Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
30 300 V
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2006
Nr. 22
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 14 november 2005 De commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van het verslag betreffende het bezoek aan Tunesië, Algerije en Marokko (29 800 V, nr. 120). De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 november 2005. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, De Haan De adjunct-griffier van de commissie, Van Toor
1
Samenstelling: Leden: Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (Groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Van der Laan (D66), Hirsi Ali (VVD), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA), Vacature (algemeen). Plv. leden: Dubbelboer (PvdA), Van Fessem (CDA), Samsom (PvdA), Vos (GL), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam, MFA (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), C q örüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Waalkens (PvdA), Dittrich (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA), Oplaat (VVD).
KST91938 0506tkkst30300V-22 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 V, nr. 22
1
1 Wat is uw analyse met betrekking tot het familierecht, de achtergelaten vrouwen, het werkgelegenheidsbeleid en de ontwikkeling van de migratie tussen Marokko en Nederland? De agenda van de bilaterale relatie met Marokko wordt, voor een belangrijk deel ingevuld door vraagstukken op het gebied van personenverkeer en integratie. Dit geldt ook voor vraagstukken op het gebied van familierecht en de kwestie van de achtergelaten vrouwen in Marokko. De wijziging van het wetboek van Marokkaans familierecht (de Mudawwanah) is sinds februari 2004 van kracht, zodat een evaluatie daarvan thans prematuur is. Wel wordt het nieuwe wetboek ervaren als een belangrijke stap in de richting van de gelijkheid van man en vrouw in de Marokkaanse maatschappij, en verbetering van de positie van de vrouw daarin, zowel waar het betreft haar rechtspositie bij het sluiten van het huwelijk, als tijdens het huwelijk en bij de beëindiging van het huwelijk. Ook haar vermogensrechtelijke positie tijdens het huwelijk en bij de beëindiging daarvan wordt als positief ervaren. De Mudawannah is in zoverre voor Nederland van belang dat Marokkanen hier in beginsel het recht hebben om te trouwen en scheiden naar nationaal recht. Maar het komt steeds vaker voor dat lang(er) in Nederland verblijvende Nederlanders trouwen of scheiden naar Nederlands recht. Met de nieuwe wet lijkt iets meer duidelijkheid te worden geboden m.b.t. in Nederland aangegane dan wel ontbonden huwelijken. Dat dit nieuwe wetboek in de omringende landen met instemming is ontvangen blijkt onder meer uit voorstellen tot wijziging van het Algerijnse wetboek van familierecht, die onmiskenbaar op het Marokkaanse model geïnspireerd zijn. Het Algerijnse wetsvoorstel bevindt zich nog in parlementaire behandeling. De verbetering van de rechtspositie van de Marokkaanse vrouw blijkt ook uit het voorstel tot wijziging van de Marokkaanse nationaliteitswet, waarin de gelijkheid van man en vrouw vorm krijgt door het voorstel dat het kind de Marokkaanse nationaliteit niet alleen aan zijn vader, maar ook aan zijn moeder zal kunnen ontlenen. In 2005 hebben zich tot nu toe tien achtergelaten vrouwen in Marokko gemeld en hun zaken zijn in behandeling genomen. Deze vrouwen komen in de regel met een aanbevelingsbrief van de Stichting Steunpunt Remigranten (SSR) te Berkane bij de ambassade, maar ook zij die zonder brief van de SSR verschijnen, krijgen alle aandacht. Nederland zet zich in voor betere voorlichting om te voorkomen dat buitenlandse vrouwen tegen hun zin en zonder verblijfs- en identiteitsdocumenten worden achtergelaten in het land van herkomst. De werkgelegenheid in Marokko en het ontwikkelen van nieuw beleid om deze te bevorderen hebben in Marokko recentelijk veel aandacht gekregen. Onlangs heeft een congres plaatsgevonden onder leiding van het ministerie van Werkgelegenheid, waarbij een aantal plannen ter verbetering van de werkgelegenheid is gelanceerd. De Marokkaanse autoriteiten hebben besloten met name de langdurige werkloosheid aan te pakken. Voor de ondernemende maar langdurige werkloze is er de mogelijkheid gecreëerd om een overheidslening aan te gaan om een bedrijfje op te richten. Op het congres is door de Minister aangegeven dat hij hoge verwachtingen heeft van de toeristische sector en de ontwikkelingen rondom Tanger. Hij gaf aan dat volgens de statistieken er elk jaar 250 000 banen bij komen. Voorlopig lijkt dat nog niet voldoende om voor de ruim 30 000 schoolverlaters per jaar een baan te vinden. Werkloosheid onder vrouwen is hoger dan onder mannen en werkloosheid onder universitair opgeleiden is een groot probleem.