Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1997–1998
24 170
Gehandicaptenbeleid
Nr. 33
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 5 februari 1998 De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 27 november 1997 overleg gevoerd met staatssecretaris Terpstra van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de actualisatie 1997 van het meerjarenprogramma intersectoraal gehandicaptenbeleid 1995–1998 De perken te buiten (24 170, nr. 28). Het overleg werd schriftelijk voorbereid. Een lijst van vragen en antwoorden is gedrukt onder stuknummer 24 170, nr. 30. Ten behoeve van een aantal aanwezigen op de publieke tribune was een doventolk beschikbaar. Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), SwildensRozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Middel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66), Van BlerckWoerdman (VVD) en Wessels (D66). Plv. leden: Heeringa (CDA), Van der Vlies (SGP), Lilipaly (PvdA), Meijer (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksma (PvdA), Beinema (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Rouvoet (RPF), Meyer (groep-Nijpels), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), G. de Jong (CDA), Passtoors (VVD), Apostolou (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA), Bakker (D66), Hoogervorst (VVD) en Van den Bos (D66).
Mevrouw Sterk (PvdA) wees op de vele afkortingen, instanties, fondsen en begrippen die in het meerjarenprogramma intersectoraal gehandicaptenbeleid (MIG) staan, waardoor het management van een zorginstelling voor gehandicapten in een Kafkaiaanse situatie terecht komt. Bij de behandeling van het JOZ vroeg mevrouw Van Blerck-Woerdman haars inziens terecht aandacht voor de overheadkosten van zorginstellingen, maar mevrouw Sterk wees erop dat de overheid zelf overheadkosten genereert. Zij merkte op dat niet alleen moet worden gekeken naar de financiële overhead die uit de begrotingen van instellingen kan worden afgeleid; van groter belang is de organisatorische overhead die opduikt in overleg- en regelfuncties. Heeft de staatssecretaris hier zicht op? Kan zij toezeggen dat ze een onderzoek, zoals Daniël Seys dat naar de tijdsbesteding van groepsleiding heeft verricht, naar de organisatorische doelmatigheid van instellingen wil bevorderen? Ondanks de regels en controle-instrumenten is de kwaliteit van zorg in deze sector erg verschillend en, naar de mening van mevrouw Sterk, op sommige plaatsen onverantwoord zodat er eigenlijk onmiddellijk ingegrepen moet worden. Het huidige systeem van richtlijnfinanciering, de rol van de inspectie en de Wet kwaliteit zorginstellingen dragen blijkbaar niet automatisch bij aan de kwaliteit van het leven van mensen die van zorg afhankelijk zijn. Hoe is het mogelijk dat men in Nieuw Woelwijk te Sappemeer in fatsoenlijke paviljoens met goed geschoold en hoog opgeleid personeel, een
KST27583 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1998
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
1
1
leefgemeenschap is gecreëerd waar het goed toeven is, iedereen de hele dag bezig is en nog uitkomt met het geld ook, terwijl dezelfde soort bewoners in ’s Koonings Jagt in achenebbisj paviljoens met middeleeuws sanitair een mensonwaardig leven leiden? De woonomstandigheden van het Instituut voor epilepsiebestrijding deugen niet. Al twintig jaar is men hierover aan het steggelen. Zijn de staatssecretaris en de inspectie hiervan op de hoogte? Waarom grijpt niemand in? Op korte termijn moeten maatregelen worden getroffen. Is de staatssecretaris bereid een initiatief te nemen dat tot samenwerking tussen de epilepsiecentra (Heeze, Heemstede en de Klokkenberg) leidt? Er zijn transmurale teams nodig om met name in de sector van de verstandelijk gehandicapten, waarvan 30% epilepsie heeft, de behandeling te verbeteren. Volgens mevrouw Sterk moet het extra geld dat via de motieVliegenthart/Van Vliet (25 604, nr. 12) is gegenereerd, geheel worden besteed aan dagbesteding. In samenspraak met de regio moet worden bepaald wie, welke dagbesteding, waar moet krijgen. Wat houdt het monitoren precies in? De doelmatigheid van zorginstellingen kan slechts aan één criterium worden afgemeten: de mate waarin de openbare middelen worden omgezet in directe zorgverlening aan zorgvragers. Transportverliezen bij omzetting zijn per se ongewenst. Bestaat hier in het huidige systeem van richtlijnfinanciering voldoende aandacht voor? Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij wil omzien naar een bekostigingssytematiek die ervan uitgaat dat zoveel mogelijk middelen rechtstreeks ten goede komen aan directe zorgverlening? Hoe denkt zij in dit verband over een vergoedingssystematiek? Hierbij wordt immers jaarlijks aan het begin aangegeven waar de middelen voor bestemd zijn, terwijl aan het eind daarover ook inhoudelijk verantwoording wordt afgelegd. Kan zo’n systematiek naar het oordeel van de staatssecretaris aansluiten bij de zorgdifferentiatie en de ontwikkeling van het persoonsvolgend budget? De regelgeving van nu moet passen in de veranderende visie op de gehandicaptenzorg. Het werkveld moet zijn plan kunnen trekken voor langere termijn en er moet sprake zijn van integraal beleid. Intramurale en semimurale regelgeving moeten geharmoniseerd worden. Mevrouw Sterk stelde een midlife update van regelgeving voor. In samenspraak met de VGN en onder leiding van VWS kan daar iets zinnigs uitkomen. Het resultaat moet zijn dat regelgeving geen overhead creëert, maar de kwaliteit van directe zorg bevordert. Volgens mevrouw Sterk moet een crisismanager annex wachtlijstmakelaar worden aangesteld. Het is ongehoord dat er om de zes weken met een mens als postpakketje tussen de instellingen wordt geleurd. En dit noemt men dan het carrouselmodel! Ondanks crisisberaad krijgt de SPD in oostelijk Zuid-Limburg voor Tara geen plek. Per 1 december staat men in de kou. Kan de staatssecretaris in dit geval bemiddelen? Als geen oplossing wordt gevonden, is een crisismanager met macht en middelen een must. Het hoofdstuk technologie geeft thans helaas een overzicht van de leemtes. Wat is de reactie van de staatssecretaris op de volgende voorstellen? 1. Er moet een overzicht komen van technologische apparaten, toepassingen en mogelijkheden die aan gebruikerscriteria moeten voldoen, waarbij ook de multifunctionele toepassing in beeld gebracht moet worden. Het verstrekkingenbeleid zal daarop aangepast moeten worden. De stichting KBOH, het IRV te Hoensbroek en de R en D-afdeling van St.Michielsgestel kunnen daarbij een rol spelen. 2. Regionale expertisecentra moeten worden opgericht t.b.v. objectieve advisering en indicatiestelling. Tevens dienen hulpmiddelen en/of communicatiehulpmiddelen te worden verstrekt. De monopoliepositie van zorgverzekeraars en hulpmiddelenleveranciers moet doorbroken worden. Het juiste hulpmiddel moet bij de juiste handicap terecht komen, ook als het om een innovatief product gaat. Training,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
2
begeleiding en coaching moeten tevens tot de taken van een expertisecentrum behoren. 3. Er moet een (inter)nationaal kenniscentrum komen voor onderzoek, ontwikkeling en kennisoverdracht ten behoeve van mensen met zintuiglijke, spraak- en meervoudig bepaalde communicatieve beperkingen met als taak, op het terrein van onderwijs, opvoeding, zelfstandig wonen, werken en recreëren te coördineren, te sturen, te evalueren en te innoveren, waarbij de SDG, het LBT, het interprovinciaal gehandicaptenoverleg en de Gehandicaptenraad als klankbord kunnen fungeren. 