeente heeft afgelost, is de stimuleringsuitkering gelijk aan de leenbijdrage, verminderd met het bedrag dat redelijkerwijs betaald had kunnen zijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
63
Wooneenheid bestaande uit
Alleenstaanlde kamerbewoner Aalleenstaande zelfst. gehuisvest Gezin van 2 pers. 3 pers. 4 pers. 5 pers. 6 pers. Voor elke pers. meer
De te verstrekken De max. terug te Stimuleringsleenbijdrage vorderen bedra- uitkering gen* f
3.060
36 x f85
f
4.335
36 x f85
f 1.275
f 7.220 f 8.145 f 9.095 f10045 f10995 1 875 meer
36xf95 36xf95 36 x f95 36 x f95 36xf95 f0 meer
f3.800 f4.725 f5.675 f6.625 f7.575 f 875 meer
* - De hier genoemde bedragen (afkomstig uit het Besluit Landelijke Normering) worden regelmatig bijgesteld. Voor personen jonger dan 23 jaar bestaan geen landelijke normen. Deze dienen door de gemeente zelf te worden bepaald. De hoogte van de stimuleringsuitkeringen veranderen hierdoor niet, de te verstrekken leenbijdragen echter wél. Het is de bedoeling dat de stimuleringsuitkering geheel buiten invordering worden gesteld. - De gemeente kan, indien het inkomen van de betrokkene uitgaat boven het minimum loon, een hoger aflossingsbedrag per maand vaststellen bij een gelijkblijvend totaal terug te vorderen bedrag. c. Huurderving. De uitkering voor huurderving bij een voor een vluchteling bestemde woning die op verzoek van de minister tijdelijk leeg staat bedraagt maximaal het bedrag van twee maanden huur.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst XVI, nr. 13
64