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 V, nr. 22
2
Aangezien er grote Marokkaanse gemeenschappen bestaan in verscheidene West-Europese landen en personen uit deze gemeenschappen vaak intensieve contacten onderhouden met het land van herkomst, is ook sprake van vervolgmigratie richting Europa en Nederland. Deze vervolgmigratie heeft vaak de vorm van gezinsvorming en -hereniging. Maar het verschil in welvaartsniveau tussen Nederland en Marokko trekt ook Marokkanen die in eigen land weinig uitzicht op een perspectiefrijk bestaan menen te hebben. Omdat het voor leden van deze groep, binnen de bestaande kaders, niet eenvoudig is op reguliere wijze aan betaalde arbeid te komen, verblijven dezen veelal illegaal in ons land. Het is evident dat een groei van de werkgelegenheid en van het welvaartsniveau in Marokko de beste remedie is om de migratiedruk te doen afnemen. Omdat dit naar het zich laat aanzien op korte termijn niet gerealiseerd zal zijn, dient met aanhoudende migratiedruk gerekend te worden 2 Kunt u een uitgebreide toelichting geven op de agenda van de Euro-Med Top van najaar 2005? De Top van staatshoofden en regeringsleiders ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Barcelona Proces vindt op 27 en 28 november a.s. plaats in Barcelona. De Top zal grotendeels in het teken staan van het streven het Barcelona Proces een scherpere focus te geven en meer resultaatgericht te maken. Daartoe zal de Top een politieke verklaring aannemen en een vijfjarig Werkplan. Naar het zich thans laat aanzien zal in dit Werkplan de nadruk liggen op een viertal thema’s: een politiek en veiligheidspartnerschap, waarbij de nadruk onder meer ligt op de noodzaak van politieke hervormingen in de zuidelijke Mediterrane landen, duurzame socio-economische ontwikkeling en hervormingen, onderwijs en samenwerking op het gebied van binnenlandse zaken en justitie met een nadruk op migratie. Er wordt naar gestreefd dat de Top, naast deze twee documenten, ook een gedragscode inzake terrorismebestrijding zal aannemen. 3 Welke stand van zaken dan wel vooruitgang kunt u melden met betrekking tot de kinderontvoeringszaken? Zoals ik aan uw Kamer in mijn brief heb gemeld, heb ik tijdens mijn bezoeken aan Tunesië, Algerije en Marokko aandacht gevraagd voor de kinderontvoeringszaken. Mijn gesprekpartners hebben onder meer gewezen op de omstandigheid dat naar hun eigen recht het de vader is die bekleed is met het gezag en derhalve de gewone verblijfplaats van het kind bepaalt. In de visie van deze landen is dan ook geen sprake van kinderontvoering. Dit gegeven is de reden dat deze landen zich niet wensen aan te sluiten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag en maakt dat de teruggeleiding van de kinderen een zeer langdurig proces is en moeilijk realiseerbaar. Ten aanzien van de betrokken landen lopen vier teruggeleidingsverzoeken en één verzoek tot een omgangsregeling. Eén voor één betreffen het hier zeer schrijnende gevallen, waarbij in vier gevallen om hogergenoemde redenen nog geen vermeldenswaardige vooruitgang is geboekt, ondanks aanhoudende inspanningen van de desbetreffende Nederlandse vertegenwoordigingen en mijn ministerie. Wat betreft één Tunesische teruggeleidingszaak heeft de Tunesische minister van Justitie mij tijdens mijn bezoek toegezegd een bezoekregeling voor de moeder te zullen faciliteren. De ambassade te Tunis en mijn ministerie spannen zich vanzelfsprekend in via de diplomatieke kanalen om deze toezegging gestalte te doen geven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 V, nr. 22
3