4. De staatssecretaris moet haar ambtsgenoten van Economische Zaken aansporen om ook voor gehandicapten innovatieve projecten te entameren. Het ontwikkelen van de «gebarenpostzegel» kan een mooi initiatief zijn. Nu de staatssecretaris met het oog op de dovenproblematiek de heer Laman op pad heeft gestuurd, meende mevrouw Sterk dat de lege bedden van St.Michielsgestel per 1 januari de noden elders in het land hadden kunnen oplossen, maar niets schijnt minder waar te zijn. Waarom is er geen vooruitgang geboekt? Wat onderneemt de staatssecretaris om de herspreiding van capaciteit krachtig ter hand te nemen? Wat adviseerde de heer Laman? Het werkveld was het eens over een aantal van 50 à 70 bedden, maar het antwoord van de staatssecretaris spreekt echter over 35 intramurale plaatsen. Met de voorzieningen voor doofblinden in Nederland is het droevig gesteld. Er is van alles te weinig en over de kwaliteit van zorg bestaan grote twijfels. Tot op heden heeft de vraagzijde bij de voorzieningen van doofblinden nauwelijks een rol gespeeld. Voor 600 doofblinden zijn slechts twee doofblindentolken beschikbaar. Bij Kalorama kunnen slechts 64 volwassen doofblinden terecht en het Instituut voor doven biedt zorg aan 70 jonge mensen en 30 volwassenen, terwijl men over te weinig middelen beschikt om verantwoorde zorg te bieden. De Nederlandse vereniging voor belangenbehartiging van doofblinden heeft daarom aan de staatssecretaris op 31 maart 1997 een knelpuntennota gestuurd, waarop tot op heden nog niet is gereageerd. Er zijn regionale voorzieningen nodig. De pilots in Gouda en Eindhoven zijn niet totstandgekomen op basis van de vraagstelling van doofblinden, maar omdat de diverse instellingen onbekend zijn met elkaars zorgaanbod. Daarom kan het resultaat hooguit een betere afstemming zijn. Er moet een stappenplan komen. Mevrouw Sterk verzocht de staatssecretaris de knelpuntennota serieus te beschouwen en in overleg met genoemde vereniging daarmee en het werkveld de opvang van en de zorg voor doofblinden te verbeteren. Er bestaat eindelijk een HBO-opleiding gebarentaal, maar voor personen die de avondcursus volgen zijn er geen tolkenuren beschikbaar. Zij hebben namelijk een baan en daarom komen er geen uren beschikbaar omdat het – en zo staat het in de wet- en regelgeving – «de positie op de arbeidsmarkt niet zou bevorderen». Bij-, na- of omscholing van dove mensen behoort in Nederland niet tot de mogelijkheden. Mevrouw Sterk verzocht de staatssecretaris met klem, haast te maken met de antwoorden op Kamervragen die hierover zijn gesteld. De opleiding tot doventolk moet ook voor de avondcursisten doorgang kunnen vinden. De erkenning van de gebarentaal is nabij maar er zijn onvoldoende doventolken. De aanbevelingen uit het rapport «Meer dan een gebaar» moeten snel worden overgenomen. De commerciële omroepen erkennen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar tot op heden is dit nog niet omgezet in «ondertitelende daden». De NOS doet niet mee aan de recent opgerichte stuurgroep Beeldtaal. Tijdens een conferentie over beeldtaal is de suggestie gedaan, een convenant af te sluiten tussen de overheid, de media en de belangenorganisaties om ondertiteling te realiseren c.q. verbeteren. Mevrouw Sterk
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
3
verzocht de staatssecretaris om in samenspraak met haar collega Nuis in dezen het voortouw te nemen. Het onderscheid tussen tolkenuren voor werk en vrije tijd – het gaat om achttien uren – is voor doven niet relevant. Kan de staatssecretaris uitleggen wat de diepere betekenis is van dit indelen in vakjes? Vindt de staatssecretaris het reëel dat er slechts achttien uren op jaarbasis beschikbaar zijn? Naar aanleiding van de herziening van de WSW bestaat er ongerustheid over goede, cliëntvriendelijke afstemming van de indicatiecriteria voor de sociale werkvoorziening en dagverblijven voor volwassenen. Kan de staatssecretaris deze ongerustheid wegnemen? Is deeltijdindicatie mogelijk? Mevrouw Sterk memoreerde het feit dat de stichting vakantiewelzijnszorg Het Buitenhof die met vrijwilligers begeleide reizen organiseert voor mensen met een verstandelijke handicap in opspraak is geraakt. Vrijwilligers dreigen zich terug te trekken en de gehandicapten zijn hun geld kwijt. Kan de staatssecretaris haar invloed aanwenden om ervoor te zorgen dat de gehandicapten daarvan niet de dupe worden? Zij wees verder op een aantal rariteiten: een gehandicapte jongere mag in een verpleeghuis met ouderen geen gebruik maken van dagactiviteiten voor lichamelijk gehandicapten omdat er sprake is van een dubbele verstrekking; een dove hoeft geen luister- en kijkgeld te betalen, maar moet voor een bewijs naar een speciale keuringsarts, met alle kosten van dien. Volgens haar dient een eenmaal uitgebracht keuringsrapport als bewijs te dienen voor meerdere doeleinden; in Den Bosch wordt de meterstand telefonisch opgenomen, maar aan doven of slechthorenden heeft niemand gedacht. Zij zei haar rariteitenlijst met twintig knelpunten aan de staatssecretaris te zullen overhandigen, opdat de staatssecretaris in het overleg met de Gehandicaptenraad daarvoor oplossingen vindt, waarover de Kamer dient te worden gerapporteerd. Tot slot wees mevrouw Sterk op de proeve van wetgeving in verband met gelijke behandeling van gehandicapten. De regering wil als eerste kiezen voor toegankelijkheid van gebouwen, werving, selectie en de sport in het kader van een opbouwwet, maar voor gehandicapten heeft dit geen prioriteit. Verbetering van de toegankelijkheid tot het openbare leven en het openbaar vervoer moeten volgens mevrouw Sterk prioriteit hebben. Volgens de heer Fermina (D66) zijn er, gelet op de actualisatie 1997 van De perken te buiten, veel problemen bij de uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten bij het stads- en streekvervoer en het NS-vervoer. Is de rol van de rijksoverheid, na het onderzoek naar knelpunten in het landelijk vervoersnet en na de handleiding voor toegankelijkheidsbeleid uitgespeeld? De regering heeft recent 50 mln. extra uitgetrokken voor regionaal vervoer. Hoe vindt de besteding hiervan plaats? Kan hierover nog verder worden gesproken bij de evaluatie van de WVG? De reacties uit het veld over het persoonsgebonden budget (PGB) geven aan dat er nog veel knelpunten zijn. 1. De contactkantoren voeren de regeling Ziekenfondsraad subsidiëring zorg op maat verstandelijkgehandicaptenzorg uit. Aan de hardheidsclausule (artikel 15, lid 3) zijn geen criteria gesteld om individuele gevallen te kunnen beoordelen. Verwacht de staatssecretaris dat hierdoor de willekeur toeneemt bij de toepassing van de hardheidsclausule? 2. Per contactkantoor is een indicatiecommissie ingesteld met het oog op het bepalen van het budget. Acht de staatssecretaris de contactkantoren, die over onvoldoende inhoudelijke informatie beschikken in staat om van het indicatieadvies af te wijken? Hoe sterk dienen contactkantoren te hechten aan de geïndiceerde zorgbehoefte?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
4
3. Contactkantoren hanteren verschillende rekenmethodes voor de vaststelling van de hoogte van een plusbudget (toepassing van de hardheidsclausule). Stelt de staatssecretaris hiervoor richtlijnen op? 4. De staatssecretaris antwoordt op vraag 5 van de heer Middel over de maatstaven voor een PGB dat «contactkantoren geen selectief doelgroepenbeleid moeten voeren». Blijkt hieruit dat de staatssecretaris meent dat – aangezien geen urgentiecriteria zijn gesteld – contactkantoren niet zijn belast met het verdelen van het toegewezen budget op basis van rechtvaardigheid waardoor hogere budgetten niet worden verstrekt? De heer Fermina kon instemmen met de uitgangspunten van het meerjarig ontwikkelingsperspectief. Deze behelzen gelijke rechten, gelijke plichten en gelijke behandeling, integratie, participatie en – zo nodig – bescherming en compensatie. Hij kon ook instemmen met de doelstellingen die de regering vastknoopt aan deze uitgangspunten, die onder meer behelzen het bevorderen van integratie, deelname van gehandicapten aan alle sectoren van de samenleving, het bevorderen van zelfredzaamheid en het probleemoplossend vermogen van mensen met een handicap. Zijn opmerkingen en kritiek betreffen de soms onvoldoende realisering van de doelstellingen. Er moeten nog belangrijke stappen worden gezet, zoals het doen van een diepte-investering in de gehandicaptensector. Sinds de start van De perken te buiten laat de omslag van voorzieningsgebonden zorg naar ondersteuning in de thuiszorgsituatie nog het een en ander te wensen over. Het gevolg is dat men zich nu noodgedwongen aanmeldt voor een plaats in een voorziening hetgeen weer leidt tot wachtlijsten. T.a.v. de actualisatie 1997, een intersectorale nota, moest de heer Fermina vaststellen dat juist in een periode van een terugtredende overheid er sprake is van veel onderling tegenstrijdige weten regelgeving bij zaken die meerdere ministeries betreffen, zoals zorg, onderwijs, arbeid en volkshuisvesting. In hoeverre wordt aan een zo goed mogelijke aansluiting op elkaar gewerkt? De toegang tot het reguliere onderwijs is van belang. Dit houdt in dat de te wijzigen indicatiestelling voor speciaal onderwijs gerelateerd moet worden aan de plannen voor een objectiveerbare en onafhankelijke indicatiestelling van de zorg. Is er voldoende afstemming van het traject van de werkgroep van VWS, OCW en Financiën en de ontwikkelingen vanuit de VWS-werkgroep voor indicatiestelling? Hoe staat het in het kader van het rugzakbeleid met de ondersteuning van ouders en de informatie en voorlichting? De heer Fermina wees op de bekende drie beeldjes: horen, zien en zwijgen. Doofblinden en doven kunnen niet horen of zien; men mag echter niet zwijgen over de specifieke problemen van deze doelgroep. De fracties van D66 en het CDA zijn hierop tijdens de begrotingsbehandeling uitvoerig ingegaan. Voor jong volwassen doofblinden moeten er regionale voorzieningen komen. Er is extra geld nodig voor de uitbreiding van de opvang in bestaande voorzieningen. Daarbij kan worden aangesloten op voorzieningen voor blinden. De toenemende ouderdomsblindheid is uiteraard een aandachtspunt binnen de ouderenzorg. De heer Fermina pleitte voor onderzoek omdat er nog te weinig bekend is over deze groep gehandicapten. Hij herinnerde de staatssecretaris aan haar Kamerlidmaatschap toen zij pleitte voor voorzieningen voor doven en blinden. De regionalisering en reallocatie van bedden tussen Noord- en Zuid-Nederland stagneert. De staatssecretaris wil een doorbraak forceren door eenderde van de bedden van het Instituut voor doven weg te halen. Brengt dit echter op korte termijn een oplossing? De structurele herziening op korte termijn is meer gebaat bij een financiële injectie als tijdelijk smeermiddel. De heer Fermina ontving graag een reactie van de staatssecretaris hierop.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
5
De stichtingen steken f 400 000 per jaar in de ontwikkeling van de gebarentaal, maar daar kunnen ze niet mee doorgaan. De rijksoverheid steekt er geen rooie cent in. De sector heeft lesmateriaal, video’s en CD-roms nodig. Kan het departement bezien wat hieraan te doen is? De heer Fermina sloot zich verder aan bij de vragen van mevrouw Sterk op dit terrein. Zorg en dienstverlening ten behoeve van allochtonen met een handicap blijven achter. In de eerste nota is over dit probleem gesproken, maar na vier jaar is er nog geen duidelijkheid. Hoe staat het hiermee? Uit de actualisatie 1997 is het niet duidelijk geworden hoe wisselwerking en samenwerking plaatsvinden op het terrein van technologie tussen ouderen en mensen met een fysieke handicap. Hoe staat het met de afstemming van de zorgaanspraak van de AWBZ-gefinancierde dagverblijven op de indicatiestelling voor de sociale werkvoorziening? Voorkomen moet worden dat een groep gehandicapten door de ondergrens van de sociale werkvoorziening zaten. Een relatief grote groep mensen stroomt in vanuit het onderwijs. Wat gebeurt er met de mensen van wie het onduidelijk is of zij op de sociale werkvoorziening dan wel op AWBZ-gefinancierde dagbesteding zijn aangewezen? Naar welke indicatiecommissie moeten zij gaan? Naar de commissie-zorg of de commissie-SW? Tot slot merkte de heer Fermina op dat Per Saldo haar taken en activiteiten gedurende 1998 wil voortzetten, waarvoor ze een subsidieverzoek heeft ingediend. Wat vindt de staatssecretaris van het voorstel dat Per Saldo dienaangaande heeft gedaan? De heer Passtoors (VVD) merkte op dat de aanwezigheid van de doventolk eigenlijk vanzelfsprekend is. De uitgangspunten van De perken te buiten zijn immers: gelijke rechten, gelijke plichten, gelijke behandeling, integratie, participatie en bescherming en compensatie, indien nodig. Volgens de nota moet nog uitgezocht worden of een doventolk in juridische kwesties kan optreden. Nu krijgt elke buitenlander die voor een rechtbank moet verschijnen een tolk toegewezen, maar een dove moet voor zijn eigen tolk zorgen. Indien deze niet aanwezig is, komen de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid van de gehandicapte in het gedrang. In het Verdrag van Amsterdam staat in artikel 6A dat ook voor gehandicapten het non-discriminatieartikel geldt. De Grondwet hoeft hiervoor niet te worden gewijzigd, maar concrete maatregelen zijn nodig. In verband met de bereikbaarheid zijn met de NS afspraken gemaakt, maar nu blijkt dat de uitvoering daarvan op een laag pitje is gezet. Waarom kunnen de karretjes met drank wel zonder problemen de treinen in en lukt dit niet met invalidenwagens? Over Europese parkeerkaarten en kaarten die nodig zijn in steden met een streng parkeerbeleid is al in het kader van Helios II gesproken. De heer Passtoors benadrukte dat de regering zich daadwerkelijk moet inspannen om de gehandicapte mens een kans te geven. Hij wees er met betrekking tot de hulpmiddelen op dat de betrokkenen zelf uitstekend op de hoogte zijn van de mogelijkheden. De vragen over de huisvesting zijn schriftelijk beantwoord. Is het probleem met het bedrag van f 45 000 in verband met woningaanpassing inmiddels opgelost? Naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Sterk die in verband met de wachtlijsten sprak over het instellen van een zorgmakelaar die over macht en mogelijkheden beschikt, meende de heer Passtoors dat het instellen van één loket met de benodigde automatiseringsapparatuur voor voorzieningen en zorg ook een oplossing kan bieden. Hij wilde eerst weten wat precies de behoeften van de doofblinden zijn. Hiernaar moet onderzoek worden verricht, opdat duidelijk wordt welke extra zorg nodig is. Extra geld kan pas na een afweging worden uitgetrokken, maar het bedrag van 350 mln. mag hier echter niet op voorhand voor worden gebruikt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
6
Het elders plaatsen van 120 bedden die bij St.Michielsgestel in één keer zijn weggehaald, moet volgens de heer Passtoors beter gefaseerd gebeuren. Is de staatssecretaris bereid hierop terug te komen? De VGN spreekt zorg uit over verschillende indicatiestelsels die naast elkaar zullen bestaan en die, wat de sociale werkvoorziening en de dagverblijven voor volwassenen betreft, mogelijk niet goed op elkaar zijn afgestemd. Ook hierop vernam de heer Passtoors graag een reactie. Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks) prees de staatssecretaris voor haar inzet van de afgelopen jaren, maar er moet nog veel gedaan worden. De andere ministeries hadden eigenlijk ook een stuk moeten produceren, maar het intersectorale beleid blijft het belangrijkste punt. Belangrijk is dat het gehele kabinet achter dit beleid staat en dat het niet alleen een zaak van VWS is. Zij vroeg aandacht voor groepen die buiten de boot vallen. Eén groep in het bijzonder betreft de blinden en de slechtzienden. Zij hoopte dat de staatssecretaris de noodkreet van deze groep heeft ontvangen. Voor slechtziende en blinde mensen is de informatie van de overheid slecht toegankelijk. Ze raken in gevaar door onveilig verkeer en ze verdwalen in ontoegankelijke gebouwen. Wat doet de staatssecretaris met deze noodkreten? Waar blijven de plannen van Verkeer en Waterstaat in verband met de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van de samenleving? Ook Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijft achter. Mevrouw Oedayraj Singh Varma meende dat de staatssecretaris de betrokken ministeries tot spoed moet manen. De eigen bijdrage in elke sector van de gezondheidssector is mevrouw Oedayraj Singh Varma een doorn in het oog: vooral daar dreigt de cumulatie van de eigen bijdrage een groot probleem te worden. De thuiszorg is een wezenlijk onderdeel van het gehandicaptenbeleid. Het opheffen van de knelpunten in de thuiszorg moet prioriteit krijgen. Zij was erg blij met de 6500 nieuwe banen, en vroeg of hiermee de belemmerende factoren verdwijnen. In deze sector bestaan veel vooroordelen over en discriminatie van mensen met een handicap, ook bij werkgevers. Is het probleem rondom het bedrag van f 45 000 voor woningaanpassing al opgelost? Mevrouw Oedayraj Singh Varma achtte het persoonsgebonden budget (het PGB) voor deze groep dé oplossing. Volgens haar moet het PGB een wettelijke basis krijgen, zodat de betrokkenen dit ook kunnen afdwingen. Mevrouw Doelman-Pel (CDA) benadrukte dat bij herhaling dient te worden gesteld dat het gehandicaptenbeleid een integraal beleid dient te zijn, waardoor mensen zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren. Uit de nota blijkt dat op veel terreinen voortgang is geboekt, maar helaas is de eindstreep nog niet bereikt. Dit beleid dient volgens haar na deze kabinetsperiode te worden voortgezet met voldoende structurele financiële middelen, omdat alles erop wijst dat deze kwetsbare groepen zullen toenemen. Gehandicaptenbeleid is slechts een onderdeel van het totale beleid. Mevrouw Doelman-Pel signaleerde een probleem met de persoonlijke maximalisering van het PGB door zorgverzekeraars voor bewoners van focuswoningen. De thuiszorg is vaak niet adequaat toegesneden op de behoeften van de mensen, zodat hun zelfstandigheid wordt ondergraven. Tevens is er grote behoefte aan praktische thuiszorg. Het idee van een zorgmakelaar die helpt in het doolhof van alle zorgvoorzieningen, kan wellicht worden uitgebreid met zorgconsulenten. Wellicht is een combinatie van beide mogelijk. Voor gehandicapten is het plezierig indien gebruik kan worden gemaakt van voorzieningen die zo dicht mogelijk bij de leefsituatie aanwezig zijn. De dovensector is geen voorloper geweest bij het zoeken naar een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