4 In het kader van de commerciële betrekkingen met Tunesië stelt u dat er kansen liggen voor het Nederlandse bedrijfsleven in de sfeer van milieubeschermingactiviteiten. Kunt u dit punt nader toelichten, waar moeten we precies aan denken? Het milieu heeft, voor zover ik kan beoordelen, hoge prioriteit bij de Tunesische overheid. De belangrijkste doelstellingen van het milieubeleid zijn de verwerking van industrieel en huishoudelijk afval, het zuiveren van afvalwater, de aansluiting van steden en dorpen op het rioolstelsel, de bescherming van de kwaliteit van het grondwater en het bestrijden van de verwoestijning. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de bescherming van de kusten tegen erosie door middel van herbebossing en het onderhoud en de beplanting van de duinen. Ook zijn er plannen om de dreigende verzilting van het grondwater in het gebied rond de Golf van Gabès en in de regio’s rond de steden Sfax en Tunis tegen te gaan. 5 Heeft Nederland een rol gespeeld bij de door u in de drie bezochte landen gesignaleerde positieve ontwikkelingen op het gebied van rechtspositie van vrouwen en mensenrechten, het versterken van het openbaar ministerie in Marokko, meer toegankelijkheid voor internationale organisaties als het Rode Kruis in Tunesië en de dialoog tussen de regering van Algerije en familieleden van verdwenen personen? Heeft u de indruk dat er in de bezochte landen de wens bestaat bij dit soort processen en ontwikkelingen Nederland te betrekken? Zo ja, op welke wijze zou Nederland daaraan een bijdrage kunnen leveren? In Marokko heeft Nederland een positieve rol gespeeld bij de gesignaleerde positieve ontwikkelingen door via verschillende kanalen een bijdrage aan de ondersteuning van de hervormingen te geven. Deze lijn zal worden voortgezet en geïntensiveerd onder meer via het MATRAprogramma. Er zijn verscheidene projecten in Marokko ondersteund, waaronder projecten op het terrein van vrouwenrechten en geweld tegen vrouwen. Vanuit de zogenaamde strategische mensenrechtenfaciliteit (een fonds voor activiteiten ter bevordering van de naleving van mensenrechten) is een campagne gefinancierd gericht op wijziging van het familierecht ten gunste van vrouwen. Vanuit het programma voor kleine ambassade projecten werd een coalitie van een dertigtal NGO’s gefinancierd, die de Marokkaanse Waarheidscommissie volgde door vier hoofdthema’s te onderzoeken: constitutionele hervormingen; publieke vrijheden; hervormingen in het strafrecht en justitie; integratie van «citoyenneté» in het onderwijs en beroepsopleidingen. Het versterken van het openbaar ministerie in Marokko vindt plaats via UNDP-POGAR (Programme for Governance in the Arab Region: «Strengthening the Rule of Law in the Arab States – Project on Modernization of Public Prosecutor’s Offices»). Doel daarvan is vergroting van de kennis zowel op het gebied van de misdaadbestrijding als van de mensenrechtenverdragen, bevordering van de interactie tussen het openbaar ministerie en de burger en de opbouw van regionale en internationale netwerken op het gebied van veiligheid. Nederland draagt US$ 1.5 miljoen bij aan dit programma, dat betrekking heeft op activiteiten in Marokko, Jordanië, Jemen en Egypte, dat tot en met 31 december 2007 loopt. De toegevoegde waarde van de Nederlandse inspanning in Tunesië is gebleken door in 2004 aan ambassade Tunis geld uit de strategische mensenrechtenfaciliteit te delegeren om initiatieven voor verbetering van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 V, nr. 22
4
de positie van vrouwen te kunnen ondersteunen. Nederland heeft tevens bijgedragen aan een multilateraal fonds dat is opgezet om de deelname van NGO’s en maatschappelijk middenveld aan de World Summit on Information Society fase 2 conferentie mogelijk te maken. Nederland ondersteunt voorts activiteiten die zich richten op de rol van de vrouw in het democratiseringsproces en de verbetering van de relatie tussen overheid en NGO’s. In Algerije ondersteunt Nederland het beleid van Nationale verzoening («concorde civile»), één van de pijlers van het beleid van President Bouteflika, waarin de dialoog tussen de regering van Algerije en familieleden van verdwenen personen op gang wordt