7
oplossing in verband met de regionale spreiding, maar de diverse instanties zijn het inmiddels met elkaar eens geworden. Het lijkt er echter op dat de staatssecretaris een blokkade opwerpt om de herspreiding tot een eindfase te brengen. Zij vroeg om duidelijkheid in dezen. Zij wees erop dat bij de algemene beschouwingen door haar fractie veel aandacht is besteed aan de groep doofblinden, die verder in omvang zal toenemen. Kan de staatssecretaris extra pilotprojecten opzetten? Is het mogelijk dat er niet alleen een interne evaluatie bij de instellingen plaatsvindt, maar tevens een onafhankelijke evaluatie door het NIZW, zodat later het beleid voor doofblinden ook in andere sectoren wordt geïmplementeerd? Veel ouders nemen bij de regionale spreiding het initiatief. Deze creativiteit dient zoveel mogelijk te worden gesteund. De gehandicaptenzorg kan profiteren van de kennis over het ouderenbeleid op het gebied van wonen en zorg. Mevrouw Doelman-Pel sprak in verband met de indicatiestelling haar zorg uit over de vele doelgroepen die specifieke kennis vereisen. Zij vroeg of indicatiecommissies op gemeentelijk gebied vorm kunnen krijgen. Volgens haar moet gezocht worden naar een oplossing in de vorm van zorgregio’s. Wellicht dienen voor mensen met een zeer specifieke handicap landelijke indicatieorganen te worden opgericht. Met klem vroeg zij de staatssecretaris om, gelet op de tijdsdruk, de indicatiestelling een duw in de goede richting te geven. Wonen en inkomen zijn voor gehandicapten belangrijk, juist met het oog op hun zelfstandigheid. Mevrouw Doelman-Pel benadrukte dat het inkomen van de mensen zeer onder druk staat vanwege de eigen bijdrage en de zakgeldregeling. Mensen worden kwetsbaar omdat ze bepaalde zaken niet kunnen of niet meer willen aanvragen omdat het ze te veel geld kost. Ook pleitte ze voor aanpasbaar bouwen. In reactie op de motie-Vliegenthart c.s. over extra middelen rondom de CAO’s schrijft de staatssecretaris in haar brief dat daar voldoende middelen voor zijn. Deze middelen worden, zoals afgesproken met de sector, gevonden door de herallocatie van de eigen middelen. De sector stelt dat dit geld niet beschikbaar is; de staatssecretaris stelt dat bij herallocatie zelfs nog geld overblijft. Kan de staatssecretaris hierover opheldering verschaffen? Het geld voor de dagbesteding voor mensen die thuis en intramuraal wonen dient regionaal te worden besteed. Mevrouw Doelman-Pel schaarde zich achter de opmerkingen van vorige sprekers over de indicatiestelling voor de WSW, in verband met de mogelijkheid om binnen de WSW in deeltijd te werken. Dit probleem ligt volgens haar vooral op het bord van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook met de Wet inschakeling werkzoekenden en de Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten zijn er problemen. Veel mensen met een licht verstandelijke handicap moeten gemakkelijk van de instrumenten gebruik kunnen maken. Zij waarschuwde ervoor dat bepaalde technische ontwikkelingen de mensen in plaats van vooruit, juist achteruit helpen. De ontwikkelingen gaan vaak te snel. Hoe denkt de staatssecretaris over de oprichting van een platform – dat overigens niet alleen voor slechtzienden en blinden bedoeld is – dat op het punt van de implementatie van nieuwe technische ontwikkelingen meestuurt? Producenten dienen meer op hun verantwoordelijkheid te worden aangesproken. Deze sector, met zijn eigen koopkracht, heeft er recht op dat de middelen goed hanteerbaar zijn en dat de aanwijzingen leesbaar zijn. Doven en slechthorenden dienen bij het werk en de leefomgeving passende hulpmiddelen te verkrijgen. Nu beschikken ze vaak over middelen die ze kwetsbaar en minder zelfredzaam maakt. Het van aanbodgericht naar vraaggericht werken vraagt van ieder een grote omslag in het denken. Men moet een open dialoog met elkaar
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
8
aangaan. Bekeken moet worden wat de instellingen, intra- of extramuraal, voor de gehandicapten kunnen betekenen. Mevrouw Doelman-Pel wees op vele brieven waarin sprake is van schrijnende situaties omdat gehandicapte kinderen geen plaats kunnen krijgen in een instelling ondanks een hoge indicering. Onvoldoende handen aan het bed en onvoldoende tijd zorgen voor grote spanningen bij de ouders van gehandicapte kinderen. Zij sloot zich aan bij mevrouw Sterk die vroeg naar oplossingen voor dit soort crisissituaties. Tot slot vroeg zij, onder verwijzing naar onder andere de enorme wachtlijsten voor verstandelijk gehandicapten, hoe de staatssecretaris de toekomst van het gehandicaptenbeleid ziet. Zij merkte op dat de Kamer zich diep moet schamen voor het ontoegankelijke karakter van haar gebouw voor gehandicapten. Toegankelijkheid op allerlei terreinen heeft helaas een lage prioriteit, terwijl dit een basisvoorwaarde is om goed te functioneren. Het antwoord van de staatssecretaris van VWS De staatssecretaris complimenteerde de Kamer met haar initiatief het algemeen overleg door een doventolk te laten verslaan. Zij verheugde zich over de houding van de Kamer tegenover de uitgangspunten van het meerjarenprogramma De perken te buiten waarin sprake is van mensen met een handicap die op de eerste plaats gelijkwaardige burgers zijn waar het gaat om participatie, integratie en normalisatie. Het meerjarenprogramma is zeer ambitieus. Er is veel in beweging gezet, maar het eind is nog lang niet in zicht. Bij het integrale beleid zijn er nog veel problemen rondom de inkomens en de eigen bijdrage. Ook rond de zorg, als onderdeel van het integrale beleid, zijn er nog veel knelpunten. De staatssecretaris moest met het oog op de aan haar overhandigde lijst met knelpunten erkennen dat het zeer moeilijk is om met gedifferentieerde tarieven het vrijebudgetsysteem te doorbreken omdat dan weer extra regels aan instellingen worden opgelegd. De staatssecretaris wees erop dat toch een enorme inhaalslag tot stand is gekomen dank zij de toegenomen invloed van de interdepartementale commissie gehandicaptenbeleid (ISG). Deze commissie heeft de ambtelijke coördinatie over de interdepartementale beleidsontwikkeling voor mensen met een handicap en een chronische ziekte. In het kabinet ontstaat een toenemende affiniteit met het gehandicaptenbeleid. De staatssecretaris lichtte toe dat door de enorme werkdruk geen andere collega’s bij dit algemeen overleg aanwezig kunnen zijn. Zij is echter wel gemachtigd om namens hen het woord te voeren. Mede in antwoord op de vraag hoe zij de toekomst van het gehandicaptenbeleid ziet, schetste zij hoe de interdepartementale samenwerking bij de nota De perken te buiten vorm heeft gekregen. Zij wees op de samenwerking van Binnenlandse Zaken met VWS over de erkenning van de Nederlandse gebarentaal. Er is samen met Binnenlandse Zaken een onderzoek verricht en een advies uitgebracht door de rijksuniversiteit van Leiden. Onderzocht is of de Nederlandse gebarentaal onder het Europese handvest voor streektalen en talen voor minderheden kan worden gebracht. Na het advies zal een interdepartementale commissie worden gevormd die de mogelijkheden nader onderzoekt. Tevens is met Binnenlandse Zaken een evaluatie op touw gezet over de WAGW – het betreft daarbij het in dienst nemen van mensen met een handicap – in relatie tot de rijksoverheid als werkgever. In september 1997 zijn de uitkomsten van dit onderzoek verschenen en gebleken is dat de rijksoverheid met 3,8% boven de wettelijke norm uitkomt. Het streven is dit percentage tot 5 te verhogen. Vanzelfsprekend bestaat een nauwe verbinding tussen wat op Sociale Zaken en Werkgelegenheid gebeurt en wat te maken heeft met de leefsfeer van mensen met een handicap. De staatssecretaris wees daartoe
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
9
op de diverse verzekeringen en wetten. Zij vroeg speciale aandacht voor het op 25 november door de Kamer aanvaarde wetsvoorstel reïntegratie arbeidsgehandicapten (REA) samen met het persoonsgebonden reïntegratiebudget. Ook vindt in samenwerking met Sociale Zaken en Werkgelegenheid jobcoaching plaats. Het gaat hierbij om ondersteunende banen. De staatssecretaris zei enthousiast te zijn over de goede resultaten. Met Sociale Zaken en Werkgelegenheid is na twintig jaar discussie de TOG (regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende meervoudig en ernstig lichamelijk gehandicapte kinderen) totstandgekomen. Zeer binnenkort zal de tweede evaluatie van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) plaatsvinden. Het gaat daarbij om de aanpassing van de woonvoorzieningen, de hulpmiddelen en aangepast vervoer. Tijdens het gehele traject is er vanzelfsprekend sprake van interdepartementale samenwerking bij de afstemming van de indicatiestelling in de gehandicaptensector. De staatssecretaris heeft als hoge prioriteitstelling dat het bij de onafhankelijke objectieve integrale indicatiestelling niet alleen gaat om de gehandicaptensector of de zorgsector, maar dat uitbreiding plaatsvindt naar de WVG en welzijnsvoorzieningen die vanzelfsprekend een onderdeel vormen van het gehele integrale beleid. Goede voorbeelden van de samenwerking met OCW zijn Weer samen naar school en de Rugzak, een zeer succesvolle aanpak door collega Netelenbos waarmee de staatssecretaris haar heeft gecomplimenteerd. Een belangrijke voorwaarde voor samenwerking is dat instrumenten die bij het ene ministerie een succes zijn – zoals bijvoorbeeld de PGB bij VWS – worden overgezet naar andere ministeries. De Rugzak is, als middel om de keuzemogelijkheden voor gehandicapten en hun ouders voor speciaal dan wel regulier onderwijs te vergroten, o.a. door gelijkschakeling van de bekostiging, een zeer belangrijk instrument. Desgevraagd lichtte de staatssecretaris toe dat ze haar enthousiasme over de Rugzak niet kan temperen, omdat niet meer eindeloos wordt gediscussieerd, maar daadwerkelijk een bruikbaar instrument wordt ingezet. Bij de samenwerking met OCW is met betrekking tot de Rugzak de positie van de ouders en de onafhankelijke indicatiestelling een belangrijk aandachtspunt dat terugkomt bij de bespreking op 4 december a.s. De staatssecretaris wees verder op de samenwerking met betrekking tot de voorbereiding van de expertisecentra, de regeling onderwijs aan gedragsgestoorde internaatleerlingen, de lijfgebonden zorg voor de kinderen in de Mytyl- en Tytylscholen en de onderwijsondersteuning die van OCW komt. Minstens zo belangrijk is volgens de staatssecretaris de samenwerking ten aanzien van de Nederlandse gebarentaal. Vanaf 1998–1999 start bij de Hogeschool Utrecht een hogere beroepsopleiding docent Nederlandse gebarentaal doventolk. Hiermee wordt een extra inspanning verricht voor de erkenning van de Nederlandse gebarentaal. Met de doveninstituten is overleg gaande over de standaardisering en de invoering van tweetalig onderwijs in de dovenscholen. Het meest in het oog lopend bij de samenwerking met VROM is de wijziging van het Bouwbesluit m.b.t. het aanpasbaar bouwen van woningen en woongebouwen. Hierover is jarenlang in de Kamer gepraat. De toegankelijkheid van de gebouwen is de volgende stap. Dit is van groot belang voor de BTB-samenleving (de bruikbare, de toegankelijke en de bereikbare samenleving). In de nieuwe Huursubsidiewet heeft VROM de mogelijkheid opgenomen van het verstrekken van huursubsidie aan bewoners van begeleid wonenprojecten, zoals die voor verstandelijk gehandicapten. Met Verkeer en Waterstaat bestaat samenwerking ten aanzien van de mobiliteit. Het vervoer is een bottleneck. Zeker bij langere afstanden is een ketenreis – een reis die in etappes moet worden afgelegd – voor rolstoelgebruikers een crime. Bij de evaluatie van de WVG zal hier extra
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
10
aandacht aan worden besteed. De minister van Verkeer en Waterstaat zal de Tweede Kamer zo snel mogelijk informeren over de wijze waarop dit probleem wordt aangepakt. Een en ander houdt verband met een wijziging van de Wet personenvervoer in het kader van de marktwerking en de decentralisatiebevoegdheden voor stad- en streekvervoer naar de regionale overheden. Inderdaad is hier sprake van een knelpunt aangaande de bereikbaarheid en toegankelijkheid. De levensduur van het rollend vervoer is 30 jaar. Het oplossen van de problemen met de bereikbaarheid en de toegankelijkheid blijft echter een van de belangrijkste zaken. In reactie op de vraag naar het verschil in opvang tussen Woelwijk en ’s Koonings Jagt merkte de staatssecretaris op dat hierbij de historische achtergrond in het oog moet worden gehouden. Huidige managers erven soms een weinig dynamisch management van hun voorgangers. Soms is er sprake van een verschil van inzicht over de toekomst. In ieder geval is het duidelijk dat de Kwaliteitswet die in deze kabinetsperiode tot stand is gekomen zeer belangrijk is. Deze wet vraagt jaarlijks om een kwaliteitsverslag. De inspectie dient een- of tweemaal per jaar een instelling uitgebreid te toetsen. Desgevraagd benadrukte de staatssecretaris dat met de Kwaliteitswet een stap op de goede weg is gezet, maar dat het eind nog niet is bereikt. In lijn met het beleid wordt eigen verantwoordelijkheid gevraagd en ook gegeven. In de afgelopen tien jaar is bij het budgetsysteem vanuit Den Haag steeds meer beleidsvrijheid en verantwoordelijkheid aan de instellingen gegeven. Helaas gaf dit soms ongewenste consequenties. Mensen met een heel grote zorgvraag stonden langer op een wachtlijst omdat een zekere selectie plaatsvond. De staatssecretaris merkte op dat haar wens om te komen tot een systeem van gedifferentieerde budgetten voor gedifferentieerde zorgzwaarte te maken heeft met een correctie van het budgetsysteem, waarbij iedereen eigen beleidsvrijheid heeft. Invoering hiervan betekent echter per definitie meer regels. Er dient namelijk een verantwoording plaats te vinden, omdat anders het idee ontstaat dat de gehele populatie in een veel zwaardere zorgcategorie wordt ondergebracht. Desgevraagd zei de staatssecretaris dat er langs twee verschillende sporen wordt gewerkt. Door de Kwaliteitswet bestaat nu een wettelijke basis waarop kwaliteitseisen kunnen worden gesteld. Tevens is er thans voor de eerste keer sprake van een momentopname in de staat van de gezondheidszorg en wordt getracht hierin standaardisatie te brengen. Ook wordt een onderzoek verricht naar de doelmatigheid en kwaliteit van instellingen en management via het benchmarken. De onafhankelijke objectieve integrale indicatiestelling kent volgend jaar een overgangsjaar. Invoering vindt plaats per 1 januari 1999. Veel informatie die thans nog verbrokkeld wordt ontvangen, zal dan worden gestandaardiseerd. Tot slot komt er nog een nieuwe sectorale zorgvisie in het kader van de nieuwe bouwwet. Over de gehele linie van AWBZ-instellingen zal een doelmatigheidsonderzoek plaatsvinden. De best practises uit de verschillende productgroepen zullen met elkaar worden vergeleken, zodat men tot een harmonisatie kan komen. Daardoor worden minder overheadkosten gemaakt. Tevens wordt het duidelijk welke regelgeving voor extra onnodige bureaucratie zorgt. De staatssecretaris vond het een uitdaging om dit traject, dat over de verkiezingen heen zal lopen, tot het eind toe te volbrengen. Het blijft niet bij structuren; de staatssecretaris was het eens met de opmerkingen over de slechte huisvesting en/of kwaliteit van sommige epilepsiecentra. Er is inmiddels een verklaring voor nieuwe huisvesting voor 140 plaatsen verleend. Vanuit het werkveld is grote kritiek uitgeoefend op de weg die is ingeslagen met de proeve van wetgeving. De staatssecretaris wees op de bijeenkomst die in januari is gehouden. Het kabinet heeft om de volgende redenen zijn keuze gemaakt. Aanpassing van de Grondwet is niet voor
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
11