gehouden. Tijdens mijn gesprek met President Bouteflika kondigde deze het referendum inzake nationale verzoening aan. Dit referendum heeft in september jl. plaatsgevonden. Het EU-Voorzitterschap heeft hierover een positieve verklaring afgegeven. Nederland heeft in EU-verband de afgelopen jaren zijn zorgen geuit over de verdwijningen in Algerije. Met de inwerkingtreding van de associatieovereenkomst met de EU is er een juridische basis ontstaan om Algerije aan te spreken op zijn verantwoordelijkheden ten aanzien van democratie en mensenrechten. Voortzetting van het initiatief van President Bouteflika tot nationale verzoening kan hierdoor eveneens bevorderd worden. Algerije heeft niet de wens geuit om Nederland te betrekken bij deze ontwikkeling. 6 Kunt u een toelichting geven op de inhoud van de actieplannen met de drie Maghreblanden in het kader van het nieuwe EU Nabuurbeleid? De actieplannen inzake Marokko en Tunesië dienen een tweeledig doel: enerzijds worden concrete stappen gezet ter bevordering van de verwezenlijking van de doelstellingen die de partijen bij de Europees-mediterrane overeenkomst zijn aangegaan, anderzijds wordt een breder kader geboden voor verdere versterking van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de betrokken landen, met inbegrip van een aanzienlijke mate van economische integratie en verdieping van de politieke samenwerking, zulks overeenkomstig de algemene doelstellingen van de Europeesmediterrane overeenkomst. De voorlopige actieplannen omvatten korte en middellange termijn doelstellingen op het gebied van democratisering en rechtsstaatontwikkeling, waaronder bevordering van de mensenrechten, regionale en internationale samenwerking op het gebied van buitenlands- en veiligheidsbeleid, conflictpreventie en crisis management. Wat betreft de economische en sociale hervormingen wordt in beide actieplannen aandacht besteed aan onderwerpen als monetair en fiscaal beleid, hervorming ten behoeve van een competitieve markteconomie, werkgelegenheid en sociaal beleid en bevatten de plannen een groot aantal initiatieven op het gebied van de handelsbevordering en verbetering van het investeringsklimaat. De associatieovereenkomst met Algerije is op 1 september jl. in werking in getreden. Op dit moment is er nog geen EU-actieplan met Algerije beschikbaar. 7 Welke vooruitgang wordt geboekt in de strijd tegen het terrorisme? Ik ga er van uit dat de vraag specifiek betrekking heeft op de strijd tegen terrorisme in de Maghreblanden die ik heb bezocht. In Algerije is een aantal terroristische groeperingen actief die geïnspireerd zijn door al Qai’da. In de eerste helft van 2005 vielen bij diverse aanslagen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 V, nr. 22
5
in afgelegen gebieden in Algerije ruim 200 doden. Hoewel zich binnen Algerije positieve ontwikkelingen aftekenen ten aanzien van democratisering, blijft de sociaal-economische situatie kwetsbaar. Er is een grote groep kansarme jongeren die bevattelijk blijkt voor radicaal islamitisch gedachtegoed. In Marokko hebben zich sedert de aanslagen in Casablanca (2003) geen terroristische aanslagen voorgedaan, maar islamistische terroristische organisaties zijn nog steeds actief. De Algerijnse en Marokkaanse veiligheidsdiensten werken samen in de strijd tegen deze organisaties, die recentelijk resulteerde in de aanhouding van ca. dertig verdachten in Marokko, die in trainingskampen in Algerije zouden zijn opgeleid. In Tunesië zijn voor zover bekend momenteel geen terroristische of jihadistische organisaties actief. Op 12 september jl. heeft de Minister van Justitie een brief aan de Tweede Kamer gezonden over de Europese samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding. In deze brief wordt ook ingegaan op samenwerking van de EU met een aantal prioriteitslanden, waaronder de Maghreblanden Marokko, Algerije en Tunesië. Tijdens het huidige Britse EU-voorzitterschap wordt de aandacht geconcentreerd op Marokko en Algerije. Een eerste verkennende missie naar Marokko heeft inmiddels plaatsgevonden. Tijdens deze missie is in samenspraak met de Marokkaanse autoriteiten een aantal aspecten van terrorismebestrijding geidentificeerd die in samenwerking met en met ondersteuning van de EU ter hand genomen zullen worden. 8 Op welke wijze zou Nederland kunnen bevorderen dat de Zuid-Zuid samenwerking in de regio versterkt wordt? Tijdens het EU-voorzitterschap heeft Nederland samen met Turkije en de Europese Commissie de jaarlijkse Euro-Mediterrane Handelsministeriële georganiseerd. Ministers hebben zich opnieuw gecommitteerd aan de fundamentele beginselen van de Barcelona Verklaring. Zij bevestigden hun steun om te streven naar economische ontwikkeling van de Mediterrane regio door middel van Euro-Mediterrane partnerschappen waardoor een grotere regionale integratie en een open markt bereikt kan worden. De Ministers hebben daarbij nog eens nadrukkelijk het belang onderstreept voor de Mediterrane landen om onderlinge vrijhandelsakkoorden af te sluiten en daarmee onderlinge handelbarrières te verwijderen. Nederland is een groot voorstander van deze aanpak. Inmiddels is een goede stap in de richting gezet door de ondertekening van de Agadirovereenkomst door Marokko, Tunesië, Jordanië en Egypte. Een andere belangrijke bijdrage aan de economische ontwikkeling en daarmee aan de regionale integratie is geleverd door bekrachtiging van het Euro-Mediterrane Handvest voor Ondernemerschap tijdens de Euro-Mediterrane Industrieministeriële in Caserta in oktober 2004, die onder Nederlands voorzitterschap plaatsvond. Doordat hiermee het ondernemersklimaat in de Mediterrane partnerlanden wordt gestimuleerd, wordt bijgedragen aan het versterken van de onderlinge handel. 9 Welke conclusies trekt u uit uw constatering dat «Tunesië niet op het punt staat zijn benadering van burgerlijke vrijheden te versoepelen en meer ruimte te bieden voor samenwerking van lokale NGO’s met buitenlandse partners«. Welke gevolgen heeft deze houding voor de economische en andere samenwerking? In EU-verband vinden gesprekken plaats met Tunesië, waarin bezorgdheid wordt geuit over de straffe benadering van burgerlijke vrijheden en de beperkte ruimte voor samenwerking van lokale NGO’s met buitenlandse partners. In aanloop naar de World Summit on Information Society, die in Tunesië wordt gehouden, wordt hierover ook in VN-kader bezorgdheid
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 V, nr. 22
6
geuit, onder meer in een verklaring van «westerse landen» tijdens de slotzitting van de Prepcom III in Geneve (19–30 september 2005). Vooralsnog heeft dit niet geleid tot veranderingen in de bilaterale samenwerking met Tunesië. 10 Welke stappen is de EU van plan te zetten om de uitvoering van het VN-beleid ten aanzien van de Westelijke Sahara mogelijk te maken? De Europese Raad volgt met aandacht het vraagstuk van de Westelijke Sahara. De Raad steunt onverkort de inspanningen van de Verenigde Naties, in het bijzonder van de speciale VN-gezant, mr. Peter van Walsum, met het oog op een duurzame oplossing waarin het internationaal recht, de mensenrechten en de democratie volledig worden geëerbiedigd. De eerbiediging van de democratische beginselen en van de fundamentele mensenrechten vormt een essentieel onderdeel van de associatie tussen de Europese Unie en derde landen. Deze aangelegenheden worden dan ook geregeld aan de orde gesteld tijdens bijeenkomsten van de EU met de betrokken landen, met name in het kader van de associatieovereenkomsten. 11 Wordt bij het «nieuw bilateraal engagement», dat belangrijk is gezien het grote aantal Nederlanders met een Marokkaanse herkomst, de mogelijkheid meegenomen tot het oprichten van een Holland House in Marokko, analoog aan de Holland Houses die er zijn in andere landen, zoals bijvoorbeeld in Egypte? Wat is uw mening over het instellen van een dergelijk concreet contact, mede in het licht van de speciale band die er bestaat tussen Marokko en Nederland en gezien de grote aantallen Nederlanders met een Marokkaanse herkomst? Er bestaan plannen om een Nederlands Instituut in Marokko op te richten naar analogie met soortgelijke instituten in Cairo, Istanbul en Damascus, met als primair doel wetenschappelijke en culturele samenwerking. Dit initiatief past in het kader van het intensiveren van de betrekkingen tussen Nederland en Marokko.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 V, nr. 22
7