2002 mogelijk, en dan nog is er geen enkele garantie dat de burger een grotere bescherming tegen discriminatie wordt geboden. De Grondwet heeft namelijk geen directe werking. Het gaat om de uitwerking in een andere wet die de mogelijkheid geeft naar de rechter te gaan. Het kabinet heeft via de proeve van wetgeving, die uiterlijk 1 april bij de Kamer zal zijn, extra rechtsbescherming op een praktische manier gegeven. Er wordt een wet ontworpen die gelijkwaardig is aan de Wet algemene behandeling. Deze specifieke wet geeft echter meer mogelijkheden voor verbeteringen die niet in de Wet algemene behandeling zitten. Besloten is voorts tot drie prioritaire terreinen. Begonnen wordt met werving en selectie bij arbeid, de deelname aan sportieve recreatie vanwege de integratie, de mogelijkheden tot zelfwerkzaamheid en de toegankelijkheid van openbare gebouwen met het oog op een bereikbare toegankelijke samenleving. Desgevraagd wees de staatssecretaris erop dat het terrein van verkeer en vervoer niet is vergeten. De uitwerking zal echter gefaseerd plaatsvinden. De Wet personenvervoer biedt in dezen een aangrijpingspunt, zodat niet op een breed wetgevingstraject hoeft te worden gewacht. De staatssecretaris herhaalde dat is gekozen voor een proeve van wetgeving die perspectief biedt op het doorgaan met het treffen van maatregelen. Er is gekozen voor de drie prioritaire terreinen omdat het bekend is dat discriminatie van mensen met een handicap veel voorkomt bij werving en selectie voor de arbeidsmarkt. Een ander deel van een maatschappelijke activiteit betreft de sport, het met elkaar bezig zijn. In verband met het pleidooi voor normalisatie, participatie en integratie van gehandicapten is de toegankelijkheid van de gebouwen zeer belangrijk. De staatssecretaris verzette zich heftig tegen de suggestie dat zij reorganisatie van de doveninstituten zou hebben getorpedeerd. Aan het begin van de kabinetsperiode is vastgesteld dat een hoge mate van urgentie bestaat bij het oplossen van de witte vlekken die bestaan bij de zorgverlening voor doven. Desgevraagd heeft de Ziekenfondsraad een onderzoek ingesteld, waarna in augustus 1996 een rapport is verschenen waaruit bleek dat men mogelijkheden zag om de reorganisatie in vijf jaar tot stand te brengen. Omdat de staatssecretaris deze periode veel te lang vond, heeft ze de heer Laman – de deskundige bij uitstek – gevraagd om in overleg met alle doveninstituten te bekijken of een vrijwillige reorganisatie mogelijk was. Zij heeft daarbij de voorwaarde gesteld dat dit budgettair neutraal moet gebeuren. Uit de COTG-gegevens blijkt dat alleen al het doveninstituut in St. Michielsgestel een oplopende reeks leegstaande bedden kent. De reden hiervan is dat men, gelukkig, in de gehele dovensector bezig is met substitutie, extra muralisatie en deelbehandeling. De financiering daarvan is echter niet meegegaan. Nog steeds wordt ieder doveninstituut afgerekend op het aantal erkende bedden, of ze leeg staan of niet. Dit betekent voor het doveninstituut in St.Michielsgestel dat in 1993 121 bedden leegstonden. In 1994 waren het er 126, in 1995 135 en in 1996 141. Omdat in de gehandicaptensector ieder dubbeltje moet worden omgedraaid en gelet op de noodzaak van herspreiding van bedden, kon de staatssecretaris deze situatie niet verantwoorden. Dit hield in dat zij aan de heer Laman als enig kader bij de onderhandelingen om te komen tot vrijwillige spreiding, budgettaire neutraliteit heeft aangegeven. Zij vond dit zo vanzelfsprekend dat deze eis in eerste instantie niet in de aanvankelijke opdracht was opgenomen. Later heeft zij dit nogmaals geëxpliciteerd. De staatssecretaris beaamde in verband met een vraag over de budgettaire neutraliteit dat het mogelijk is dat er incidenteel extra geld nodig kan zijn. Incidenteel extra geld zou nodig kunnen zijn bij een overheveling van 50 tot 70 bedden van de regio zuidoost naar de regio noordwest. Het kan daarbij gaan om een bedrag van 3,3 mln. of, bij de helft van de substitutie, 2,6 mln. Moet dit vanuit extra geld worden opgebracht of kan dit incidentele
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
12
bedrag gevonden worden bij de reserve van de aanvaardbare kosten voor de doveninstituten die inmiddels is opgelopen tot 13%? In het recente overleg met de doveninstituten heeft de staatssecretaris op deze reserve gewezen. Binnen een budgettair neutraal kader kan dan worden gewerkt aan een, op vrijwillige basis, reorganisatie op de korte termijn. Met vreugde heeft de staatssecretaris tijdens dat overleg vernomen dat de doveninstituten vinden dat het overleg nog niet is afgerond. De heer Laman heeft zich bereid verklaard het reorganisatietraject verder door spreken. Binnen twee weken zullen zij de staatssecretaris bericht zenden. In antwoord op een vraag over de grote afstanden tussen de diverse instituten, merkte de staatssecretaris op dat het in tegenstelling tot vroeger tegenwoordig van belang is dat de auditief gehandicapte zolang mogelijk thuis blijft. De spreiding en herspreiding van de intramurale voorzieningen hebben daarom grote urgentie. Meer dan in het verleden wordt gewerkt met deelbehandeling in plaats van met een 24-uursbehandeling. De financiering, die zich alleen richt op de intramurale bedden, past niet meer bij de zorgproducten. Daarom heeft de staatssecretaris aan het COTG gevraagd te helpen met het formuleren van gedifferentieerde tarieven voor gedifferentieerde diensten die worden aangeboden. Desgevraagd wees de staatssecretaris erop dat het niet altijd duidelijk is waarvoor de budgetten zijn ingezet. Zij heeft er geen enkel vermoeden van dat het niet klopt, maar er is nog geen duidelijkheid. Daarom heeft zij de Ziekenfondsraad gevraagd haar te informeren over de mogelijkheid, of onmogelijkheid, om circa 120 bedden te herspreiden in het land. Zolang zij echter het rapport daarover nog niet heeft ontvangen, kan zij nog niets zeggen. Tevens heeft zij gevraagd, de gehele bekostigingsstructuur transparanter te maken. Er is dus nog geen besluit genomen. Zij sprak de hoop uit dat het overleg over de gehele dovensector tot een oplossing op korte termijn leidt, namelijk het vrijwillig herspreiden van bedden. Tegelijkertijd hoopte ze dat een verbinding wordt gelegd met de problematiek op lange termijn, waarbij het gaat over deelbehandeling en kubussen van zorg voor mensen met niet alleen een auditieve handicap, maar ook met spraak-, taal- en communicatieproblemen. Dit geheel heeft weer te maken met het raakvlak van de zwakzinnigenzorg en de psychiatrie. De staatssecretaris is zich ervan bewust dat deze sector veel dynamiek kent, met grote problemen en urgentie in sommige delen van het land. Zij was blij met de suggestie om twee regio’s – zuidoost en noordwest – in te stellen. Zij sprak de hoop uit dat zij aan het eind van het jaar de adviezen van de Ziekenfondsraad en het COTG heeft ontvangen, waarna ze die gegevens aan de Kamer zal doen toekomen. Tevens hoopte ze binnen twee weken de uitkomst van het nadere overleg van de doveninstituten te ontvangen. Zij benadrukte het gegeven dat zij geen extra geld levert voor een sector omdat zij meent dat daarin nog ruimte zit voor de vrijwillige herspreiding. Indien de Kamer het hiermee niet eens is, ziet zij andere voorstellen, met de dekking, belangstellend tegemoet. De staatssecretaris wees erop dat er tot en met 1996 van alle AWBZ-instellingen overzichten van de reservevorming zijn, zodat de gegevens geleverd kunnen worden. In antwoord op een vraag naar de uitslag van het overleg over de frictiegelden voor de herspreiding merkte de staatssecretaris op dat de gegevens nog niet bekend zijn. Zij wees er wel op dat er, zolang het onduidelijk blijft dat de Kamer extra geld beschikbaar stelt, geen onderhandelingsproces is. Reagerend op een vraag over doventolken bij rechtszaken, merkte de staatssecretaris op dat er in het strafrecht het recht op een doventolk bestaat. Die uren worden dus niet van de achttien uur afgetrokken. Bij het privaatrecht dient men een beroep te doen op de gewone voorziening. In dat geval vindt dus wel aftrek van de achttien uur plaats. Zij verwees verder in dit verband naar haar uitgebreide antwoord op vraag nr. 50 naar
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
13
aanleiding van De perken te buiten. Over de mogelijkheid van om- en bijscholing van dove mensen is interdepartementaal overleg gaande met Sociale Zaken en Werkgelegenheid en OCW. Er is uitstel gevraagd voor de beantwoording van schriftelijke vragen van mevrouw Sterk. Zodra het interdepartementale overleg is afgerond krijgt de Kamer bericht. Naar aanleiding van een vraag over de officiële erkenning van de doventaal merkte de staatssecretaris op dat de Algemene wet bestuursrecht hierover niets zegt, hetgeen inhoudt dat deze vraag beantwoord moet worden tijdens het gehele proces van de erkenning van de gebarentaal. Omdat hieraan consequenties zitten, zoekt de interdepartementale commissie naar mogelijkheden in het Europese handvest. In antwoord op de vraag naar ondertiteling van tv-programma’s voor doven en slechthorenden wees de staatssecretaris op de belangrijkste wegen om de commerciële omroepen hiertoe te bewegen: overleg, overtuiging en het aanbieden van expertise, waarmee collega Nuis bezig is. De indruk bestaat dat op dit ogenblik de commerciële omroepen, onder andere bij monde van hun belangenorganisatie VESTRA, hun maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben erkend. Mede op initiatief van het Dovenschap zal in de komende maanden worden geprobeerd een convenant op te stellen waarin ook de inspanningen van de commerciële omroepen worden opgenomen. De NOS heeft haar expertise aangeboden ten behoeve van een snelle start bij de commerciële omroepen. De staatssecretaris is thans hierover optimistischer gestemd dan in het verleden. Naar aanleiding van vragen over de dienstverlening voor doofblinden merkte de staatssecretaris op dat zij de knelpuntennota van de Nederlandse vereniging van belangenbehartiging van doofblinden kent. Met haar brief van 3 juni heeft zij een reactie hierop gegeven. Een afschrift daarvan zal zij de Kamer doen toekomen. In de brief van 5 juni aan de voorzitter van de vaste commissie van VWS heeft zij de Kamer in kennis gesteld van de signalen die haar het eerste halfjaar van 1997 hebben bereikt over de dienstverlening aan doofblinden. Daarin gaf zij aan dat zij op grond van die signalen heeft geconstateerd dat er knelpunten bestaan tussen de zorgvraag van doofblinden en het zorgaanbod van dienstverlenende instellingen. Zij was het eens met de opmerking dat er een stappenplan moet worden gemaakt. Daarom heeft de staatssecretaris de stichting Dienstverlening gehandicapten gevraagd, een netwerk te vormen waarin de knelpunten kunnen worden geïnventariseerd en oplossingen worden aangegeven. Zij heeft zich bereid verklaard, deze stichting daarvoor financieel te faciliteren. In dit netwerk moeten de belanghebbenden, de zorgaanbieders en de overheid participeren. De herstructurering van de zorg voor visueel gehandicapten is ook totstandgekomen door het driepartijenoverleg, de belanghebbenden, de zorgaanbieders en de overheid. De nu geboden zorg en de daarbij behorende financiering in deze sector, die dankzij de inbreng van de belanghebbende partijen tot stand is gekomen, werken tot ieders tevredenheid. Voor eenzelfde aanpak heeft de staatssecretaris gekozen bij de inventarisatie van de zorg voor doofblinden. Hopelijk kunnen begin 1998 de bevindingen zijn geïnventariseerd, zodat daarmee rekening kan worden gehouden bij de opstelling van de begroting voor 1999. Tevens kunnen de bevindingen dan in het gestructureerd overleg gehandicaptenbeleid aan de orde worden gesteld. Bij de concrete knelpunten maakte de staatssecretaris een onderscheid tussen de jongere en de oudere doofblinden. Na het verblijf van doofblinde kinderen in een instituut zijn er geen adequate opvang- en begeleidingsmogelijkheden. In de komende jaren zal samen met zorgvragers en zorgaanbieders gewerkt moeten worden aan een voorzieningenpatroon voor doofblinden, zodat ze een zo volwaardig mogelijk leven kunnen leiden. Uit het onderzoek van de stichting
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
14
Doofblinden in 1991 en 1994 is geconstateerd dat 75% van alle doofblinden ouder is dan 65 jaar. Deze mensen verblijven over het algemeen in verzorgings- of verpleeghuizen en daar dient extra expertise te worden ingebracht. De staatssecretaris heeft de stichting Doofblinden de laatste jaren financieel geholpen om de deskundigheid te vergroten van personeel in verzorgings- en verpleeghuizen dat geconfronteerd wordt met ouderdomsdoofblindheid. Er is hiertoe een lespakket ontwikkeld dat onlangs is gepresenteerd. Het is bedoeld voor allen die te maken hebben met de verzorging van ouderen. De staatssecretaris heeft er onmiddellijk voor gezorgd dat haar directie ouderenbeleid op de hoogte is gesteld van het lespakket, zodat het binnen de opleidingen kan worden opgenomen. Zodoende is er sprake van een tweeslag: aparte voorzieningen voor doofblinden en deskundigheidsbevordering van verzorgers. Bij het verder in kaart brengen van deze problematiek moet worden gedacht aan opheffing van het gebrek aan specifieke doofblindentolken. De staatssecretaris heeft kennisgemaakt met een pilotproject dat is opgezet door een verzorgingstehuis. Concrete aanvragen hiervoor zijn haar echter niet bekend. In de praktijk moet ervaring worden opgedaan met de ontwikkeling van dit soort deskundigheidsbevordering zodat deze kennis verder kan worden overgedragen. Zij staat niet afwijzend, vooruitlopend op de inventarisatie, tegenover de ontwikkeling van een enkel pilotproject. Het mag echter niet ontaarden in een lawine. De technische toegankelijkheid van gebouwen wordt in het Bouwbesluit geregeld; adviezen m.b.t. inrichting en beheer worden gegeven in het handboek voor toegankelijkheid. De staatssecretaris constateerde dat helaas de toegankelijkheid vanaf de buitenkant en de situatie binnen sluitposten zijn geweest. Ingaande op de vraag inzake een meldpunt voor schrijnende situaties waarin mensen verkeren die niet meer kunnen worden geplaatst, zei de staatssecretaris op 25 november een brief te hebben geschreven over de besteding van extra financiële middelen – 7,5 mln. – voor de zorg van licht verstandelijk gehandicapte jongeren. In vijf regio’s zal worden gezorgd voor extra capaciteit voor opvangplaatsen. Bovendien zal worden gezorgd voor trajectbegeleiding voor de opvang. Deze trajectbegeleiding, die voor deze doelgroep is ontwikkeld, is vorm gegeven door multidisciplinaire thema’s in vijf verschillende verzorgingsgebieden. Tevens komen er vijf regionale meldpunten. Op deze manier ontstaan betere informatie en coördinatie en uitbreiding van de capaciteit. Desgevraagd wees de staatssecretaris op het risico van bemiddeling door een bewindspersoon op het moment waarop iemand toevallig wordt aangemeld. Ze benadrukte dat die weg niet bewandeld mag worden omdat niet de indruk mag ontstaan dat zij als bewindspersoon de bevoegdheid heeft om iemand te plaatsen. Bij de twee bekende gevallen is sprake van een noodzakelijke plek in woonvorm I. De woonplaatsproblematiek wordt aangepakt. Alleen al dit jaar zijn er 3000 extra plaatsen gekomen voor woonvorm III en IV. Bij problemen met de wachtlijsten voor woonvorm I en II is zij in uitzonderingsgevallen bereid toe te staan dat een extra budget voor die woonvormen wordt gebruikt. Limburg weet dit en dat betekent dat voor de woonvormen I en II extra capaciteitsuitbreiding mogelijk is. De invalshoek van visueel gehandicapten is er in de bijlage en de reactie van het kabinet op het technologiehoofdstuk volgens de staatssecretaris bekaaid vanaf gekomen. Zij corrigeerde dit door de opmerking dat de coördinatiecommissie technologie gehandicapten en ouderen bij het Normalisatie-instituut vanzelfsprekend ook toegankelijk wordt voor mensen met een visuele handicap. Zij zei van plan te zijn dit platform financieel op de rails te zetten. De komende maanden zal zij samen met de SBBS overleg voeren. Hierbij zal een belangrijke voorwaarde zijn de samenwerking met de bestaande infrastructuur. De Organisatie voor
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
15
blinden en slechtzienden is uitgenodigd om deel te nemen aan dit platform. De problematiek van de toegankelijkheid van gebouwen en van het verkeer en vervoer voor mensen met een visuele handicap wordt ingebracht in het Centrale coördinatiepunt ter bevordering van de toegankelijkheid (CCPT). Zij zal dit aan de SBBS meedelen. Indien nodig zal zij financiële ondersteuning bieden bij het verwezenlijken van deze doelen van SBBS. De Gehandicaptenraad heeft er nadrukkelijk op gewezen dat er bij mobiliteit en toegankelijkheid sprake is van het weglekken van expertise bij de raad zelf en aanverwante organisaties. Met de Gehandicaptenraad is de staatssecretaris van mening dat dit onwenselijk is en dat versnippering voorkomen moet worden. De staatssecretaris meende dat, aansluitend op de plannen van de CCPT en de stichting Dienstverlening gehandicapten, een landelijk bureau toegankelijkheid moet worden opgericht. Zij is van plan zo’n bureau financieel te faciliteren. Hiervoor dient een gezond financieel draagvlak te worden gevonden. Vooruitlopend daarop kon ze voor het lopende jaar aan de stichting Dienstverlening gehandicapten voor dit doel f 75 000 beschikbaar stellen. De staatssecretaris was het geheel eens met de opmerkingen over het expertisecentrum en het consumentenplatform en -panel. De plannen voor de objectieve onafhankelijke integrale indicatiestelling liggen op schema. Het komend jaar zal de ontwikkeling van criteria en expertise versneld ter hand worden genomen. De opmerkingen over de onmogelijkheid van gemeentelijke indicatiestelling omdat door de specifieke deskundigheid regionale indicatieorganen of een landelijk orgaan nodig zijn, worden meegenomen bij de ontwikkeling van de integrale indicatiestelling. De staatssecretaris hoopte dat daarbij de zorg, het wonen, het leven, het vervoer en de kunst- en hulpmiddelen een belangrijke rol zullen spelen. De cliënt dient centraal te staan: die vraagt namelijk niet om indicatiestelling, maar om hulp. Over de sociale werkvoorziening en de dagverblijven merkte de staatssecretaris op dat in een langjarig traject met het parlement is afgesproken dat er nieuwe criteria komen voor het te werk stellen bij de sociale werkvoorziening om te voorkomen dat het wegdrukeffect groter wordt. Hiertoe zijn de vier maal tiencriteria geformuleerd. Artikel 5 van de AMvB indicatie sociale werkvoorziening stelt dat de indicatie onder meer de vermelding bevat of iemand tot de doelgroep behoort. Iemand die tot de doelgroep voor de WSW behoort, behoort niet tot de doelgroep dagopvang voor ouderen. De staatssecretaris zal de consequenties hiervan nogmaals doordenken, maar de kwestie ligt vast in de wet die op 1 januari a.s. ingaat. Uiteraard schaarde zij zich achter de leden die opmerkten dat een herindicatie mogelijk is. Het probleem omtrent het onvoldoende zak- en kleedgeld kan volgens de staatssecretaris niet los worden gezien van het vrij besteedbare budget voor mensen met een uitkering. Er vindt overigens een onderzoek plaats naar de cumulatie van de eigen bijdrage. De invulling van de beslissingsbevoegdheden van de zorgkantoren ten aanzien van het PGB komt aan de orde bij de evaluatie. Willekeur moet worden uitgesloten, hetgeen betekent dat voortdurend overleg wordt gevoerd met de projectgroep-PGB en de zorgkantoren via de Ziekenfondsraad. De staatssecretaris zei op de overige vragen hieromtrent schriftelijk te zullen antwoorden. Naar aanleiding van klachten van bewoners van focuswoningen die geen PGB krijgen, legde de staatssecretaris uit dat hierbij sprake is van een dubbele verstrekking. Een bewoner van een focuswoning krijgt zorg in natura. Indien men in plaats daarvan een PGB wil, moet men uit de focuswoning vertrekken. In reactie op de klachten over het reisbureau het Buitenhof luidde het formele antwoord van de staatssecretaris dat de zaak onder de rechter is en dat er daarom niets over kan worden gezegd. Vanuit een praktisch
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
16
oogpunt merkte ze op dat deze kwestie niet onder haar competentie valt. Wel wilde ze kwijt dat als de berichtgeving juist is, zij dit een schandelijke zaak vindt. Een onderdeel bij de evaluatie van de WVG is een voorstel tot harmonisatie van de duurdere woningaanpassingen tot een ton en het wegwerken van het verschil tussen de woningaanpassing en de eigen bijdrage van f 45 000. De staatssecretaris merkte hieromtrent op dat het koppel Melkert/Terpstra in de eerstvolgende ministerraad hierover aardig nieuws heeft. Er is naar Per Saldo een brief verzonden; met de daarin voorgestelde oplossing is men zeer tevreden. De staatssecretaris was het ermee eens dat er bij de hardheidsclausule op moet worden toegezien dat er geen willekeur optreedt. Verder vinden er gesprekken plaats met de contactkantoren. Tot slot verwees de staatssecretaris met betrekking tot de projecten voor gehandicapte allochtonen naar bladzijde 17 van de actualisatie van De perken te buiten. Nadere gedachtewisseling Mevrouw Doelman-Pel (CDA) merkte over de herspreiding op dat er nog steeds verstandelijk gehandicapten in psychiatrische ziekenhuizen vertoeven en dat de uitplaatsing zeer moeilijk verloopt. De samenwerking bij de regionalisering zal volgens haar ook een probleem blijven omdat dit nooit helemaal budgettair neutraal kan verlopen. Zij was blij met de toezegging voor een paar pilotprojecten voor doofblinden, omdat een lespakket voor de praktijk niet volstaat. Ze benadrukte dat kwaliteit weliswaar belangrijk is, maar vooral betekent «handen aan het bed» en zorg voor mensen. Ze was erg nieuwsgierig naar het voorstel van het kabinet over het bedrag van f 45 000 in verband met woningaanpassing. De instelling van één loket is uitstekend, maar men mag er niet automatisch vanuit gaan dat alle zorgvragen van daaruit kunnen worden beantwoord. Mevrouw Sterk (VVD) benadrukte dat de problemen met het verstrekkingenbeleid en nieuwe technologieën opgelost moeten worden in samenspraak met de KBOH, het IRV te Hoensbroek en het R en D-centrum te St.Michielsgestel. Uitdrukkelijk vroeg ze of bij de regionale expertisecentra aandacht wordt besteed aan de training voor de hulpmiddelen. Kan bij EZ geld worden gevonden voor deze sector? Ze noteerde een toezegging op haar vraag of alle betrokken bewindspersonen, wanneer er uitsluitsel komt over de doventolken, hun visie kunnen geven op de om-, her-, bij- en nascholing en de mogelijkheid op carrière van dove mensen? Tot slot vroeg ze aandacht voor de lijst met knelpunten. De heer Fermina (D66) bleef met het oog op de antidiscriminatie vraagtekens zetten bij de proeve van wetgeving en een eventuele aanpassing van de Grondwet. Hij wees er tot slot op dat er geen schot zit in de werkgroep allochtone gehandicapten waarvan op bladzijde 17 sprake is. De heer Passtoors (VVD) ging ervan uit dat de bereikbaarheid en mobiliteit een eerste prioriteit hebben. Misschien kan er nog extra overleg met de NS, mede over de berichtgeving op stations voor slechthorenden, worden gevoerd. Wellicht kan aan de afkortingenlijst de afkorting O2I2 worden toegevoegd: de onafhankelijke objectieve integrale indicatie. Hij wees tot slot op buitenlandse zenders die «de postzegel» allang hebben ingevoerd en dus over de nodige knowhow beschikken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
17
Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks) vroeg of aan de al bestaande afspraken met de NS prioriteit kan worden gegeven. Kan het NOS-journaal niet alvast met «de postzegel» beginnen? Kan op korte termijn worden bericht over het kabinetsbesluit omtrent het bedrag van f 45 000 voor de woningaanpassing? De staatssecretaris herhaalde dat er nog een lange weg te gaan is. Voor het gehandicaptenbeleid in de toekomst stelt ze zich een team collega’s in het kabinet voor dat zich met een steeds grotere affiniteit inspant en doordrongen is van het bewustzijn dat mensen met een handicap gewone burgers zijn. Het geïntegreerde en gecoördineerde gehandicaptenbeleid voor de toekomst moet daarvoor extra worden versterkt. Zij was het eens met de opmerking dat kwaliteit mede inhoudt zelfredzaamheid, richting van beleid, een bepaalde bejegening en een mentaliteitsverandering. Haar beleidsdirectie is over het snijvlak van psychiatrie en verstandelijke handicap in gesprek. Er worden gecoördineerde sectorale zorgvisies ontwikkeld. Naar aanleiding van de vraag over het ouderwetse verstrekkingenbeleid en de technologische ontwikkelingen merkte de staatssecretaris op dat hierbij het doorbreken van monopolies een rol speelt. De ultieme keuze voor de kunst- en hulpmiddelen en de technologie is het PGB. De staatssecretaris was er verheugd over dat Zoetermeer en Utrecht experimenteren met een PGB in het kader van de WVG. Er moet een sterkere consumentenorganisatie komen die de mensen helpt bij het zoeken naar kunsten hulpmiddelen. De Gehandicaptenraad kan hierbij een belangrijke rol spelen. Tevens speelt training hierbij een rol, terwijl de aanwezige expertise moet worden overgedragen. Er vinden gesprekken plaats met EZ en de collega van EZ is sterk betrokken bij deze marktsector. De staatssecretaris wees er wel op dat zij producenten van nieuwe kunsthulpmiddelen niet kan voorschrijven wat ze moeten doen. Ze hoopt erop dat men zich laat leiden door het consumentenpanel en expertiseplatforms. Wel is men bezig, het verstrekkingenbeleid aan te passen. De staatssecretaris merkte naar aanleiding van de opmerking over de proeve van wetgeving op, dat volgens haar de heer Fermina een verkeerde invalshoek kiest. Ze zal nagaan of de allochtonenwerkgroep functioneert. Indien nodig, is de staatssecretaris bereid deze club te revitaliseren. In antwoord op de vraag over de noodzaak van aangepast en toegankelijk vervoer wees de staatssecretaris op de aanstaande wijziging van de Wet personenvervoer. In verband met de bestaande afspraken met de NS wees zij erop dat haar collega Jorritsma na de evaluatie van de WVG een brede vervoersnota zal opstellen waarin dit soort zaken aan de orde komt. Tot slot complimenteerde de staatssecretaris mevrouw Sterk met de vraag aan het Presidium, het vragenuurtje voor de TV door een doventolk – via «de postzegel» – te laten verslaan. De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhoven De griffier van de commissie, Teunissen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 170, nr. 33
18